Contractenrecht

Algemene Voorwaarden, Prof.dr. M.B.M. Loos

Bij koopovereenkomsten zijn veelal algemene voorwaarden van toepassing. Omdat in deze algemene voorwaarden nogal wat bepalingen zijn vastgelegd die zowel de koper als de verkoper binden, is het van wezenlijk belang dat de koper van deze voorwaarden op de hoogte is. Om dit te bereiken is hier een wettelijk stelsel voor opgenomen in Boek 6 BW. De wettelijke regeling in art. 6:234 BW bepaalt in beginsel dat de algemene voorwaarden ter hand gesteld moeten worden. Voor overeenkomsten met dienstverrichters waarop de dienstenrichtlijn van toepassing is, geldt echter een veel soepeler informatieplicht. Niet relevant hiervoor is of de dienst op afstand wordt verricht, op de plaats waar de afnemer woont of gevestigd is wordt geleverd, dan wel ten kantore van de dienstverrichter. Het is in principe ook niet relevant of de wederpartij een grote of kleine rechtspersoon of een consument is, maar uit regelgeving voor consumentenovereenkomsten vloeien weer andere regels voort waar rekening mee dient te worden gehouden. 

Om te kijken of er sprake is van de soepelere informatieplicht, dient te worden vastgesteld wat onder het bereik van de dienstenrichtlijn valt. Uit de overwegingen bij de dienstenrichtlijn wordt duidelijk dat het begrip 'dienst' in beginsel zeer ruim moet worden opgevat: de diensten waarop de richtlijn betrekking heeft, betreffen onder meer zakelijke diensten zoals de diensten van management-consultants, certificering en tests, faciliteitenbeheer, het onderhoud van kantoren, reclamediensten, de werving van personeel en diensten van handelsagenten, maar ook diensten die zowel aan bedrijven als aan particulieren worden verleend, zoals juridische of fiscale bijstand, diensten in de vastgoedsector zoals makelaarsdiensten, of de bouwsector, zoals de diensten van architecten, de distributiehandel, de organisatie van beurzen, autoverhuur en reisbureaus. Ook consumentendiensten op het gebied van toerisme vallen onder de werking van de richtlijn. Uit het door de Europese Commissie opgestelde Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn blijken nog veel meer voorbeelden. De opsomming in het Handboek is nadrukkelijk niet limitatief bedoeld. Uit de opsommingen in de overweging van de preambule en het Handboek blijkt ook nadrukkelijk dat in ieder geval huurovereenkomsten betreffende roerende zaken onder de werking van de dienstenrichtlijn vallen. Volgens de schrijver is er geen reden om anders te oordelen ten aanzien van de huur van onroerende zaken. 

In art. 2 van de dienstenrichtlijn worden een aantal diensten uitgezonderd van het toepassingsgebied van de richtlijn. Voor overeenkomsten betreffende diensten die niet onder de richtlijn vallen geldt derhalve niet de regeling van art. 6:230c en 230e BW, maar de regeling van art. 6:234 BW. 

Een dienstverrichter kan volgens art. 6:234 lid 1 jo. artikel 6:230c BW aan de informatieplicht voldoen door:

  • De algemene voorwaarden te verstrekken;
  • Deze voor de wederpartij gemakkelijk toegankelijk te maken op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten;
  • De algemene voorwaarden voor de wederpartij gemakkelijk elektronisch toegankelijk te maken op een door de dienstverrichter medegedeeld adres;
  • De algemene voorwaarden op te nemen in door hem verstrekte contractsdocumenten.

Wanneer de overeenkomst op schrift gesteld is, dient de informatieplicht vóór contractsluiting te geschieden. Wanneer een overeenkomst niet op schrift is gesteld, kan zelfs nog op het moment van uitvoering van de dienst worden voldaan aan de informatieplicht. Dit volgt uit art. 6:230e BW. 

Deze bepalingen vloeien voort uit de dienstenrichtlijn. Deze richtlijn gaat uit van volledige harmonisatie en daarom zijn de wijzen waarop aan de informatieplicht kan worden voldaan, limitatief. Dit impliceert dat de in de volgende paragrafen te noemen wijzen dus niet van toepassing zijn op overeenkomsten met dienstverrichters. 

Tussen de zojuist als eerste genoemde en als laatstgenoemde methode bestaat volgens Loos geen praktisch verschil. Beide methoden komen feitelijk overeen met de verplichting tot terhandstelling, waaronder ook begrepen de toezending van de algemene voorwaarden voorafgaande aan de contractsluiting. De verruiming van de informatieplicht ten opzichte van de algemene regeling in art. 6:234 BW zit hem vooral in de tweede en derde mogelijkheid: de gebruiker voldoet ook aan de informatieplicht indien hij de algemene voorwaarden gemakkelijk toegankelijk maakt voor de wederpartij op de plaats waar de dienst wordt verricht, op de plaats waar de overeenkomst wordt gesloten of op een aan de wederpartij medegedeeld elektronisch adres. 

Deze versoepeling heeft een aantal consequenties. In de eerste plaats is de dienstverrichter niet verplicht de algemene voorwaarden te verstrekken, hij dient ze slechts toegankelijk te maken. Dat impliceert dat wanneer de dienstverrichter de algemene voorwaarden niet zelf verstrekt, de wederpartij het initiatief zal moeten nemen om de algemene voorwaarden te verkrijgen. Het is dus ook toegestaan om de algemene voorwaarden op de website toegankelijk te maken. Hiervoor is wel vereist dat de wederpartij hier duidelijk naar verwezen wordt of dat de algemene voorwaarden gemakkelijk te vinden zijn. 

Voor zover de dienstverrichter de algemene voorwaarden elektronisch beschikbaar stelt, dient hij overigens ervoor te zorgen dat de wederpartij de algemene voorwaarden kan opslaan en kan weergeven. De bepalingen van art. 22 dienstenrichtlijn en de daarop gebaseerde artikelen art. 6:230c en 230e BW beogen geen uitzondering te maken op hetgeen is vervat in art. 10 lid 3 van de richtlijn elektronische handel. Richtlijnconforme interpretatie van art. 6:230c BW dient hier uitkomst te bieden. 

Bij het verstrekken van de algemene voorwaarden via elektronische weg geldt echter nog wel een waarschuwing voor zover de wederpartij van de dienstverrichter een consument is. Uit art. 6:230l en 230m BW volgt de verplichting om de consument voor contractsluiting bepaalde informatie die gewoonlijk in algemene voorwaarden is opgenomen, te verstrekken. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat deze informatie niet is verstrekt indien zij te vinden is op de website van de gebruiker van de algemene voorwaarden en deze het adres van de website aan de consument heeft medegedeeld. 

Monografieën BW: Consumentenkoop door Prof.dr.M.B.M. Koos

Dit onderdeel betreft de koopovereenkomst en dan in het bijzonder een consumentenkoopovereenkomst. Eerst zal algemeen uiteengezet worden wat precies bedoelt wordt met een consumentenkoopovereenkomst alvorens over zal worden gegaan tot uitleg van de begrippen.

De op een koopovereenkomst van toepassing zijnde regels zijn in beginsel van aanvullend recht, partijen kunnen hier dus van afwijken. In Nederland is ervoor gekozen om de consumenten-koper, doorgaans de zwakkere contractspartij in zijn verhouding tot de verkoper, extra te beschermen. Veel bepalingen in de kooptitel betreffende consumentenkoop zijn dan ook van dwingendrechtelijke aard. 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Art. 7:5 lid 1 BW omschrijft de consumentenkoop als de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-. bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, al dan niet via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.

