Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Onderwijs- en Leerproblemen: Spellen

Spellen

 

 

Artikel Henneman – Spellingssysteem en spellingsproces

 

Wie leerlingen met spellingsproblemen wil helpen moet kennis hebben van het spellingssysteem van het Nederlands. Zo kunnen spelfouten beter geïnterpreteerd worden.

 

De orthografie van het Nederlands

Orthografie: regels waarmee gesproken taal in geschreven vorm kan worden omgezet. In het Nederlands worden alle fonemen of foneemclusters omgezet in letters of letterclusters (alfabet).

 

Basisprincipes van het Nederlandse orthografisch systeem

  1. Het fonemisch beginsel

Elk foneem wordt door steeds een en dezelfde letter weergegeven. Toch zijn hier in het Nederlands vele uitzonderingen op:

  • Het alfabet bevat minder letters dan fonemen, er zijn diagrafen (combinaties van letters in een grafeem. Bijvoorbeeld oe/ui/ei).

  • Er kunnen variaties ontstaan in de uitspraak door de omringende fonemen (‘koop’ en ‘koord’).

  • In de spelling laten we verbindingsklanken vaak weg die je wel uitspreekt (je schrijft ‘werk’ maar je hoort ‘werek’).

  • De spelling van fonemen is afhankelijk van hun positie in een woord, dit hangt af van de klankgroepstructuur.

Klank-letterkoppelingen die volgens het fonemisch beginsel gespeld worden, worden klankzuiver of ongemarkeerd genoemd.

 

  1. Het morfologisch beginsel

Morfemen: betekenisdragende elementen in een woord. Vrije morfemen kunnen zelfstandig voorkomen. Bijvoorbeeld angst. Gebonden morfemen kunnen niet zelfstandig voorkomen, zoals bijvoorbeeld voor– en achtervoegsels (on-, -ig).

Het beginsel eist dat morfemen steeds op dezelfde wijze geschreven worden. In de spelling laten we daarom soms dingen weg die je wel uitspreekt.

Het morfologisch beginsel omvat twee regels:

  • De regel van de gelijkvormigheid. Eenzelfde woord, stam, voor– of achtervoegsel zoveel mogelijk op dezelfde manier schrijven. Bijvoorbeeld: ‘land, landen’.

  • De regel van analogie. Woorden die men zich voorstelt als op een overeenkomstige manier gevormd, worden op overeenkomstige wijze geschreven. Bijvoorbeeld: ’hij wordt’, naar analogie, ‘hij werkt’.

  1. Het etymologisch beginsel

Bij een keuze tussen twee schrijfmogelijkheden beslist een vroegere vorm van het woord. Woorden die hetzelfde klinken worden daardoor soms anders geschreven. Bijvoorbeeld ‘reis/prijs’.

 

Het spellingsproces

De beschrijving van het spellingsproces omvat:

  • Processen en vaardigheden voor verwerving van orthografische kennis.

  • De wijze waarop ervaren spellers de kennis gebruiken bij het schrijven.

 

Als leerlingen leren lezen en spellen weten ze onbewust al veel over woorden. Deze informatie ligt opgeslagen in het mentale lexicon in het geheugen. De kennis wordt hier met elkaar verbonden.

Het spellingsproces kan worden opgedeeld in aanvankelijk en gevorderd spellen.

 

  1. Aanvankelijk spellen.

In deze fase leren kinderen woorden schrijven waarop het fonemisch beginsel van toepassing is (klank-letter).

  • Temporele orde waarneming, het in de juiste volgorde waarnemen/ onthouden/ weergeven van fonemen.

  • Auditieve discriminatie, horen van verschillen tussen fonemen.

  • Visuele discriminatie, waarnemen van verschillen tussen letters.

  • Het werken van links naar rechts.

Struiksma heeft deze fasen weergegeven in een model.

 

  1. Gevorderd spellen

Leerlingen moeten in deze fase andere woordaspecten dan de foneemstructuur leren kennen om correct te spellen.

Belangrijke vaardigheden:

  • kennen en toepassen van spellingsregels.

  • verdelen van woorden in klankgroepen.

  • vergelijken van klankstructuur met verborgen vorm.

  • morfemische analyse van woorden (woordopbouw).

  • syntactische analyse (het bepalen van de woordsoort, tijd getal).

