Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTickets bij Logisch en kritisch denken van Burgers - 2e druk

Wat houdt 'kritisch denken' in? - TentamenTickets 1

  • Kritisch denken is erg belangrijk voor het doen van een goed onderzoek. Je moet dus weten wat kritisch denken inhoudt. Dit kun je onthouden met behulp van het volgende ezelsbruggetje. BINKA: betwist informatie, niet klakkeloos accepteren.
     
  • Een kritisch denker vraagt zich continu drie dingen af, onthoud deze en zorg dat je het onderscheid ertussen doorhebt: 1) Is dit argument wel juist? 2) Wordt de juiste conclusie getrokken? 3) Is er werkelijk niets tegenin te brengen?
     
  • Een onderzoek wordt voltooid door een conclusie, dit is een belangrijk onderdeel ervan. Je wilt dus in staat zijn een juiste conclusie te trekken. Een conclusie is geldig of ongeldig. Geregeld wordt een ongeldige conclusie getrokken.. Een veelvoorkomende denkfout wordt gemaakt in de vorm van de volgende redenering ‘Sommige…., sommige.. Dus: sommige..’.  Onthoud het volgende voorbeeld (het onderwerp is niet relevant) waarin een ongeldige conclusie wordt getrokken. Dit soort redeneringen zul je vaak tegenkomen: 'Sommige wetenschappelijke artikelen bevatten spelfouten. Sommige Nederlandse artikelen zijn wetenschappelijk. Dus: sommige Nederlandse artikelen bevatten spelfouten.' 

Waaruit bestaat een redenering? - TentamenTickets 2

  • Let op dat er niet altijd sprake is van een redenering. Een redenering bestaat altijd uit minstens twee onderdelen: een argument en een standpunt of conclusie. Als je een redenering tegenkomt, moet je deze kunnen ontleden: wat is het argument en wat is het standpunt of de conclusie? Een redenering kan beginnen met zowel het argument als met het standpunt. De zinsvolgorde is dus niet relevant.
     
  • Je kunt op een eenvoudige manier nagaan of je te maken hebt met een redenering. Controleer of een formulering de volgende signaalwoorden bevat of deze erin te plaatsen zijn: dus, want, daaruit volgt, daarom, derhalve, immers, aangezien, omdat.
     
  • Staat in een formulering een signaalwoord of kun je deze erin plaatsen? Dan kun je ook beoordelen wat het argument en wat het standpunt is. Onthoud deze regels: na 'omdat', 'aangezien', 'want' en 'immers' volgt altijd een argument. Na 'daarom', 'dus', 'daaruit volgt' en 'derhalve' volgt altijd een standpunt. 
     
  • Laat je niet in de war brengen door de verschillende termen die gebruikt worden, vaak hebben deze dezelfde betekenis. Onthoud het volgende. ‘Argument’ = ‘premisse’.  ‘Conclusie’ of ‘standpunt’ = ‘gevolgtrekking’ of ‘stelling’.  ‘Redenering’ = ‘argumentatie’ (dit kan verwarrend zijn, alle argumenten tezamen voor een bepaald standpunt noemt men ook ‘argumentatie’).

Hoe kun je redeneringen ontleden? - TentamenTickets 3

  • Het onderscheid tussen enkelvoudige argumentatie (standpunt wordt onderbouwd door één argument) en meervoudige argumentatie (standpunt wordt onderbouwd door meerdere argumenten) is niet ingewikkeld. Wat je goed in de gaten moet houden is het onderscheid tussen onderschikkende en  meervoudige argumentatie. In geval van onderschikkende argumentatie bestaat een relatie tussen de gebruikte argumenten: het ene is het hoofdargument, het andere ondersteunt dit argument. In een debat of betoog hoef je in geval van onderschikkende argumentatie maar één argument te weerleggen (welke maakt niet uit) en in geval van meervoudige argumentatie moet je ingaan op alle argumenten. Deze wetenschap kan je veel tijd besparen.
     
  • De soorten argumentatie die je van elkaar moet onderscheiden, kun je onthouden met behulp van het volgende ezelsbruggetje: EMO. Dit betreft een afkorting van: enkelvoudig, meervoudig, onderschikkend.
     
  • Houd er rekening mee dat er ook sprake kan zijn van complexe argumentatie: een combinatie van een enkelvoudige/meervoudige argumentatie en onderschikkende argumentatie. Zorg dat je kunt onderscheiden om hoeveel en welke hoofdargumenten het gaat en welke de ondersteunende argumenten zijn. Het werkt inzichtelijk om dit schematisch weer te geven en kan je inspireren tot het bedenken van meer argumenten. Maak een trapsgewijs schema met bijvoorbeeld onderaan de onderschikkende argumenten A1A1 – A2A1 die met pijlen verwijzen naar het daarboven geplaatste hoofdargument A1 en daarboven het standpunt St.

