Handelsrecht: De Internationale Kamer van Koophandel (IKVK) en regels ter zake van de documentaire accreditiefstelling
- 1415 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting bij Koop en consumentenkoop - Klik - 8e druk is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
In dit boek zal de meest gesloten overeenkomst, namelijk de koopovereenkomst, centraal staan. De koopovereenkomst kan aanleiding geven tot verscheidene lastige vragen, zoals vragen omtrent de opbouw van het Burgerlijk Wetboek, verplichtingen en rechten van de koper en verkoper, aansprakelijkheid, gebreken, algemene voorwaarden etc. Al deze onderwerpen zullen in dit boek aan de orde komen.
Het kooprecht bouwt voort op het algemene vermogensrecht: het algemene contracten- en verbintenissenrecht. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan. Belangrijke wetsartikelen staan in titel 7.1 BW (koop) en afdeling 2B van titel 5 van Boek 6 BW.
Het belangrijkste doel van het boek is dat men het kooprecht leert kennen en toepassen. Daarnaast is het de bedoeling dat men een methode leert om een casus op te lossen. Deze methode bestaat uit de volgende zeven stappen:
De zeven stappen kunnen ook worden samengevat in drie stappen: schematiseren, kwalificeren en toepassen. In sommige gevallen kan meteen worden doorgegaan naar de stappen 3 en 4 of is het verstandiger bepaalde stappen om te draaien.
Bij stap 3 gaat het om het selecteren van de relevante rechtsregels. Deze zijn wat betreft het kooprecht te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het BW kent een gelaagde structuur: de artikelen zijn geordend van algemeen naar bijzonder. Voor een antwoord op de vraag ‘wie’ een koopovereenkomst kan aangaan moet daarom worden gekeken naar titel 3.2 (geldt voor alle overeenkomsten / rechtshandelingen) en Boek 1 (handelingsbekwaamheid).
We beginnen op het meest algemene, laagste niveau van regels.
De onderste laag bestaat uit regels uit het personen- en rechtspersonenrecht, te vinden in Boek 1 en 2 BW. Denk bijvoorbeeld aan de vraag of een koper onder curatele staat of voor een rechtshandeling toestemming van de andere echtgenoot vereist is en of het bestuur van een rechtspersoon bevoegd is bepaalde koopovereenkomsten aan te gaan. Vervolgens vinden we in Boek 3 BW regels met een ruimer bereik dan de regels van Boek 6 en 7, deze gelden voor alle goederen (zaken – Boek 5 en vermogensrechten zoals vorderingsrechten – Boek 6. De regels met betrekking tot de totstandkoming van rechtshandelingen (wilsgebreken, volmacht etc.) zijn met name van belang. Dan komen we in de volgende laag aan. Verbintenissen die door een overeenkomst in het leven worden geroepen zijn geregeld in de titels 6.1 en 6.2. In een hogere laag vinden we regels die voor alle overeenkomsten gelden, bijvoorbeeld de regel betreffende de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW), regels over het tot stand komen van overeenkomsten (afdeling 6.5.2) en regels over algemene voorwaarden (afdeling 6.5.3). Een koopovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, voor al deze overeenkomsten geldt afdeling 6.5.5. Hieronder wordt onder meer opschorting en ontbinding geregeld. In Boek 7 worden bepaalde overeenkomsten nader geregeld. Een specifiek voor de koopovereenkomst geldende regel staat in titel 7.1, bijvoorbeeld de regel dat de verkoper de verkochte zaak in eigendom dient over te dragen. Deze titel vormt de bovenste laag.
Het kooprecht wordt steeds meer beïnvloed door het EU-recht. Verscheidene artikelen uit titel 7.1 BW zijn gebaseerd op Europese richtlijnen, zoals de richtlijn ‘Op afstand gesloten overeenkomsten’, de Richtlijn ‘Consumentenkoop, de Richtlijn ‘Consumentenkredietovereenkomsten’, de Richtlijn ‘Consumentenrechten’ en de Richtlijn ‘Oneerlijke handelspraktijken’. Het feit dat voor een bepaald onderwerp een richtlijn is gegeven is relevant voor de uitleg. Onze nationale rechter moet de wettekst namelijk richtlijnconform uitleggen. Het Hof van Justitie is de hoogste rechter wat betreft de uitleg. Bovendien kan er sprake zijn van ambtshalve toetsing door de rechter, bijvoorbeeld van ‘oneerlijke bedingen’ in consumentenovereenkomsten.
Eind 2011 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een verordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht gepubliceerd. De opgestelde bepalingen staan bekend als CESL (Common European Sales Law) of GEKR (Gemeenschappelijk Europees Kooprecht). Dit is een optioneel instrument voor partijen en lidstaten.
Art. 7:1 BW bepaalt dat koop de overeenkomst is waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen. Geven houdt in de eigendom verschaffen en de zaak afleveren. Voor de toepassing van de kooptitel is het van belang te weten of een overeenkomst als een koopovereenkomst gekwalificeerd kan worden.
De kooptitel is toepasselijk op de koop van een zaak, art. 3:2 BW. De koop van een onroerende zaak valt ook onder art. 7:1 BW. De koop van vermogensrechten is geregeld in art. 7:47 BW. De Hoge Raad heeft bepaald dat ook een overeenkomst voor de levering van software als koopovereenkomst wordt aangemerkt. Voor contracten betreffende de levering van digitale inhoud aan consumenten gelden speciale regels, zie par. 3.8 en 3.9.
Het is van groot belang dat in een koopovereenkomst is aangegeven welke zaak wordt verkocht. Als de zaak niet vaststaat of bepaalbaar is, is de overeenkomst nietig, art. 6:227 BW.
Niet altijd komen de juridische taal en de taal die men in het normale leven spreekt met elkaar overeen. Er wordt vaak over koop gesproken als dit juridisch gezien niet het geval is. Een goed voorbeeld hiervan is de ‘koop’ van een treinkaartje. Juridisch is zo’n overeenkomst een vervoersovereenkomst, en dus geen koopovereenkomst.
Allereerst is het onderscheid tussen consumenten en niet-consumenten van belang. In art. 7:5 BW is bepaald wat een consument is. Dit zijn natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een bedrijf of beroep. Een consumentenkoop is aan de orde wanneer iemand die handelt in de uitoefening van een bedrijf of beroep met een consument een koop sluit met betrekking tot een roerende zaak. De koop van een onroerende zaak valt hier niet onder. Sommige artikelen in de kooptitel gelden enkel ingeval van een consumentenkoop en hebben consumentenbescherming als doel.
Er kan bij overeenkomst van de wet worden afgeweken, omdat de algemene regels en de meeste aparte regels voor bijzondere overeenkomsten van het contractenrecht in het BW regelend recht zijn. Bij de bijzondere overeenkomsten wordt de zwakkere partij, bij koop de consument, echter beschermd door de wet. Dit is gebeurd door de afdelingen 1-7 van de kooptitel van dwingend recht te maken. Maar hierop zijn uiteraard weer enige uitzonderingen, zoals art. 7:6 lid 2 BW.
Het onderscheid tussen verschillende soorten overeenkomsten is niet altijd even makkelijk te herkennen. Soms heeft een overeenkomst kenmerken van verschillende overeenkomsten. Dit wordt dan ook een gemengde overeenkomst genoemd. Deze overeenkomst is geregeld in art.6:215 BW. In art. 7:5 lid 4 BW is de gemengde overeenkomst geregeld, namelijk de koop/aannemingsovereenkomst. Een bijvoorbeeld hiervan is de koop van een zaak die op maat gemaakt moet worden voor een consument.
In het oude BW was het verschil tussen de genuskoop (soortkoop) en de specieskoop (koop individueel bepaalde zaak) erg belangrijk. In het nieuwe BW wordt hier geen waarde aangehecht. Het is alleen terug te vinden in art. 6:27, 28, 41 BW. Bij een soortkoop gaat het om hun eigenschappen, deze zaken worden meestal gehandeld per getal, maat of gewicht.
Maar door deze soortzaken individueel te maken, worden het dus specieskoop.
Er zijn nog veel meer soorten koop, ook die niet wettelijk zijn geregeld, zoals de koop met recht van teruggave en de koop met recht van terugneming (eenzijdig ontbindingsrecht).
In art. 7:48 BW staat:
Dit artikel is niet alleen van toepassing op de koop van een nalatenschap, maar ook op de verkoop van een aandeel in een nalatenschap. Maar het is daarentegen niet van toepassing op de verkoop van een bedrijf of van een andere algemeenheid van goederen.
In art. 7:47 BW staat: “Een koop kan ook op een vermogensrecht betrekking hebben. In dat geval zijn de bepalingen van de vorige afdelingen van toepassing voorzover dit in overeenstemming is met de aard van het recht.”
De koop kan dus volgens dit artikel niet alleen betrekking hebben op zaken (zie art. 7:1 jo. 3:1 BW), maar ook op vermogensrechten in de zin van art. 3:6 BW. Voorbeelden hiervan zijn de koop van aandelen, van vorderingen op naam, een melkquotum, een appartementsrecht of een erfpachtrecht. Art. 7:47 BW is een schakelbepaling, welke onder voorwaarden de kooptitel van toepassing verklaard. Er kan niet zomaar gebruik gemaakt worden van deze bepaling, er moet wel rekening worden gehouden met de bijzondere aard van de vermogensrechten. Zo heeft de verkoper van een vermogensrecht niet de verplichting het recht over te dragen volgens art. 7:9 BW, maar volgens afdeling 2 van titel 4 van Boek 3 BW.
De Hoge Raad heeft bepaald dat de koop op afbetaling ook mogelijk is ingeval van vermogensrechten. De overeenkomst waarbij met geleend geld aandelen worden gekocht werd ook aangemerkt als koop.
De koop van een onderneming is eveneens mogelijk. Als bijvoorbeeld de overgedragen onderneming wat betreft de goodwill niet beantwoordt aan de verwachtingen van de koper op grond van de overeenkomst, dan geldt art. 7:17 BW.
In art. 7:49 BW staat: “Ruil is de overeenkomst waarbij partijen zich verbinden elkaar over en weer een zaak in de plaats van een andere te geven.”
In art. 7:50 BW staat: “De bepalingen betreffende koop vinden overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat elke partij wordt beschouwd als verkoper voor de prestatie die zij verschuldigd is, en als koper voor die welke haar toekomt.”
Ruil en twee koopovereenkomsten (koopsommen vallen tegen elkaar weg) komen zodanig overeen dat een aparte regeling niet nodig is. In de praktijk komt bijvoorbeeld de ruil van postzegels of aandelen en het inruilen van auto’s voor.
Zoals eerder vermeld kent het BW een gelaagde structuur. Belangrijke koopregels staan niet alleen in titel 7.1, maar ook in de Boeken 3 en 6 BW.
Ingevolge art. 6:217 BW komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding. Een prijsbordje bij fruit op de markt geldt als een aanbod, de opmerking ‘geef mij maar een kilo appels’ geldt als aanvaarding.
In art. 6:219 BW wordt een onderscheid gemaakt tussen een onherroepelijk aanbod, een herroepelijk aanbod en een vrijblijvend aanbod.
Een herroepelijk aanbod kan nog worden herroepen, mits het aanbod nog niet door de andere partij is aanvaard of de aanvaardingsmededeling nog niet is verzonden. Dit kan dus niet bij een onherroepelijk aanbod. Indien in dit aanbod een termijn genoemd is (aanbod geldig tot 1 maart) is het gedurende deze termijn onherroepelijk. Een voorbeeld van een onherroepelijk aanbod is de koopoptie. Wie een koopoptie heeft kan tegen een vooraf vastgestelde of objectief bepaalbare prijs een koop aangaan.
Tot slot kan een aanbod vrijblijvend zijn. Hierdoor kan de aanbieder na de aanvaarding van het aanbod het aanbod toch nog herroepen. De overeenkomst is dan niet tot stand gekomen.
De algemene regelingen omtrent de totstandkoming van rechtshandelingen zijn ook van toepassing. Als er sprake is van een kennelijke vergissing, is men niet gebonden omdat de koper hierop niet mocht vertrouwen, art. 3:33 en 3:35 BW. De koper moet tevens handelingsbekwaam zijn, art. 3:32 BW. De ontvangsttheorie geldt voor de werking van een wilsuiting (mededeling), art. 3:37 BW.
Ingeval van een elektronisch gesloten overeenkomst geldt dat de verkoper de totstandkoming van de overeenkomst moet bevestigen na aanvaarding door de koper.
Voorafgaand aan het aanbod is er vaak sprake van een fase van onderhandelingen. Een advertentie van een woning in de krant met vermelding van een bepaalde prijs geldt niet als aanbod, maar is een uitnodiging tot het doen van een aanbod. Als de aspirant-koper de vermelde prijs biedt, dan kan de verkoper nog beslissen of hij de woning wel aan de betreffende persoon wil verkopen. Ook bij een bedrijfsovername of een groot bouwproject komen (langdurige) onderhandelingen voor. Het is achteraf vaak onduidelijk wat precies het aanbod was, en wat de aanvaarding. Dan is het op zo’n moment belangrijk dat een partij op grond van de interactie het vertrouwen mocht hebben dat een overeenkomst tot stand was gekomen, art. 3:35 BW.
Een partij kan uiteraard niet zomaar eenzijdig een verbintenis ongedaan maken / annuleren. Dit kan enkel ingeval van wederzijds goedvinden of als vooraf toestemming is gegeven voor annulering. Een goed voorbeeld hiervan is de koopovereenkomst bij een winkel. Op de bon staat vaak vermeld dat je het product binnen een aantal dagen mag terugbrengen of ruilen, en dus de koopovereenkomst mag ‘annuleren’. Dit is overigens iets anders dan het gebruik maken van een bedenktermijn (bij een op afstand gesloten overeenkomst en de koop van een woning door een particulier) en ontbinding van de overeenkomst.
Een overeenkomst komt niet altijd eerlijk tot stand. Soms kan er sprake zijn van bijvoorbeeld bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling, zie art. 3:44 en 6:228 BW. Is dit het geval, dan kan de koop vernietigbaar zijn. Bij de koop komt het geregeld voor dat de koper van een ondeugdelijke zaak zowel een beroep kan doen op dwaling als op tekortkoming (conformiteit, art. 7:17 BW).
Bij niet-nakoming van de koopovereenkomst gelden er bijzondere bepalingen die in titel 7.1 staan. Ook de algemene regels voor niet-nakoming van een overeenkomst zijn van toepassing. Een aantal belangrijke vragen die bij het toepassen van deze regels beantwoord moeten worden:
Is er sprake van een niet-nakoming van een verbintenis die is ontstaan uit de koopovereenkomst? Zo’n verbintenis is bijvoorbeeld het geven van de verkochte zaak. Het niet-nakomen van deze verbintenis kan bestaan in het helemaal niet of het te laat afleveren van het verkochte of het afleveren van een slechte zaak.
Is er sprake van overmacht (de niet-nakoming is niet-toerekenbaar)? Dit is geregeld in art. 6:75 BW.
Is nakoming nog mogelijk en zo ja, moet de schuldenaar hiertoe nogmaals de gelegenheid krijgen? Dit is geregeld in art. 6:74, 81-83 BW.
Het is afhankelijk van deze vragen of de schuldeiser een vordering kan instellen. In Boek 3 en Boek 6 BW staan bij niet-nakoming van een verbintenis vier vorderingen geregeld:
Nakoming, art. 3:296 e.v. BW (de schuldenaar wordt veroordeeld alsnog te presteren).
Aanvullende schadevergoeding, art. 6:74 e.v. BW (de schuldenaar dient naast het alsnog verrichten van de prestatie de schade die hierdoor is ontstaan te vergoeden).
Vervangende schadevergoeding, art. 6:87 BW (in plaats van de overeengekomen prestatie moet enkel een schadevergoeding betaald worden).
Ontbinding, 6:265 BW (hierdoor vervallen de wederzijdse verplichtingen en ontstaan er ongedaanmakingsverbintenissen). Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht en tevens geen zakelijke werking. Deze remedie kan gecombineerd worden met schadevergoeding, art. 6:277 BW.