Kan van de regels van consumentenkoop worden afgeweken?

Krachtens art. 7:6 lid 1 BW kan, behoudens enkele in het tweede lid opgesomde uitzonderingen, bij een consumentenkoop niet ten nadele van de koper worden afgeweken van de afdelingen 1-7 van de kooptitel. Volgens art. 7:6 lid 1 BW kan evenmin ten nadele van de koper worden afgeweken van de regelingen in Boek 6 ter zake van de rechten van de koper bij een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de verkoper. Ook deze regels zijn dus van dwingendrechtelijke aard. Verder kan ook niet ten nadele van de consument afgeweken worden van de bijzondere regels van afdeling 6.5.2 BW en de artikelen 6:227b en 227c BW. 

Aangezien de regeling van de consumentenkoop uitsluitend tot bescherming van de consument strekt, brengt toepassing van art. 3:40 lid 2 BW mee dat contractuele afwijkingen ten nadele van de consument vernietigbaar zijn, tenzij uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit. De vernietigbaarheid dient echter genuanceerd te worden. Volgens art. 7 lid 1 van de richtlijn consumentenkoop binden contractuele afwijkingen ten nadele van de consument de consument niet indien deze afwijkingen zijn overeengekomen voordat de consument bekend is geworden met de non-conformiteit. Uit rechtspraak van het HvJ blijkt dat in zulke gevallen de nationale rechter verplicht is de contractuele afwijking ambtshalve terzijde te stellen. Dit geldt ook in Nederland. 

Lid 2 van art. 7:6 BW noemt vier artikelen uit titel 7.1 waarvan uitsluitend bij individueel beding mag worden afgeweken. Afwijkingen in algemene voorwaarden worden als onredelijk bezwarend en dus vernietigbaar aangemerkt. Voor deze bepalingen geldt ook dat de rechter in voorkomende gevallen onredelijk bezwarende bedingen ambtshalve terzijde dient te stellen.

Hoofdstuk 2: Begrip consumentenkoop

Art. 7:5 lid 1 BW omschrijft de consumentenkoop dus als de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-. bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, al dan niet via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. Voor zowel de persoon van de koper, die van de verkoper en het object van de overeenkomst geldt dat indien er onenigheid bestaat over de vraag of de overeenkomst onder de regeling van de consumentenkoop valt, de bewijslast in beginsel op de partij rust die aanvoert dat sprake is van een consumentenkoop. De verplichting tot ambtshalve toetsing brengt mee dat indien de rechter over aanwijzingen beschikt dat sprake is van een consumentenkoop maar hij niet over alle relevante feiten beschikt om hierover te kunnen oordelen, hij instructiemaatregelen zal moeten nemen indien toepassing van de consumentenkoopregeling voor de koper gunstiger zou zijn. Hiertoe zal de rechter partijen om opheldering kunnen vragen over hun status of de bestemming van de zaken. 

Uit de omschrijving van art. 7:5 lid 1 BW vloeit voort dat het bij de consumentenkoop in de eerste plaats gaat om de koop van roerende zaken. Van een zaak is volgens art. 3:2 BW sprake indien het gaat om een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object. Een roerende zaak is volgens art. 3:3 lid 2 BW iedere zaak die niet onroerend is. Roerende zaken die door natrekking bestanddeel zijn geworden van een andere zaak, zijn daarmee niet langer een zelfstandige zaak. Dat staat echter aan de toepassing van de consumentenkoop-regeling niet in de weg voor zover de zaken voor de natrekking wel aan die regeling onderworpen waren. De consumentenkoop-regeling ziet niet op onroerende zaken, zoals woningen.

Dieren zijn op grond van art. 3:2a BW niet aan te merken als zaken, maar op de koop van dieren kan de consumentenkoop-regeling wel van toepassing zijn. Op de koop van dieren door een consument van een professionele verkoper is het consumentenkoop-recht van toepassing, zij het dat de bijzondere aard van dieren bijzonderheden mee kan brengen. Een voorbeeld hiervan is het feit dat de rechten van herstel en vervanging van de koper bij de koop van dieren een andere uitwerking kunnen hebben dan bij zaken het geval is.

Op overeenkomsten tot levering van elektriciteit, warmte, koude en gas via leidingen en op overeenkomsten tot levering van stadsverwarming zijn sinds 13 juni 2014 de bepalingen over de consumentenkoop van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de artikelen 7:9, 11 en 19a BW, zo bepaalt art. 7:5 lid 5 BW, voor zover althans de afnemer een consument en de leverancier een professionele partij is. Op overeenkomsten tot levering van water via leidingen is de consumentenkoop-regeling echter juist niet van toepassing, zie art. 7:5 lid 3 BW. 

Ook overeenkomsten tot levering van digitale inhoud (zoals software, games en muziek) die niet wordt geleverd op een materiële drager is door de wetgever onder het bereik van de consumentenkoop-regeling gebracht. Ook hier zijn de artikelen 7:9, 11 en 19a BW vooralsnog uitgesloten van toepasselijkheid, zie art. 7:5 lid 5 BW. Het toepassingsgebied van art. 7:5 lid 5 BW is zo geformuleerd dat de consumentenkoop-regeling ook van toepassing zou worden op voor eenmalig gebruik gestreamde digitale inhoud, zoals 'on demand'-diensten. De minister van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven op korte termijn een voorstel voor een reparatiewet in te dienen om dergelijke overeenkomsten buiten het toepassingsgebied van de kooptitel te houden. In de reparatiewet zal de uitsluiting van de toepasselijkheid van de artikelen 7:9, 11 en 19a BW waarschijnlijk worden geschrapt. 

Art. 7:47 BW geeft aan dat de kooptitel van toepassing is op de koop van een vermogensrecht voor zover dit in overeenstemming is met de aard van het recht. De consumentenkoop-regeling kan ook dwingendrechtelijk van toepassing zijn op de koop van vermogensrechten. Een voorbeeld hiervan is de aankoop door een particuliere belegger van effecten of de koop van een vruchtgebruik. 

Voor zover bij een ruilovereenkomst enerzijds een consument en anderzijds een professionele partij betrokken zijn, zijn daarmee ook de dwingendrechtelijke regels van de consumentenkoop van toepassing ten aanzien van de aan de consument te leveren zaak. 

Art. 7:5 lid 4 BW bevat een belangrijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de consumentenkoop bij gemengde overeenkomsten: indien een professionele leverancier krachtens overeenkomst gehouden is een nog tot stand te brengen roerende zaak te leveren aan een consument, dan wordt een dergelijke overeenkomst (tevens) aangemerkt als een consumentenkoop. Deze uitbreiding sluit aan bij art. 1 lid 4 van de richtlijn consumentenkoop waarin bepaalt is dat de richtlijn ook van toepassing is op overeenkomsten tot levering van een nog te vervaardigen of voort te brengen roerende zaak. 

Voor zover de als consumentenkoop aangemerkte overeenkomst tevens voldoet aan de omschrijving van de aannemingsovereenkomst, zijn op die overeenkomst zowel de regels van de consumentenkoop als die van de aanneming van werk van toepassing; in geval van strijd tussen de uit beide contractstype voortvloeiende regels, gaan de regels van consumentenkoop voor (art. 7:5 lid 4 BW). 

