Samenvatting Nova Exempla van Zwalve
- 2456 reads
Deze oefen tentamenvragen zijn geschreven in het studiejaar 2013-2014.
Het begrip 'bezit' is feitelijk van aard, terwijl het Romeinsrechtelijke eigendomsbegrip algemeen van aard is omdat het juridisch karakter ervan niet afwijkt naar gelang van de aard van de zaak waarop het is gestoeld.
'Het is het recht om op volstrekte wijze over een zaak te beschikken, tenzij de wet dat verbiedt’.
Eigendom is het recht om van een zaak het vrije genot te hebben en daarover op volstrekte wijze te beschikken.
Door de verlening van een persoonlijk recht van die strekking, zoals bijvoorbeeld huur of bruikleen of door de vestiging van een beperkt zakelijk recht van die strekking, zoals bijvoorbeeld vruchtgebruik of erfpacht.
Dat wil zeggen zonder de toestemming van een derde te behoeven, bevoegd om over zijn recht te beschikken.
Een eigenaar is altijd beschikkingsbevoegd, tenzij de wet hem die bevoegdheid ontneemt.
Hieronder verstaat men het vermogen om onaantastbare rechtshandelingen te kunnen verrichten.
Het vermogen om een zaak of enig goed te kunnen overdragen, met een beperkt recht te belasten of teniet te doen gaan.
Erfopvolging en inbreng in een maatschap.
Wat wordt er voorkomen door het bezit in juridische zin te onderscheiden van de feitelijke heerschappij?
Wat is houdt de stelregel van Julius Paulus in?
Welke factoren spelen een rol bij het bepalen van het tijdsverloop dat nodig is om door middel van verkrijgende verjaring eigenaar te worden van een zaak?
Wat bedoelt Julius Paulus met de regel dat “niemand de titel van zijn bezit 'voor zichzelf' kan, dat wil zeggen door een enkele wilsverandering, kan wijzigen”?
Wat wordt er voorkomen door het bezit in juridische zin te onderscheiden van de feitelijke heerschappij?
Dat men altijd de feitelijke macht zou moeten hebben, en dus op verkrijgende verjaring zou stuiten door het uitlenen of verhuren van de zaak.
Dat het bezit weliswaar feitelijk (corpore) wordt verkregen, maar dat men het enkel en alleen door de wil (animo) behoudt.
De aard van de zaak (roerend of onroerend) en de titel waarop men het bezit heeft verkregen (bijvoorbeeld nalatenschap of koop).
Het bezit kan niet enkel en alleen door de wil worden verkregen, maar wordt door een daartoe strekkende wil die blijkt uit een voor de buitenwereld waarneembare daad verworven. Een bewaarnemer kan dus niet voor zichzelf beslissen bezitter te zijn zonder een daad te stellen waardoor deze wil kenbaar wordt gemaakt, in het bijzonder tegenover de bewaargever.
De vraag of de derde (de koper) in dit geval bezitter is geworden hangt immer enkel van twee feitelijke vragen af die hemzelf betreffen. Ten eerste of er feitelijk bezit aan hem is verschaft en ten tweede of hij de feitelijke heerschappij heeft aanvaard met de bedoeling die voor zichzelf uit te oefenen.
Grond behoorde tot de res mancipi en moest worden overgedragen door middel van mancipatio, een ‘abstracte’ wijze van eigendomsoverdracht. Waarom typeert men deze wijze van eigendomsoverdracht als abstract?
Op welk tijdstip moet eigenlijk worden getoetst of er aan alle vereisten voor een geldige eigendomsoverdracht is voldaan?
Geef de definitie van het begrip dos.
Voor de geldigheid van de mancipatio moest er worden voldaan aan twee eisen. Welke twee eisen waren dit?
Wat verstaat men onder een fiduciaire eigendomsoverdracht?
Noem een belangrijk verschil tusen de mancipatio en de res nec mancipi.
Grond behoorde tot de res mancipi en moest worden overgedragen door middel van mancipatio, een ‘abstracte’ wijze van eigendomsoverdracht. Waarom typeert men deze wijze van eigendomsoverdracht als abstract?
Omdat de geldigheid niet wordt beïnvloed door ongeldigheid van het daaraan ten grondslag liggend tot eigendomsoverdracht verplichtend obligatoir rechtsfeit. De geldigheid heeft slechts twee vereisten: de voor overdracht vereiste formaliteit moet zijn verricht door een beschikkingsbevoegde. Wie grond zonder een res mancipi in eigendom overgedragen kreeg moet het teruggeven, maar dit werd afgedwongen door een persoonlijke actie uit onverschuldigde betaling. Nadat keizer Justinianus mancipatio als wijze van eigendomsoverdracht had afgeschaft (in 531), dienden verwijzingen daarnaar te worden vervangen door bezitsverschaffing (traditio). Dat is ook hier gebeurd, maar het zestiende boek van Julianus’ Digesta werd inhoudelijk niet aangepast, zodat een abstracte wijze van eigendomsoverdracht door middel van traditio ontstond.