Voor ontbinding of schadevergoeding is vereist dat de schuldenaar in verzuim is, tenzij nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk is, art. 6:81 BW. Om in verzuim te komen, moet er eerst sprake zijn van een ingebrekestelling. Dit is een schriftelijke aanmaning waarin een redelijke termijn voor nakoming word gesteld, art. 6:82 BW. Verzuim kan ook zonder ingebrekestelling intreden, namelijk als door partijen in de overeenkomst een termijn voor nakoming was gesteld, art. 6:83 sub a BW.
Voor vergoeding van door niet-nakoming onmiddellijk geleden (gevolg)schade is geen verzuim vereist. Er is immers al sprake van onmogelijkheid van nakoming, omdat een nakoming zonder die schade niet meer mogelijk is. Ingeval van vertragingsschade is wel verzuim nodig. Als het gaat om een consumentenkoop geldt sinds kort een bijzondere regeling voor ontbinding wegens late levering, art. 7:19a BW.
De zojuist genoemde vorderingen kunnen worden ingesteld als er sprake is van een verbintenis: een afdwingbare verplichting. Soms ‘moet’ een partij wel iets doen, maar is dit niet in rechte af te dwingen en ontstaat er bij niet-nakoming ook geen recht op schadevergoeding. Deze niet-afdwingbare plichten worden Obliegenheiten genoemd. Denk bijvoorbeeld aan de plicht van de koper om de zaken in ontvangst te nemen, de plicht van de koper de zaken te inspecteren of ingeval van tekortkoming het tijdig protesteren. Het niet-nakomen van deze plichten levert enkel rechtsverlies op voor de koper. In het algemeen worden informatieplichten als verbintenissen aangemerkt, en spreek- en onderzoeksplichten als Obliegenheit.
Meestal wordt voorafgaand aan het instellen van een vordering een beroep op een opschortingsrecht gedaan, art. 6:262 BW. De koper kan bijvoorbeeld de betaling opschorten als de te leveren zaak niet tijdig is afgeleverd of gebreken vertoont. In de wet zijn geen formele eisen gesteld aan een beroep op de opschorting, het hoeft dus niet te worden medegedeeld door de schuldenaar. Onder omstandigheden vereisen de redelijkheid en billijkheid echter dat de opschorting en de gronden hiervoor moeten worden medegedeeld aan de wederpartij. Bij koop zal de opschortende partij duidelijk moeten maken wat de reden voor de opschorting is en wat zij wil doen met de overeenkomst en de wanprestatie. Bij opschorting blijven de verplichtingen bestaan, zodra alsnog juist wordt geleverd dient de koper te betalen.
De totstandkoming van een koopovereenkomst wordt met name geregeld in Boek 6 BW. In Boek 7 BW worden een aantal specifieke regels gegeven. Zo staat in art. 7:4: “Wanneer de koop is gesloten zonder dat de prijs is bepaald, is de koper een redelijke prijs verschuldigd; bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de verkoper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen.”
Voor het bestaan van een koopovereenkomst is het dus voldoende dat overeenstemming is bereikt over de zaak. Ook als de prijs niet is bedongen (niet uitdrukkelijk of stilzwijgend en ook niet door verwijzing), kan een geldige koopovereenkomst bestaan. De prijs wordt dan vastgesteld aan de hand van de “gewoonlijk bedongen prijzen.” De prijslijst van de verkoper of koersnoteringen bepalen dan de te betalen prijs.
Indien onduidelijk is wat de ‘gewoonlijk bedongen prijzen’ zijn (geen prijs gegeven en ook niet gevraagd), is het de vraag wat de verkoper in rekening mag brengen. Dit is afhankelijk van onder meer het soort winkel (gewoon of luxe) en het algemene prijsniveau van de verkoper. Een taxatie door een deskundige is eveneens een optie.
De ongevraagde toezending van een zaak wordt aangemerkt als een aanbod tot het aangaan van een koopovereenkomst. De ontvanger moet dit aanbod aanvaarden. Niets doen zal niet snel als een aanvaarding worden beschouwd. De ontvanger die ongevraagd een zaak ontvangt is in beginsel dus niet gebonden. Dit onderwerp is geregeld in art. 7:7 BW, waarin staat:
Uit dit artikel volgt dat de ontvanger niet gebonden is, wat de verzender ook probeert te verzinnen. De ontvanger heeft zelfs het recht de zaak om niet (gratis) te behouden. De verzender kan geen vorderingen instellen tot teruggave van de zaak of tot schadevergoeding wegens beschadiging van de zaak. De ontvanger kan de zaak houden en al dan niet betalen of de zaak terugzenden op kosten van de verzender, lid 3.
In lid 1 is een uitzonderingssituatie opgenomen ter voorkoming van misbruik door de ontvanger van de zaak. Als de toezending gevraagd is door een persoon voor wie de ontvanger aansprakelijk is, dan mag de ontvanger de zaak niet behouden. Dit geldt ook als iemand op andermans naam een waardevolle zaak bestelt, terwijl de ander van niets weet. Indien de verzender kan aantonen dat iemand een bestelling heeft gedaan op naam van de ontvanger, dan is art. 7:7 BW niet aan de orde.
In lid 2 wordt de consument beschermd bij op afstand gesloten overeenkomsten, maar dit geldt alleen als de ontvanger consument is. In dit lid staat opgesomd wanneer de consument niet hoeft te betalen. Van belang is bovendien art. 6:193i sub f BW, waarin is geregeld dat het ongevraagd verzenden naar consumenten een oneerlijke handelspraktijk is.
Ingeval van een koop op proef komt er wel een overeenkomst tot stand, maar deze is dan nog niet definitief.
In art. 7:45 BW staat:
Er kunnen zich bepaalde gevallen voordoen als iemand een zaak op proef meekrijgt, namelijk:
De ‘koper’ is geheel vrij om de zaak al dan niet te kopen: in dat geval is geen sprake van koop op proef, maar van een aanbod dat de ontvanger al dan niet kan aanvaarden. Tot het moment dat de aanvaarding de verkoper bereikt is geen koopovereenkomst tot stand gekomen en is art. 7:45 BW niet van toepassing.
Er kan sprake zijn van koop op proef met een subjectieve maatstaf: a art. 7:45 BW is op deze situatie van toepassing. Het gaat er om of de zaak bij de koper in de smaak valt; de koper moet naar redelijkheid en billijkheid handelen; hij mag de zaak niet terugzenden indien deze hem bevalt of als hij de zaak niet beproefd heeft.
Er kan sprake zijn van koop op proef met een objectieve maatstaf: bijvoorbeeld de maatstaf dat de zaak geschikt is voor het doel waarvoor de koper de zaak wil kopen of dat bepaalde technische eigenschappen aanwezig zijn. Art. 7:45 BW is op deze situatie van toepassing; voldoet de zaak aan de overeengekomen maatstaf, dan kan de koper de zaak niet terugzenden. Indien de overeenkomst wordt gesloten met het beding ‘niet goed geld terug’, zal dit meestal een koop op proef zijn met een objectief criterium.
In lid 2 is bepaald dat de koper zijn beslissing tijdig moet mededelen. Verstrijkt de redelijke periode waarin de zaak beoordeeld kon worden, dan kan de zaak niet meer worden teruggezonden. De koopovereenkomst is dan dus definitief geworden.
Er is overigens een verschil tussen koop op proef en de mogelijkheid van de koper om de overeenkomst te herroepen (bedenktijd ingeval van een op afstand gesloten overeenkomst of de koop van een woning door een particulier).
Een consument wordt gezien als een ‘zwakke partij’ en wordt dan ook wettelijk beschermd. Ook de regeling van de consumentenkoop heeft consumentenbescherming als doelstelling.
Het begrip consumentenbescherming komt al geruime tijd in ons recht voor. Voorbeelden zijn de regeling van de koop op afbetaling uit 1936 en de Colportagewet uit 1975. Daarnaast kennen we ook een regeling inzake misleidende reclame, productaansprakelijkheid en algemene voorwaarden.
Het consumentenrecht vindt zijn oorsprong in Europese richtlijnen. In het algemeen schrijven deze richtlijnen voor dat de wederpartij verplicht wordt informatie aan de consument te verstrekken, dat de overeenkomst schriftelijk dient te worden aangegaan en dat de consument een herroepingsrecht (bedenktermijn; recht van ontbinding) krijgt.
Naast de consumentbeschermende regel- en wetgeving wordt de consument ook beschermd middels een ‘moderne’ toepassing van het klassieke vermogensrecht. Denk bijvoorbeeld aan de rechtspraak omtrent de kwestie van de aandelenlease. Hierbij gaat het om het lenen van geld om daarmee aandelen te kopen. Men verwacht dat met de winst van de aandelen de rente op het geleende bedrag kan worden terugbetaald. Door de dalende beurskoersen in 2000 kwamen particuliere beleggers echter bedrogen uit en bleven zij met een restschuld zitten. In de juridische procedures hierover kwamen dwaling, misleidende reclame, zorgplicht, eigen schuld en misbruik van omstandigheden aan de orde. De Hoge Raad oordeelde dat de banken aansprakelijk zijn op grond van een bijzondere waarschuwingsplicht voor de risico’s. Een deskundige dienstverlener moet maatregelen treffen ter bescherming van de particuliere wederpartij (consument). Misleidende reclame werd niet aangenomen, omdat als maatstaf geldt wat de gemiddelde consument misleidend zou vinden.
Twee recente ontwikkelingen zijn de invoering van de Wet oneerlijke handelspraktijken (WOH) en de oprichting van de Consumentenautoriteit (nu: Autoriteit Consument & Markt) Op grond van de WOH is aan Boek 6 BW afdeling 3A toegevoegd. Handelen in strijd met deze regels wordt gezien als onrechtmatig en kan een schadevergoedingsactie tot gevolg hebben. Daarnaast kan de consument de overeenkomst vernietigen, art. 6:193j lid 3 BW. De ACM is vooral actief op het gebied van garanties en conformiteit.
Niet alleen het materiële recht, dat de consument verschillende bevoegdheden en rechten geeft, is belangrijk, maar ook het procesrecht is van grote betekenis. Zo zijn er regels opgesteld voor incassokosten, zie art. 6:96 leden 5 en 6 BW.
Daarnaast is men voor procederen bij de kantonrechter niet verplicht een advocaat in te schakelen. De kantonrechter is bevoegd in alle geschillen als het gaat om vorderingen met een beloop tot € 25.00,- en in alle geschillen betreffende consumentenkoopovereenkomsten en consumentenkredietovereenkomsten met een kredietsom van maximaal € 40.000,-.
Toch kan de consument beter kiezen voor een geschillencommissie dan voor de kantonrechter. Nadat de consument zonder succes zijn klacht kenbaar heeft gemaakt aan de wederpartij, kan hij naar de geschillencommissie stappen. De meeste commissies ressorteren onder de Stichting Geschillencommissies Consumentenklachten. Een commissie is sneller, in ruimere mate bevoegd om ambtshalve op te treden, heeft branchespecifieke kennis en is een stuk goedkoper in vergelijking met de rechter.
Ter implementatie van de Richtlijn consumentenrechten is in Boek 6 BW in titel 5 de nieuwe, dwingendrechtelijke afdeling 2B opgenomen. Hierin wordt de overeenkomst tussen een handelaar en een consument geregeld. Onder meer de overeenkomst op afstand en de overeenkomst buiten de verkoopruimte vinden hier hun regeling. In lid 2 is opgenomen op welke overeenkomsten de afdeling niet van toepassing is.
De afdeling is enkel van toepassing op overeenkomsten tussen een handelaar en een consument, zie voor de begripsomschrijvingen art. 6:230g lid 1 BW. Deze komen overeen met de begrippen uit art. 7:5 BW. Het kan gaan om diensten- of koopovereenkomsten. Indien er sprake is van een samenloop tussen de leveringsregels betreffende roerende zaken en de regels inzake het verrichten van diensten, dan gelden op grond van art. 6:230g lid 2 BW de bepalingen die van toepassing zijn op de consumentenkoop.
De sancties vloeien in eerste instantie voort uit de richtlijn, zie bijvoorbeeld art. 6:230n lid 3 en art. 6:230s BW. De informatieverplichtingen zijn verbintenissen, waardoor alle gebruikelijke sancties in aanmerking komen (nakoming, schadevergoeding, ontbinding). Ook de oneerlijke handelspraktijk en wilsgebreken komen in aanmerking. De algemene informatieverplichting van de handelaar (of professionele verkoper) is vastgelegd in art. 6:230l BW. Deze regeling is niet van toepassing op de overeenkomst buiten de verkoopruimte of op afstand, hiervoor gelden aparte regelingen. De informatie die verstrekt dient te worden ziet op gegevens van de handelaar, verplichtingen van beide partijen ter zake van nakoming en rechten en de kenmerken van de zaken of diensten. Deze informatie moet worden verstrekt voordat de consument aan de overeenkomst gebonden is. De informatieverplichtingen uit afdeling 2B laten andere informatieverplichtingen onverlet.
Voor de overeenkomst op afstand en de overeenkomst buiten de verkoopruimte gelden concretere regels wat betreft de informatieverplichtingen, art. 6:230m BW. Daarnaast heeft de consument ingeval van deze overeenkomsten het recht de overeenkomst zonder opgave van redenen binnen twee weken te ontbinden.
Door de regeling van overeenkomsten gesloten buiten de verkoopruimte is de Colportagewet vervallen.
In art. 6:230g BW staat de definitie van ‘overeenkomst buiten de verkoopruimte’. Er wordt vanuit gegaan dat de consument benaderd is op een moment dat hij er niet op bedacht is en hierdoor een overeenkomst heeft gesloten die hij anders niet zou hebben gesloten. Voor het begrip koopruimte is het van belang dat de handelaar zijn activiteiten op permanente basis of gewoonlijk uitoefent. Een kaaskraam op de wekelijkse markt is dus een verkoopruimte.
De overeenkomst op afstand wordt gesloten zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van consument en handelaar, waarbij enkel gebruik wordt gemaakt van een communicatiemiddel op afstand, art. 6:230g sub e BW. Het gaat vooral om online aankopen en postorderverkopen. Het telefonisch benaderen van consumenten om hen te bewegen van waterleverancier te wisselen valt ook onder deze regeling, art. 6230v lid 6 BW. De regeling heeft betrekking op zowel de consumentenkoop als de dienstenovereenkomst.
Indien de consument enkel een verkoopruimte bezoekt om zich te laten informeren en de overeenkomst vervolgens via internet sluit, dan is er sprake van een overeenkomst op afstand.
Omdat de communicatie beperkter is dan bij ‘face to face’ gesloten overeenkomsten, kent de wet aanvullende informatieverplichtingen voor de handelaar en een recht van herroeping voor de consument. Zie art. 6:230m BW. Art. 6:230n lid 2 BW geeft aan dat de verstrekte informatie deel uitmaakt van de overeenkomst. De informatieverplichting is dwingend, art. 6:230i lid 1 BW. De bewijslast ten aanzien van de juiste en tijdig verstrekte informatie rust op de handelaar, art. 6:230n lid 4 BW.
Ingeval van een buiten de verkoopruimte of op afstand gesloten overeenkomst heeft de consument het recht om zonder opgave van redenen de overeenkomst te ontbinden. De consument heeft een bedenktermijn van 14 dagen, welke gaat lopen op het moment dat de zaak is ontvangen. In de richtlijn wordt gesproken over ‘herroeping’, in de wettekst over ‘ontbinding’. Dit komt allebei tevens overeen met ‘bedenktermijn’.
Ontbinding en de ontbindingstermijn zijn geregeld in art. 6:230o en gedefinieerd in art. 6:230g sub m en n BW. Het recht van ontbinding is uitgesloten voor een aantal overeenkomsten, zie art. 6:230p BW.
Op grond van art. 6:230m BW is een handelaar verplicht informatie over het recht van ontbinding aan de consument te verschaffen. Met name lid 1 sub h tot en met sub k zijn relevant.
