Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

werkgroep sheetnotes Methoden en Technieken van de Rechtswetenschap - UL

Werkgroep 1

Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets

antwoorden en vragen komen overeen met dit jaar, ik heb enkele toevoegingen gedaan bij de antwoorden.

vraag 2: 

3 kenmerken kogisch positivisme:

- Publieke waarneembare feiten i.p.v. persoonlijke ervaring

- Geen metafysische doctrines, want deze kun je niet bewijzen

- Alle kennis valt terug te voeren tot een universele taal

vraag 16 a:

... en wetenschap is altijd in ontwikkeling

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur

geen

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken:

geen

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

lees niet de hele tekst, maar alleen aan de hand van de vragen bepaalde passages.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

geen

Werkgroep 2

Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets

antwoorden en vragen komen overeen met dit jaar, ik heb enkele toevoegingen gedaan bij de antwoorden.

vraag 4:

Belief is een overtuiging die nooit op onvoldoende bewijs mag rusten. Moet rationeel zijn. “it is wrong always everywhere and for anyone to believe anything upon insufficient evidence.” Geloof moet altijd aan kennis raken volgens Clifford.

Vraag 7a:

“verificatie” op deze manier onderscheid je wetenschappelijke van niet-wetenschappelijke uitspraken. Alleen wetenschappelijke uitspraken kun je verifiëren.

Vraag 7b:

Ook als je zelf iets neit kan verifiëren, dan moet de uitspraak in ieder geval wel verifiëerbaar zijn. Je moet in dat geval kijken naar de betrouwbaarheid van de bron van de uitspraak.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur

geen

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken:

geen

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

lees niet de hele tekst, maar alleen aan de hand van de vragen bepaalde passages.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

geen

Werkgroep 3

Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets

antwoorden en vragen komen overeen met dit jaar, ik heb enkele toevoegingen gedaan bij de antwoorden.

Vraag 2:

Creëren en onderhouden van orde in de gemeenschap en over onenigheden beslissen.

Vraag 5:

onderzoek waarin het huidige geldende positieve recht word uitgelegd en verhelderd. Ook wel dogmatische wetenschap. Het houdt rekening met intenties, waarden, principes en motieven. Probeert het recht te begrijpen, verbeteren en hervormen.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur

geen

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken:

geen

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

lees niet de hele tekst, maar alleen aan de hand van de vragen bepaalde passages.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

geen

Werkgroep 4

Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets

bij deze week is alleen een samenvatting gegeven en niet de antwoorden op de werkgroepvragen, dus bij deze de vragen en antwoorden:

  1. Op p. 594 heeft Hart het over zogenaamde “Utilitarians”. Wat (en wie) zijn dat? Probeer daar wat informatie over te vinden in de teksten die u gelezen heeft in voorgaande weken of anders in boeken die u heeft staan of op internet.

een ethische stroming die de morele waarde van een handeling afmeet aan de bijdrage die deze handeling levert aan het algemeen nut, waarbij onder algemeen nut het welzijn en geluk van alle mensen wordt verstaan.
Bentham, Austin en Mill, men kijkt naar de gevolgen van de handeling, de handeling die het meeste geluk veroorzaakt is goed. (Bentham zegt ook lijden minimaliseren)

  1. Waarom zijn die utilisten voor Hart van belang? En voor de rechtswetenschap in zijn algemeenheid?

Het utilitarisme is van belang om een onderscheid te maken russen recht hoe het is en hoe het zou moeten zijn. recht en moraal. Utilitaristen maken daar helder onderscheid tussen. In het recht streven zij naar betere wetten.

  1. Op p. 595 gaat Hart in op wat hij noemt de ‘Rechtsstaat’ (Duits woord) en dat in relatie tot het werk van Bentham. Wat is een rechtsstaat? Raadpleeg hierbij ook het materiaal dat u heeft gelezen bij het vak staatsrecht. Wat is het punt dat Hart beoogt te maken wanneer hij aangeeft dat Bentham de ‘ rechtsstaat’ verdedigde?

Staat gebonden aan het recht, grondrechten, verschanste rechten, rechterlijke controle.
rechtspositivisme is niet gevaarlijk, omdat het tot onrechtvaardige wetten en machtsmisbruik zou leiden, want de bekendste rechtspositivist Bentham verdedigde de democratische rechtsstaat.