  • semantische analyse (betekenis analyseren. Wei/wij)

  • directe controle op geproduceerde vorm tijdens schrijven.

  • het kunnen onthouden van spellingen.

 

Twee typen modellen van woordproductie:

 

  1. Dubbelkanaalmodel

Het schrijven van woorden komt tot stand via fonologische en lexicale route.

Lexicale route: woord wordt direct gekoppeld met spelling in het mentale lexicon, directe strategie.

Fonologische route: spelling opbouwen door analyse van woord in klanken en te verbinden met letters, indirecte strategie. Deze bevat enkele substrategieën:

  • Regelstrategie, spellingsregels toepassen.

  • Analogiestrategie, overeenkomst bekend/onbekend.

  • Oproepen van visuele voorstelling.

  • Oproepen van uit het hoofd geleerde lettervolgorde, ezelsbrug.

In het onderwijs gebruiken kinderen eerst de indirecte en daarna de directe strategie.

 

  1. Enkelkanaalmodel

Gaat niet uit van mentaal lexicon als opslagplaats maar van een neuraal netwerk waarin al lerende lezen en spellen kennis wordt opgeslagen (bijvoorbeeld verbanden tussen orthografische en fonologische patronen).

 

Spellingsvaardigheid

Spellingsvaardigheid: datgene wat competente, gevorderde spellers kunnen.

  • Spelling is geautomatiseerd, via directe strategie.

  • Flexibel gebruik van andere strategieën.

  • Controleren van de geschreven vorm op juistheid.

  • In staat het aantal woorden dat geautomatiseerd is zelfstandig uit te breiden.

 

Spellingsproblemen

Spellingsproblemen: de prestaties van een leerling over een langere tijd liggen (in vergelijking met leeftijdsgenoten die dezelfde periode onderwijs hebben gehad) op de onderste 15%.

Op de middelbare school is het constateren van spellingsproblemen lastiger dan in het basisonderwijs.

 

Verklaring voor geringe spellingsvaardigheid

 

  1. Onderwijskenmerken:

  • Instructie en feedback van de leerkracht.

  • Moeilijkheidsgraad spellingstaak.

  • Gehanteerde didactiek.

  • Eisen die de school stelt, is spelling belangrijk?

  • De hoeveelheid tijd die voor het leren beschikbaar is.

  1. Leerlingkenmerken:

  • Algemene verklaringen, zoals intelligentietekorten, aandachts– en motivatieproblemen.

  • Geringe woordenschat.

  • Tekorten in (onbewuste) kennis van aspecten van taal. Bijvoorbeeld inzicht in woordsoort, opbouw van woorden, klankanalyse, zwak werkgeheugen.

  • Tekorten in automatisering. Betekenis en klankvorm moet hiervoor in directe verbinding staan met het lange termijn geheugen.

 

Over de invloed van de verschillende factoren bestaat nog veel onduidelijkheid.

In geval van ernstige spellingsproblemen kan er sprake zijn van dyslexie (dyslexie verwijst eigenlijk naar leesproblemen).

 

Om vast te stellen of er van dyslexie gesproken kan worden, moeten de volgende kenmerken aanwezig zijn:

  • Het vaardigheidsniveau van lezen en/of spellen ligt significant onder dat van leeftijdsgenoten. Er is vaak een traag tempo en veel fouten.

  • Het verschijnsel treedt op ondanks voldoende instructie en oefening.

  • Ook extra instructie en oefening leiden niet tot beheersing.

  • Het automatiseringstekort blijkt uit daling van de kwaliteit van spellen als meerdere taken tegelijk moeten worden uitgevoerd of tijdsdruk.

 

Volgens de SDN (Stichting Dyslexie Nederland) moeten tevens de volgende factoren bij het onderzoek naar dyslexie betrokken worden:

  • Tekorten in de fonologische verwerking.

  • Tekorten in toegankelijkheid van taalkennis, symbolen en automatisering.

  • Biologische tekorten, zoals erfelijkheid.

 

Artikel Huizenga – Voorbereidende activiteiten

 

In onze cultuur maakt het gedrukte woord deel uit van de leefwereld van kleine kinderen. Hierdoor hebben kinderen al heel jong een spontane belangstelling voor het geschreven woord (ontluikende geletterdheid).

In het onderwijs probeert men steeds meer in te spelen op de ontluikende geletterdheid.