In art. 6:230o BW is de bedenktermijn (waarbinnen ontbonden kan worden) geregeld, bepaald hoe de ontbindingsverklaring moet worden uitgebracht en komt de reactie van de verkoper daarop aan de orde.
Het begin van de termijn is afhankelijk van het ontvangstmoment van de zaak. Voor ontbinding kan de consument het modelformulier (zie bijlage I deel B richtlijn) gebruiken of ontbinden middels een ondubbelzinnige verklaring daartoe.
De bewijslast voor de tijdige en juiste uitoefening van het in lid 1 bedoelde recht rust op de consument.
Door ontbinding worden alle aanvullende overeenkomsten van rechtswege ontbonden, zie art. 6:230q lid 2 BW. Bijvoorbeeld een financieringsovereenkomst.
Als de consument zijn ontbindingsrecht uitoefent, dan moet de handelaar uiterlijk binnen 14 dagen alle ontvangen betalingen, incl. leveringskosten, vergoeden. Zie art. 6:230r BW. De consument moet de zaken terugzenden aan de handelaar en draagt hiervan de kosten, zie art. 6:230s BW.
De algemene bepalingen die van toepassing zijn op de overeenkomst gesloten buiten de verkoopruimte zijn reeds besproken. Aanvullende bepalingen zien op de informatieverplicht, de zorgplicht, de ontbinding en het vormvereiste.
In art. 6:230t BW is de informatieverplichting van de handelaar nader geregeld. Zo moet de informatie in duidelijke en begrijpelijke taal worden verstrekt en een afschrift van de ondertekende overeenkomst of bevestiging van de overeenkomst worden afgegeven. In afwijking van de algemene regel moet de handelaar bij ontbinding de kosten van het ophalen van de zaak dragen, indien de zaak al bij de consument is afgeleverd en niet met de gewone post kan worden teruggezonden. De handelaar kan bovendien pas na het verstrijken van de ontbindingstermijn betaling vorderen, tenzij het gaat om de levering van water, gas of elektriciteit.
Daarnaast heeft de handelaar een zorgplicht. Hij moet zich ervan vergewissen dat de verplichtingen die de consument aangaat in overeenstemming zijn met diens draagkracht, art. 6:230u BW. Ook dient hij de Wet oneerlijke handelspraktijken in acht te nemen.
Aanvullende regels zien vooral op informatieverplichtingen, vormvereisten en telemarketing. Zie hiervoor art. 6:230v BW.
Voor de informatieverplichting wordt er rekening gehouden met de aard van de gebruikte media. Het belang van goede informatie over de betalingsverplichting wordt in de regeling benadrukt, zie de leden 2 en 3. In lid 6 wordt telemarketing nader geregeld. De handelaar moet aan het begin van een telefoongesprek de identiteit en het commerciële doel van het gesprek mededelen. Een nieuwe overeenkomst omtrent de levering van gas, water, stadsverwarming of elektriciteit moet schriftelijk worden aangegaan.
Voor deze bijzondere overeenkomsten geeft afdeling 2B specifieke regels. Het gaat hierbij niet om de levering in een beperkt volume of bepaalde hoeveelheid (gastankje, flesje water) of de levering digitale inhoud op een materiële drager (usb-stick, dvd, cd).
De overeenkomsten worden niet aangemerkt als koop- of dienstenovereenkomst, maar zij vallen wel onder de regeling.
Om te beginnen zijn de algemene bepalingen, vooral de algemene informatieverplichtingen, ook op deze overeenkomsten van toepassing. Voor de ontbindingstermijn geldt iets anders. Art. 6:230o lid 1 sub c BW bepaalt namelijk dat de termijn van 14 dagen loopt vanaf de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten. Hier gaat het dus niet om ‘ontvangst’. Pas na afloop van de bedenktermijn begint de levering. Het geleverde kan namelijk niet worden teruggezonden, mocht de consument besluiten te ontbinden. In de wet is geregeld dat de consument niet hoeft te betalen voor levering gedurende de bedenktermijn, tenzij de levering op uitdrukkelijk verzoek geschiedt, art. 6:230s BW.
De consument-afnemer wordt tevens beschermd door een speciale regeling voor telemarketing. Een nieuw gesloten overeenkomst op afstand moet schriftelijk worden aangegaan, art. 6:230v lid 6 BW.
De definitie van ‘digitale inhoud’ is te vinden art. 6:230g sub i BW. Voorbeelden zijn games, muziek en software. Hiervoor gelden aanvullende informatieverplichtingen, zie hiervoor art. 6:230l en 6:230m BW. De ontbindingstermijn begint te lopen vanaf de dag waarop de overeenkomst is gesloten, art. 6:230o lid 1 BW. De ontvangst is enkel bepalend wanneer het gaat om digitale inhoud op een materiële drager. Er bestaat geen ontbindingsrecht in het geval genoemd in art. 6:230p sub g BW.
In titel 7.1 worden twee soorten koopovereenkomst genoemd: de ‘gewone’ koop en de consumentenkoop. Voor de consumentenkoop is een aparte regeling gemaakt, omdat de verkoper als meest deskundige contractspartij moet worden beschouwd. De koper mag verwachten dat hij behoorlijk wordt voorgelicht over de aan te kopen zaak en gewezen wordt op gebreken en nadelen. Is dit niet het geval, dan moet hij verhaal op zijn wederpartij kunnen uitoefenen. De Richtlijn consumentenkoop waarborgt een minimumniveau van consumentenbescherming.
Art. 7:5 BW omschrijft de consumentenkoop als de koop met betrekking tot een roerende zaak, elektriciteit daaronder begrepen, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (lid 1). Wordt de zaak verkocht door een gevolmachtigde die handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf, dan wordt de koop aangemerkt als een consumentenkoop, tenzij de koper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst weet dat de volmachtgever niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (lid 2). De vorige leden zijn niet van toepassing indien de overeenkomst door leidingen naar de verbruiker aangevoerd water betreft (lid 3).Indien de te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst krachtens welke deze zaak moet worden geleverd voldoet aan de omschrijving van artikel 750, dan wordt de overeenkomst mede als een consumentenkoop aangemerkt indien de overeenkomst wordt gesloten door een aannemer die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en een opdrachtgever, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (lid 4).
De bepalingen van deze titel en die van afdeling 1 van titel 12 zijn naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van deze titel van toepassing.
Er is in de wet geen beschrijving te vinden van het begrip ‘consument’, alleen van de ‘consumentenkoop’. Er zijn drie elementen waaraan een consumentenkoop moet voldoen, te weten:
de koper moet als consument optreden, dus als niet-professioneel natuurlijk persoon;
de verkoop moet juist niet als natuurlijk persoon optreden, maar in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
het derde element ziet op de te verkopen zaak. Er is enkel sprake van een consumentenkoop, indien de verkochte zaak een roerende zaak is.
Zoals hierboven al staat kan alleen een natuurlijk persoon consument zijn. Deze mag dus niet in de uitoefening van zijn beroep handelen. Vaak volgt uit de aard van de verkochte zaak reeds of een koper een consument is.
De verkoper moet in een professionele hoedanigheid handelen en kan zowel een natuurlijke als een rechtspersoon zijn. Vereist is dat de verkoper handelt in het kader van zijn bedrijfs-, handels-, ambachts-, of beroepsactiviteit, zie art. 7:5 BW.
Ingeval van een samenloop tussen consumentenkoop en aanneming van werk is lid 4 van toepassing. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer de verkoper de te leveren zaak eerst vervaardigt. De kooptitel en afdeling 1 van titel 12 zijn dan naast elkaar van toepassing. Mocht er sprake zijn van strijd, dan gaan de bepalingen van de consumentenkoop voor, ook als het koopelement een kleinere rol speelt. Art. 7:5 lid 4 BW moet richtlijnconform worden uitgelegd, niet volgens het systeem van het BW.
Art. 7:5 lid 5 BW ziet op de levering van water, gas en elektriciteit. In dit lid wordt ook de verkoop van digitale inhoud aangemerkt als een consumentenkoop.
In art. 7:6 BW staat:
Er zijn twee rechtsgevolgen verbonden aan de kwalificatie van consumentenkoop. Dit zijn:
er zijn op de consumentenkoop een aantal bijzondere bepalingen van toepassing, die de woorden: “bij een consumentenkoop’ bevatten;
de kooptitel is met enige beperkingen van dwingend recht.
Deze beperkingen zijn:
niet alles is dwingend recht, alleen afdelingen 7.1-7.1.7 zijn van dwingend recht;
een viertal bepalingen is uitgezonderd van het dwingendrechtelijke karakter, te weten art. 7:12, 13, 26 en 35 BW.
Ook de wettelijke rechten en vorderingen van de koper ter zake van wanprestatie door de verkoper zijn dwingendrechtelijk. Deze mogen door de verkoper niet worden uitgesloten of beperkt. Verschillende denkbare gevallen komen ook voor op de zwarte of grijze lijst van afdeling 6.5.3. De bevoegdheden tot verrekening en opschorting hebben geen dwingendrechtelijke regeling. Beperking of uitsluiting van deze bevoegdheden valt wel onder de regeling van de algemene voorwaarden.
Als iets in strijd komt met het dwingende recht, kan de consument zo’n beding vernietigen door een buitengerechtelijke verklaring, zie art. 3:50 jo. 3:40 BW.
In dit hoofdstuk zullen de wettelijke verplichtingen van de koper aan de orde komen. Op grond van art. 7:1 BW is de verkoper verplicht een zaak te geven. Deze verplichtingen worden door de wetgever nauwkeurig omschreven in afdeling 7.1.2. Deze afdeling is op te delen in drie categorieën:
Hoofdverplichtingen: de verkoper heeft twee hoofdverplichtingen. Hij moet de eigendom van het verkochte goed overdragen (1) en deze leveren (2).
Risico: bij deze categorie gaat het erom voor wiens risico het komt als een zaak bijvoorbeeld verloren gaat of beschadigd raakt voordat het bij de koper terecht is gekomen.
Nevenverplichtingen: deze nevenverplichtingen hebben betrekking op de kosten van het afleveren en de kosten van het transport en de vruchten van de zaak.
Het conformiteitvereiste komt eveneens aan de orde, dit is het vereiste dat de zaak bij aflevering aan de overeenkomst moet beantwoorden.
De regels die besproken zullen worden in dit hoofdstuk zijn regelend recht, partijen zijn geheel vrij hiervan af te wijken in hun overeenkomst. Dit geldt echter niet voor de consumentenkoop.
Op grond van art. 7:9 BW is de verkoper verplicht de verkochte zaak met toebehoren in eigendom over te dragen en af te leveren. Wordt de eigendom niet overgedragen, dan is er sprake van wanprestatie. Titel 7.1 geeft hiervoor geen speciale regels, de regels van afdeling 6.1.9, 6.1.100 en 6.5.5 zijn van toepassing
Toebehoren zijn iets anders dan bestanddelen: het zijn zelfstandige zaken, die bestemd zijn een bepaalde hoofdzaak duurzaam te dienen. Bijvoorbeeld een autoradio.
Onder toebehoren zijn de aanwezige titelbewijzen en bescheiden begrepen. Ook garantiebewijzen, kentekenbewijzen en stamboomcertificaten bij rasdieren zijn toebehoren.
De tweede hoofdverplichting van de verkoper ziet op het afleveren van de zaak. Onder aflevering wordt verstaan het stellen van de zaak in het bezit van de koper: bezitsverschaffing (lid 2). Bijvoorbeeld het afgeven van de sleutels. Aandelen worden afgeleverd door de voorwaardelijke inschrijving van aandelen op de naam van de overnemer.
In geval van koop met eigendomsvoorbehoud wordt onder aflevering verstaan het stellen van de zaak in de macht van de koper (lid 3).
Het tijdstip van aflevering is niet geregeld in titel 7. Hiervoor moet worden gekeken naar art. 6:38 en 39 BW. Zonder afspraak moet terstond worden nagekomen (de schuldenaar moet wel tijd krijgen voor het verrichten van de prestatie). Is een afleveringstijdstip bepaald, dan kan de schuldenaar wel eerder nakomen, maar kan de schuldeiser geen eerdere nakoming vorderen, art. 6:39 BW. Ingeval van een consumentenkoop moet de verkoper onverwijld en in ieder geval binnen dertig dagen na het aangaan van de overeenkomst afleveren. Uit art. 7:9 lid 4 BW volgt dat partijen een andere termijn overeen kunnen komen. Een termijn vermeld in de algemene voorwaarden kan getoetst worden.
In art. 6:27 BW staat dat de verkoper een zorgplicht heeft in de periode van aflevering. Deze moet een zorgvuldig schuldenaar zijn.
Art. 7:10 BW (en 7:11 BW voor de consumentenkoop) bepaalt dat de zaak voor risico is van de koper van de aflevering af, zelfs al is de eigendom nog niet overgedragen. Dit artikel ziet op het geval waarin de zaak beschadigd is of geheel teniet gaat, maar nog niet in feitelijke macht van de koper is gekomen. Want voor wie is het nadeel dan? Lid 1 is het normale geval, lid 2 en lid 3 en 4 geven bijzondere regels.
De koper blijft de koopprijs verschuldigd, ongeacht tenietgaan of achteruitgang van zaak door een oorzaak die niet aan de verkoper kan worden toegerekend (lid 1). Hetzelfde geldt van het ogenblik af, waarop de koper in verzuim is met het verrichten van een handeling waarmee hij aan de aflevering moet medewerken. In geval naar de soort bepaalde zaken zijn verkocht, doet het verzuim van de koper het risico eerst op hem overgaan, wanneer de verkoper de voor de uitvoering van de overeenkomst bestemde zaken heeft aangewezen en de koper daarvan heeft verwittigd (lid 2). Indien de koper op goede gronden het recht op ontbinding van de koop of op vervanging van de zaak inroept, blijft deze voor risico van de verkoper (lid 3).Wanneer de zaak na aflevering voor risico van de verkoper is gebleven, is het tenietgaan of de achteruitgang ervan door toedoen van de koper eveneens voor rekening van de verkoper. De koper moet echter van het ogenblik af dat hij redelijkerwijs rekening moet houden met het feit dat hij de zaak zal moeten teruggeven als een zorgvuldig schuldenaar voor het behoud ervan zorgen; art. 78 van boek 6 is van overeenkomstig toepassing (lid 4).
Wat wordt er precies onder risico verstaan? Dat is dat de koper de koopprijs verschuldigd blijft bij het tenietgaan of achteruitgang van de zaak en ook anderszins geen rechten heeft ten opzichte van de verkoper op grond van tekortkoming. Maar als de schuld bij de verkoper ligt, zal de verkoper de rekening moeten betalen.
Als er geen sprake is van de in art. 7:10 BW staande gevallen, gaat het risico over op de koper op het moment van afleveren. Dit staat ook bijna letterlijk in de parlementaire geschiedenis. Er hoeft niet exact sprake te zijn van het geval dat de verkoper de zaak in de handen van de koper legt. Bezitsverschaffing is voldoende. Daarvoor is vereist wat er in art. 9 lid 2 BW staat, namelijk aflevering.
Voor consumentenkoop geldt dat art. 7:11 BW dwingend recht is, voor de handelskoop is het aanvullend recht. Een arrest wat op dit artikel betrekking heeft is HR 2-4-1999, NJ 1999, 585 Van den Broek- Van Dael.
Het kan natuurlijk ook gebeuren dat de zaak tenietgaat of achteruit gaat voordat het risico is overgedragen. Dan komt het nadeel uiteraard voor rekening van de verkoper. In geval van achteruitgang moet hij de achteruitgang herstellen en bij tenietgaan moet hij een vervangende zaak afleveren.