  1. Op p. 596 ziet u dat Hart aangeeft dat Bentham ten aanzien van de slavernij de nuchtere vraag stelde over slaven: “Can they suffer?” Waarom werd die vraag gesteld, denkt u?

Als ze lijden dan is het niet goed voor het geluk, dus dan is slavernij slecht.

  1. Wat zouden verdergaande consequenties kunnen zijn wanneer je het “Can they suffer?” als uitgangspunt neemt?

dat ook dieren lijden, dus die zouden ook beschermd moeten worden.

  1. Op p. 596 wordt Blackstone geciteerd, die zei dat de wetten van God superieur zijn aan die van de mensen. En dat als de wetten van God strijden met de wetten van de mensen die laatste geen geldigheid hebben. Wat vindt Bentham daarvan?

slecht idee, anarchisten houden zich dan niet meer aan wetten > chaos. Blackstone verwart recht met moraal. Je moet juist kijken of de wetten goed zijn, dus ze zo nodig veranderen. Niet simplificeren door te verwijzen naar goddelijk recht.

Doet het standpunt van Blackstone u denken aan rechtelijke toetsing zoals we dat in de Verenigde Staten van Amerika kennen? Zo ja, in welke zin? En waar ligt het verschil?
 

In Amerika wordt er getoetst aan de grondwet, verschil is dat deze geschreven is. en opgesteld is door mensen niet een god.

 

  1. Probeer in eigen woorden weer te geven wat Hart probeert duidelijk te maken ten aanzien van de gehoorzaamheid aan wetten die erg immoreel zijn (zie pp. 597-98 e.v.).

je kan wel betogen dat een wet niet moreel is, maar dan blijft het een wet. Om je hier niet aan te houden heb je geen natuurrecht nodig, op rechtspositivistische gronden kun je toch kritisch zijn.

  1. Op p. 601 onderscheidt Hart drie elementen in het werk van de utilisten (“utilitarians”). Welke zijn dat? Hoe verhoudt Hart zich tot elk van deze elementen afzonderlijk?

1. Scheiding tussen recht en moraal

2. analytische benadering van rechtsconcepten en bevelstheorie van het recht

3. bevelstheorie van het recht

  1. Kunt u met eigen woorden aangeven wat Hart heeft tegen die bevelstheorie van het recht?

Hart verwerpt de bevelstheorie. De bevelstheorie is te simplistisch. Dit komt door het ontbreken van een essentieel element, de verbinding met moraal. Het recht is meer dan bevelen, anders zou een struikrover die beveelt ook recht spreken. Er is ook onderscheid tussen wetten onderling. De bevelstheorie mist de theorie waarom een bepaalde groep ‘bevelen’ opvolgt.
 

  1. Op p. 606, onder III, start Hart een bespreking van de scheiding van recht en moraal in relatie tot een discipline die ons vertrouwd is op basis van wat u over het recht weet. Welke is die discipline?

rechtsvinding en rechtstoepassing

 

  1. Wat bedoelt Hart met de “problems of the penumbra”?

problemen van woorden met een ruime betekenis. Hart zegt dat er een kern is waarbij de toepassing duidelijk is, maar ook een grijs gebied waarbij de toepassing niet duidelijk is. in deze gevallen treedt de rechter niet legistisch op, maar zoekt aansluiting bij de moraal om het recht te interpreteren.

 

  1. Waarom halen die “problems of the penumbra” de scheiding van recht en moraal niet onderuit?

omdat dit slechts uitzonderingen zijn. in normale gevallen hoeft er geen moraal aan te pas komen

 

  1. Is er volgens Hart verschil tussen doelgericht handelen en moreel handelen? En met welke vergelijking maakt hij dat duidelijk?

ja, je kan doelgericht handelen maar immoreel. Je kan doelgericht een gifmengsel maken, dit doe je doelgericht, maar het is immoreel, want je doel is moorden.

 

  1. Op p. 615 (onder IV) bespreekt Hart een heel andere problematiek die toch met de scheiding van recht en moraal te maken heeft.
    Om welke problematiek gaat het?
    En waarom heeft dit iets te maken met de scheiding van recht en moraal?

vervolging van nazi’s. ze hebben recht toegepast, maar geen moraal. “Human dilemma”

 

  1. Hart heeft het over mensen die zijn afgedaald in de hel en teruggekomen met een boodschap voor menselijke wezens (p.615).
    Wie heeft hij hier op het oog?
    Wat vindt u van die stijl? Is hij ironisch? Spottend? En mag je dat doen in discussie, vindt u?