Bij de elementaire leeshandeling moet een kind al verschillende deelvaardigheden toepassen. Aan een aantal spellingsvoorwaarden moet al voldaan zijn.

Spellingsvoorwaarden: essentiële vaardigheden die tijdens het onderwijs in lezen en spellen tot ontwikkeling moeten komen.

Algemene spellingsvoorwaarden: algemene ontwikkeling zoals cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke ontwikkeling.

Specifieke spellingsvoorwaarden: de techniek van het spellen, specifieke deelhandelingen.

Kinderen die aan meer spellingsvoorwaarden voldoen hebben meer kans van slagen in het onderwijs.

 

Algemene spellingsvoorwaarden

De algemene ontwikkeling van een kind is sterk bepalend voor de spellingsvaardigheid. De algemene spellingsvoorwaarden beïnvloeden elkaar onderling en zijn afhankelijk van aanleg, milieu en motivatie.

Leerlingkenmerken die van belang zijn voor spellingsvaardigheid:

  • Spraakmotoriek: als een kind slecht articuleert of woorden onjuist uitspreekt, zal dat vaak leiden tot foutieve spelling.

  • Schrijfmotoriek: als een leerling erg veel energie moet steken in de schrijfhandeling zal dat remmend werken op de spelling.

  • Taalontwikkeling: de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid en de woordenschat beïnvloeden direct het lezen en schrijven.

 

Ook minder rechtstreekse kenmerken bepalen de spellingsvaardigheid, bijvoorbeeld intelligentie.

 

Specifieke spellingsvoorwaarden

Specifieke spellingsvoorwaarden: deelvaardigheden die nodig zijn om de elementaire spellingshandeling met succes te kunnen uitvoeren.

  1. Auditieve vaardigheden

  • Auditieve discriminatie: het kunnen horen van overeenkomsten en verschillen tussen klanken en woorden.

  • Auditieve analyse: het kunnen onderscheiden van verschillende spraakklanken in een woord. Ook het bepalen van de klankpositie is hieraan verwant.

  • Auditieve synthese: het kunnen samenvoegen van losse klanken tot een woord. Deze vaardigheid wordt meer in het aanvankelijk lezen gebruikt.

  • Temporeel ordenen: het kunnen onthouden van de geanalyseerde klanken in de juiste volgorde. Het temporeel ordenen doet een beroep op je auditieve geheugen.

  1. Visuele vaardigheden

  • Visuele discriminatie: het kunnen onderscheiden van lettervormen die wel op elkaar lijken.

  • Visuele analyse: het kunnen onderscheiden van verschillende grafemen binnen een woord.

  • Visuele synthese: het kunnen samenvoegen van losse grafemen tot een woord. Ook bij het lezen zeer belangrijk.

  • Spatieel ordenen: het kunnen onthouden van letters in de juiste volgorde. Het doet een beroep op het visueel geheugen.

 

  1. Taalvaardigheden

Bij het lees- en spellingsonderwijs maakt de leerkracht veel gebruik van bepaalde abstracte begrippen. Bijvoorbeeld eerste, laatste, vooraan, links, rechts, etcetera. Deze begrippen zijn belangrijke hulpmiddelen bij het spatieel en temporeel ordenen. De kennis van deze begrippen is een spellingsvoorwaarde.

 

  1. Schrijfvaardigheden

Een belangrijke voorwaarde voor het spellen is dat een kind alle letters correct kan schrijven. Deze letterkennis maakt het kind zich eigen tijdens het leren lezen (klank-teken koppeling). Het is voldoende als het kind 33 grafemen kent om te beginnen met spellingsonderwijs.

 

Voorbereidend spellen

Het is niet per se nodig om al bij kleuters de spellingsvoorwaarden te trainen. De spellingsvoorwaarden komen tijdens het leren lezen en schrijven ook tot ontwikkeling. Toch zijn er verschillende spellingsprogramma's waarmee men de ontluikende geletterdheid wil stimuleren.

 

Vanaf ongeveer 2 jaar beginnen kinderen met schrijven van letters en woorden:

  • Het tekenen van woorden.

  • Het krabbelen van nog niet herkenbare lettertekens.

  • Het schrijven van letterachtige vormen/letters.

  • Weergeven van woorden door een of enkele letters.

  • Het hanteren van een zelf verzonnen spelling.