In lid 2 is geregeld dat de verkoper met crediteurverzuim de risico-overgang zou kunnen verhinderen. Crediteurverzuim is het verzuim van de koper. In lid 3 staat de ontbinding geregeld, dan vervallen de bestaande verbintenissen en ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen. Zonder de regelingen van lid 3 of 4 zou alles voor risico van de koper zijn. Het inroepen van ontbinding moet wel op goede gronden gebeuren, maar als het hier aan voldoet, is het al voldoende. Er wordt dan gezorgd dat het risico bij de verkoper blijft. In lid 4 staat de schade bij ontbinding of vervanging geregeld. Stel dat een koper de zaak in bezit gekregen heeft, en er dus ook vanuit gaat dat het zijn eigendom is. Pas later blijkt dat de verbintenis ontbonden wordt, maar tot die tijd heeft de eigenaar wel gebruik gemaakt van de zaak. Het zou erg oneerlijk zijn als de koper dan toch aansprakelijk kan worden gesteld. Dit is dus ook niet zo, de eigenaar kan pas aansprakelijk zijn voor enige schade als de koper met de mogelijkheid van ontbinding rekening kan houden. Dan pas kan er van hem een bijzondere zorg geëist worden.
Als de ontbinding al wel te verwachten was, heeft het tot gevolg dat indien de ontbinding plaatsvindt de koper de schade aan de zaak moet vergoeden. Dit lid lijkt veel op art. 6:273 BW, maar heeft een veel ruimere strekking.
Art. 7:11 BW wijst de bezorging als het moment van risico-overgang aan. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de consumentenkoop. Gedurende het vervoer is het risico van de verkoper. Criterium is het ‘ontvangen’ zijn van de zaak (fysiek bezit).
Ingeval van een koop op proef geldt dat het moment van risico-overgang mede wordt bepaald door het moment waarop de koopovereenkomst definitief wordt, art. 7:46 BW. Zolang de koop niet definitief is, blijft het risico van de verkoper.
Volgens art. 7:12 BW komen de kosten van aflevering, die van weging en telling daaronder begrepen, ten laste van de verkoper (lid 1). Kosten van afhalen en kosten van een verkoopakte en van de overdracht komen ten laste van de koper (lid 2).
In lid 1 staan de kosten voor de verkoper. Deze kosten van aflevering zijn niet hetzelfde als de kosten van vervoer. De kosten van vervoerd worden hier dus NIET onder verstaan. De term aflevering is de specifiek juridische betekenis van bezitsverschaffing.
In lid 2 staan de kosten voor de koper, ook de kosten van het afhalen omvatten evenmin de vervoerskosten. Wat valt er dan wel onder? De kosten van een koopakte en van de overdracht zijn wel voor rekening van de koper.
Er kan van art. 7:12 BW worden afgeweken, maar als dit in algemene voorwaarden gebeurt zijn deze vernietigbaar, art. 7:6 BW.
Op grond van art. 7:13 BW kunnen slechts kosten worden gevorderd indien bij een consumentenkoop de zaak bij de koper wordt bezorgd door de verkoper of een door deze aangewezen vervoerder, voor zover zij bij het sluiten van de overeenkomst door de verkoper afzonderlijk zijn opgegeven of door de verkoper de gegevens zijn verschaft op grond waarvan zij door hem worden berekend. Hetzelfde geldt voor kosten, verschuldigd voor andere werkzaamheden die de verkoper in verband met de koop voor de koper verricht.
De kosten van vervoer bij niet-consumentenkoop komen voor rekening van de koper. Ook als de zaak bij een derde ligt komen de kosten hiervan bij de koper terecht. De kosten van vervoer van de plaats van aflevering naar de koper komen voor rekening van de koper. Maar van deze regeling mag worden afgeweken.
De plaats van levering is geregeld in art. 6:41 BW. Individueel bepaalde zaken moeten afgeleverd worden op de plaats waar de zaak zich bevindt bij het sluiten van de koopovereenkomst. Bij naar soort bepaalde zaken, zoals een bankstel, moeten deze worden afgeleverd op de woonplaats van de verkoper. De vervoerskosten komen voor de koper.
In art. 7:13 BW staat een bijzondere regeling inzake het vervoer bij consumentenkoop. De verkoper is niet verplicht de verkochte zaak te bezorgen, maar indien hij de zaak bezorgt, kan hij slechts kosten in rekening brengen als dit van te voren was opgegeven.
Niet alle nevenverplichtingen staan in de wet geregeld, maar vloeien voort uit de redelijkheid en billijkheid. Voorbeelden hiervan zijn:
de verplichting om inlichtingen te geven over het gebruik van de verkochte zaak;
de verplichting om de zaak deugdelijk te verpakken;
de verplichting om de verkochte zaak te installeren, te beproeven of te inspecteren.
In art. 7:14 BW staat: “Van de dag van aflevering af komen de vruchten toe aan de koper, met dien verstande dat burgerlijke vruchten van dag tot dag berekend worden.”
Er bestaan natuurlijke vruchten, en burgerlijke vruchten. Natuurlijke vruchten zijn bijvoorbeeld de appels aan een boom en zij zijn ook vanaf het moment van aflevering van de koper. Burgerlijke vruchten kunnen op twee manieren berekend worden, namelijk het moment van opeisbaarheid kan beslissend zijn of de opbrengst kan worden omgerekend per dag.
In art. 7:15 BW staat:
Deze eigendomsoverdracht is dus 1 van de 2 hoofdverplichtingen die de verkoper heeft. De eigendom moet vrij zijn van alle bijzondere lasten en beperkingen, behalve die welke uitdrukkelijk zijn aanvaard. Algemene lasten en beperkingen vallen niet onder dit artikel.
De HR heeft besloten dat het alleen om lasten ging die in het bijzonder op het desbetreffende goed rusten. Dit was in het arrest HR 27-2-2004, RvdW 2004, 41.
De verkoper heeft een verplichting om alle bijzondere lasten op te geven bij een zaak. Dit is terug te vinden in de parlementaire geschiedenis. Als hij dit niet doet, komt hij zijn verbintenis niet na, en dit heeft tot gevolg dat art. 6:74 BW van toepassing wordt.
In art. 7:16 BW staat: “Wanneer tegen de koper een vordering wordt ingesteld tot uitwinning of tot erkenning van een recht waarmede de zaak niet belast had mogen zijn, is de verkoper gehouden in het geding te komen teneinde de belangen van de koper te verdedigen.”
De verplichting de koper bij te staan, vindt zijn grond in de verplichting van de verkoper de eigendom over te dragen, vrij van alle bijzondere lasten en beperkingen.
Op grond van art. 15 lid 2 wordt de koper dwingendrechtelijk beschermd tegen rechten, waarvan hij het bestaan ten tijde van de koop niet kon kennen. Dit is met name van belang voor kwalitatieve verbintenissen en zakelijke rechten die ten tijde van de koop al bestaan, maar nog niet zijn ingeschreven.
Ingevolge art. 7:23 moet de koper binnen bekwame tijd klagen over de gebrekkige levering, anders verliest hij zijn rechten. Dit artikel is niet van toepassing bij art. 7:15, omdat het alleen ziet op feitelijke gebreken. Dit betekent bovendien dat de algemene verjaringstermijn van vijf jaar toepasselijk is, art. 3:30 BW.
Conformiteit wordt geregeld in art. 7:17 BW. Op grond van het eerste lid dient de afgeleverde zaak aan de overeenkomst te beantwoorden. De uitwerking hiervan is in het tweede lid te vinden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Het derde lid bepaalt dat een andere zaak dan is overeengekomen, of een zaak van een andere soort, beantwoordt evenmin aan de overeenkomst. Hetzelfde geldt indien het afgeleverde in getal, maat of gewicht van het overeengekomen afwijkt. Indien aan de koper een monster of model getoond of verstrekt is, dan moet de zaak daarmede overeenstemmen, tenzij het slechts bij wijze van aanduiding werd verstrekt zonder dat de zaak daaraan behoefde te beantwoorden (lid 4). De koper kan zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Ook kan de koper zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer dit te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van grondstoffen afkomstig van de koper, tenzij de verkoper hem voor deze gebreken of ongeschiktheid had moeten waarschuwen (lid 5). Tot slot bepaalt het zesde lid dat bij de koop van een onroerende de zaakvermelding van de oppervlakte slechts wordt vermoedt als aanduiding bedoeld te zijn, zonder dat de zaak daaraan behoeft te beantwoorden.
Dit artikel ziet op het conformiteitvereiste, dit is het vereiste dat de afgeleverde zaak conform de overeenkomst moet zijn. De verkoper levert niet conform de overeenkomst als hij een andere zaak of een zaak van een andere soort levert, of als het afgeleverde in getal, maat of gewicht afwijkt.
In lid 2 wordt gesproken over de kwaliteit van een zaak, oftewel wat de koper mag verwachten. Het normale gebruik is daarbij het uitgangspunt. Dit is op één lijn te stellen met gebruik voor handelsdoeleinden: zaken die door een professionele koper wordt gekocht moeten geschikt zijn om te worden doorverkocht. De koper heeft uiteraard ook zelf een onderzoekplicht. De omvang hiervan is afhankelijk van de aard van de verkochte zaak en de omstandigheden, zoals de mededelingen die van de verkoper mochten worden verwacht of door hem zijn gedaan en de vraag hoe professioneel de verkoper en de koper handelen.
Over het algemeen gaat men er vanuit dat de zaak normaal gebruikt wordt. Maar wat als dat niet zo is? Als de koper aan de verkoper duidelijk maakt dat hij de zaak voor bijzondere doeleinden wil gebruiken, behoeft de koper geen onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van de benodigde eigenschappen. Hij mag er vanuit gaan dat de verkoper dit weet, omdat de koper zijn bijzondere omstandigheden verteld heeft. De wet vereist dus niet dat het bijzonder gebruik expliciet bij de overeenkomst is voorzien, dit kan dus ook uit de omstandigheden worden afgeleid. Omdat in het artikel geen duidelijke omschrijving wordt gegeven aan de eigenschappen die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, is het een ruim artikel. Er kan namelijk rekening gehouden worden met een bepaalde prijs, of iets anders. Het is hier duidelijk dat er naar de omstandigheden van het geval wordt gekeken.
Art. 7:17 BW is van aanvullend recht, maar ook hier dient weer onderscheid gemaakt te worden tussen consumentenkoop en niet-consumentenkoop. Bij consumentenkoop is dit artikel namelijk ook van dwingend recht. Als een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, komt de verkoper zijn verbintenis niet behoorlijk na. De gevolgen daarvan staan in de algemene regeling over de niet nakoming van verbintenissen, een aantal bijzondere gevolgen staan in art. 7:20 e.v. BW.
In lid 4 is de koop op proef of op monster geregeld. Het monster is hierbij bepalend voor de verwachtingen van de koper, tenzij het slechts bij wijze van aanduiding werd verstrekt. De verkoper is gehouden strikt volgens het monster te leveren als niet anders is overeengekomen. Van een model kan ook sprake zijn, het geleverde moet dan uiteraard aan het model voldoen. In de praktijk wordt dit lid overigens niet meer zo vaak gebruikt.
In lid 5 staat nog eens de onderzoekplicht. In de Richtlijn is opgenomen dat de koper zich niet op non-conformiteit kan beroepen wanneer hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordde. Dit legt op de koper geen onderzoekplicht, maar voorkomt dat de koper zich er op beroept dat het gebrek hem volledig onbekend was terwijl het gebrek hem onmogelijk had kunnen ontgaan.
In lid 6 wordt de verkoop van onroerende zaken besproken. Dit lid bepaalt dat in beginsel de vermelde oppervlakte niet bepalend is voor de vraag of de zaak aan de overeenkomst beantwoordt. Maar partijen kunnen een prijs berekend naar de oppervlakte overeenkomen.
In art. 7:18 BW staat:
Niet alleen de directe verkoper roept verwachtingen op, maar dat doet bijvoorbeeld ook de fabrikant. Dit artikel geeft de koper dus recht om ook van mensen die niet de directe verkoper zijn, maar wel in dezelfde schakeling zitten conformiteit te verwachten. Het gaat in dit artikel niet over de verwachtingen die de consument-koper heeft, maar over de verwachtingen die hij op grond van de overeenkomst mocht hebben. Het criterium is daarom ook objectief.
De verkoper of de fabrikant kan een mededeling herroepen. De mededeling moet overigens wel van toepassing zijn op de zaak, de koper kan zich niet beroepen op mededelingen die zijn beslissing tot aankoop niet beïnvloed hebben. De bewijslast rust op de verkoper.
In lid 2 staat dat de bewijslast op de verkoper wordt gelegd. In het normale geval ligt de bewijslast eigenlijk altijd op de eiser-koper. De zaak wordt vermoed ondeugdelijk geweest te zijn, en de verkoper moet maar bewijzen dat het niet zo was. Deze verschuiving van bewijslast geldt alleen wanneer de non-conformiteit zich binnen zes maanden heeft geopenbaard.
Er gaan in de praktijk vaak dingen mis bij de installatie van een gekochte zaak. In lid 3 staat geregeld wie er dan aansprakelijk gesteld kan worden. Als de verkoper voor de installatie zou zorgen, moet de verkoper dit ook correct doen. Als dit niet goed gebeurt, is het niet conform de overeenkomst. Ook hier is er weer bescherming van de consument, want deze regels zijn van dwingend recht. Het gebeurt ook vaak dat de consument zelf iets in elkaar moet zetten volgens voorschriften. Als deze voorschriften niet kloppen, komt dit ook onder non-conformiteit.
Wanneer er een geschil ontstaat tussen de koper en verkoper ontstaat er vaak een discussie over de vraag of de zaak al dan niet aan de overeenkomst beantwoordt. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de toepassing van het conformiteitsvereiste.
Het verschil tussen het oude en nieuwe recht over de conformiteit is weinig veranderd. In het oude recht had je het verborgen gebreken rijtje en nu staat alles netjes omschreven in art. 7:17 BW. De Hoge Raad heeft tot nu toe bijna geen arresten gewezen over het conformiteitvereiste.
Er zijn verschillende vragen die je kunt stellen als het gaat om de invulling van het conformiteitvereiste:
Welke eigenschappen mag de koper van de gekochte zaak verwachten?
Wanneer zal de koper de aanwezigheid van bepaalde eigenschappen moeten onderzoeken en wanneer dient de verkoper melding te doen van het ontbreken van bepaalde eigenschappen?
In hoeverre mag contractueel een van art.7:17 BW afwijkende regeling worden overeengekomen?
Het uitgangspunt is dat de koper de uitgangspunten mag verwachten die nodig zijn voor een ‘normaal gebruik’. Het is de vraag wat normaal gebruik is. Bij roerende zaken is de gebruiksfunctie in de regel duidelijk. Hieruit volgt echter nog niet concreet in welke staat het geleverde moet verkeren. Welke levensduur mag men bijvoorbeeld van een zaak verwachten? Hiervoor worden in de praktijk indicaties toegepast, bijvoorbeeld de door verzekeraar gehanteerde termijn of testgegevens.
De koper heeft op grond van art. 7:17 lid 2 BW een onderzoeksplicht. Als van de koper verwacht mocht worden dat hij zou nagaan of de eigenschappen die voor een normaal gebruik nodig zijn aanwezig zijn, kan het zo zijn dat de zaak toch aan de overeenkomst beantwoordt. De verwachtingen van de koper worden beïnvloed door de mededelingen van de verkoper. Het is de vraag of een verkoper een spreekplicht heeft. Wat betreft de vraag wanneer de verkoper een spreekplicht heeft, de verkoper een onderzoeksplicht heeft en hoe deze zich onderling verhouden zijn op basis van de literatuur en rechtspraak de volgende vuistregels geformuleerd:
Als men een nieuw voertuig koopt, dan mag de koper ervan verwachten dat het normaal gebruikt kan worden. Koopt men een oud voertuig, dan kan de koper eerst informeren of het voertuig wel aan het normale gebruik kan voldoen. Het hangt dus af van welke zaak je koopt.
De ene partij mag afgaan op de juistheid van de door de wederpartij gedane mededelingen. Het is dus belangrijk om als koper vragen aan de verkoper te stellen, zo kan de koper zijn onderzoekplicht beperken.
Wanneer moet de verkoper bepaalde omstandigheden vertellen? Wanneer heeft de verkoper een spreekplicht? Er zijn hier een aantal voorwaarden voor:
de wederpartij kent de juiste stand van zaken, althans hij mag geacht worden die te kennen;
de wederpartij weet of moet weten dat het bewuste punt voor de ander van gewicht is; de wederpartij moet rekening houden met de mogelijkheid dat de ander dwaalt;
de wederpartij behoort in de gegeven omstandigheden naar verkeersopvattingen de ander uit de droom te helpen.