Radbruch

 

  1. Op p. 617 legt Hart een verband tussen de Duitse cultuur en datgene wat Duitsers associëren met het woord ‘recht’. Wat bedoelt hij?

In de Duitse traditie was in het recht een sterk hiërarchische traditie. In Duitsland werd recht gewoon uitgevoerd. Ze zijn erg gevoelig voor autoriteit. Dit leidde tot gruwelen.

 

  1. Wat zijn de drie opties die Hart onderscheidt in de omgang met mensen die zich tijdens de nazi-periode hebben schuldig gemaakt aan immorele handelen?

1. De vrouw straffen als zij in strijd handelde met natuurrecht
2. De vrouw ongestraft laten gaan. Want het recht klopte gewoon
3. De vrouw straffen met een wet achteraf
 

  1. Op p. 621 (onder V) en verder lijkt Hart toch nog een soort van concessie te doen aan het natuurrechtelijke vocabulaire. Welke is dat? En hoe gaat hij daarbij te werk?

een rechtssysteem moet wel gebaseerd zijn op morele principes, maar een afzonderlijke rechtsregel hoeft dat niet

 

  1. Op p. 625 e.v. stelt Hart dat hij meent te begrijpen waarom het rechtspositivisme zo’n slechte pers heeft. Het heeft iets te maken met de verbinding met ‘noncognitivisme’. Wat is dat?

Noncognitivisme zegt dat de moraal kan niet gekend worden.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur

geen

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken:

geen

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

lees niet de hele tekst, maar alleen aan de hand van de vragen bepaalde passages.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

geen

Werkgroep 5

Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets

bij deze week is alleen een samenvatting gegeven en niet de antwoorden op de werkgroepvragen, dus bij deze de vragen en antwoorden:

Dworkin

 

  1. In de eerste alinea legt Dworkin heel kort uit wat hij bedoelt als hij het heeft over de ‘moral reading’ (de morele interpretatie) van een constitutie. Wat houdt die ‘moral reading’ in?

Interpreteren en toepassen van abstracte principes. In de constitutie zijn dingen vaak abstract en breed omschreven. Deze worden toegepast volgens morele principes van politieke betamelijkheid en rechtvaardigheid. Recht en moraal zijn dus niet te scheiden, want de moraal is vereist om de wet (constitutie) toe te passen.

 

  1. De incorporatie van morele principes in het hart van het (constitutioneel) recht – in de constitutie – is niet onproblematisch. Waarom is dat volgens Dworkin zo? En leg uit wat Dworkin met zijn tekst in dit opzicht wil bereiken.

morele principes zijn altijd controversieel en onduidelijk. Wanneer deze principes zijn opgenomen in de constitutie, rijst de vraag wie de inhoud van deze principes vaststelt en bepaalt wat ze voorschrijven in een concreet geval. de Amerikaanse rechter heeft hierbij een machtspositie, die de moraal bepaalt en oplegt volgens critici. Dworkin erkent dit, maar voor hem geen reden om ‘moral reading’ te verwerpen. In Nederland hebben rechters deze macht niet (toetsingsverbod). Maar de wetgever, als vertegenwoordiger van het volk wel.

 

  1. De volgende alinea’s (tot aan het tussenkopje ‘The Moral Reading’) besteedt Dworkin eerst uitgebreid aandacht aan wat hij ziet als een grote verwarring (‘confusion’) in de constitutionele theorie en praktijk. Leg uit hoe Dworkin dit ziet.

er is een schizofrene situatie ontstaan als het gaat om de interpretatie van de constitutie. ‘Moral reading’ wordt toegepast, maar wordt niet erkend, of zelfs als iets extreems of onwenselijks gezien. Het is gemakkelijk te verklaren. Aan de ene kant wordt ‘moral reading’ veel toegepast in de praktijk en is het aantrekkelijker dan de alternatieven. Aan de andere kant is het in theorie makkelijk te bekritiseren, omdat het cruciale onderscheid tussen recht en moraal lijken te vertroebelen. Daarbij wordt morele soevereiniteit van het volk beperkt en uitbesteed aan politieke elite, juist die zaken die het volk zelf zou moeten bepalen. Er is een soort toneelstukje ontstaan, waarbij wordt gedaan alsof de constitutie moraal neutraal kan worden geïnterpreteerd, daarom wordt de genomineerde rechter ook niet ondervraagd over zijn voorkeur. Maar die rechter zal vervolgens wel moreel moeten interpreteren.