De zuivere schenking valt buiten het bereik van de consumentenkoop-regeling. De regels voor zuivere schenking zijn te vinden in titel 7.3. In de praktijk zien we echter ook regelmatig onzuivere schenkingen waar het kooprecht wel degelijk op van toepassing kan zijn. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan een schenking waaraan een last wordt verbonden en die last kan worden gezien als een volwaardige tegenprestatie. Bij een verkoop van een zaak tegen een prijs beneden de marktwaarde kan ook sprake zijn van een gemengde overeenkomst van koop en schenking indien de verkoper de bedoeling had om op deze manier de koper te bevoordelen. Dit zal in de praktijk tussen een professionele partij en een consument niet vaak voorkomen. Een ander voorbeeld komt in de praktijk heel veel aan bod en dat is het geval wanneer de consument een mobiele telefoon gratis of tegen betaling van een onrealistisch lage prijs krijgt bij afsluiting van een telefoonabonnement. Hier is in werkelijkheid geen sprake van schenking van de telefoon, maar van uitgestelde betaling daarvan in termijnen welke betaling een integraal en niet te onderscheiden onderdeel van de prijs voor de telecomdiensten vormt. Op deze overeenkomst is het consumentenkooprecht van toepassing op het koopgedeelte. 

Wat verstaat men onder het begrip ‘consument’?

Om aanspraak te kunnen maken op de regels van consumentenkoop dient de koop te worden gesloten door een professionele verkoper en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Deze natuurlijk persoon noemen we ook wel een consument. De verplichting tot ambtshalve toetsing brengt mee dat indien de rechter over aanwijzingen beschikt dat hij te maken heeft met een consument als koper, hij zo nodig instructiemaatregelen zal moeten nemen, bijvoorbeeld door partijen om opheldering te vragen over de positie van de koper. 

De koper moet een natuurlijk persoon zijn, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dit is soms lastig te bepalen. Loos is van mening dat uit de aard van de gekochte zaak het vermoeden kan volgen dat de zaak bestemd is voor privédoeleinden of zakelijke doeleinden. 

Het kan voorkomen dat een persoon de zaak zowel privé als in de uitoefening van zijn bedrijf gebruikt. Is er dan nog sprake van consumentenkoop? Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat geen sprake is van een consument indien de zakelijke bestemming, die de koper voor de gekochte zaken heeft, 'niet onbetekend' is. Dit volgt uit het arrest Gruber/Bay Wa. Aan die voorwaarde werd in deze casus niet voldaan nu Gruber, koper, 60% van de gekochte zaken bestemd had voor zijn woning en 40% voor zijn onderneming. 

Wie wordt bedoelt met 'verkoper’?

De verkoper is degene die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit. Over de vraag of de verkoper als professionele partij moet worden aangemerkt, bestaat veel rechtspraak. Dit kan bijvoorbeeld onduidelijk zijn wanneer de koopovereenkomst niet in een verkoopruimte wordt gesloten. Algemeen wordt met betrekking tot deze vraag gekozen voor een objectieve benadering: indien de verkoper de schijn (het vertrouwen) wekt dat hij handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf, dan is sprake van consumentenkoop. 

Dient de prijs van tevoren vast te staan?

Voor de totstandkoming van de koopovereenkomst is wilsovereenstemming over de te leveren zaak en te betalen prijs vereist. Toch kan een koopovereenkomst geldig tot stand komen zonder dat de prijs met zo veel woorden is bepaald, mits de prijs wel bepaalbaar is. De koper is in een dergelijk geval een redelijke prijs verschuldigd. Bij de bepaling daarvan wordt rekening gehouden met de door de verkoper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen (art. 7:4 BW). Wanneer de prijs eenzijdig door de verkoper bepaald is en blijkt uit prijskaartjes etc. dan is art. 7:4 BW niet van toepassing. 

Hoofdstuk 3: Totstandkoming

Welke informatieplichten zijn er bij consumentenkoop?

Ook bij consumentenkoop zijn er verplichtingen die zien op het ter beschikking stellen van informatie. Eerst wordt het wettelijk kader uiteengezet alvorens wordt ingegaan op de vraag welke informatieplichten er gelden bij consumentenkoop.

De omzetting van de richtlijn consumentenrechten naar nationaal recht heeft geleid tot de invoering van de nieuwe afdeling 6.5.2B BW. De wettelijke regeling is in beginsel van toepassing op alle consumentenkoopovereenkomsten (art. 6:230h lid 1 BW). De gehele regeling is van dwingend recht (art. 6:230i lid 1 BW), er kan dus niet van worden afgeweken. 

De regeling maakt vervolgens onderscheid tussen overeenkomsten die in een reguliere verkoopruimte (een winkel) tot stand zijn gekomen, overeenkomsten die op afstand gesloten zijn, en overeenkomsten die buiten een verkoopruimte tot stand zijn gekomen. 

Onder verkoopruimte wordt verstaan een verplaatsbare of onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de verkoper op permanente of gewoonlijke basis zijn activiteiten uitoefent (art. 6:230g lid 1 onder g BW). Onder dit begrip vallen naast winkels ook kramen en stands die gebruikt worden op de wekelijkse markt of de jaarlijkse beurs. 

Voor de in een verkoopruimte tot stand gekomen overeenkomsten geldt een beperkte informatieplicht. 

Volgens art. 6:230i BW dient de verkoper voor contactssluiting op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie te verstrekken betreffende onder meer de voornaamste kenmerken van de aangeboden zaken, de identiteit van de verkoper, de totale prijs inclusief belastingen en eventuele aanvullende kosten voor vervoer of bezorging, de wijze en termijn van betaling, levering en nakoming en het beleid op het gebied van klachtenbehandeling. De verkoper moet daarnaast de consument ook wijzen op het bestaan van de wettelijke conformiteitsregels en op het bestaan van de eventuele wettelijke commerciële garantie. 

Deze lijst aan informatie die de verkoper verplicht is duidelijk te maken aan de consument is slechts verplicht voor zover deze niet reeds duidelijk uit de context blijkt. Wanneer bijvoorbeeld op een zaak een sticker is geplakt met daarop een prijs vermeld, is het niet nodig dat de verkoper de prijs nogmaals of uitdrukkelijk de prijs benoemt. Een met art. 6:230n lid 4 BW overeenkomstige bepaling ontbreekt, op grond waarvan de bewijslast voor de juiste en tijdige verstrekking van de informatie op de verkoper rust. Dit lijkt mee te brengen dat de consument niet alleen moet bewijzen dat de verkoper de informatie niet heeft verstrekt, maar ook dat deze informatie 'niet reeds duidelijk uit de context' bleek. Op dit punt lijkt echter sprake van een onjuiste omzetting naar nationaal recht van artikel 6 lid 9 richtlijn consumentenrechten. Richtlijnconforme interpretatie zal hier moeten meebrengen dat de rechter de consument tegemoetkomt door de bewijslast alsnog om te draaien. 

De overeenkomst op afstand wordt omschreven als de overeenkomst waarbij in het kader van een georganiseerd systeem voor de verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand (art. 6:230g lid 1 onder e BW). Voor deze communicatiemiddelen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan internet, telefoon en e-mail. De toevoeging georganiseerd systeem houdt in dat de consumentenkoopregeling enkel van toepassing is indien de verkoper of dienstverlener het communicatiemiddel op min of meer structurele wijze benut voor het sluiten van overeenkomsten. 

Met de term 'overeenkomst buiten de verkoopruimte' wordt ten slotte gedoeld op de overeenkomst die in gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van de verkoper en de consument (dus niet op afstand), maar niet in een verkoopruimte wordt gesloten. Artikel 6:230g lid 1 onder f BW specificeert dat ook wanneer de overeenkomst uiteindelijk wel in een winkel of op afstand gesloten is, maar dit onmiddellijk geschiedt nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, van een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst sprake is. 