Wanneer is er sprake van een geldige dan wel een ongeldige conclusie? - TentamenTickets 4

  • Het is belangrijk dat je een syllogisme kunt herkennen. Als in een redenering een uitspraak wordt gedaan over eigenschappen, groepen, verzamelingen of klassen die gekoppeld worden aan bijzondere gevallen (één volk, één mens, één ding), dan is sprake van een syllogisme. Meestal bestaan zij uit twee argumenten en een conclusie. Voorbeeld: ‘Alle gemeenten hebben een burgemeester, Tiel is een gemeente, Tiel heeft dus een burgemeester’. Deze conclusie volgt dwingend uit de argumenten. Een syllogisme moet je streng beoordelen. Is een andere conclusie mogelijk, dan is het syllogisme ongeldig. Dit was het geval als er ‘sommige gemeenten’ had gestaan.
     
  • Ezelsbruggetje: S-S (Syllogisme - Streng).
     
  • Een veelvoorkomend syllogisme dat ongeldig is, ziet er uit als volgt. ‘In sommige wetenschappelijke artikelen staan spelfouten. Sommige Nederlandse artikelen zijn wetenschappelijk. Dus: In sommige Nederlandse artikelen staan spelfouten’. De argumenten leiden niet automatisch tot de conclusie, het is slechts een mogelijke conclusie. Leer dit voorbeeld uit je hoofd (of met een ander onderwerp). Soortgelijke redeneringen komen vaak voor. Herken je het, dan hoef je geen kennis van het onderwerp te hebben, maar kun je toch eenvoudig de geldigheid van de conclusie beoordelen. Dit is een belangrijk wapen.
     
  • Conditionele redeneringen doen zich voor in vier basisvormen. Twee ervan zijn geldig, twee ervan zijn ongeldig. Zorg ervoor dat je het onderscheid tussen deze redeneervormen helder voor ogen hebt. Ze  worden in onderzoeksconclusies, betogen en debatten nogal eens door elkaar gebruikt. Wanneer iemand een conditionele redenering gebruikt en je het lastig te bepalen vindt om welke vorm het gaat, zet de uitspraken uit die redenering dan om in symbolen A en B. 1) Als A, dan B. A gebeurt. Dus B. 2) Als A dan B. B gebeurt. Dus: A. 3) Als A, dan B. A gebeurt niet. Dus: niet B. 4) Als A, dan B. B gebeurt niet. Dus: niet A. Nummer 2 en 3 zijn ongeldig (een alternatieve oorzaak is mogelijk), 1 en 4 zijn geldig: de conclusie volgt dwingend uit de argumenten.
     
  • Er zijn drie belangrijke leerpunten over logica die je moet onthouden: 1)  'Logische geldigheid' is strenger dan 'zou kunnen'. De enkele mogelijkheid maakt het niet geldig. 2) Ongeldige en geldige redeneringen kunnen sterk op elkaar lijken. 3) Enkel op grond van de redeneervorm kun je soms bepalen of deze geldig dan wel ongeldig is.

Wanneer is er sprake van voldoende en noodzakelijke voorwaarden? - TentamenTickets 5

  • Een conditionele redenering kan een noodzakelijke en/of een voldoende voorwaarde bevatten. Deze worden in debatten vaak op listige wijze gebruikt, zorg dus dat je het onderscheid herkent. Wanneer een zin de formule 'als X, dan Z' bevat, dan is X in de regel een voldoende voorwaarde voor Z. Wanneer een zin de formule 'als niet X, dan niet Z' bevat, dan is X een noodzakelijke voorwaarde voor Z.

Hoe kun je helder denken door middel van categorieën? - TentamenTickets 6

  • Onthoud de twee vereisten voor het onderverdelen van een verzameling in categorieën: non-overlap en volledigheid. De onderdelen mogen elkaar niet overlappen en moeten met elkaar de gehele verzameling bestrijken. Ezelsbruggetje: OV-verzameling.
     
  • Niet alleen in tentamens, maar ook tijdens sollicitatieprocedures kan gebruik worden gemaakt van opsommingen waarin één element niet thuishoort of juist ontbreekt. Bekijk wat bekende voorbeelden hiervan. Door te oefenen leer je kritisch na te denken over een opsomming.
     