 

  1. Wat is volgens Dworkin het belangrijkste gevolg van deze verwarring over de aard van het constitutioneel recht in de V.S.?

Amerikanen zijn niet bewust van het ware karakter en belang van het constitutionele systeem. De Amerikaanse staatsinrichting is niet alleen een systeem van “government under law” maar ook “government under principle”. Daarom kunnen we niet zonder moral reading, je moett principes uitleggen. Doordat de moral reading niet wordt erkens, zijn Amerikanen zich niet bewust van hun eigen innovatie in het constitutionele denken. Welke innovatie? Een overheid die zich niet alleen bindt aan het recht, maar ook aan bepaalde fundamentele morele principes.   

 

  1. Onder ‘The Moral Reading’ stelt Dworkin eerst dat bepaalde bepalingen uit de Amerikaanse constitutie evident een ‘abstract moreel principe’ vastleggen. Hoe moet je vervolgens bij zo’n bepaling de precieze betekenis vaststellen? Dus: hoe stel je vast om welk algemeen principe het nu gaat bij bijvoorbeeld de ‘equal protection clause’?

Eerst moet onderscheid gemaakt worden tussen artikelen, want moral reading is niet noodzakelijk voor elk artikel in de constitutie. Dus eerst moet gekeken worden of er een algemeen abstract principe is neergelegd.  Daarna welk algemeen principe. Daarbij moeten eerst alle mogelijke interpretaties van dit principe worden geconstrueerd en die goedkeuring van de opstellers hadden kunnen krijgen. Daarna welke interpretatie het beste kan worden toegeschreven, eggeven al het andere dat we weten. Geschiedenis speelt hierbij een belangrijke rol

 

  1. Rechters moeten deze abstracte principes, nadat hun inhoud in zeer abstracte zin vaststaat, toepassen op concrete gevallen en daarbij interpreteren. Hun ruimte daartoe is niet onbeperkt. Op welke twee manieren wordt de ‘moral reading’ volgens Dworkin beperkt?

1. Door wat de framers gezegd hebben. Het gaat daarbij om wat ze probeerden te zeggen, niet om hun intentie (bijv. equal protection had toen niet de strekking tot homohuwelijk, maar we moeten dus niet naar de intentie kijken).
2. Constitutionele integriteit, rechters mogen niet hun eigen overtuiging in de constitutie lezen, maar de interpretatie moet consistent zijn met de gehele constitutie, eerdere interpretaties en de Amerikaanse geschiedenis.

 

  1. Vervolgens behandelt Dworkin het bezwaar dat deze interpretatiestrategie toch nog steeds te veel ruimte geeft voor machtsmisbruik. Hoe reageert Dworkin daarop?

Natuurlijk is dit mogelijk, maar dit geldt net zo goed voor een priester of generaal. Je kan er niet zoveel aan doen, maar je moet er op vertrouwen dat ze het juiste doen. Het moet echter wel besproken worden. Wat zou anders het alternatief zijn?

 

  1. Welke alternatieven voor de ‘moral reading’ schetst Dworkin onder ‘What is the Alternative?’ En waarom wijst hij beide alternatieven uiteindelijk af?

1. In de laatste instantie beslist de volksvertegenwoordiging de interpretatie. Dit is geen echt alternatief, maar alleen een andere instantie; verplaatsing van het probleem.
2. “originalsism” het gaat niet om wat de framers ‘intended to say’ (anno nu), maar om ‘what they expect their language to do’ (de intentie anno toen). Dit leidt tot onmenselijke gevolgen. Veel goede ontwikkelingen hadden niet plaats kunnen vinden.