Soms zijn er verdachte omstandigheden waarin de koper twijfelt aan de verkoper. Dit is een voorbeeld van wanneer de koper dan toch een extra onderzoekplicht heeft. Sommige omstandigheden kunnen hieraan meewerken.
Mag er worden afgeweken van art. 7:17 BW? Als het gaat om een consumentenkoop mag dit niet, want dan is het in strijd met het dwingende recht, art. 7:6 BW. Als er geen sprake is van een consumentenkoop en de afwijking in de algemene voorwaarden voorkomt, dan kan deze onredelijk bezwarend zijn. Een afwijking in een individueel beding kan getoetst worden aan de redelijkheid en billijkheid.
Een belangrijk twistpunt is de bodemverontreiniging. Er is hier al de nodige rechtspraak door ontstaan. Bij onroerendgoedtransacties gebeurt het vaak genoeg dat men te maken krijgt met bodemverontreiniging. Als dit niet aan de koper is medegedeeld, krijgt de koper te maken met nadelige gevolgen, zoals gezondheidsrisico, daling van waarde, kosten voor verontreiniging van de overheid. Is de verkoper hier nou voor aansprakelijk?
Hieronder staan in een rijtje het verloop van de rechtspraak over bodemverontreiniging:
Haagse gasfabriek. De verkoper werd aansprakelijk gesteld omdat hij bouwgrond in het maatschappelijk verkeer bracht wat zwaar verontreinigd was, en dit was niet medegedeeld aan de koper.
Maassluis-arresten. Ook hier werd de verkoper aansprakelijk gesteld. Hier werden huizen gebouwd speciaal voor woningbouw, dus de HR vond dat deze huizen ook geschikt moesten zijn voor woningbouw.
Na de Maassluis-arresten. Het was in de lagere rechtspraak erg makkelijk om verkopers aan te spreken. Dus de verkopers werden veelal aansprakelijk gesteld.
De Hoge Raad ging hierna zich steeds terughoudender opstellen.
Van den Akker-Gemeente Helmond. De gemeente had geen spreekplicht, ondanks haar publiekrechtelijke taken.
Luycks-Kroonenberg. Hier wilde de HR soepel om gaan met de bevoegdheid van de rechter tot aanpassing van de overeenkomst.
Van der Helm-Bazuin en Van der Hoek- Stedehouder. Hierin werd een beroep gedaan op een in de koopovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde, namelijk dat ontbinding mogelijk zou zijn wanneer de verontreiniging redelijkerwijze niet aanvaardbaar is te achten.
Christiaanse-Van Dijk. Ddit is een arrest wat nogal veel aandacht heeft getrokken. Bij de aankoop van een onroerende zaak wordt een modelakte opgesteld, de NVM-akte. In deze akte is een bepaling over bodemverontreiniging opgenomen, maar deze is niet geheel helder.
Uit de jurisprudentie aangaande kwesties die niet de kern van het feitelijk gebruik betreffen blijkt dat in het algemeen een ruim begrip van conformiteit wordt gehanteerd.
In art 7:6a BW is bepaald dat in het geval dat bij een consumentenkoop een garantie door de verkoper is gegeven, of de producent bepaalde eigenschappen zijn toegezegd, bij het ontbreken waarvan de koper bepaalde rechten of vorderingen worden toegekend, de koper deze kan uitoefenen onverminderd alle andere rechten of vorderingen die de wet de koper toekent (lid 1). In een garantie moet op duidelijke en begrijpelijke wijze worden vermeld welke in lid 1 bedoelde rechten of vorderingen een koper worden toegekend en moet worden vermeld dat deze een koper toekomen onverminderd de rechten of vorderingen die de wet hem toekent. Voorts moeten in een garantie de naam en het adres worden vermeld van de verkoper of de producent van wie de garantie afkomstig is, alsmede de duur en het gebied waarvoor de garantie geldt (lid 2). De in lid 2 bedoelde gegevens moeten de koper op zijn verlangen worden verstrekt. Dit geschiedt schriftelijk of op een andere ter beschikking van de koper staande en voor hem toegankelijke duurzame gegevensdrager (lid 3). De aan de koper door de verkoper of de producent in een garantiebewijs toegekende rechten of vorderingen komen hem ook toe indien de zaak niet de eigenschappen bezit die in een reclame door deze verkoper of producent zijn toegezegd (lid 4). In het vijfde lid wordt de definitie gegeven van garantie en producent. Onder garantie wordt verstaan een in een garantiebewijs of reclame gedane toezegging als bedoeld in lid 1. Een producent is de fabrikant van de zaak, degene die de zaak in de Europese Economische Ruimte invoert, alsmede een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op de zaak aan te brengen.
Het zojuist besproken artikel regelt de garanties voor een consument. Een garantie is dat een contractspartij in staat voor het uitblijven van bepaalde gebeurtenissen, handelingen of feiten en dat hij aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen indien deze toch optreden. Er horen twee arresten bij de garantie, dat zijn Hoog Catherijne, HR 22-12-1995, NJ 1996, 300, en HR 4-2-2000, NJ 2000, 562. In dit artikel wordt ook de consument weer beschermd.
Wat is garantie precies? In de Richtlijn consumentenkoop staat een definitie: elke door een verkoper of producent tegenover de consument zonder bijkomende kosten aangegane verbintenis om de betaalde prijs terug te betalen, of om de consumptiegoederen te vervangen of te herstellen, of om zich er op enigerlei wijze om te bekommeren, indien de goederen niet overeenstemmen met de beschrijving in het garantiebewijs of in de desbetreffende reclame.
Verkopers maken ook vaak gebruik van exoneratieclausules in het garantiebewijs. Dan doet de verkoper door mededelingen de aansprakelijkheid die hij op grond van de wet zou hebben, beperken. Bij een consumentenkoop is dit in strijd met dit artikel, maar bij handelskoop geldt dat beperkingen van de aansprakelijkheid in garantievoorwaarden zijn aan te merken als een exoneratieclausule en in beginsel getoetst kunnen worden aan de regeling van de algemene voorwaarden.
Hierboven staat de negatieve garantie omschreven, maar er bestaat ook nog zoiets als positieve garantie. Een garantiebewijs kan de koper ook rechten verstrekken die hij op basis van de wet niet zou hebben. De bewijslast bij garantiebewijzen ligt bij de verkoper of producent. In beginsel moet hij de zaak vervangen, behalve als hij kan bewijzen dat de zaak onjuist behandeld is door de koper.
Niet alleen de verkoper kan garantiebewijzen geven, maar ook de fabrikant. Dit worden dan fabriekgaranties genoemd. Deze overeenkomst staat in principe los van de koop. Door de fabriekgarantie krijgt de consument er een tweede debiteur bij.
De koopovereenkomst verschaft de koper alleen rechten ten aanzien van de verkoper. Zij gelden enkel tussen partijen, derden kunnen hieraan geen rechten ontlenen.
Lid 2 ziet op de transparantie van de algemene voorwaarden. Er moeten duidelijk en begrijpelijk afspraken zijn gemaakt omtrent de rechten van de koper zijn. In de garantie moet duidelijk zijn vermeld wie de garantie heeft verstrekt, dus wie de koper aansprakelijk kan stellen, en de duur van de termijn waarbinnen de koper zich op de garantie kan beroepen.
In lid 3 staat dat de koper het recht heeft om de relevante gegevens betreffende zijn rechten te kennen, dus de verkoper is verplicht relevante gegevens te verstrekken.
Het is onjuist dat er na het afleveren van de zaak en de betaling van de koopprijs geen verplichtingen meer bestaan. Een consument mag in het algemeen verwachten dat de verkoper van een bepaalde zaak ook bereid en in staat is deze te repareren. Op grond van de redelijkheid en billijkheid, art. 6:248 BW, kan het zijn dat op de verkoper meer verbintenissen rusten dan alleen de verplichting tot aflevering en overdracht. Deze verplichtingen omvatten de zogenaamde ‘aftersalesservice’. Dit is vooral aan de orde bij duurzame goederen, zoals een computer.
Sommige zaken lenen zijn het meest efficiënt te verkopen op een veiling, bijvoorbeeld bloemen of kunst. Een veilingverkoop wordt beheerst door de algemene voorwaarden (veilingcondities). Daarnaast is art. 6:230m lid 2 BW van belang. Een consument-koper heeft geen ontbindingsrecht als de verkoop plaatsvindt op een openbare veiling. De executoriale veiling valt niet onder het toepassingsgebied van de Richtlijn consumentenrecht.
Art. 7:19 BW bepaalt dat in geval van een executoriale verkoop de koper zich er niet op kan beroepen dat de zaak behept is met een last of een beperking die er niet op had mogen rusten, of dat deze niet aan de overeenkomst beantwoordt, tenzij de verkoper dat wist (lid 1). Hetzelfde geldt indien de verkoop bij wijze van parate executie plaatsvindt, mits de koper dit wist of had moeten weten. Bij een consumentenkoop kan de koper zich er echter wel op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt (lid 2).
Executie kan door twee dingen plaatsvinden:
rechterlijke uitspraak
grosse van een notariële akte.
Als koper bij een executoriale verkoop ben je zelf aansprakelijk. Je moet er rekening mee houden dat de zaken gebreken vertonen. Bij een parate executie geldt dezelfde beperking van de aansprakelijkheid, op voorwaarde dat de koper weet dat hij met een parate executie te maken heeft. Parate executie is aan de orde bij pand en hypotheek.
Indien de verkoper tekortschiet in de nakoming van één van zijn verplichtingen, dan heeft dit de gevolgen die de niet-nakoming van elke verbintenis heeft (geregeld in Boek 3 en 6 BW). In de kooptitel zijn specifieke bepalingen opgenomen voor de koopovereenkomst.
Er zijn twee gevolgen die alleen zien op de koopovereenkomst, namelijk:
rechtsgebrek, als de verkoper een zaak levert die belast is met een bijzondere last of beperking; en
feitelijk gebrek, als de verkoper een zaak levert die niet aan de overeenkomst beantwoordt.
In art. 7:20 BW staat: “Is de zaak behept met een last of een beperking die er niet op had mogen rusten, dan kan de koper eisen dat de last of de beperking wordt opgeheven, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen.”
Art. 7:20 BW sluit aan bij art. 7:15 BW. Een koper heeft meestal meer aan het opheffen van een last of beperking dan aan een schadevergoeding. Als de verkoper niet verplicht is tot het opheffen van een last of beperking, neemt dat niet weg dat hij verplicht kan zijn tot bijvoorbeeld het betalen schadevergoeding op grond van de niet-nakoming van zijn verbintenis.
In de artikelen 7:21 en 22 BW is de situatie waarin het geleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt geregeld.
Als een verkoper niet tijdig of niet heeft geleverd, moet dit via de gewone regels van nakoming en tekortkoming worden opgelost. Voor de consumentenkoop geldt art. 7:19a BW.
In art. 7:21 BW staat:
Indien de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt als bedoeld in art. 7:17 en 7:18 BW, dan geeft art. 7:21 de koper de bevoegdheid om alsnog nakoming van de verbintenis van de verkoper te vorderen: herstel, vervanging of aflevering van het ontbrekende. Er is geen ingebrekestelling vereist.
Aflevering van het ontbrekende komt in aanmerking als de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat het afgeleverde in gewicht, maat of getal afwijkt van het overeengekomene. Herstel komt in aanmerking als de zaak niet aan de kwaliteitseis voldoet (art. 7:17 lid 2 BW). De verkoper moet redelijkerwijs aan de vordering tot herstel kunnen voldoen, hierbij moet een belangenafweging worden gemaakt. Vervanging komt in aanmerking als de zaak niet aan de kwaliteitseis voldoet of als een heel ander soort zaak is geleverd.
De koper heeft de vrije keuze tussen deze bevoegdheden. De koper kan in beginsel vervanging vorderen, ook al is herstel mogelijk. Toch is het niet altijd helemaal duidelijk wanneer vervanging kan worden gevorderd, hieronder staan een aantal gezichtspunten:
de aard van het gebrek en de vraag hoe eenvoudig herstel is.
de vraag of het gebrek al eerder is opgetreden
de aard van het herstel dat de verkoper aanbiedt
het belang van het gebrek
de vraag hoe gewoon het optreden van dit gebrek bij dit soort zaken is
de vraag hoe gewoon het in de betreffende branche is om tot herstel over te gaan
de duur van het gebruik.
In lid 2 staan de kosten geregeld. Bij de koop is het uitgangspunt dat het kosteloos hersteld of vervangen wordt. Lid 2 is niet beperkt tot consumentenkoop, maar ingeval van niet-consumenten kan van de bepaling worden afgeweken.
In lid 3 komt de beruchte ‘redelijke termijn’ weer naar boven. Bij de bepaling van het redelijk termijn moet worden gekeken naar de aard van de zaak en bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Daarnaast dient de verkoper zijn verplichtingen zonder ernstige overlast van de koper na te komen.
Op grond van de Richtlijn consumentenkoop geldt een getrapt stelsel van remedies: eerst de vorderingen tot nakoming, daarna de prijsvermindering of ontbinding, art. 7:22 lid 2 BW. De nakomingsvorderingen bij de consumentenkoop staan in art. 7:21 lid 4 BW.
In lid 4 staat een clausule op vervanging of herstel van de zaak. De Richtlijn Consumentenkoop staat in beginsel niet toe dat de rechten van de consumentkoper zo worden ingeperkt, daarom is er voor de consumentenkoop in lid 4 een aparte bepaling opgenomen.
In lid 5 staat dat herstel of vervanging niet van de verkoper kan worden gevergd wanneer de kosten daarvan in geen verhouding staan tot de kosten van de uitoefening van een ander recht. Hier komt dus de redelijkheid en billijkheid weer terug.
Als een zaak door de koper enige tijd is gebruikt voordat vervanging heeft plaatsgevonden, heeft de verkoper in beginsel geen recht op een gebruiksvergoeding. In uitzonderlijke gevallen kan zo’n vergoeding worden gevorderd op grond van de redelijkheid en billijkheid of ongerechtvaardigde verrijking.
Als de verkoper het herstel niet uitvoert, ondanks dat hij hiertoe verplicht is, kan de koper de zaak door een derde laten herstellen. Dit staat geregeld in lid 6.
In art. 7:22 BW staat:
In dit artikel worden twee belangrijke bevoegdheden aan de koper gegeven:
De ontbinding van een overeenkomst is geregeld in art. 6:265 e.v. BW. Ontbinding is mogelijk bij tekortkoming, tenzij deze ontbinding niet rechtvaardigt. Op grond van art. 7:22 lid 1 BW is de consument-koper bij non-conformiteit bevoegd de koop geheel of deels te ontbinden.
Het recht op prijsvermindering volgt uit de Richtlijn consumentenkoop en is verwerkt in art. 7:22 lid 1 BW. De prijs mag verminderd worden in evenredigheid met de mate van afwijking. De consument-koper kan kiezen tussen ontbinding of prijsvermindering. Ontbinding kan echter niet gevorderd worden bij non-conformiteit van geringe betekenis. Bij prijsvermindering of ontbinding heeft de koper recht op geld terug. Het komt geregeld voor dat winkeliers enkel bereid zijn een tegoedbon te geven. Dit is strijdig met de wettelijke regeling, die bij een consumentenkoop bovendien dwingendrechtelijk is.
In lid 3 staat dat de prijsvermindering plaatsvindt na een schriftelijke verklaring van de koper. Dit staat ook geregeld in art. 6:267 BW. De ontbinding van een overeenkomst mag volgens de Richtlijn consumentenkoop naar nationaal recht worden geregeld. Bij ontbinding kan ook schadevergoeding worden gevorderd, art. 6:277 BW.
