Artikelsamenvatting bij Patterns of home leaving and subjective well-being in emerging adulthood: The role of motivational processes and parental autonomy support van Kins et al. - Chapter
Waar gaat het artikel van Kins et al. over?
In Westerse postindustriële samenlevingen is de leeftijd waarop kinderen bij hun ouders weggaan steeds hoger geworden. Dit komt overeen met de algemene trend dat mensen steeds later echt volwassen worden omdat ze langer naar school gaan en daardoor later settelen. Er zijn dus steeds meer opkomende volwassenen die nog bij hun ouders wonen.
Arnett heeft de term opkomende volwassenheid ('emerging adulthood') in 1998 opgeworpen voor de leeftijdscategorie van 18-25 (zie het artikel hierna). Dit artikel beschrijft een onderzoek naar deze groep opkomende volwassenen en wat de invloed is van langer bij de ouders blijven wonen. Niet alleen werd in het experiment gekeken naar de verschillende leefomstandigheden, maar vooral ook naar het subjectieve welzijn en wat ouders kunnen bijdragen aan een goede overgang in volwassenheid van hun kinderen.
Uit resultaten van eerdere onderzoeken bleek dat kinderen die eerder uit huis zijn gegaan zelfstandiger waren maar kinderen die later uit huis zijn gegaan een betere band met hun familie hadden. Met dit experiment werd gepoogd een antwoord te vinden op de vragen die hieruit onstaan zijn. Het zou fijn zijn als er duidelijkheid ontstaat over een leefsituatie waarin zowel de zelfstandigheid van de opkomende volwassene als de band met diens familie kan floreren.
Welke methoden zijn voor dit experiment gebruikt?
Er zijn voor dit experiment ongeveer evenveel opkomende volwassenen, geboren in 1983 of 1984, gekozen die nog bij hun ouders woonden (58%) als die op zichzelf woonden (42%). Hiervan was 52%R man en 48% vrouw. 58% was hoogopgeleid (of nog bezig met hogere opleiding) en 42% niet. Die 42% had enkel een middelbare school diploma of zelfs dat niet. Dit was belangrijk omdat dit een groep mensen is waar in onderzoek vaak overheen gekeken wordt.
De deelnemers werd gevraagd een vragenlijst in te vullen waarvan de antwoorden met elkaar vergeleken werden en in subgroepen verdeeld. Aspecten waar naar gevraagd werden waren leefsituatie, subjectief welzijn, tevredenheid met de huidige situatie, motivatie voor de huidige situatie en hoe autonomie-ondersteunend of controlerend ouders zijn.
Wat zijn de resultaten van dit experiment?
Ten eerste is gebleken dat opkomende volwassenen die hoger onderwijs genoten of daar een diploma van hadden, meer tevreden waren met het leven dan leeftijdsgenoten die enkel lager onderwijs hadden afgerond. Deze hoger opgeleide opkomende volwassenen waren dan ook tevredener met hun woonsituatie.
Ten tweede waren opkomende volwassenen met een romantische partner tevredener en voelden zich vitaler dan single leeftijdsgenoten. Opkomende volwassenen in een relatie hadden meer autonome motieven voor hun huidige leefsituatie. Ook ervoeren zij hun ouders als meer autonomie-ondersteunend.
Leeftijd, geslacht en socio-economische status waren niet significant.
De resultaten zijn structureel geanalyseerd door middel van een correlatie analyse in een model van structurele vergelijking.
Wat volgt er uit dit experiment?
Uit dit experiment volgt dat nog thuis bij ouders wonen een opkomende volwassene niet per se schaadt in zijn subjectieve welzijn. Wat het belangrijkst is, is dat iemand in harmonie met zijn persoonlijke waarden en voorkeuren kan leven.
Ouders kunnen zelfbepaald functioneren bevorderen door de autonomie van het kind te bevorderen. Hiervoor moeten ouders empathisch zijn en mogelijkheden bieden aan het kind om persoonlijk onderschreven keuzes te maken en niet te veel sturen.
Hoe staat dit experiment in relatie tot ander onderzoek?
De resultaten uit dit experiment bevestigen eerder onderzoek naar de motieven achter mensen hun leefsituaties. Wat wel bijzonder is, is dat ouderlijke autonomie-ondersteuning de objectieve leefsituatie van opkomende volwassenen niet beïnvloedde volgens dit experiment. Dit zal liggen aan het feit dat er hier is gekeken naar vrijwillig laten functioneren in plaats van naar bevorderen van onafhankelijkheid. Studie naar onafhankelijkheid lijkt wel te suggereren dat er ook objectieve invloed op de leefsituatie is door de juiste ondersteuning van ouders. Het is belangrijk om in toekomstig onderzoek de term autonomie goed uit te leggen, want resultaten verschillen afhankelijk van of er onafhankelijk gedrag of gedrag volgens eigen wil mee bedoeld wordt.
De resultaten uit dit onderzoek zijn belangrijk voor families met opkomende volwassenen en tonen, samen met eerder onderzoek, het belang van autonomie-ondersteunende ouder-kind relaties aan tijdens de opkomende volwassenheid.
Meer onderzoek is nodig. Het zou goed zijn als toekomstig onderzoek breder kijkt naar de gehele leefsituatie in plaats van naar aspecten. Ook kan het raadzaam zijn om niet enkel subjectieve data te gebruiken.
- 987 reads
Add new contribution