 

Searle

 

  1. Op p. 56 beschrijft Searle het doel dat hij met zijn tekst wil bereiken. Welk doel is dat?

Searle wil de elementen van de Westerse concepten van rationaliteit en realisme beschrijven, die volgens hem onder druk staan. hij wil die conflicten niet oplossen, maar in kaart brengen. Hij wil laten zien wat dit inhoudt voor hoger onderwijs.

 

  1.  Searle wijst op een aantal kenmerken van wat hij de ‘Western Rationalistic Tradition’ noemt (p. 59-68). Welke vijf kenmerken noemt hij in eerste instantie? Vat deze kort samen. Tot welk zesde kenmerk moeten we, volgens Searle, op basis van deze vijf kenmerken logischerwijs concluderen?

1. Realisme: er is een wereld onafhankelijk van onze taal en denkwijze. De waarheid over die wereld is een menselijke creatie die we met onze taal omschrijven. Dworkin zou juist zeggen dat er geen wereld onafhankelijk van moraal is
2. Taal: een communicatiemiddel om te kunnen refereren naar die andere wereld. Maar taal kan die andere wereld niet veranderen. Begrip wordt mogelijk als spreker en luisteraar beiden naar hetzelfde refereren.
3. Waarheid: een zaak van precisie in weergave van de werkelijkheid. Waarheid is in hoeverre taal die waarheid benadert. Correspondentietheorie. Waarheid kan meer of minder waar zijn.
bruut feit: onafhankelijk van menselijke institutie (boom is er gewoon)
institutioneel feit: feiten die een menselijke institutie veronderstellen (huwelijk is er omdat wij dat zo zien)
4. Kennis is objectief: kennis is niet afhankelijk van gevoelens.
5. Logica en rationaliteit zijn formeel, ze hebben geen materiële inhoud, ze schrijven niet voor wat je moet aannemen, maar schrijven alleen voor wat je, gegeven je veronderstelling, …
6. Intellectuele standaarden zijn niet relatief.

 

  1. De zes kenmerken van de ‘Western Rationalistic Tradition’ staan onder druk meent Searle. Welke gevolgen heeft dat volgens hem voor het hoger onderwijs (p. 69-76)? Kunt u zich vinden in die kritiek?

1. De inhoud van het curriculum verandert, want ieder wil dat het beantwoord aan zijn subgroep
2. Ons begrip van intellectual excellence verandert. Ipv strikte intellectuele standaarden worden andere criteria gebruikt om te voldoen aan various social, politival shit.
er onstaan universitaire departementen die zich concentreren rond bepaalde ideeen
4. Docenten worden anders beoordeeld, je moet voor bepaalde gebieden een bepaalde overtuiging hebben
5. Ook de maker van claims wordt bekritiseerd
6. Vertroebelen van grens tussen hoge en populaire cultuur.
 

  1. Waarin doet Searle’s kritiek op het loslaten van standaarden denken aan de zorgen die de critici van de ‘moral reading’ (in de tekst van Dworkin) uiten?

critici van moral reading vreest dat interpretatie van de constitutie gebruikt wordt voor het verwezenlijken van bepaalde politieke of morele doeleinden

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur

geen

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken:

geen

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

lees niet de hele tekst, maar alleen aan de hand van de vragen bepaalde passages.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

geen

Werkgroep 6

Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets

bij deze week is alleen een samenvatting gegeven en niet de antwoorden op de werkgroepvragen, dus bij deze de vragen en antwoorden:

  1. In het voorwoord bij de derde druk van Drie typen van rechtsvinding schrijft Wiarda dat zich in de afgelopen jaren belangrijke rechtsontwikkelingen hebben voorgedaan die van invloed zijn geweest op het hoofdthema van zijn boek. Hoe omschrijft hij dat hoofdthema?

de verhouding tussen de drie rechtstypen, de tussen die typen verschuivende verhouding, de autonome elementen in de rechterlijke werkzaamheid een steeds sterker accent lijken te hebben gekregen.

 

  1. Hoe zou u Wiarda’s opmerkingen over het hoofdthema van zijn boek kwalificeren? (i) Is hij voornamelijk bezig met het beschrijven van een bepaalde ontwikkeling in de werkelijkheid? (ii) Neemt hij een normatief standpunt in over die ontwikkelingen in de werkelijkheid? (iii) Of beide?

descriptief of normatief? Hij begint descriptief, maar geeft later ook zijn mening.