 

De ontluikende geletterdheid kan in de kleutergroepen op verschillende manieren gestimuleerd worden:

  • Het aanbieden van kant en klaar lettermateriaal.

  • Het herhaald voorlezen.

  • Kinderen de gelegenheid geven om te schrijven. Bijvoorbeeld de lees- en schrijfhoek.

 

Artikel Bosman – Spellingsvaardigheid en leren spellen

 

Spellingssysteem en spellingsproces

Dit stuk gaat over de kennis en vaardigheden die voor de hulpverlening nodig zijn om leerlingen met spellingsproblemen te kunnen helpen. Het oorspronkelijke artikel geeft aan korte beschrijvingen gegeven te hebben die niet toereikend zijn voor de gehele theorie van de orthografie.

 

1. De orthografie van het Nederlands

Orthografie is een geheel van regels waarmee gesproken taal kan worden omgezet in geschreven taal. De orthografie omvat een alfabetisch schrift van 26 letters. Uitgangspunt is het fonemisch beginsel, ook wel fonologisch beginsel genoemd. Dit uitgangspunt gaat ervan uit dat elk foneem (verzameling klanken die eenzelfde betekeningsonderscheidende functie hebben) weergegeven wordt door een bepaald teken (een letter).

 

Het fonemisch beginsel

Elk foneem wordt door een letter weergegeven. De volgende factoren dwarsbomen dit beginsel. Ten eerste zijn er meer fonemen dan er letters zijn. Hiervoor zijn verschillende oplossingen. Een oplossing is te vinden in digrafen, combinaties van twee letters (aa, ee, oo, oe, ie, eu, ui, ch, ng). Daarnaast worden dezelfde fonemen gebruikt als korte klinker, lange klinker en sjwa (stomme klinker of doffe klank). Als voorbeeld de [e] in respectievelijk er, eer, de.

Ten tweede is er geen rekening mee gehouden dat dezelfde digrafen andere fonemen met zich meebrengen. Vergelijk de uitspraak van [ee] in teen en teer.

Ten derde zijn er verbindingsklanken die niet geschreven worden. Een voorbeeld is de [w] die je hoort in januari, maar die je niet schrijft.

Ten vierde is de spelling van lange klinkers (gespannen vocalen) en medeklinkers (consonanten) afhankelijk van hun positie in het woord. Een consonant in een klankgroep wordt geschreven met twee medeklinkers; bijvoorbeeld muur, zaal.

Dit fonemisch beginsel wordt vervolgens ook nog ingeperkt door het morfologisch en het etiologisch beginsel.

 

Het morfologisch beginsel (orthografisch systeem)

Het eerste beginsel van dit uitgangspunt ligt hem in morfemen. Een morfeem is een deel van een woord dat niet in kleinere delen op te splitsen is. Er bestaan vrije morfemen en gebonden morfemen. Vrije morfemen zijn onopsplitsbare woorden die los kunnen voorkomen (bijvoorbeeld ‘roest’). Gebonden morfemen komen niet los voor en kunnen alleen voorkomen in combinatie met een ander morfeem (bijvoorbeeld -isch, -loos, -s).

Door het tweede beginsel moeten we rekening houden met de morfologische opbouw qua spelling van de morfemen. Dit is gebonden aan twee basisregels; de regel van de gelijkvormigheid en de regel van de analogie.

 

De regel van de gelijkvormigheid

De regel is: ‘Een morfeem wordt zoveel mogelijk op dezelfde manier geschreven.’ Hier zitten wel enkele consequenties aan. Ten eerste worden sommige medeklinkers aan het einde van een woord stemloos. Zie hiervoor de woorden ‘heb’ en ‘land’. Andere voorbeelden zijn het verdwijnen van fonemen door het samenstellen van woorden. Een voorbeeld is het woord ‘kostprijs’. Bij de uitspraak wordt de [t] niet uitgesproken terwijl die wel geschreven wordt op basis van de regel van de gelijkvormigheid.

De regel wordt niet stelselmatig gebruikt. De regel geldt niet bij verlies van stem bij [v] en [z]. Bijvoorbeeld ‘huis’ en ‘huizen’.

 

De regel van de analogie

De regel is: Als woorden zich op dezelfde manier vormen, worden ze ook op dezelfde manier geschreven. ‘Najaarsstorm’ in analogie van bijvoorbeeld ‘najaarsopruiming’ en ‘hij wordt’ in navolging van ‘hij loopt’.