Indien de overeenkomst op afstand of buiten een verkoopruimte tot stand gekomen is, gelden verdergaande informatieplichten dan bij overeenkomsten die in een verkoopruimte gesloten zijn, die bovendien ook gelden indien deze informatie al uit de context duidelijk zou zijn. 

Bij op afstand en buiten een verkoopruimte gesloten overeenkomsten is uitdrukkelijk bepaald dat de te verstrekken informatie een integraal onderdeel van de overeenkomst vormt en dat deze informatie alleen gewijzigd kan worden indien partijen dit uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen (Art. 6:230n lid 2 BW). Bij in een verkoopruimte gesloten overeenkomst zal volgens Loos op de voet van art. 7:17 BW niet anders geoordeeld kunnen worden. 

Wat wordt verstaan onder bedenktijd en ontbindingsbevoegdheid bij op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten?

De bedenktijd beoogt de consument te beschermen tegen overhaaste beslissingen: tijdens een 'afkoelingsperiode' kan de consument alsnog terugkomen op zijn beslissing tot contractsluiting door de koopovereenkomst te ontbinden. De verkoper of dienstverlener heeft een dergelijke vrijheid niet. Tijdens de bedenktijd is de overeenkomst rechtsgeldig tot stand gekomen, maar kan zij door de consument ontbonden worden, zonder dat de consument voor de ontbinding een reden moet geven. 

Op grond van art. 6:230o lid 1 BW kan de consument een op afstand of buiten verkoopruimten gesloten consumentenkoopovereenkomst zonder opgave van redenen gedurende veertien kalenderdagen ontbinden zonder dat hij daarbij een boete hoeft te betalen. Deze ontbinding kan ook worden ingeroepen tegenover de bij de totstandkoming betrokken professionele tussenpersoon die in eigen naam of in naam van de verkoper handelde. De termijn begint pas te lopen op het moment dat de consument de zaak ontvangt en hij ook de beschikking krijgt over de informatie die hem krachtens art. 6:230m BW moet worden verstrekt. Ontbinding door de consument is mogelijk, ook al is de bedenktijd nog niet aangevangen. 

Indien de verkoper heeft nagelaten de consument overeenkomstig art. 6:230o BW volledig te informeren over het bestaan van de ontbindingsbevoegdheid, de voorwaarden, de termijn etc. of heeft nagelaten het modelformulier voor ontbinding aan de consument te verstrekken, wordt de bedenktijd verlengd tot twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke bedenktijd. Indien de informatie alsnog volledig wordt verstrekt, verstrijkt de bedenktijd veertien dagen na de dag waarop de consument die informatie heeft ontvangen. 

De consument kan de overeenkomst ontbinden door binnen de bedenktijd een daartoe strekkende ondubbelzinnige verklaring te doen aan de verkoper. De verklaring heeft effect indien zij tijdens de bedenktijd is verzonden, ook indien zij pas na afloop daarvan door de verkoper is ontvangen. 

Bij een in een verkoopruimte gesloten overeenkomst heeft de consument geen wettelijke bedenktijd en bijbehorende ontbindingsbevoegdheid. Dat neemt niet weg dat veel winkels consumenten wel een buitenwettelijke ontbindingsbevoegdheid toekennen. Denk hierbij aan de termen 'niet goed, geld terug' en 'ruilen binnen veertien dagen'. 

Welke gevolgen kent ontbinding tijdens de bedenktijd?

Uit artikel 12 richtlijn consumentenrecht volgt dat het belangrijkste rechtsgevolg van de ontbinding van de overeenkomst tijdens de bedenktijd is dat partijen bevrijd worden van hun verplichtingen tot nakoming van de overeenkomst. Voor zover de overeenkomst al is nagekomen, ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen. Voor zover de verkoper de zaken al heeft bezorgd, dienst de consument de zaken onverwijld, maar in ieder geval binnen veertien dagen na het uitbrengen van de ontbindingsverklaring terug te zenden of aan de verkoper of een door deze daartoe gemachtigde persoon te overhandigen (art. 6:230s lid 1 BW). De terugzending geschiedt in beginsel op kosten van de consument (lid 2). Voor zover de consument al betaald heeft, is de verkoper gehouden de volledige prijs, inclusief eventuele kosten voor bezorging, terug te betalen, in beginsel met gebruikmaking van hetzelfde betaalmiddel. De terugbetaling dient 'onverwijld doch uiterlijk binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van de verklaring tot ontbinding' te geschieden. 

Hoofdstuk 5: Verplichtingen van de verkoper

Uit de koopovereenkomst vloeien drie hoofdverplichtingen voor de verkoper voort: de verkoper dient de eigendom van de zaak met toebehoren over te dragen, hij moet de zaak met toebehoren afleveren en de afgeleverde zaak en toebehoren dienen aan de koopovereenkomst te beantwoorden. Deze derde hoofdverplichting wordt veelal aangeduid als het conformiteitsvereiste en hier wordt later nog op teruggekomen.

Wie draagt het risico van schade aan de afgeleverde zaak?

De artikelen 7:10 en 11 BW regelen de gevolgen van aflevering ten aanzien van de overgang van het risico van tenietgaan of beschadiging van de zaak. Volgens de hoofdregel van art. 7:10 lid 1 BW gaat het risico in beginsel over op de koper op het moment van aflevering. Het risico blijft daarentegen bij de verkoper indien de koper op goede gronden het recht van ontbinding of vervanging inroept (lid 3); daarvoor is vereist dat de zaak op het moment van aflevering niet beantwoordt aan de koopovereenkomst en aan de vereisten voor het recht op ontbinding of vervanging is voldaan. Art. 7:10 lid 4 BW bepaalt dat indien het risico niet is overgegaan, het tenietgaan of de achteruitgang van de zaak door toedoen van de koper eveneens voor rekening van de verkoper komt. Tenzij de koper zijn zorgplicht schendt, leidt een dergelijke beschadiging of tenietgaan dan ook niet tot het verlies van het recht op ontbinding van de overeenkomst of vervanging van de zaak. 

Voor de consumentenkoop geldt een bijzondere regeling indien de zaak bij de koper wordt bezorgd. Volgens art. 7;11 lid 1 BW gaat het risico over op de consument vanaf het moment dat hij of een door hem aangewezen derde, die niet de vervoerder is, de zaak heeft ontvangen. Het tweede lid bepaalt dat indien de vervoersmogelijkheid niet door de verkoper wordt geboden, het risico al op de consument overgaat als de zaak door de vervoerder in ontvangst is genomen. 

Wat wordt verstaan onder het conformiteitsvereiste?

Het moment van risico-overgang is ook het toetsmoment voor de toepassing van het conformiteitsvereiste van art. 7:17 BW: het moment waarop de zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Voor gebreken die zich nadien manifesteren, is de verkoper in beginsel niet aansprakelijk, tenzij de koper aantoont dat het gebrek op het moment van risico-overgang al bestond. 

De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden, art. 7:17 lid 1 BW. Het tweede lid van art. 7:17 BW geeft de meest algemene uitwerking van de conformiteitseis. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien deze, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over deze zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. In het geval van non-conformiteit is sprake van een tekortkoming van de verkoper in de zin van art. 6:74 en 6:265 BW. 

Het antwoord op de vraag wat de koper mag verwachten is afhankelijk van allerlei omstandigheden. Daarbij dient in de plaats te worden gekeken naar de verwachtingen die de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone koper van de zaak zal hebben. Bijzondere verwachtingen die deze koper mag hebben, spelen slechts een rol indien deze voor of bij contractsluiting bij de verkoper bekend waren of hadden moeten zijn. 