Op het tijdstip van de levering (traditio).
Bruidsschat.
De formaliteit die voor de overdracht was vereist diende te zijn verricht door een beschikkingbevoegde. Degene aan wie de grond een res mancipi in eigendom was overgedragen, moest die zaak teruggeven, maar hij kon hiertoe slechts gedwongen worden middels de (persoonlijke) actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
Een overdracht waarbij de overgedragen goederen onder bepaalde voorwaarden weer terug moeten keren in het vermogen van de transferent.
De mancipatio was een wijze van eigendomsoverdracht die niet gepaard behoefde te gaan met een feitelijke overgifte (traditio) van de in eigendom over te dragen zaak, zoals bij de res nec mancipi was vereist.
Wie genoten er bescherming van de actio Publiciana?
De bezitters die bezig waren om door middel van verkrijgende verjaring eigenaar te worden.
Tegen inbreuken van derden in het bezit.
Bezit.
'Gewoon' eigendom en het 'Praetorisch eigendom', wat na verloop van de verjaringstermijn van rechtswege veranderde in 'gewoon' eigendom naar ius civile.
Verjaringsbezitter.
Hij was het hoofd van de afdeling verzoekschriften.
Dit geldt niet voor de tot de nalatenschap behorende zaken, dat wil zeggen de eigendomsrechten en andere absolute rechten die samen de zogenaamde ‘boedel’ vormen. Deze moet nog onder de erfgenamen worden verdeeld.
De actie waarmede een zekerheidsnemer de met een zekerheidsrecht bezwaarde goederen opeist is een zakelijke rechtsvordering (actio Serviana). De actie daarentegen waarmede de zekerheidsnemer nakoming vordert van de schuld tot zekerheid waarvan de zekerheidsrechten zijn gevestigd, is een persoonlijke rechtsvordering (actio in personam).
Antwoord: 'Het is het recht om op volstrekte wijze over een zaak te beschikken, tenzij de wet dat verbiedt’.
Antwoord: Eigendom is het recht om van een zaak het vrije genot te hebben en daarover op volstrekte wijze te beschikken.
Antwoord: Door de verlening van een persoonlijk recht van die strekking, zoals bijvoorbeeld huur of bruikleen of door de vestiging van een beperkt zakelijk recht van die strekking, zoals bijvoorbeeld vruchtgebruik of erfpacht.
Antwoord: Dat wil zeggen zonder de toestemming van een derde te behoeven, bevoegd om over zijn recht te beschikken.
Antwoord: Een eigenaar is altijd beschikkingsbevoegd, tenzij de wet hem die bevoegdheid ontneemt.
Antwoord: Hieronder verstaat men het vermogen om onaantastbare rechtshandelingen te kunnen verrichten.
Antwoord: Het vermogen om een zaak of enig goed te kunnen overdragen, met een beperkt recht te belasten of teniet te doen gaan.
Antwoord: Erfopvolging en inbreng in een maatschap.
Antwoord: Op het tijdstip van de levering (traditio).
Antwoord: Bruidsschat.
Antwoord: De formaliteit die voor de overdracht was vereist diende te zijn verricht door een beschikkingbevoegde. Degene aan wie de grond een res mancipi in eigendom was overgedragen, moest die zaak teruggeven, maar hij kon hiertoe slechts gedwongen worden middels de (persoonlijke) actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
Antwoord: Een overdracht waarbij de overgedragen goederen onder bepaalde voorwaarden weer terug moeten keren in het vermogen van de transferent.
Antwoord: De mancipatio was een wijze van eigendomsoverdracht die niet gepaard behoefde te gaan met een feitelijke overgifte (traditio) van de in eigendom over te dragen zaak, zoals bij de res nec mancipi was vereist.
Antwoord: De bezitters die bezig waren om door middel van verkrijgende verjaring eigenaar te worden.
Antwoord: Bezit.
Antwoord: Hij was het hoofd van de afdeling verzoekschriften.
Antwoord: Dit geldt niet voor de tot de nalatenschap behorende zaken, dat wil zeggen de eigendomsrechten en andere absolute rechten die samen de zogenaamde ‘boedel’ vormen. Deze moet nog onder de erfgenamen worden verdeeld.
Antwoord: De actie waarmede een zekerheidsnemer de met een zekerheidsrecht bezwaarde goederen opeist is een zakelijke rechtsvordering (actio Serviana). De actie daarentegen waarmede de zekerheidsnemer nakoming vordert van de schuld tot zekerheid waarvan de zekerheidsrechten zijn gevestigd, is een persoonlijke rechtsvordering (actio in personam).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1222 |
Add new contribution