Ook deze regel kent uitzonderingen. Er wordt niet geschreven ‘hij eett’ in navolging van ‘hij loopt’. Daarnaast zien we uitzonderingen bij de tussen-s.

Ten opzichte van het fonologisch beginsel heeft het morfologisch beginsel voorrang. Uitzonderingen hierop zijn de lange-klinkerregel en de dubbele-medeklinkerregel. Volgens de regels van het morfologisch beginsel zouden we moeten schrijven: sociaal-isme en grap-ig. de regels van het fonologische beginsel perken dit in.

 

Het etymologische beginsel

Dit beginsel is inperkend voor het fonologische. Het houdt in dat als er een keuze is tussen twee schrijfmogelijkheden dat de vroegere vorm (geschiedkundig gezien) gekozen wordt. Dit geldt voor zowel Nederlandse- als leenwoorden. Zo kan het dat gelijke fonemen andere spelling hebben zoals ‘mouw’-‘dauw’ en worden leenwoorden gespeld volgens de herkomsttaal, zoals ‘weekend’.

 

2. Het spellingsproces

Het spellingsproces bestaat uit processen waarmee een leerling orthografische kennis opdoet en de manier waarop deze kennis en vaardigheden worden toegepast tijdens het spellen. De leerling weet al verschillende orthografische zaken bij aanvang van het leren lezen, zoals de manier om woorden uit te spreken (fonologisch), van de meeste woorden weten leerlingen al wat ze betekenen (semantiek) en ze vervoegen woorden en gebruiken ze zinnen (morfologisch en syntactische eigenschappen van woorden). Deze informatie, net zoals alle andere spellingsvaardigheden die leerlingen nog gaan leren, zoals orthografische en grafo-motorische kennis, is in het brein opgeslagen in het mentale lexion.

Het doel van het spellen is dat een leerling alle aspecten van een woord (klank, spellingsvorm, betekenis) die in het mentale lexion is opgeslagen, kan activeren en integreren. Een leerling doorloopt achtereenvolgens de fase van het aanvankelijk spellen en het gevorderd spellen.

 

Aanvankelijk en gevorderd spellen

Bij het aanvankelijk spellen leren leerlingen woorden op te delen in fonemen. Voor deze fonemische analyse zijn bepaalde deelvaardigheden nodig:

  • temporele ordewaarneming: de juiste volgorde van fonemen in een woord;

  • auditieve discriminatie: de vaardigheid om verschillen tussen fonemen te kunnen horen;

  • visuele discriminatie: de vaardigheid om verschillen tussen letters te kunnen zien;

  • van links naar rechts lezen: weten dat een woord van links naar rechts gelezen wordt en volgens dat principe een woord te lezen.

 

Struiksma (1979) heeft van bovenstaande opsomming een model gemaakt voor het proces van het aanvankelijk spellen (zie figuur 1.1 op bladzijde 18). De beschrijving van het model in geschreven vorm ziet er als volgt uit. De beheersing van bovenstaande vier vaardigheden zijn een voorwaarde voor fonemische analyse en klank-letterkoppeling. Die zijn dan op hun beurt weer voorwaarden voor het spellen van een klank-zuiver woord. Voor het gevorderd spellen is deze fase echter beperkt bruikbaar door de beperkte consistentie in spellen in de Nederlandse taal.

 

Bij de fase van het gevorderd spellen leert de leerling naast regelmatigheden, regels en uitzonderingen van het spellen, ook woorden te spellen volgens het etymologisch beginsel. Deelvaardigheden voor het gevorderd spellen zijn:

  • Kennis van spellingsregels en het kunnen toepassen ervan;

  • Fonemische analyse van woorden;

  • Klankstructuren met een verbogen vorm kunnen herkennen en vergelijken;

  • Analyse van woorden volgens het morfemisch beginsel;

  • Syntactische analyse;

  • Semantische analyse;

  • Direct controlemechanisme op onjuist gespelde woorden;

  • Onthouden van spelling van een woord.

 

Het dubbelkanaalmodel en het enkelkanaalmodel

Iemand wordt een ervaren en gevorderd speller genoemd als hij deze beide fases van spellen goed heeft doorlopen. Er zijn twee modellen in de wetenschap die beschrijven hoe een gevorderd speller komt tot de spelling van een woord; het dubbelkanaalmodel en het enkelkanaalmodel.