Bij een consumentenkoop gelden mededelingen die openbaar zijn gemaakt door of ten behoeve van een vorige professionele verkoper van de zaak als mededelingen van de verkoper, tenzij deze de mededelingen niet kende en ook niet behoefde te kennen, de mededeling op voor de koper duidelijke wijze is herroepen, of de koopovereenkomst door de mededeling niet kan zijn beïnvloed (art. 7:18 lid 1 BW). 

De tweede zin van art. 7:17 lid 2 BW geeft meer concrete aanwijzingen ten aanzien van eigenschappen die het gebruik van de zaak beïnvloeden: de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen, en de eigenschappen nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. 

Op de koper kan onder omstandigheden een -beperkte- onderzoeksplicht rusten. Dit vloeit al voort uit de woorden 'en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen' en wordt bevestigd door het bepaalde in lid 5, eerste zin: de koper kan zich er niet op beroepen dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien dit hem ten tijde van de contractsluiting bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. 

 Wie dient non-conformiteit te bewijzen?

Overeenkomstig de in art. 150 Rv vervatte hoofdregel van bewijsrecht dient de koper te stellen en zo nodig te bewijzen wat hij op grond van de koopovereenkomst van de zaak mocht verwachten en dat de afgeleverde zaak niet aan die verwachtingen beantwoordt. Ten aanzien van de verwachtingen die de koper van de zaak mocht hebben is het moment van contractsluiting beslissend. Omstandigheden die zich daarna hebben voorgedaan, kunnen aan de gerechtigdheid van die verwachtingen geen afbreuk doen. Of van non-conformiteit sprake is, dient daarentegen te worden bepaald naar het moment waarop het risico van tenietgaan op de koper overgaat. 

De bewijslastverdeling is in beginsel niet anders indien de koper non-conformiteit pas na enige tijd ontdekt, hetzij omdat de koper de zaak bij aflevering of bezorging niet heeft onderzocht op de aanwezigheid van mogelijke gebreken, hetzij omdat de gebreken zich pas na enige tijd manifesteren. De koper zal in dergelijke gevallen moeten en zo nodig bewijzen dat het gebrek reeds op het moment van aflevering dan wel bezorging aanwezig was. De wetgever schiet de koper in het geval van een consumentenkoop te hulp: volgens art. 7:18 lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak reeds bij aflevering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen zes maanden na aflevering openbaart. Het is dan aan de verkoper om het tegendeel te bewijzen. 

Het bewijsvermoeden heeft slechts betrekking op de vraag of het geconstateerde gebrek al op het moment van aflevering bestond; op de consument blijft de bewijslast rusten dat sprake is van een non-conformiteit. 

Hoofdstuk 6: Gevolgen van niet-nakoming door de verkoper

Heeft een koper recht op nakoming?

Het recht op nakoming is in het algemene vermogensrecht niet als een gevolg van niet-nakoming geregeld, maar in meer algemene zin als een rechtstreeks uit de overeenkomst voortvloeiend recht. Bij de koopovereenkomst gelden echter bijzondere regels in het geval van niet-nakoming door de verkoper. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen die gevallen waarin sprake is van een rechtsgebrek en die waarin sprake is van een feitelijk gebrek (non-conformiteit). Voor de consumentenkoop is vooral de tweede categorie gebreken van belang.

Bij een feitelijk gebrek gaat het om een zaak die niet aan de overeenkomst beantwoordt. Bij een rechtsgebrek gaat het daarentegen om een tekortkoming die betrekking heeft op de verplichting tot eigendomsoverdracht of de verplichting tot aflevering.

Het eerste lid van artikel 7:21 BW, dat voor alle koopovereenkomsten van toepassing is, kent bijzondere bevoegdheden toe aan de koper indien het door de verkoper afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt. De koper kan in beginsel aflevering van het ontbrekende, herstel van de afgeleverde zaak of vervanging van de afgeleverde zaak eisen, zij het dat de rechten op herstel en vervanging aan beperkingen onderworpen zijn. Het tweede lid voegt eraan toe dat de kosten die nakoming van deze verplichtingen meebrengt, niet voor rekening van de koper komen.

Het recht op herstel en vervanging zijn voor de consumentenkoop in de leden vier en vijf van art. 7:21 uitgewerkt: aan de koper komt alleen dan geen herstel of vervanging toe indien herstel of vervanging onmogelijk is of niet van de verkoper kan worden gevergd. Dat laatste is het geval indien herstel of vervanging, gezien de daaraan voor de verkoper verbonden kosten, in geen verhouding staan tot de kosten die uitoefening van de alternatieve sanctie (herstel indien voor vervanging gekozen was, of omgekeerd) voor de verkoper veroorzaakt. Binnen deze grenzen is de koper vrij in zijn keuze tussen deze beide vormen van nakoming. 

 De verkoper is verplicht om zijn verplichting tot aflevering van het ontbrekende, het herstel of de vervanging binnen een redelijke termijn na te komen en daarbij de koper geen ernstige overlast te berokkenen. 

Is er sprake van een recht op ontbinding en prijsvermindering?

Indien de geleverde zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, heeft de koper bij een consumentenkoop in beginsel ook recht op ontbinding, tenzij de tekortkoming, gezien haar geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet kan rechtvaardigen, of op prijsvermindering in evenredigheid met de mate van afwijking (art. 7:22 lid 1 BW). Het recht op ontbinding of prijsvermindering ontstaat echter pas indien nakoming (herstel of vervanging) onmogelijk is of niet van de verkoper kan worden gevergd, dan wel de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichting om dat herstel of die vervanging te doen plaatsvinden binnen een redelijke termijn en zonder daarbij ernstige overlast aan de consument toe te kennen (lid 2). 

Kan de verkoper een gebruiksvergoeding bedingen bij ontbinding en vervanging?

Zoals hierboven besproken dient eventuele vervanging te worden uitgevoerd zonder dat de kosten daarvoor in rekening mogen worden gebracht aan de koper (art. 7:21 lid 2 BW). Wanneer de koper al geruime tijd gebruik heeft gemaakt van de zaak, zou vervanging hem in een betere positie kunnen brengen dan waarin hij zou hebben verkeerd indien de koopovereenkomst direct correct zou zijn nagekomen, aangezien hij na vervanging beschikt over een nieuwe zaak en hij tot het moment waarop de oorspronkelijk geleverde zaak defect raakte, kosteloos gebruik zou hebben gemaakt van deze zaak. Bij ontbinding speelt iets soortgelijks. Het Hof van Justitie heeft duidelijk gemaakt dat bij een consumentenkoop voor een gebruiksvergoeding in het geval van vervanging geen plaats is. In het geval van ontbinding is het lidstaten wel toegestaan om een vergoedingsverplichting op te leggen aan de koper. 

Heeft een koper recht op schadevergoeding?

Art. 7:24 lid 1 BW bevestigt dat de verkoper in beginsel overeenkomstig de algemene regels van boek 6 aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die ontstaat doordat de zaak niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Dat brengt mee dat de verkoper gehouden is tot schadevergoeding, tenzij hij bewijst dat de tekortkoming niet te wijten is aan zijn schuld en evenmin krachtens wet, rechtshandeling of verkeersopvatting voor zijn rekening komt (art. 6:74 en 75 BW). 