Voor art. 7:20 is het nieuwe artikel 7:19a BW ingevoerd. Hierin is bepaald dat als de verkoper niet tijdig levert, hij is in verzuim is wanneer hij door de koper in gebreke wordt gesteld bij een aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de aflevering wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
Voor overeenkomsten is de algemene ontbindingsmogelijkheid geregeld in art. 6:265 BW. Er mag slechts ontbonden worden wanneer de schuldenaar in verzuim is, lid 2. Als nakoming nog mogelijk is, dan is verzuim vereist. Verzuim is geregeld in art. 6:81 e.v. BW.
Het uitgangspunt bij art. 7:19a is dat bij een late of geen levering, de handelaar nog een aanvullende termijn moet worden gegeven. Hij dient aangemaand te worden waarbij hem een redelijke termijn voor aflevering wordt gesteld. Deze aanmaning is vormvrij, hij hoeft dus niet schriftelijk te zijn. Hier wordt afgeweken van art. 6:82 BW. In lid 2 van art. 7:19a BW wordt een aantal uitzonderingen gemaakt op de hoofdregel.
Ingeval van ontbinding van een consumentenkoop wegens niet-nakoming van de in art. 7:9 lid 4 genoemde verbintenis vergoedt de verkoper onverwijld alle van de koper ontvangen betalingen.
Ingevolge art. 7:22 lid 4 BW staan de vorderingen van art. 7:20-22 BW naast de bevoegdheden en rechten die voortvloeien uit het algemene contractenrecht, zoals ontbinding, schadevergoeding en opschorting. Voor de speciaal in art. 7:21 en 22 geregelde acties is een tekortkoming aan de zijde van de verkoper voldoende. Het kunnen toerekenen van de tekortkoming is enkel vereist bij de schadevergoedingsactie. Uit HR Oerlemans/Driessen volgt dat bij non-conformiteit toerekenbaarheid van de tekortkoming doorgaans moet worden aangenomen, ook als de verkoper niet op de hoogte was van het gebrek.
De samenloop tussen wanprestatievorderingen onderling en wanprestatievorderingen en andere vorderingen (dwaling bijvoorbeeld) wordt geregeld in art. 7:22 lid 4 BW.
Ingevolge art. 7:23 BW heeft de koper een beperkte termijn waarbinnen hij bij de verkoper kan klagen over de gebrekkige nakoming. In art. 7:23 BW staat:
Zoals al in lid 1 staat moet de koper binnen een bekwame tijd aan de verkoper laten weten dat de afgeleverde zaak niet overeenkomstig de overeenkomst is. In dit artikel staat niet dat er ook gezegd moet worden wat er dan mis is, maar dat is in de praktijk wel het geval. Na alle beschermingen van de koper in de andere artikelen, wordt in dit artikel vooral de verkoper beschermd. Maar wat is precies binnen bekwame tijd? Deze term sluit volgens de parlementaire geschiedenis aan bij art. 6:89 BW, de bepaling die voor alle verbintenissen een algemene regel geeft over de klachttermijn. Het moment van de klachttermijn vangt aan wanneer de koper het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken.
Behalve dat de koper een onderzoekplicht en spreekplicht heeft, komt hier dus de inspectieplicht bij kijken. Dit is geen afdwingbare verplichting, maar er moet wel onderzoek worden gedaan. De meeste afwijkingen zijn goed zichtbaar, en andere afwijkingen komen pas boven water bij het gebruik.
Voor de consument-koper wijkt lid 1 weer een klein beetje af. Ook hier loopt de termijn vanaf het moment van de ontdekking en geldt niet het criterium ‘behoren te ontdekken’. Voor de consumentkoper valt dus de inspectieplicht af. Daarbij is er voor de consumentenkoop wel een duidelijke termijn gesteld, namelijk binnen 2 maanden.
Of aan de klachtplicht is voldaan, is geheel afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De lengte van de termijn voor onderzoek hangt eveneens af van de omstandigheden van het geval. Hierbij zijn relevant: de aard en de waarneembaarheid van het gebrek, de wijze waarop dit aan het licht treedt en de deskundigheid van de koper. Soms is een onderzoek door een deskundige nodig, de koper mag de uitslag van dit onderzoek in beginsel afwachten zonder bericht aan de verkoper.
De bewijslast met betrekking tot het tijdig klagen rust op de koper. Dit is bepaald in de rechtspraak.
De klachttermijn is een vervaltermijn. De verkoper moet hier een beroep op doen. Bij een succesvol beroep verliest de koper alle vorderingen.
In lid 2 wordt de onzekerheid van de verkoper beperkt tot een verjaringstermijn van 2 jaar. Dit lid geldt volgens de parlementaire geschiedenis voor iedere vordering en ieder verweer van de koper dat gegrond is op het niet beantwoorden van de zaak aan de overeenkomst.
Het gebeurt ook vaak dat de verkoper de koper door bedrog of bedreiging de zaak verkoopt. Lid 3 is van dwingend recht, en de leden 1 en 2 zijn dit niet. Uiteraard is dit laatste bij consumentenkoop niet het geval.
Contractspartijen kunnen ook zelf een regeling voor de klachtplicht treffen. Ook dan spelen de omstandigheden van het geval een rol bij de vraag of een melding tijdig is gedaan.
De koper die de non-conformiteit opmerkt en een klacht tot de verkoper richt, kan de klacht onmiddellijk combineren met nakomingsvorderingen en de speciale vorderingen van art. 7:21 en 22 BW. Eerst klagen en later nakoming vorderen kan ook. De tekortschietende verkoper kan de koper een termijn stellen waarbinnen deze moet kiezen tussen de verschillende mogelijke vorderingen, art. 6:88 BW.
De koper kan verscheidene soorten schade lijden. Als er sprake is van een veiligheidsgebrek verdeelt art. 7:24 BW de aansprakelijkheid voor schade over verkoper en producent.
Een koper kan schade lijden als de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, bijvoorbeeld ingeval van een ontploffende magnetron. Door de ontploffing gaat niet alleen de waarde van de magnetron teniet, maar ook andere zaken of personen kunnen hierdoor schade lijden. Dit wordt gevolgschade genoemd, te onderscheiden in zaakschade en personenschade. Art. 7:24 poogt de gevolgschade op een evenwichtige wijze te verdelen over verkoper, consument en producent.
In art. 7:24 BW staat:
Bij productaansprakelijkheid gaat het om veiligheidsgebreken, de kooptitel is hierop afgestemd.
Niet alleen kan de zaak niet conform de overeenkomst zijn, en dat de koper daardoor schade lijdt, maar hij kan zelf ook schade oplopen als de zaak niet in orde is. Denk maar aan een zaak die ontploft en waardoor de koper brandwonden oploopt. In de parlementaire geschiedenis staat dit zo omschreven: de schade die de koper als gevolg van het gebrek in zijn persoon of in zijn overig vermogen lijdt, dit laatste omdat de geleverde zaak hetzij een ander hem toebehorende zaak beschadigt, het zijn een derde of diens zaken laedeert, waarvoor de koper aansprakelijk kan worden gesteld. Als er geen veiligheidsgebrek aan de zaak zat, geldt lid 1 van dit artikel, met een verwijzing naar boek 6. Als er wel een veiligheidsgebrek aan de zaak zat, geldt lid 2.
Hieruit volgt dat de belangrijkste vraag die er gesteld moet worden is: Had de zaak een veiligheidsgebrek? Zo ja, dan is de verkoper niet aansprakelijk, maar wel de producent.
Op deze regel zijn weer drie uitzonderingen:
de verkoper is wel aansprakelijk als hij het gebrek kende of behoorde te kennen;
de verkoper is wel aansprakelijk als hij de afwezigheid van het gebrek heeft gegarandeerd. De koper kan in deze gevallen de verkoper of de producent aanspreken.
als de zaak een gebrek heeft in de zin van afdeling 6.3.3, maar de zaak veroorzaakt alleen zaakschade, die minder bedraagt dan de daar geregelde franchise, is de producent niet aansprakelijk. De verkoper juist weer wél.
De regeling in afdeling 6.3.3 is afgeleid van de Richtlijn productaansprakelijkheid. Het uitgangspunt is dat de producent van een gebrekkig product aansprakelijk is jegens degene die schade lijdt, en niet de verkoper. Met ‘gebrekkig’ wordt ‘onveilig’ bedoeld. De kooptitel sluit hierop aan door te stellen dat de verkoper in beginsel niet aansprakelijkheid is als een product een veiligheidsgebrek heeft, art. 7:24 lid 2 BW.
Op de producent rust een risicoaansprakelijkheid voor de door hem in het verkeer gebrachte producten, als deze producten een gebrek hebben, art. 6:185 en 186 BW. Omdat het gaat om risicoaansprakelijkheid is de toerekenbaarheid van het gebrek aan de producent niet aan de orde. Het op de markt brengen van een gebrekkig product is voldoende voor aansprakelijkheid. De risicoaansprakelijkheid ziet op roerende zaken en elektriciteit.
De producent is de fabrikant, degene die zich als producent presenteert of de importeur in de Europese Economische Ruimte, art. 6:187 leden 2 en 3 BW. De verkoper van een product waarvan de herkomst onduidelijk is, geldt als producent totdat de werkelijke producent kan worden aangewezen, art. 6:187 lid 4 BW.
Bij een gebrek gaat het om het ontbreken van de veiligheid die men van een product mag verwachten. Van belang hierbij zijn de presentatie van het product, het redelijkerwijs te verwachten gebruik en het tijdstip van in het verkeer brengen, art. 6:186 BW.
De benadeelde persoon moet het gebrek, de schade en het causaal verband hiertussen bewijzen, art. 6:188 BW. De producent heeft een aantal limitatief opgesomde verweermiddelen tot zijn beschikking, art. 6:185 BW. De producent is aansprakelijk voor alle schade door lichamelijk letsel of dood en voor zaakschade in de privésfeer, als deze meer dan € 500,- bedraagt, art. 6:190 BW. Deze aansprakelijkheid kan niet worden uitgesloten bij overeenkomst door een exoneratieclausule, art. 6:192 BW. De aansprakelijkheid wordt begrenst door een verjarings- en vervaltermijn tot drie jaar na het ontdekken van het gebrek, de schade en de identiteit van de producent, respectievelijk tien jaar nadat het product in het verkeer is gebracht, art. 6:191 BW.
Iedere gelaedeerde kan een actie instellen jegens de producent. Art. 7:24 BW is enkel van toepassing bij een consumentenkoop, voor zover de zaak non conform is en de tekortkoming een veiligheidsgebrek is.
Indien de zaak geen veiligheidsgebrek had, valt de schade onder lid 1 van art. 6:24 BW, dat terugverwijst naar Boek 6 BW. Had de zaak wel een veiligheidsgebrek, dan is art. 6:24 lid 2 BW van toepassing. De verkoper is dan niet aansprakelijk voor de schade als gevolg van het veiligheidsgebrek. Op dit uitgangspunt worden drie uitzonderingen gemaakt, waardoor de verkoper wel aansprakelijk is:
De koper kan in beide situaties de verkoper of de producent aanspreken, naar keuze.
De zaak heeft een gebrek als bedoeld in afdeling 6.3.3, maar de zaak heeft enkel zaakschade veroorzaakt die minder bedraagt dan de franchise (€ 500,-) art. 6:190 BW. De verkoper is dan aansprakelijk voor de zaakschade, art. 7:24 lid 2 sub c BW, de producent niet.
De verkoper kan zich ook op overmacht beroepen, hij kan zich er dus op beroepen dat het veiligheidsgebrek niet aan zijn schuld te wijten is en dat het evenmin voor zijn rekening behoort te komen krachtens de wet, een rechtshandeling of de verkeersopvattingen. Het beroep op overmacht is geregeld in art. 6:75 BW. Het gegeven dat de verkoper het gebrek niet kende of behoorde te kennen is geen grond voor overmacht.
Het spreekt vanzelf dat de verkoper niet aansprakelijk is voor gedragingen van de koper waardoor de gebreken zijn ontstaan. Dit kan bijvoorbeeld als de koper in crediteursverzuim is, art. 6:58 BW.
Niet alle gevolgschade van een product dat niet van goede kwaliteit is komt voor vergoeding in aanmerking ex afdeling 6.3.3. Wanneer kan de producent niet worden aangesproken?
als de zaak niet gebrekkig is, dus niet onveilig;
als de zaak wel gebrekkig is, maar de producent een verweermiddel heeft;
als de zaak wel gebrekkig is, maar er sprake is van andere gevolgschade dan personenschade of in de privé-sfeer geleden zaakschade;
als de zaak wel gebrekkig is, maar de actie jegens de producent verjaard of vervallen is.
Als de koper de producent niet kan aanspreken in deze gevallen, kan hij dan wel de verkoper aanspreken? Dit antwoord staat in de parlementaire geschiedenis. Het eerste geval valt onder lid 1, de verkoper is aansprakelijk. In het tweede geval kan er niemand aansprakelijk worden gesteld. In het derde geval kan de verkoper aansprakelijk worden gesteld, hij valt onder lid 1. En in het vierde geval is er weer niemand aansprakelijk.
De schade aan de gebrekkige zaak zelf, de transactieschade, valt onder art. 7:24 lid 1 BW. Daarnaast heeft de koper de rechten van art. 7:21, art. 6:87 en 7:22 of 6:265.
Indien de verkoper de schade vergoedt aan de koper waarvoor de producent aansprakelijk te stellen is, dan moet de koper zijn vordering op de producent aan de verkoper overdragen, dat volgt uit lid 3.
In art. 7:25 BW staat:
Ik heb het hierboven al over de aansprakelijkheid van de producent gehad, en dit artikel maakt het mogelijk om nog andere mensen aansprakelijk te stellen. Dit zijn regresvorderingen, en degene die hier bij aansprakelijk kunnen worden gesteld zijn bijvoorbeeld de importeur, groothandel.
In lid 2 staat eigenlijk dat er geen exoneratie kan worden toegepast in dit artikel. In de algemene voorwaarden staan vaak exoneratieclausules, maar hierop kan dus geen beroep worden gedaan. Maar de mogelijkheid blijft bestaan dat de exoneratie wel door gaat, op grond van de redelijkheid en billijkheid.
In lid 3 staat omschreven wanneer men niet één van de voorschakels aansprakelijk kan stellen. Er zijn een aantal gevallen waarbij dat oneerlijk zou zijn.
In lid 4 staat een beperking bij garantie op de regresvordering. Als de koper de verkoper aanspreekt op grond van de gedane toezegging heeft de verkoper ter zake dus geen regres.
Die voorschakels kunnen op hun beurt weer een voorschakel aansprakelijk stellen, dit staat in lid 5 geregeld.
Als de regeling van de productaansprakelijkheid van toepassing is, kan de verkoper de producent rechtstreeks aanspreken, art. 7:24 lid 3 BW. De omweg via de voorschakels is daarom afgesloten voor de productaansprakelijkheid. Zie lid 6.
De koper heeft maar één hoofdverplichting: betaling van de koopprijs. Deze hoofdverplichting en enkele nevenverplichtingen zijn geregeld in afdeling 7.1.4. Indien de koper zijn verplichtingen niet nakomt, heeft dit geen specifiek in titel 7.1 geregelde gevolgen. Er is wel een afzonderlijke afdeling gewijd aan de bijzondere gevolgen van het crediteursverzuim, afdeling 7.1.5. In afdeling 7.1.6 zijn enkele bijzondere gevallen van ontbinding geregeld.
Volgens art. 7:26 BW eerste lid is de koper verplicht de prijs te betalen. De betaling moet geschieden ten tijde en ter plaatse van de aflevering. Bij een consumentenkoop kan de koper tot vooruitbetaling van ten hoogste de helft van de koopprijs worden verplicht (lid 2).