 

Volgens het dubbelkanaalmodel zijn er twee kanalen (lexiaal en fonologisch) waardoor een gevorderde speller tot een woord komt. Ze staan niet los van elkaar, maar moeten als een continuüm worden opgevat. Als een speller een woord direct en zonder tussenstappen opschrijft vanuit het mentale lexion, spelt de speller volgens de lexiale route. De fonologische route wordt begaan wanneer een speller een woord spelt door het op te splitsen in klankgroepen. Deelstrategieën die een speller toe kan passen zijn:

  • Regelstrategie: het toepassen van de regels op het spellen van een woord;

  • Analogiestrategie: de speller ziet overeenkomsten tussen het woord dat hij moet schrijven en woorden die hij al kende;

  • Visuele voorstelling: de speller ‘ziet’ een plaatje van het woord;

  • Ezelsbruggetjes of klankzuivere uitspraak.

 

Volgens het enkelkanaalmodel zijn woordkenmerken niet opgeslagen in het mentaal lexion, maar in een neuraal netwerk. Op basis van afzonderlijke fonemen en omringende fonemen komt een gespeld woord tot stand.

 

3. Spellingsvaardigheid

De definitie van spellingsvaardigheid: Datgene wat ervaren spellers kunnen. Zij beschikken over de volgende vaardigheden:

  • De meeste woorden komen op de directe manier tot stand;

  • Gebruikmaken van strategieën;

  • Controlemechanisme werkt;

  • Het aantal automatisch gespelde woorden is zelfstandig uit te breiden.

 

4. Spellingsproblemen

We kunnen spreken van spellingsproblemen als spellingsvaardigheid gedurende langere tijd tot de onderste 15% van de populatie, in het voortgezet onderwijs in kaart te brengen door een test. Verklaringen voor spellingsproblemen kunnen zicht manifesteren op onderwijs- en leerlingfactoren.

 

Wanneer onderwijsfactoren de overhand nemen in de verklaring van de problemen, zullen deze niet hardnekkig zijn. Leerlingprestaties zullen hoger worden met een verandering van het onderwijs of de leerkracht. Onderwijsfactoren zijn:

  • Instructie en feedback van de leraar;

  • Spellingstaak sluit wel of niet aan bij het niveau van de leerling;

  • Didactiek;

  • Tijdsinvestering;

  • Schoolcurriculum; wordt spelling belangrijk gevonden of niet.

 

Wanneer leerlinggebonden kenmerken voor een groot deel de problematiek verklaren, zullen spellingsproblemen hardnekkiger zijn. Zowel leerlingen die goed presteren als leerlingen die niet goed presteren kunnen te maken krijgen met spellingsproblemen. Een spellingsprobleem kan daardoor niet verklaard worden aan de hand van intelligentie. Zaken die ten grondslag kunnen liggen aan spellingsproblemen zijn:

  • Beperkte woordenschat;

  • Syntactische, morfologische en vooral fonologische kennis en vaardigheden zijn onderontwikkeld: onderzoek richt zich vooral op het fonologisch aspect;

  • Automatiseringstekorten in het informatieverwerkingsaspect van het spellingsproces.

 

Dyslexie

Ernstige en hardnekkige problemen met spelling kunnen duiden op dyslexie. Deze term wordt gebruikt voor zowel lees- als spellingsproblemen. De definitie van dyslexie door de Stichting Dyslexie Nederland is: ‘Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van de woordidentificatie en/of schriftbeelden’. Iemand met dyslexie voldoet aan de volgende karakteristieken:

  • Het leesvaardigheidsniveau ligt beduidend ver onder dat van leeftijdsgenoten;

  • Het probleem is niet de oorzaak van onvoldoende onderwijs en/of oefenen;

  • Het probleem blijft ondanks extra onderwijs en/of oefenen;

  • Het spellingsprobleem verergert als deze met inhoudscontrole, complexiteit van woorden of tijdsdruk wordt gecombineerd.

 

Artikel Geelhoed Spellingsproblemen

 

Inleiding

Voor nogal wat leerlingen vormt het leren van de spelling een bron van negatieve ervaringen met als mogelijk gevolg faalangst en tegenzin tegen het schriftelijk bezig zijn.