Art. 7:24 lid 2 BW bevat voor de consumentenkoop een belangrijke uitzondering op de normale wettelijke regeling voor het geval de schade is veroorzaakt doordat de afgeleverde zaak gebrekkig was in de zin van art. 6:186 BW omdat zij niet de veiligheid bood die de consument ervan mocht verwachten. In een dergelijk geval is de producent krachtens artikel 6:190 BW aansprakelijk voor schade door dood of lichamelijk letsel en voor schade aan een andere zaak die gewoonlijk bestemd is voor gebruik of verbruik in de privésfeer en daar ook door de consument in hoofdzaak voor gebruikt of verbruikt is, mits de schade aan de andere zaak €500 of meer bedraagt. Art. 7:24 lid 2 BW bepaalt dat de consument-koper de verkoper in beginsel niet kan aanspreken voor de door de producent te vergoeden schade. Voor de schade aan de zaak zelf en de schade aan zaken die de koper niet hoofdzakelijk in de privésfeer gebruikt zal de koper de verkoper aan moeten spreken. 

Art. 7:24 lid 2 BW brengt mee dat indien schade in de zin van art. 6:190 lid 1 sub b BW is veroorzaakt door veiligheidsgebreken in de afgeleverde zaak, de verkoper ten aanzien van schade toegebracht aan andere in de privésfeer gebruikte zaken in beginsel slechts tot een bedrag van €500 aansprakelijk kan worden gesteld. 

De verkoper is wel aansprakelijk indien de verkoper het veiligheidsgebrek kende of behoorde te kennen (art. 7:24 lid 2 onder a BW). Ook indien de verkoper de afwezigheid van het gebrek had toegezegd, is hij aansprakelijk voor de door het veiligheidsgebrek veroorzaakte schade (art. 7:24 lid 2 onder b BW). 

Wat verstaat men onder de klachtplicht?

De verkoper heet er belang bij dat binnen een redelijke tijd na de aflevering komt vast te staan of de afgeleverde zaak aan de overeenkomst heeft beantwoord. Art. 7:23 lid 1 BW bepaalt dat de koper de verkoper 'binnen bekwame tijd' ervan in kennis moet stellen dat het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt. Doet hij dit niet, dan kan hij na het verstrijken van de 'bekwame tijd' geen beroep meer doen op de non-conformiteit en vervallen daarmee de rechten die hij had kunnen ontlenen aan de non-conformiteit. 

De termijn waarbinnen geprotesteerd moet worden, begint voor de consumentenkoopovereenkomst te lopen nadat de koper de afwijking heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken. De hiermee geïntroduceerde 'klachtplicht' dwingt de koper er indirect toe de zaak bij of kort na ontvangst te onderzoeken op mogelijke gebreken, omdat zichtbare gebreken al bij of kort na aflevering ontdekt kunnen worden, zodat ten aanzien van dergelijke gebreken de klachttermijn bij of kort na aflevering aanvangt. Wanneer het gebrek redelijkerwijs ontdekt had kunnen worden, hangt mede af van alle omstandigheden van het geval, zo blijkt uit her arrest Van de Steeg c.s./Rabobank Noord-Holland Noord). De onderzoeksplicht geldt niet indien de verkoper bepaalde eigenschappen heeft toegezegd en deze blijken te ontbreken of indien de afwijking betrekking heeft op feiten die de verkoper kende of behoorde te kennen, maar niet meedeelde. In dergelijke gevallen vangt de 'bekwame tijd' binnen welke de koper dient te protesteren, pas aan indien de afwijking van het overeengekomene door de koper daadwerkelijk is ontdekt. 

Voor de consumentenkoop geldt een iets afwijkende regeling: de koper dient binnen een bekwame tijd na de daadwerkelijke ontdekking van het gebrek te protesteren, terwijl een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na ontdekking steeds als tijdig wordt aangemerkt (art. 7:23 lid 1, derde zin BW). Dit wil niet zeggen dat een latere kennisgeving niet 'binnen bekwame tijd' is en daarmee tijdig gedaan.

Rechtsvorderingen en verweren, gebaseerd op de stelling dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, verjaren door verloop van 2 jaar nadat de koper de verkoper van de non-conformiteit in kennis heeft gesteld, art. 7:23 lid 2 BW.

Hoofdstuk 7: Verplichtingen van de koper

Betaling van de koopprijs

Op de koper rust slechts één hoofdverplichting: de verplichting om de koopprijs te betalen, art. 7:26 lid 1 BW.  De betaling moet plaatsvinden ten tijde en er plaatse van de aflevering (lid 2, eerste zin). Partijen kunnen ook vooruitbetaling overeenkomen. Bij een consumentenkoop kan de koper volgens art. 7:26 lid 2, tweede zin, BW niet worden verplicht meer dan de helft van de koopprijs vooraf te betalen, maar ook daarvan kunnen partijen krachtens art. 7:6 lid 2 BW bij individueel beding ten nadele van de koper afwijken. 

Kan een koper verplicht worden tot inontvangstname?

Volgens het BW is de koper in de regel niet verplicht om de zaak in ontvangst te nemen. Dat brengt mee dat de verkoper de koper in de regel niet kan verplichten tot afname en dus geen nakoming van de verplichting tot inontvangstname kan vorderen en evenmin een recht op schadevergoeding of op ontbinding ontstaat. Wel zal de koper in schuldeisersverzuim kunnen raken (zie art. 6:58 BW en volgende). 

Heeft de koper een zorgplicht met betrekking tot het geleverde goed?

Vanaf het moment dat de koper er rekening mee moet houden dat de koopovereenkomst zal worden ontbonden, zal hij als een zorgvuldig schuldenaar zorg moeten dragen voor de zaak. Het maakt daarbij geen verschil of de ontbinding het gevolg is van wanbetaling zijnerzijds, het gevolg is van non-conformiteit van de geleverde zaak, of van de inroeping van de ontbindingsbevoegheid van art. 6:230o BW. Dezelfde zorgplicht geldt vanaf het moment waarop de koper rekening dient te houden met de mogelijkheid dat hij vervanging wegens non-conformiteit zal inroepen of dat hij of de verkoper vernietiging van de overeenkomst vanwege een wilsgebrek zal inroepen, zie de artikelen 7:10 lid 4, 7:29, 6:273 en 6:204 BW. De verkoper dient de in redelijkheid door de koper voor het behoud van de zaak gemaakte kosten te vergoeden, art. 7:29 lid 1 BW.

Hoofdstuk 8: Gevolgen van niet-nakoming door de koper

Welk recht heeft de verkoper indien de koper de koopprijs niet betaalt?

De kooptitel kent nauwelijks regels voor het geval de koper de koopprijs niet betaalt. De verkoper kan derhalve nakoming, schadevergoeding en ontbinding van de koopovereenkomst vorderen overeenkomstig de algemene regels van het verbintenissenrecht. 

De vordering van de verkoper tot betaling van de koopprijs verjaart bij een consumentenkoop twee jaar na de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden (art. 7:28 jo. 3:313 BW). De vordering wordt krachtens art. 7:26 lid 2 BW bij een consumentenkoop bij aflevering opeisbaar, tenzij partijen zijn overeengekomen dat de prijs bij vooruitbetaling of juist pas na een betaalde periode na aflevering dient te worden voldaan. Met een dergelijke afspraak verschuift dus niet alleen de datum van de opeisbaarheid, maar ook het aanvangstijdstip voor de verjaring. 