Is voor de eigendomsoverdracht een notariële akte vereist, gevolgd door inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers, dan moet het verschuldigde ten tijde van de ondertekening van de akte tenminste uit de macht van de koper zijn gebracht en behoeft het pas na de inschrijving in de macht van de verkoper te worden gebracht (lid 3). Bij de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan, kan de koper die een natuurlijk persoon is en niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, niet worden verplicht tot vooruitbetaling van de koopprijs, behoudens dat kan worden bedongen dat hij ter verzekering van de nakoming van zijn verplichtingen een bedrag dat niet hoger is dan 10% van de koopprijs, in depot stort bij een notaris dan wel voor dit bedrag vervangende zekerheid stelt. Van het in de eerste zin bepaalde kan niet ten nadele van de koper worden afgeweken, behoudens bij een standaardregeling als bedoeld in artikel 214 van Boek 6. Het teveel betaalde geldt als onverschuldigd betaald (lid 4). Lid 4 is van overeenkomstige toepassing op de koop van deelnemings- of lidmaatschapsrechten die recht geven op het gebruik van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan (lid 5).
De koper heeft als enige hoofdverplichting het betalen van de koopprijs. Dit volgt uit art. 7:1 BW. In titel 7.1 staat nergens hoe de betaling moet geschieden. In afdeling 6.1.11 worden algemene regels gegeven. Als er niets is geregeld over de plaats van betaling, dan is er sprake van een brengschuld, art. 6:116 BW. Betaling moet plaatsvinden in gangbaar geld, art. 6:112 BW. In art. 6:230k BW worden de kosten van betaling besproken.
Volgens art. 7:26 lid 2 BW moet contante betaling plaatsvinden bij aflevering en op de plaats van aflevering (gelijk oversteken), tenzij partijen anders overeenkomen.
De verkoper kan de koper verplichten tot het doen van een vooruitbetaling van de koopprijs. Hier zit meer risico bij, want de koper moet de verkoper vertrouwen dat hij de zaak dan nog aangeleverd krijgt. Ingeval van verkoop buiten de verkoopruimte kan de handelaar pas na het verstrijken van de ontbindingstermijn betaling vorderen, art. 6:230t lid 5 BW. Het niet opgeven van bijkomende kosten heeft tot gevolg dat deze niet verschuldigd zijn, art. 6:230n lid 3 BW. Dankzij art. 6:230j BW kan een consument niet worden gebonden aan onverwachte aanvullende betalingen.
De handelaar is verplicht informatie te verstrekken over de verschillende aspecten van betaling, art. 6:230l BW en de Richtlijn consumentenrechten.
Indien de koper zijn betalingsverplichting niet nakomt, heeft dit de algemene gevolgen die in Boek 6 geregeld zijn. Het niet (op tijd) betalen levert toerekenbare wanprestatie op, art. 6:74 en 75 BW. Indien de koper niet heeft betaald op het afgesproken moment, is er sprake van verzuim. Is er geen termijn bepaald, dan moet de koper eerst in gebreke worden gesteld. De verkoper kan nakoming of wettelijke rente vorderen, art. 6:119 en 199a BW.
In art. 7:27 BW staat: “Wanneer de koper gestoord wordt of goede grond heeft te vrezen dat hij gestoord zal worden door een vordering tot uitwinning of tot erkenning van een recht op de zaak dat daarop niet had mogen rusten, kan hij de betaling van de koopprijs opschorten, tenzij de verkoper voldoende zekerheid stelt om het nadeel te dekken dat de koper dreigt te lijden.”
Dit artikel geeft de koper een bijzonder opschortingsrecht. Het opschortingsrecht houdt op met bestaan als de verkoper zekerheid stelt. Er bestaat ook opschorting door de verkoper, maar dat is in art. 6:262 en 263 BW geregeld.
In art. 7:28 BW staat: “Bij een consumentenkoop verjaart de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verloop van twee jaren.”
In art. 3:307 BW staat de algemene verjaringstermijn; deze is 3 jaar. Maar deze termijn wordt voor de consumentenkoop dus verkort tot 2 jaar. Na het verstrijken van de verjaringstermijn blijft een natuurlijke verbintenis over, art. 6:3 lid 2 BW. De opschortingsbevoegdheid en de verrekeningsmogelijkheid blijven wel behouden.
Het in ontvangst nemen van de zaak is geen algemene verplichting: het levert niet automatisch een tekortkoming op.
In art. 7:29 BW staat:
Als de koper de zaak onderzoekt, en hij besluit de zaak niet te houden, besluit hij eigenlijk tot vervanging of ontbinding. Het is niet meer dan redelijk dat de koper er tot deze teruggave als een goed schuldenaar voor zorgt, zoals in de parlementaire geschiedenis staat omschreven.
In beginsel is de koper verplicht de zaak in ontvangst te nemen, maar als de verkoper zelf voor de zaak kan zorgen is dit uiteraard niet nodig.
In art. 7:30 BW staat: “Wanneer in de gevallen, in artikel 29 voorzien, de zaak aan snel tenietgaan of achteruitgang onderhevig is of wanneer de bewaring daarvan ernstige bezwaren of onredelijke kosten zou meebrengen, is de koper verplicht de zaak op een geschikte wijze te doen verkopen.”
Dit is ook weer een bescherming voor de koper, om hem tegen kosten te pantseren.
Hij mag zelf niet de zaak verkopen, dit moet door een derde gebeuren.
Indien de koper zijn betalingsverplichting niet nakomt, heeft dit de algemene gevolgen uit Boek 6. De koper kan echter ook in crediteursverzuim zijn. Dit heeft naast de algemene gevolgen uit afdeling 6.1.8 ook bijzondere gevolgen, zie afdeling 7.1.5.
In art. 7: 31 BW staat: “Indien de overeenkomst aan de koper de bevoegdheid geeft door aanwijzing van maat of vorm of op andere wijze de zaak te specificeren en hij daarmede in verzuim is, kan de verkoper daartoe zelf overgaan, met inachtneming van de hem bekende behoeften van de koper.”
Dit artikel handelt over crediteursverzuim. Als de koper de zaak niet nader specificeert, komt hij in verzuim.
In art. 7: 32 BW staat: “ Ingeval de koper met de inontvangstneming in verzuim is, vindt artikel 30 overeenkomstige toepassing.”
Dit artikel spreekt eigenlijk voor zich, de koper is verplicht om dan de zaak te verkopen.
In art. 7:33 BW staat: “Indien de aflevering van een roerende zaak op een bepaalde dag essentieel is en op die dag de koper niet in ontvangst neemt, levert zulks een grond op tot ontbinding als bedoeld in artikel 265 van Boek 6.”
De koper heeft eigenlijk geen algemene verplichting tot het aannemen van een zaak, maar als hij dit niet doet komt hij in crediteursverzuim, en ondervindt hij dus nadelen.
Onder normale omstandigheden kan een overeenkomst pas worden ontbonden bij de rechter, maar bij koop hoeft dit dus niet. De koper kan zelf de overeenkomst schriftelijk ontbinden.
In art. 7:34 BW staat: “De verkoper kan de koop door een schriftelijke verklaring ontbinden, indien het achterwege blijven van inontvangstneming hem goede grond geeft te vrezen dat de prijs niet zal worden betaald.”
Dit artikel slaat terug op art. 6:80 lid 1 BW. In deze regeling staan strenge regels, en het artikel in boek 7 maakt dit een stuk makkelijker.
In art. 7:35 BW staat:
Het doel van dit artikel is de koper te beschermen tegen prijsverhogingen. Een verhoging van de koopprijs wegens een verhoging van een belasting levert geen grond voor ontbinding op.
Er is een onderscheid te maken tussen geldkrediet en goederenkrediet.
Een aantal jaar geleden is ter implementatie van de richtlijn consumentenkredietovereenkomsten nieuwe regelgeving in werking getreden. Zie hiervoor titel 2A van boek 7 van het BW. Deze nieuwe regeling beschermt de consument op een aantal manieren. Zo heeft de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst recht op informatie. Daarnaast krijgen consumenten bepaalde rechten. Met name dat de overeenkomst schriftelijk moet worden aangegaan (dan wel op een andere duurzame drager) en het recht op ontbinding zonder opgave van redenen gedurende 14 dagen na het sluiten van de overeenkomst. Zie in het bijzonder de artt. 59, 60, 61, 66, 67 en 73.
Het goederenkrediet is minder belangrijk dan het geldkrediet. Geldkrediet is meestal goedkoper dan koop op afbetaling (huurkoop). Goederenkrediet komt vooral voor bij de financiering van auto’s. Bij goederenkrediet kan een onderscheid gemaakt worden tussen huurkoop en koop op afbetaling. Bij goederenkrediet koopt de koper een roerende zaak en wordt met de verkoper een betalingsregeling overeengekomen. Koop op afbetaling is een goederenkrediet. Huurkoop is een nadere vorm van koop op afbetaling waarbij de verkoper een eigendomsvoorbehoud maakt. De algemene regeling van de koop is van toepassing op de koop op afbetaling en de huurkoop.
Het consumentenkrediet is geregeld in de WCK, de Wet op het ConsumentenKrediet. Volgens art. 71 WCK gelden slechts een beperkt aantal bepalingen uit Boek 7A titel 5A, dit zijn de volgende bepalingen:
art. 1576a ( de titel is in beginsel van dwingend recht)
art. 1576h ( definitie van huurkoop)
art. 1576 k ( in beginsel verbod van huurkoop)
art. 1576l ( de verplichtingen van de huurverkoper worden bepaald door titel 7.1)
art. 1576 m (rechten en verplichtingen van de huurkoper)
art. 1576 n ( regeling m.b.t. de vruchten van de zaak)
art. 1576 r ( de kantonrechter kan veroordelen tot teruggave aan de verkoper bij voorraad)
art. 1576 u ( de rechter kan de koper die de zaak moet teruggeven een retentierecht toekennen voor hetgeen hij van de verkoper heeft te vorderen)
art. 1576w ( rechterlijk bevel tot teruggave van de zaak)
art. 1576 x ( vaststelling van de geldwaarde van de terug te geven zaak.)
Bij de koop op afbetaling is bovendien art. 1:88 BW van belang. Hierin is bepaald dat een echtgenoot slechts met toestemming van de andere echtgenoot zaken op afbetaling kan kopen. Dit artikel speelde ook een rol in de aandelenlease-kwestie.
In dit hoofdstuk wordt de koop van een onroerende zaak besproken, inclusief de bescherming van de particuliere woningkoper. Voor de koop van een onroerende zaak zijn in de kooptitel specifieke bepalingen opgenomen: art. 7:2, 7:3, 7:8 en 7:26 leden 4 en 5 BW.
Indien de koper een particulier is wordt de koop van een woning schriftelijk aangegaan en krijgt deze drie dagen bedenktijd. Daarnaast kan de koper van een registergoed zich bescherming middels inschrijving in de registers, ook wel Vormerkung genoemd.
Op grond van art. 7:2 BW moet de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schriftelijk worden aangegaan (lid 1). De tussen partijen opgemaakte akte of een afschrift daarvan moet aan de koper ter hand worden gesteld, desverlangd tegen afgifte aan de verkoper van een gedateerd ontvangstbewijs (lid 2). Gedurende drie dagen na deze terhandstelling heeft de koper het recht de koop te ontbinden. Komt, nadat de koper van dit recht gebruik gemaakt heeft, binnen zes maanden tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde zaak of hetzelfde bestanddeel daarvan opnieuw een koop tot stand, dan ontstaat het recht niet opnieuw.
De leden 1-2 zijn van overeenkomstige toepassing op de koop van deelnemings- of lidmaatschapsrechten die recht geven op het gebruik van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan (lid 3). Van het in de leden 1-3 bepaalde kan niet ten nadele van de koper worden afgeweken, behoudens bij een standaardregeling als bedoeld in artikel 214 van Boek 6 (lid 4). De leden 1-4 zijn niet van toepassing op huurkoop en koop op een openbare veiling ten overstaan van een notaris. Zij zijn evenmin van toepassing op een koop als bedoeld in artikel 48a onder a (lid 5).
Voor de koop van onroerende zaken gelden geen vormvereisten, alleen aan de overdracht van een onroerende zaak. De koop met een particuliere koper moet echter schriftelijk gebeuren, en er is een bedenktijd van drie dagen aangesteld. Ook dit artikel beschermt de particuliere koper. De term woning is belangrijk bij het moment van aankoop, omdat dan wordt gekeken hoe de onroerende zaak gekwalificeerd kan worden.
De bedenktijd van 3 dagen is ook weer in het voordeel van de koper, zodat men niet overhaast kan handelen. Wanneer de koper niet binnen de gestelde termijn ontbindt, is hij definitief gebonden. De termijn begint te lopen op de dag volgend op de terhandstelling. Deze ontbinding is vormvrij. Als de koper de koop toch door wil laten gaan, na de ontbinding, dan mag hij geen gebruik maken van de bedenktijd van 3 dagen, tenzij de 6 maanden zijn verstreken. De bedenktijd geldt niet bij koop op een veiling ten overstaan van een notaris (executie door hypotheekhouder).
Ingevolge lid 3 geldt de regeling tevens voor de koop van een appartementsrecht.
Op grond van lid 4 is de regeling van de bedenktijd van dwingend recht.
Na het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak, moet de verkochte zaak nog geleverd worden door inschrijving in de openbare registers. In de tussentijd kan de koper benadeelt worden. Hij kan zich beschermen door inschrijving van de koop in de openbare register, de Vormerkung.
In art. 7:3 BW staat:
Vormerkung geldt voor alle registergoederen, behalve voor toekomstige registergoederen (ook goederen ten aanzien waarvan de koper nog niet beschikkingsbevoegd is). Door de zakelijke werking kan de koper zijn rechten doen gelden tegen een ieder die hier inbreuk op wil maken. De koper wordt beschermd tegen verkoop of bezwaring, onderbewindstelling van de verkoper, verhuur of verpachting, surseance van betaling of schuldsanering, executoriaal of conservatoir beslag, faillissement en kwalitatieve verplichting.
Van de regeling kan niet ten nadele van de koper worden afgeweken, zie lid 1. Gedurende de bedenktijd kan slechts inschrijving plaatsvinden indien de koopakte is opgesteld en medeondertekend door een notaris, lid 2. Bij de koop door een niet-particulier hoeft de akte niet te zijn opgesteld door een notaris. Ingevolge lid 3 sub a gaat het recht op levering uit de eerste ingeschreven koop voor op een later ingeschreven koop (ook als die eerder gesloten was). In lid 4 staat dat de inschrijving in de registers vervalt na 6 maanden, hierdoor wordt voorkomen dat de overdracht tot in lengte van dagen met zakelijke werking kan worden uitgesteld.
Aan art. 7:26 BW zijn de leden 4 en 5 toegevoegd voor de koop van onroerende zaken. Lid 6 ziet op betaling bij ‘timeshare’.
In art. 7:8 BW staat: “Wordt een nieuw gebouwde of te bouwen woning, bestaande uit een onroerende zaak of bestanddeel daarvan, verkocht en is de koper een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dan zijn de artikelen 767 en 768 van overeenkomstige toepassing. Hiervan kan niet ten nadele van de koper worden afgeweken, behoudens bij een standaardregeling als bedoeld in artikel 214 van Boek 6.”
De artikelen die in dit artikel genoemd worden zijn dwingendrechtelijke regels ter bescherming van de consument. In art. 767 staat dat de deelbetalingen van de consument ongeveer gelijke tred moeten houden met de stand van de bouw en dat van de consument maximaal 10% van de aanneemsom als zekerheid wordt gevraagd, welke dan bij een notaris in depot moet worden gestort.
Timesharing komt in Nederland niet zoveel voor, maar wel bij onze favoriete vakantielanden. Het gaat hierbij om de verkoop van de zogenaamde periode-eigendom, het recht om jaarlijks bijvoorbeeld gedurende een week een vakantie-appartement te mogen gebruiken. Men heeft geprobeerd om via een richtlijn de onwenselijke verkooptechnieken aan banden te leggen. Deze kwestie is nu geregeld in titel 1A. Zie art. 7:50a-7:50i BW.