In de discussie over de doelstelling van het speciaal onderwijs kan men twee opvattingen onderscheiden:

  • Spelling als leerdoel, omdat de samenleving er een hoge waarde aan hecht.

  • Spelling om te kunnen communiceren, ideeën vast te leggen en mededelingen te kunnen doen.

De gebruiksfrequentie van woorden verschilt aanzienlijk. Een relatief kleine groep woorden maakt een hoog percentage van de schriftelijke taal uit. Doelstelling van het spellingsonderwijs moet volgens Geelhoed beheersing van de schrijfwijze van een relatief kleine maar zorgvuldig geselecteerde groep woorden zijn: de gebruiksfrequente woorden.

Minimumdoelen voor het spellingsonderwijs zijn volgens Geelhoed het spellingsniveau waarmee je in het alledaagse leven kunt functioneren en die perspectief biedt om in het vervolgonderwijs te slagen: Communicatie en representatie.

 

Leerlingkenmerken

Ondanks de verschillen zijn er bij kinderen met spellingsproblemen enkele gezamenlijke kenmerken te noemen. Sommige kenmerken gelden voor kinderen met leerproblemen in het algemeen.

  1. Trage of verstoorde ontwikkeling van het fonologisch bewustzijn. De klankvorm kan moeilijk onderscheiden worden van de betekenis.

  2. Een gestoorde of vertraagde taalontwikkeling. Onvoldoende ontwikkeling van taalvaardigheden zoals articulatie, woordvorming, regels, structuur en begrip van de taal.

  3. De relatie met intelligentie. Het toepassen van regels (zoals bijvoorbeeld spellingsregels) vormen een belangrijk aspect van de intelligentie. Er is dus voor het spellen een zekere mate van intelligentie nodig. Met name het (verbale) werkgeheugen is bij nogal wat leerlingen met spellingsproblemen een zwak punt. Deze leerlingen hebben hierdoor vaak grote moeite met het opnemen en verwerken van informatie.

  4. Zwakke metacognitieve vaardigheden. Het minder goed kunnen beoordelen van eigen denken en handelen, minder goed kunnen plannen en evalueren. Het gevolg hiervan is een impulsieve en chaotische manier van werken en weinig reflectie op het eigen denken en handelen.

 

Aanvankelijk spellen

Aanvankelijk spellen is de fase waarin de leerling nog geen geautomatiseerd schrijfmotorisch patroon beschikbaar heeft bij de klankvorm van een woord. Via auditieve analyse en klank-teken koppeling kan het kind toch tot de juiste schrijfwijze van een woord komen (klankzuivere woorden).

 

De auditieve analyse

De vaardigheid om de (voor onze taal) relevante klanken in de klankvorm van een woord te herkennen en te reproduceren. Voor nogal wat kinderen vormt de auditieve analyse een probleem: ze laten klanken weg, voegen klanken toe en verwisselen de volgorde van klanken.

 

De klankvorm

Leerlingen die niet automatisch beschikken over de schrijfwijze van een woord kunnen terugvallen op de analyse van de klankvorm van dat woord. De auditieve analyse wordt dan toegepast op de eigen uitspraak van het woord.

 

Klank-tekenkoppeling

Lettervormen moeten in het visuele geheugen op worden geslagen waarna er door oefening motorische patronen mee worden verbonden. Er ontstaat een representatie van de lettervorm in het geheugen.

 

Gevorderd spellen

Auditieve analyse en klank-teken koppeling is niet meer genoeg om tot de juiste schrijfwijze te komen. De schrijfwijze is nog niet geautomatiseerd.

De leerling moet onder andere leren beschikken over een aantal spellingsprincipes:

  • Alfabetisch principe: iedere klank heeft een eigen teken. Je schrijft het woord zoals je het hoort.

  • Gelijkvormigheidsprincipe: woorden en woorddelen moeten steeds zoveel mogelijk gelijk geschreven worden

  • Etymologisch principe: de schrijfwijze van woorden is een afspiegeling van hoe ze zijn ontstaan.

Er zijn verschillende strategieën om tot een juiste schrijfwijze te komen. Het gebruik van een strategie veronderstelt beheersing van bepaalde vaardigheden.

 

Strategieën

  1. Regels

Regels zijn redeneringen volgens het patroon als… dan die gebaseerd zijn op regelmatigheden in de spelling van onze taal.