 

  1. Wiarda constateert ook nog een verschil tussen 1963 (toen de eerste druk van Drie typen verscheen en 1988 (toen de derde druk verscheen). Wat is dat verschil? En denkt u dat het boek van Wiarda zelf enige invloed zou kunnen hebben gehad op die ontwikkeling?

de autonome elementen zijn inmiddels vanzelfsprekend geworden. Hij kan daarbij aan bijgedragen hebben.

 

  1. Wat vindt u zelf van het proces dat Wiarda beschrijft? Bent u daarvan een voorstander? Of bent u geneigd kritische kanttekeningen te plaatsen bij wat hij beschrijft?

persoonlijke mening

  1. In het voorwoord tot de derde druk wijst Wiarda ook op een internationale ontwikkeling die het door hem beschreven proces heeft gestimuleerd. Welke was die ontwikkeling? En kunt u zich voorstellen dat die ontwikkeling inderdaad het effect heeft gehad dat Wiarda beschrijft?

Toegenomen invloed van het verdragsrecht (mensenrechtenverdragen), bevat algemene normen.

 

  1. Wiarda wijst in het voorwoord tot de eerste druk van zijn Drie typen op een andere grote rechtsgeleerde uit Nederland en die van invloed is geweest op zijn eigen denken. Wie is die denker? Welke opvatting over rechtsnormen introduceerde hij?

Paul Scholten; liberalisatie van het rechtsvinding proces, over open en vage normen “blanco normen”. Omdat anders de rechter de sprong niet kan maken tussen wet en concreet geval.

 

  1. Montesquieu onderscheidde drie typen van staatsinrichting. En bij die drie typen van staatsinrichting horen dan ook drie typen van “rechtspraak en rechter” (p. 13). Welke zijn dat?

Montesquieu is voor Republiek deugd als grondbeginsel: dit kan in twee vormen: democratie en aristocratie. Montesquieu is voor aristocratie, omdat de adel deugdelijk is, maar wel gematigd, adel moet niet boven het volk staan. in Monarchie is eer het grondbeginsel, drijft op ambitie, despotie drijft op vrees. Montesquieu wil machtenscheiding.

1. Republiek: strikte gehoorzaamheid aan de wet “willoos wezen”
2. Despotie: geen wetten, persoonlijke mening rechter
3. Monarchie: tussenpositie

 

  1. Zowel Montesquieu als ook Wiarda willen naar een bepaald model toe, maar zij vertrekken ook vanuit een model dat zij denken dat dominant is in hun tijd. Waar wil elk naar toe? En vanwaar vertrekken ze?

Montesquieu: van monarchie naar republiek.
Wiarda: van Republiek naar monarchie (lijkt op Harts ideaal) (Dworkin is nog autonomer, vindt dat er heel veel open normen zijn)

 

  1. Wiarda gaat op p. 16 e.v. ook in op twee belangrijke Franse ideologen van rechtvindingsmodellen. Welke zijn die ideologen en waar staan ze voor?

Robespierre: voorstander republiek, interpretatie moet niet aan de rechter maar volksvertegenwoordiging worden toevertrouwd.
Portalis: voorstander monarchie, de wet is noodzakelijk onvolledig, rechter moet interpreteren.

 

  1. Wiarda verwijst op p. 18 ook nog naar het positivisme dat, zoals bekend, bij het vak Methoden en Technieken van de Rechtswetenschap 1617 in de eerste vier weken is behandeld. Geef aan wat de opvatting van Wiarda is over dat positivisme. Hoe verhoudt zich tot die van Radbruch (Zie: Hart, “Positivism and the Separation”)?

niet een met positivisme. Stelt een combinatie voor, komt overeen met Radbruch

 

  1. Als u de opvattingen van Drion (Wiarda, p. 20) en Schoordijk (Ibid.) zou moeten vergelijken met sleutelfiguren die in de tekst van Hart (“Positivism and the Separation”) zijn behandeld, met welke sleutelfiguren hebben zij dan een relatie?

Drion: tussen Republiek en Monarchie (beetje zoals Hart)
Schoordijk: lijkt op Fuller, je moet altijd interpreteren.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur

geen

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken:

geen

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

lees niet de hele tekst, maar alleen aan de hand van de vragen bepaalde passages.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

geen

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
1330