 

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Contractenrecht UvA

Contractenrecht

Contractenrecht

Algemene Voorwaarden, Prof.dr. M.B.M. Loos

Bij koopovereenkomsten zijn veelal algemene voorwaarden van toepassing. Omdat in deze algemene voorwaarden nogal wat bepalingen zijn vastgelegd die zowel de koper als de verkoper binden, is het van wezenlijk belang dat de koper van deze voorwaarden op de hoogte is. Om dit te bereiken is hier een wettelijk stelsel voor opgenomen in Boek 6 BW. De wettelijke regeling in art. 6:234 BW bepaalt in beginsel dat de algemene voorwaarden ter hand gesteld moeten worden. Voor overeenkomsten met dienstverrichters waarop de dienstenrichtlijn van toepassing is, geldt echter een veel soepeler informatieplicht. Niet relevant hiervoor is of de dienst op afstand wordt verricht, op de plaats waar de afnemer woont of gevestigd is wordt geleverd, dan wel ten kantore van de dienstverrichter. Het is in principe ook niet relevant of de wederpartij een grote of kleine rechtspersoon of een consument is, maar uit regelgeving voor consumentenovereenkomsten vloeien weer andere regels voort waar rekening mee dient te worden gehouden. 

Om te kijken of er sprake is van de soepelere informatieplicht, dient te worden vastgesteld wat onder het bereik van de dienstenrichtlijn valt. Uit de overwegingen bij de dienstenrichtlijn wordt duidelijk dat het begrip 'dienst' in beginsel zeer ruim moet worden opgevat: de diensten waarop de richtlijn betrekking heeft, betreffen onder meer zakelijke diensten zoals de diensten van management-consultants, certificering en tests, faciliteitenbeheer, het onderhoud van kantoren, reclamediensten, de werving van personeel en diensten van handelsagenten, maar ook diensten die zowel aan bedrijven als aan particulieren worden verleend, zoals juridische of fiscale bijstand, diensten in de vastgoedsector zoals makelaarsdiensten, of de bouwsector, zoals de diensten van architecten, de distributiehandel, de organisatie van beurzen, autoverhuur en reisbureaus. Ook consumentendiensten op het gebied van toerisme vallen onder de werking van de richtlijn. Uit het door de Europese Commissie opgestelde Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn blijken nog veel meer voorbeelden. De opsomming in het Handboek is nadrukkelijk niet limitatief bedoeld. Uit de opsommingen in de overweging van de preambule en het Handboek blijkt ook nadrukkelijk dat in ieder geval huurovereenkomsten betreffende roerende zaken onder de werking van de dienstenrichtlijn vallen. Volgens de schrijver is er geen reden om anders te oordelen ten aanzien van de huur van onroerende zaken. 

In art. 2 van de dienstenrichtlijn worden een aantal diensten uitgezonderd van het toepassingsgebied van de richtlijn. Voor overeenkomsten betreffende diensten die niet onder de richtlijn vallen geldt derhalve niet de regeling van art. 6:230c en 230e BW, maar de regeling van art. 6:234 BW. 

Een dienstverrichter kan volgens art. 6:234 lid 1 jo. artikel 6:230c BW aan de informatieplicht voldoen door:

  • De algemene voorwaarden te verstrekken;
  • Deze voor de wederpartij gemakkelijk toegankelijk te maken op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten;
  • De algemene voorwaarden voor de wederpartij gemakkelijk elektronisch toegankelijk te maken op een door de dienstverrichter medegedeeld adres;
  • De algemene voorwaarden op te nemen in door hem verstrekte contractsdocumenten.

Wanneer de overeenkomst op schrift gesteld is, dient de informatieplicht vóór.....read more

Access: 
Public
Samenvatting hoofdstuk 4.5.3 - 4.6 - contractenrecht 1

Samenvatting hoofdstuk 4.5.3 - 4.6 - contractenrecht 1

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Hoofdstuk 4.5.3 – 4.6

 

Bedreiging

Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand door een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling wordt bewogen, door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen (art. 3:44 lid 2 BW). Iemand pleegt dan een rechtshandeling uit angst. Er bestaan twee vormen van bedreiging: met een geoorloofd en met een ongeoorloofd middel. Een ongeoorloofd middel is bijvoorbeeld met geweld, gijzeling of chantage. Een geoorloofd middel (tot bedreiging) is op zichzelf toelaatbaar, maar in de omstandigheden onrechtmatig (in de zin van art. 6:162 lid 2 BW). Bedreiging met een geoorloofd middel is bijvoorbeeld het dreigen te ontruimen wegens het niet betalen van de huur, beslag te leggen op goederen, aanvragen van faillissement. Vaak kan grote economische druk worden uitgeoefend. Er kan dan ook sprake zijn van misbruik van omstandigheden (zie hieronder).

 

Er moet bij bedreiging net als bij dwaling en bij bedrog een causaal verband zijn tussen de bedreiging en het sluiten van de overeenkomst. Daarnaast moet een redelijk oordelend mens door de bedreiging ook moeten zijn beïnvloed. Wel moet rekening gehouden worden met persoonlijke omstandigheden van het geval.

Misbruik van omstandigheden

Misbruik van omstandigheden vertoont overeenkomsten met bedreiging. Van misbruik van omstandigheden is sprake wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling en diegene daar misbruik van maakt (art. 3:44 lid 4 BW). Iemand maakt misbruik wanneer zij een prestatie bedingt die zij niet had behoren te bedingen. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn in de in art 3:44 lid 4 BW genoemde omstandigheden. Ook dient hier een causaal verband te zijn tussen de omstandigheid en de rechtshandeling.

 

Er bestaan twee soorten omstandigheden. Iemand bevindt zich in een dwangpositie of iemand kan door zijn geestelijke of psychische toestand zijn belangen niet overzien. Iemand kan in een dwangpositie verkeren door een economische afhankelijkheid (bijv een monopolie), maar ook door noodsituatie. Een psychische toestand kan bijvoorbeeld angst zijn. Het verschil met bedreiging is dat de angst niet is bevorderd door de ander. Een gevolg van het verschil tussen misbruik van omstandigheden en bedreiging is onder meer toepasselijkheid van art. 3:54 BW, dit kan bij misbruik van omstandigheden wel en bij bedreiging niet.

 

Bij misbruik van omstandigheden moet wederom sprake zijn van een causaal verband, waar de wederpartij zich van bewust moet zijn geweest.

 

Art 3:44 lid 5 BW bepaalt dat indien de overeenkomst tot stand komt met een wilsgebrek veroorzaakt door een derde, dit niet tegenwerpbaar is aan de wederpartij.

 

Actio Pauliana

Wanneer een schuldenaar een onverplichte rechtshandeling verricht, terwijl hij weet of behoort te weten dat hij daarmee een of meer schuldeisers zal benadelen, kan een benadeelde schuldeiser deze rechtshandeling vernietigen (art. 3:45 lid 1 BW). Het gaat hier dan om het benadelen van schuldeisers in hun verhaal. Hieronder valt dus niet de nakoming.

 

Onverplicht betekent dat er geen verplichting uit.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoorcollege contractenrecht 2 - week 4

Algemene voorwaarden en vertegenwoordiging op grond van volmacht

Algemene voorwaarden
Voorbeelden:

‘De directie stelt zich niet aansprakelijk voor zoekgeraakte eigendommen’
‘Bij annulering keuken moet koper schadevergoeding betalen ter hoogte van 50% van de koopprijs’.

Definitie algemene voorwaarden (AV) art. 6:231 sub a BW
Deze definitief valt in drie onderdelen uiteen
1. Bedingen, partij afspraken. Beide partijen moeten de AV overeen zijn gekomen. De AV gelden niet automatisch.
2. Bestemmingscriteria: met bestemming om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt. Dit kan je zien wanneer er het woord ‘algemene voorwaarden’ gebruikt is boven een schriftelijk document of wanneer de gebruiker de AV heeft ‘gedeponeerd te griffie van de Rb. Den Haag onder nr…’
3. Kernbedingen zijn (tenzij ze onduidelijk zijn) geen algemene voorwaarden
Kernbedingen kunnen nooit algemene voorwaarden zijn. Wat je koopt en de prijs waarvoor je iets koop zijn beide kernbedingen bijvoorbeeld een meloen voor €5,-.