Het uitgangspunt is dat de koper over voldoende informatie dient te beschikken en een ontbindingsrecht heeft. De koop van een timeshare-recht wordt in art. 7:50a BW omschreven. De overeenkomst moet schriftelijk worden aangegaan en ondertekend. In de overeenkomst moet een apart standaardformulier voor ontbinding van de overeenkomst worden opgenomen. De consument moet uitdrukkelijk op deze mogelijkheid en de toepasselijke termijn worden gewezen. De consument heeft het recht de overeenkomst zonder opgave van redenen kosteloos te ontbinden, gedurende twee weken vanaf de dag van de sluiting of de dag waarop de consument een afschrift van de overeenkomst ontvangt, art. 7:50d lid 1 BW. Indien de handelaar niet aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan, wordt deze termijn verlengd. De overeenkomst moet schriftelijk worden ontbonden. Ontbinding brengt onder meer van rechtswege de ontbinding van aanvullende overeenkomsten met zich mee.
De regeling is dwingend recht, art. 7:50i lid 2 BW.
In de kooptitel is het begrip handelskoop onbekend. Het is een term die veel in de literatuur wordt gebruikt. Er wordt van een handelskoop gesproken indien een koopovereenkomst beroepsmatig gesloten wordt en de koper over het algemeen de gekochte zaken niet zelf gebruikt, maar met doel deze te verhandelen en daarbij winst te maken. Hierbij gaat het vooral om koop van naar soort omschreven stoffen, de zogenaamde bulkgoederen, die een genoteerde marktprijs hebben (zoals graan, olie, erts, etc.). In dit hoofdstuk zullen daarom een aantal bepalingen besproken worden die hoofdzakelijk een rol spelen in de sfeer van de handelskoop.
Bij ontbinding van de koop is, wanneer de zaak een dagprijs heeft, de schadevergoeding gelijk aan het verschil tussen de in de overeenkomst bepaalde prijs en de dagprijs ten dage van de niet-nakoming. Dit volgt uit art. 7:36 lid 1 BW. Voor de berekening van deze schadevergoeding is de in aanmerking te nemen dagprijs die van de markt waar de koop plaatsvond, of, indien er geen dergelijke dagprijs is of deze bezwaarlijk zou kunnen worden toegepast, de prijs van de markt die deze redelijkerwijs kan vervangen; hierbij wordt rekening gehouden met verschillen in de kosten van vervoer van de zaak (lid 2).
Dit artikel geeft een bijzondere regel voor zaken die een dagprijs hebben. Maar welke zaken zijn dat? Dat zijn zaken waarin regelmatig een prijsnotering tot stand komt, bijvoorbeeld zaken die geveild worden op een veiling.
De dag van niet-nakoming is moeilijk te bepalen, maar meestal wordt deze aangemerkt als de dag waarop de verkoper de laatste mogelijke kans had tijdig te presteren.
In art. 7:37 BW staat: “Heeft de koper of de verkoper een dekkingskoop gesloten en is hij daarbij redelijk te werk gegaan, dan komt hem het verschil toe tussen de overeengekomen prijs en die van de dekkingskoop.”
Wat is een dekkingskoop? Een dekkingskoop houdt in dat de koper zich genoodzaakt ziet de zaak van een ander dan de verkoper te betrekken, of andersom de verkoper aan een ander dan de koper verkoopt. Voor dekkingsverkoop gelden in beginsel dezelfde regels.
In art. 7: 38 BW staat: “De bepalingen van de twee voorgaande artikelen sluiten het recht op een hogere schadevergoeding niet uit ingeval meer schade is geleden.”
Volgens de artikelen 7:36 en 37 BW dient bij de koopovereenkomst in bepaalde gevallen een abstracte wijze met schadeberekening te worden gehanteerd. Soms is dit voor de koper nadelig, hij heeft dan toch recht op toepassing van de concrete schadevergoedingsberekening.
Het recht van reclame is het recht van de verkoper om, als de koper niet betaalt, de verkochte zaken binnen korte tijd terug te vorderen. Dit recht is van belang, omdat ontbinding van de overeenkomst geen terugwerkende kracht heeft noch zakelijke werking.
In art. 7: 39 BW staat:
Uit dit artikel volgt een aantal voorwaarden:
dit recht bestaat alleen als de prijs niet betaald is en aan de overige voorwaarden voor ontbinding in de zin van art. 6:265 BW is voldaan;
dit recht kan alleen worden toegepast als roerende zaken niet-registergoederen zijn afgeleverd.
Uit overige artikelen van afdeling 7.1.8 kunnen de volgende voorwaarden worden afgeleid:
het afgeleverde dient zich nog in dezelfde staat te bevinden als bij aflevering (7:41 BW)
de termijn van art. 7:44 BW mag niet zijn verstreken.
het recht van reclame kan niet worden toegepast in bepaalde gevallen waarin een derde een recht op de zaak heeft verkregen (7:42 BW)
Voor het uitoefenen van het recht van reclame is een enkele schriftelijke verklaring gericht tot de koper voldoende. De rechtsgevolgen van de uitoefening zijn:
ontbinding van de overeenkomst. Geen terugwerkende kracht, wel zakelijke werking. De verkoper herkrijgt de eigendom en het recht van de koper eindigt.
Een aantal artikelen uit afdeling 6.5.5 is van overeenkomstige toepassing, art. 6:277 BW in ieder geval niet.
Lid 2 ziet op een gedeeltelijke betaling. De koop wordt dan ontbonden voor het teruggevorderde deel en blijft voor het overige in stand. Lid 3 ziet op ondeelbare zaken.
Door het uitoefenen van het recht van reclame ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen, art. 7:39 lid 1 jo. art. 6:271 BW.
In art. 7:40 BW staat:
Dit recht van reclame is niet af te wenden door alsnog te betalen, behalve als de koper failliet is. In deze gevallen vervalt het recht van reclame alleen als de prijs daadwerkelijk wordt betaald of als daarvoor zekerheid wordt gesteld.
In art. 7:41 BW staat: “De bevoegdheid tot terugvordering kan slechts worden uitgeoefend voor zover het afgeleverde zich nog in dezelfde staat bevindt als waarin het werd afgeleverd.”
Of het afgeleverde zich nog in dezelfde staat bevindt, hangt volgens de parlementaire geschiedenis weer af van de omstandigheden van het geval.
In art. 7:42 BW staat:
Als de koper de zaak dus doorverkoopt, vervalt het recht van reclame.
In art. 7:43 BW is bepaald dat de in artikel 39 omschreven bevoegdheid niet uitgeoefend kan worden door de verkoper, als de koper voor de volle koopprijs een handelspapier heeft geaccepteerd, bijvoorbeeld een wissel. De verkoper heeft dan voldoende zekerheid.
Aan het recht van reclame is een vervaltermijn verbonden, art. 7:44 BW. Deze termijn kan dus niet worden gestuit. Het recht vervalt als er:
zes weken zijn verstreken na opeisbaarheid van de koopprijs; en
zestig dagen zijn verstreken nadat de zaak onder de koper is opgeslagen.
Omdat de regels omtrent koop in elk land anders geregeld zijn, en dit de internationale handel kan bemoeilijken, is in 1980 het Weens Koopverdrag tot stand gekomen. Hoofdstuk 1 van dit verdrag gaat over het toepassingsgebied. Art. 1 bepaalt dan ook dat dit Verdrag van toepassing is op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in verschillende Staten gevestigd zijn : a) wanneer de Staten verdragsluitende Staten zijn; of
b) wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een Verdragsluitende Staat van toepassing is (lid 1). Het feit dat de partijen hun vestigingen in verschillende Staten hebben dient buiten beschouwing te worden gelaten wanneer zulks niet blijkt uit de overeenkomst, of uit transacties tussen dan wel uit informatie verstrekt door de partijen te eniger tijd voor of bij het sluiten van de overeenkomst (lid 2). Voor de toepasselijkheid van het Verdrag is zonder belang welke nationaliteit de partijen hebben, of zij kooplieden zijn en of de overeenkomst burgerrechtelijk dan wel handelsrechtelijk van aard is (lid 3). Hiermee bakent het Weens koopverdrag zijn eigen werkingssfeer af.
In de daaropvolgende hoofdstukken gaat het Weens Koopverdrag specifiek in op de totstandkoming van de (internationale) koopovereenkomst (art. 15 en 18 jo. 24 CISG), de verplichtingen van de koper en verkoper (art. 30 e.v. en 53/54 CISG), de gevolgen van niet-nakoming (art. 26, 46-48, 49, 50, 74-77 en 81 CISG) en de overgang van het risico (art. 67-69 CISG). Overmacht is geregeld in art. 79 CISG.
Een van de belangrijkste elementen die bij een internationale koopovereenkomst geregeld moeten worden, is de verdeling van de vervoers- en verzekeringskosten en het risico. Hiervoor zijn de zogenaamde Incoterms in gebruik. Dit zijn standaardbedingen, opgesteld door de Internationale Kamer van Koophandel, betreffende de verdeling van het risico, transport- en verzekeringskosten. Veelgebruikte bedingen zijn de FOB en de CIF.
Een aandachtspunt is dat het Weens koopverdrag slechts bepalingen van aanvullend recht bevat, afwijking is dus mogelijk. Zie hiervoor art. 6 CISG. Dit betekent dat het opnemen van Incoterms in een overeenkomst het Weens Koopverdrag (deels) buiten werking stelt.
Documentair krediet betekent dat de koper ervoor zorgt dat een gekozen bank een krediet opent ten behoeve van de verkoper. Hiervoor gelden de Uniform Customs and Practices for Documentary Credits (UPC600). De bank betaalt de koopprijs tegen overgave van de vereiste documenten. De verkoper hoeft pas te leveren als de koper hem mededeelt dat het krediet is geopend. Laat de koper dit na, dan pleegt hij wanprestatie.
Op erg veel (koop)overeenkomsten zijn algemene voorwaarden van toepassing. Dit onderwerp is geregeld in afdeling 6.5.3 BW.
De algemene voorwaarden vinden hun regeling in afdeling 6.5.3. In de parlementaire geschiedenis staat omschreven wat het doel is van deze voorwaarden:
rechterlijke controle: de regeling is bedoeld om rechterlijke controle op de inhoud van algemene voorwaarden te versterken, aangezien de wederpartij die de algemene voorwaarden aanvaardt vaak op de inhoud geen invloed heeft en deze meestal niet eens kent of begrijpt.
Rechtszekerheid: de regeling tracht zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden, zowel ten aanzien van de toepasselijkheid van algemene voorwaarden als ten aanzien van de geoorloofdheid van hun inhoud.
Overleg: de afdeling bevat regels die verplichten tot overleg tussen belanghebbenden of die zulk overleg stimuleren.
De Richtlijn inzake oneerlijke bedingen heeft geleid tot de wijziging van de Nederlandse wet. Omdat het Hof van Justitie aan de nationale rechters de verplichting oplegt de algemene voorwaarden ambtshalve te toetsen, heeft de regeling steeds meer betekenis gekregen. De richtlijn heeft echter enkel betrekking op consumententransacties.
Art. 6:231-244 zijn dwingendrechtelijk, art. 6:246 BW.
Niet alle voorwaarden die algemene voorwaarden worden genoemd zijn overigens algemene voorwaarden in de zin van deze afdeling. In art. 6:231 BW wordt een definitie gegeven van ‘algemene voorwaarden’. De gebruiker is degene die de algemene voorwaarden in een overeenkomst hanteert, vaak de verkoper. Daartegenover staat de wederpartij, de koper.
De regeling van de algemene voorwaarden in het BW is algemeen van aard. Art. 6:236 en 237 BW (zwarte en grijze lijsten) zijn speciale regels voor consumenten.
Wat zijn geen algemene voorwaarden?
kernbedingen (omschrijving van de zaak / prijs);
bedingen die niet bestemd zijn om meermalen te worden gebruikt, zogenaamde individuele bedingen (het bestemmingscriterium).
Art. 6:231 BW heeft tot gevolg dat er een snelle gebondenheid is aan de algemene voorwaarden. Dit geldt ook als de wederpartij de voorwaarden aanvaardt, zonder dat hij de inhoud kent. Deze snelle gebondenheid wordt gecompenseerd door de toetsingsmogelijkheid.
Als algemene voorwaarden eenmaal toepasselijk zijn, kunnen ze door de rechter worden getoetst. Dit kan door de toetsing in het concrete geval of in het abstracte geval.
De concrete toetsing bestaat uit twee onderdelen:
er wordt getoetst of de gebruiker heeft voldaan aan zijn informatieplicht; en
de inhoud van het beding wordt getoetst.
De gebruiker heeft een informatieplicht: hij moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid geven van de algemene voorwaarden kennis te nemen, art. 6:233 sub b BW. Doorgaans houdt dit in dat hij de voorwaarden voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand moet stellen, art. 6:234 lid 1 BW. De bewijslast ter zake van de terhandstelling ligt bij de gebruiker.
Indien een overeenkomst elektronisch tot stand zal komen, moeten de algemene voorwaarden voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst langs elektronische weg ter beschikking zijn gesteld, zie art. 6:234 lid 2 BW. Het is voldoende als de voorwaarden onderdeel vormen van de overeenkomst, zij achter een duidelijk herkenbare hyperlink zijn opgenomen, de voorwaarden opgeslagen kunnen worden en toegankelijk zijn voor latere kennisneming. Als het gaat om een overeenkomst die niet langs de elektronische weg tot stand is gekomen, moet de wederpartij uitdrukkelijk instemmen met toepassing van de voorwaarden, zie lid 3.
De sanctie op het niet naleven van de informatieplicht is vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden (in hun geheel).
In art. 6:238 lid 2 BW is bepaald dat de algemene voorwaarden duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld ingeval van consumententransacties. Bij twijfel over de betekenis van een beding gaat de voor de consument meest gunstige uitleg voor.
Bij de inhoudelijke toetsing geldt als maatstaf dat de algemene voorwaarden niet ‘onredelijk bezwarend’ mogen zijn, art. 6:233 sub a BW. De omstandigheden van het geval, zoals de aard en overige inhoud van de overeenkomst, zijn hierbij relevant.
Ingeval van consumententransacties schrijft de richtlijn voor dat een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, als het in strijd is met de goede trouw of het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De rechter moet bij een consumententransactie overgaan tot een ambtshalve toetsing. Hij dient ambtshalve na te gaan of een contractueel beding onder de richtlijn valt en zo ja, of dit beding oneerlijk is.
De open norm uit art. 6:233 sub a BW wordt ingeval van een consumententransactie nader ingevuld door de art. 6:236-238 BW. In art. 6:236 BW is de zwarte lijst opgenomen: bedingen op deze lijst zijn altijd onredelijk bezwarend. In art. 6:237 is de grijze lijst opgenomen: bedingen op deze lijst worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Deze artikelen gelden enkel voor consumenten, maar reflexwerking is wel mogelijk. Dit houdt in dat deze artikelen toch van toepassing kunnen zijn in de verhouding van een gebruiker met een niet-consument. Art. 6:235 BW geeft echter aan dat art. 6:233 en 234 BW niet gelden voor grote wederpartijen. Als sanctie geldt wederom vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden.
Als de verkoper algemene voorwaarden gebruikt, kunnen de kooptitel en de regeling van de algemene voorwaarden naast elkaar van toepassing zijn. Omdat Titel 7.1 een bescherming aan de koper geeft, kunnen ook de algemene voorwaarden hier geen afbreuk aan doen. Als de koper een consument is, is de algemene voorwaardenregeling geheel van toepassing, tenzij het gaat om een groot bedrijf.
Beide lijsten bevatten samen 35 bedingen die jegens consumenten onredelijk bezwarend zijn of vermoed worden dit te zijn. De Richtlijn bevat als bijlage een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk worden aangemerkt, de blauwe lijst. Omdat deze lijst grotendeels samenvalt met de Nederlandse zwarte en grijze lijst, wordt hier niet verder ingegaan op de bijlage van de richtlijn.
Zie voor de bedingen op de zwarte lijst art. 6:236 BW en voor de bedingen op de grijze lijst art. 6:237 BW.
Ondanks het bestaan van de lijsten met onredelijk bezwarende bedingen, komen er in de praktijk ook bedingen voor die niet als zodanig in de wet zijn opgenomen, maar wel onredelijk bezwarend zijn. Deze bedingen vallen dan onder de open norm van art. 6:233 sub a BW. Denk bijvoorbeeld aan bedingen die de privacy aantasten.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3655 |
Add new contribution