Bij de toepassing van regels moet de leerling twee vaardigheden beheersen: identificatie (het ontdekken van de regels) en transformatie (het toepassen van regels). Regels bieden in veel gevallen de beste garantie voor de juiste schrijfwijze, toch zijn er enkele kanttekeningen te maken:

  • Het zelfstandig kunnen hanteren van de redenering als… dan vereist misschien voor een aantal leerlingen een nog niet bereikt cognitief ontwikkelingsniveau.

  • Er zijn veel uitzonderingen op de regels die expliciet geleerd zullen moeten worden.

  • Ook het herkennen van beklemtoonde en onbeklemtoonde klankgroepen zal expliciet geoefend moeten worden.

 

  1. Analogie

De juiste schrijfwijze van een woord wordt gevonden op grond van overeenkomst van dat woord met een ander woord waarvan men de schrijfwijze wel kent. De overeenkomst kan bestaan uit klank of de overeenkomst kan bestaan op grond van betekenis. Een nadeel van de analogiestrategie is dat overeenkomst op klank niet altijd overeenkomst in spelling impliceert. Tevens is de methode op de lange duur inefficiënt. Een grote hoeveelheid voorbeeldwoorden is nodig.

 

  1. Zien en weten

Het woordbeeld of visuele interne representatie van een woord zorgt voor een correcte spelling. Er zijn veel woorden die we ‘voor ons moeten zien’ om te weten hoe ze gespeld moeten worden. Het is van belang om naast visuele representatie ook andere aspecten van een woord aan te leren. Bijvoorbeeld betekenis.

 

  1. Automatisering en aandacht

Hoe meer een bepaalde vaardigheid geautomatiseerd is hoe minder aandacht de vaardigheid vraagt. Kinderen met spellingsproblemen maken in situaties waarin de aandacht nodig is voor andere aspecten dan spelling veel fouten (bijvoorbeeld op tijd werken). Dit wijst erop dat voor hen de schrijfwijze van woorden minder automatisch beschikbaar is. Aandacht speelt ook een belangrijke rol bij het probleembewustzijn. Bepaalde aspecten van woorden moeten een signaalwaarde krijgen (bijvoorbeeld t op het eind).

 

  1. Controle

Controle vindt op twee momenten plaats: tijdens het schrijven en achteraf, aan het eind van een zin of brief. Voor leerlingen met spellingsproblemen lijkt het belangrijk om vooral de controle achteraf te oefenen.

Op het moment van schrijven hoeft de aandacht dan niet meer verdeeld te worden. Slechte spellers blijken veel meer moeite te hebben met het vinden van fouten in een tekst. Een gerichte controlestrategie zou dit kunnen verbeteren en de alertheid op fouten vergroten.

 

Bij het leren van spellen en lezen wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen de indirecte en directe route.

  • Indirecte route: Er vindt een bewerking plaats op de klankvorm (regelstrategie, analogiestrategie en weten).

  • Directe route: Geen bewerking (automatisme, aandacht).

 

Tijdens het leren van de spelling vindt er een verschuiving plaats van de indirecte route naar de directe route. Een goede speller gebruikt beide.

 

Doel van het spellingonderwijs is dat leerlingen de correcte schrijfwijze van zoveel mogelijk woorden kunnen produceren. Hiervoor kunnen enkele instructieprincipes gebruikt worden:

  1. Vestig de aandacht op het hele woordbeeld en laat daar oefening mee doen.

  2. Vestig de aandacht op klankvorm en laat daar oefening mee doen.

  3. Laat de leerlingen oriënteren/oefenen met regels.

  4. Laat de leerlingen oefenen/oriënteren op het gebruik van analogieregels.

  5. Leer het geschrevene te controleren.

 

Algemene instructieprincipes hebben betrekking op het belonen van een leerling en het geven van feedback. De instructieprincipes leveren alle een bijdrage aan de vorming van een gestructureerde interne representatie. Het beste is om de instructieprincipes naast elkaar toe te passen.

Drie begrippen die van belang zijn voor aanbieden van leerinhouden:

  • isoleren: de spellingscategorie wordt in deze fase geïsoleerd aangeboden.

  • discriminatie: het leren onderscheiden van de spellingscategorie van andere categorieën.

  • wendbaar maken: de spellingscategorie in verschillende situaties laten toepassen.

 

Samenvatting geschreven door S.J. Blom

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1912