  • Het is erg belangrijk dat je een onderzoeksvraag operationeel kunt maken, deze vormt immers het uitgangspunt van je onderzoek. Als je onderzoeksvraag is geformuleerd als een niet-meetbare vraag, zal dit je hele onderzoek beïnvloeden. Zorg dus dat je meetbare termen kunt onderscheiden van niet-meetbare. Het operationeel maken doe je bijvoorbeeld door de onderzoeksvraag op te splitsen in meetbare deelvragen, probeer dit dus altijd te doen. Ook hier zijn de OV-vereisten van belang.

Wat zijn informele drogredenen? - TentamenTickets 7

  • Het gebruiken van een drogreden – een ondeugdelijk argument – maakt je conclusie zwak. Je tegenpartij kan deze hierop aanvallen. Het is dus goed om te beseffen wanneer jijzelf en zeker ook wanneer de tegenpartij een drogreden gebruikt. Zorg dat je de zeven informele drogredenen herkent. Ezelsbruggetje ‘OPA COOS’. Dit is een afkorting van: overhaaste generalisatie, post hoc, ad hominem, cirkelredenering, omdraaien bewijslast, onjuiste analogie, stroman.
     
  • Onthoud dat de drogreden van de stroman vaak voorkomt: het verdraaien van andermans standpunt. Laat je hierdoor niet misleiden en ga er niet in mee, maar herhaal en verdedig je eigen (originele) standpunt.
     
  • Onthoud dat een overhaaste generalisatie niet aan de orde is wanneer je een (correcte) representatieve steekproef hebt uitgevoerd. Wanneer je een algemene uitspraak wilt baseren op enkele bijzondere gevallen, maak dan gebruik van zo’n steekproef, anders kan je conclusie kwetsbaar zijn.

Aan welke vereisten moeten argumenten voldoen voor een toereikende ondersteuning van de conclusie? - TentamenTickets 8

  • Onthoud de twee vereisten die gesteld worden aan een argument: relevantie en volledigheid (RV). Besef dat een relevant argument de conclusie alsnog onvoldoende kan ondersteunen. Hoofdregels: argumentatie volledig > argumentatie relevant.  Argumentatie niet relevant > argumentatie nooit volledig. Argumentatie relevant > niet noodzakelijk volledig.

Welke verschillende soorten conclusies zijn er? - TentamenTickets 9

  • Onthoud dat er vier soorten conclusies mogelijk zijn, beoordeel van welke sprake is in jouw eigen onderzoek. Een algemeen geldende, een conclusie die betrekking heeft op een specifieke zaak, een conclusie die wel/niet met zekerheid uit de argumenten voortvloeit.
     
  • Het is belangrijk dat je het onderscheid kent tussen interne en externe validiteit. Je onderzoeksconclusie heeft pas algemene geldigheid als sprake is van externe validiteit.
     
  • Ook moet je het onderscheid kennen tussen inductie en deductie. Zij zijn het tegenovergestelde van elkaar. Inductie betreft een redeneerwijze die je onderzoek kan ondermijnen door te resulteren in een incorrecte conclusie. Wees hier behoedzaam voor. Een inductie kan leiden tot de drogreden van de overhaaste generalisatie. Zoek dus altijd naar gevallen die de conclusie betwisten.
     
  • Wat betreft conclusies kun je het volgende ezelsbruggetje gebruiken: ID – IE. Dit zijn de afkortingen van de genoemde termen hierboven.
     
  • Onthoud dat een geldig syllogisme en een geldige conditionele redenering altijd deducties zijn. Een deductie resulteert altijd in een correcte conclusie als de argumenten deugen.

Onderzoek doen: wat houden verifiëren en falsifiëren in? - TentamenTickets 10

  • Zorg dat je de vijf fasen van de empirische cyclus kent: observatie, inductie, deductie, toetsing en verificatie/falsificatie.
     
  • Een goed (wetenschappelijk) onderzoek bevat een hypothese, voorspelling en degelijk verricht onderzoek. Als uit onderzoek blijkt dat je voorspelling uitkomt, dan is je hypothese correct, oftewel: geverifieerd. Er is sprake van een onterechte verificatie als een alternatieve verklaring mogelijk is. Besef dat een hypothese nooit met 100% zekerheid kan worden geverifieerd, maar wel worden gefalsifieerd (voorspelling niet uitgekomen, hypothese verworpen). Een verificatie is wel zinvol. Door te onderzoeken of er tegenstrijdige gevallen zijn, zorg je voor een sterke conclusie.