Voordeel: Het gebruiken van algemene voorwaarden zorgt ervoor dat contracteren gestandaardiseerd wordt. Dit verminderd de transactiekosten en zorgt dus voor efficiëntie.
Nadeel: De inhoud van de AV is vaak onbekend voor de wederpartij. Daarnaast staan er vaak nadelige dingen in de algemene voorwaarden voor de wederpartij, want het is eenzijdig opgesteld en dus in voordeel van de opsteller.

Hoofdlijnen afd. 6.5.3 BW
Een van de hoofdlijnen van deze afdeling is dat er snelle gebondenheid van de wederpartij is aan de algemene voorwaarden art. 6:231. Maar de wederpartij wordt wel tegen gebondenheid beschermd met behulp van vernietigingsgronden:
- Bescherming tegen de inhoudelijke onbekendheid, de gebruiker moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid bieden om van de AV kennis te nemen (art. 6:233 onder b)
- Toetsing van de inhoud van de AV op onredelijke bezwarendheid (art. 6:23 onder a)
- Wederpartij die een consument is wordt extra.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Contractenrecht

Oefenpakket Contractenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013

 

Casusvragen mei 2010

Casus I: Slagerij Silvia

Silvia neemt op 1 januari de goed lopende slagerij van Julia in de binnenstad over en verwerft van deze ook de eigendom van het pand waarin deze slagerij is gevestigd alsook de eigendom van de daar aanwezige machines van Julia. Wanneer Silvia op 2 januari de deuren van haar slagerij, die zij toepasselijk ‘Slagerij Silvia’ heeft genoemd, opent, merkt ze tot haar plezier dat de loop er meteen goed in zit.

Een van de redenen waarom Silvia geïnteresseerd was in de overname van Julias slagerij was dat deze een langdurig contract met Schoon had gesloten waarbij deze laatste zich tegen een laag tarief jegens Julia heeft verbonden tot onderhoud van de machines in de slagerij. Schoon weigert echter om dit contract jegens Silvia na te komen.

 

1)      Staat Schoon in zijn recht?

In het aangrenzende pand wordt druk getimmerd en een week later blijkt waartoe dit heeft geleid: een slagerij die wordt geëxploiteerd door … Julia. Het laat zich raden dat Silvia haar zojuist verworven klanten binnen de kortste keren kwijt is aan Julia. In het schriftelijke contract met Julia is wel voorzien in een vergoeding voor de zogenaamde ‘goodwill’ die Julia in de loop der jaren had opgebouwd, maar is niets bepaald met betrekking tot de vraag of Julia Silvia concurrentie mag aandoen. Onder ‘goodwill’ wordt in dit verband verstaan de mogelijkheid om winst te behalen op basis van de contacten die Julia in de loop der jaren heeft opgebouwd.

 

2)      Heeft Silvia er recht op dat Julia deze concurrentie staakt?

Al op 1 februari ontstaan vochtige plekken in de kelder van het pand. Aangezien Silvia de vochtplekken niet helemaal vertrouwt, maar geen verstand heeft van bouwkundige zaken, geeft ze aan bouwkundig bureau Bouma opdracht te onderzoeken of de plekken iets om het lijf hebben. Vier maanden later komt Bouma met een rapport waaruit blijkt dat het ernstig mis is: de vochtplekken zijn het gevolg van diverse grote scheuren in de fundering en in muren van het pand. Silvia stuurt dit rapport de volgende dag door naar Julia. Wanneer Julia in het rapport leest dat Silvia al vier maanden geleden opdracht aan Bouma heeft gegeven tot het onderzoek en dus al vier maanden geleden van de vochtige plekken wist, weet Julia genoeg en wijst ze elke aansprakelijkheid af.

 

3)      Op welke grond zal Julia elke aansprakelijkheid afwijzen? Is deze afwijzing gegrond?

Stel dat Julia aansprakelijk is voor de schade, maar Silvia er door de drukte in haar slagerij maar niet toe komt om tegen Julia een rechtsvordering tot schadevergoeding in te stellen.

     

4) Hoe lang kan Silvia wachten met het instellen van deze rechtsvordering? Kan Silvia bedoelde periode verlengen?

Stel dat Silvia bij de overname was.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 3

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 3

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoorcollege contractenrecht I - week 1

Inleiding in het contractenrecht
Een contract is de belangrijkste bron van verbintenissen. Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, welke op geld baseerbaar is. Er zijn twee rechtssubjecten (personen) , de crediteur, degene die recht heeft op een prestatie en de debiteur, degene die de crediteur een prestatie verplicht is.

Bronnen van verbintenissen
Er zijn verschillende bronnen van verbintenissen. Allereerst zijn er drie bronnen uit het aansprakelijkheidsrecht, te noemen, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en zaakwaarneming. Daarnaast zijn er nog drie bronnen gebaseerd op de stof van het contractenrecht. Allereerst de onverschuldigde betaling waarbij bijvoorbeeld de Gemeente Amsterdam aan ingezetenen te hoge bijdragen in woonkosten overmaakt. Daarnaast het contract of obligatoire overeenkomst, indien een contract een verbintenis in het leven roept, noemt men dit contract een obligatoire overeenkomst. Ten derde een toerekenbare tekortkoming in nakoming van een verbintenis (wanprestatie), bijvoorbeeld een verkochte auto die niet aan de koper geleverd wordt, maar uiteindelijk verkocht wordt aan een tweede koper die meer geboden heeft.

In het arrest Vermobo/Van Rijswijk komen de volgende bronnen naar voren: contract, onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.

Verbintenissen moeten voortvloeien uit de wet (art. 6:1 BW)
Onrechtmatige daad 6:162 BW
Ongerechtvaardigde verrijking art 6:212 BW
Zaakwaarneming art. 6:198 BW
Onverschuldigde betaling art. 6:203 BW
Contract art. 6:213 en 248 lid 1 BW
Toerekenbare tekortkoming in nakoming van een verbintenis (wanprestatie) art. 6:74 BW

Uit het arrest CBB/JPO blijkt dat er ook verbintenissen ontstaan buiten de wet om. Er is nergens in de wet te vinden dat er vergoeding van schade moet zijn wanneer afgebroken onderhandelingen onaanvaardbaar zouden zijn.

Is er in de volgende voorbeelden sprake van een obligatoire overeenkomst?
-Gemeenten spreken af om samen huisafval te verwerken: Dit is een juridisch bindende overeenkomst.
-Trouwen: Dit is wel een overeenkomst maar is niet op geld waardeerbaar dus geen overeenkomst die leidt tot een juridisch bindende overeenkomst.|
-Samen koffie drinken om 13.00 uur bij de Coffee Company: Geen juridisch bindende overeenkomst.

Totstandkoming van contracten
Contracten komen zowel op papier als mondeling tot stand. Aan de totstandkoming van een contract stelt de wet twee minimum eisen. Aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW). Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Aanbod een aanvaarding zijn eenzijdige verklaringen de tot een geadresseerden gericht zijn (art. 3:37 lid 3 BW). Een aanbod is.....read more

Access: 
Public
Follow the author: anneloesvanelten
More contributions of WorldSupporter author: anneloesvanelten:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1090