Wat houdt het advies 'het scheermes van Ockham' in? - TentamenTickets 11

  • Een belangrijk advies bij het doen van onderzoek is het zogeheten ‘scheermes van Ockham’.  Zorg dus dat je weet wat dit inhoudt en tot welke keuze toepassing ervan leidt. Haal er niet meer bij dan nodig is, alles wat niet noodzakelijk is moet je schrappen. Kun je een formule met 5 symbolen weergeven of met 3 symbolen om tot hetzelfde antwoord te komen, kies dan voor het laatste. Kun je iets verklaren door een kleiner aantal oorzaken, doe dit dan. 

Welke invloed hebben emoties op conclusies? - TentamenTickets 12

  • Een kritisch denker beseft dat ieders redenering, mening of standpunt beïnvloed wordt door emoties. Denken wordt beïnvloed door gunstige conclusies en psychologische blokkades. Als je onderzoek doet, moet je dus beseffen en proberen te voorkomen dat je onbewust een bepaalde kant op redeneert en blind bent voor informatie die je conclusie betwist. Onthoud in dit kader het begrip ‘cognitieve dissonantie’: spanning in het brein (de verkregen informatie strookt niet met je denkbeeld ergens van).
     
  • Zorg dat je de ‘twee denksystemen’-theorie van Kahneman kent. Systeem 1: gedachten die automatisch in je hoofd opkomen. Dit gebeurt heel snel. Systeem 2: gedachten die het resultaat zijn van overwegen, regels toepassen en nadenken. Dit neemt meer tijd in beslag. Heb je dus een redenering of conclusie gebaseerd op een gedachte die meteen in je hoofd opkwam en er verder niet over nagedacht, dan is deze kwetsbaar. Denk aan het voorbeeld van het ijsje met discodip dat 1,10 euro kost. Het ijsje is 1 euro duurder dan de discodip, hoeveel kosten zij ieder? Je eerste gedachte is misschien direct ijsje: 1 euro en discodip: 0,10 euro. Maar dit dus onjuist.
     
  • Mogelijk wordt in een tentamen gevraagd naar de uitkomst van en het onderscheid tussen het Milgram-experiment en het Stanford Prison-experiment. Zorg dus dat je de resultaten hiervan globaal kent en wat deze betekenen voor kritisch denken.

Hoe trek je een conclusie uit statistisch onderzoek? - TentamenTickets 13

  • In onderzoeken wordt geregeld gebruikgemaakt van steekproeven. Om de waarde hiervan te kunnen beoordelen, moet je enige kennis van statistiek hebben. Zorg dus dat je weet wat een ‘significant’ resultaat en de alfafout inhouden.
     
  • Zorg dat je weet wat significantietoetsing inhoudt, wat een nulhypothese is en wanneer deze verworpen moet worden.
     
  • Zorg dat je het onderscheid kent tussen een alfafout (fout van de eerste soort) en een bètafout (fout van de tweede soort).
     
  • Zorg dat je weet wat het onderscheidingsvermogen van een onderzoeker inhoudt en hoe de drie factoren effectgrootte, steekproefgrootte, grootte van alfa van invloed zijn op de grootte hiervan.
     
  • Je moet weten wanneer een onderzoeker kiest voor alfa-eenzijdig toetsen en wanneer voor alfa-tweezijdig toetsen. Eenzijdig toetsen doet een onderzoeker wanneer hij zeer aannemelijke theoretische verwachtingen heeft over de richting waarin resultaten zullen afwijken van de nulhypothese. Ben je niet zeker van de richting, dan kies je voor tweezijdig toetsen.
     
  • Zorg dat je de drie valkuilen van significantietoetsing kent: 1) het maken van een alfa- of bètafout blijft mogelijk (als er concrete data uit een andere bron voorhanden is, laat de steekproef dan achterwege), 2) er is geen steekproef uitgevoerd, maar een onderzoek onder de gehele populatie (een gehele populatie kan gering zijn) of 3) de steekproef is te groot.
     
  • Je hoeft niet inhoudelijk te weten wat de bayesiaanse statistiek is, maar je moet wel weten dat deze behulpzaam is bij het uitrekenen van de kans op ‘indien X, dan Z’ wanneer je de kans op ‘indien Z, dan X’ weet. Hier zit namelijk een groot verschil tussen. Het is handig om hier een voorbeeld van in je achterhoofd te hebben, zodat je dit herkent wanneer het zich voordoet. Het kan tot een gehele andere (en dus onjuiste) conclusie leiden.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Social Science Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
798