Samenvatting collegeaantekeningen deel 5

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


HC Hersenzenuwen en schedelbasis 1 (18 november 2013)

Het zenuwstelsel kan gesplitst worden in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Bij het centrale zenuwstelsel behoren het brein (grote, kleine, tussen hersenen en de hersenstam) en het ruggenmerg. Onder het perifere zenuwstelsel vallen de ganglia en zenuwen.

De wervelkolom beschermt het ruggenmerg. De wervelkolom bestaat uit wervels en tussenwervelschijven. Het gat in de wervel zelf heet foramen vertebrale en de ruimte tussen de wervels onderling heet het foramen intervertebralis.

De schedel is opgebouwd uit desmale en enchondrale verbening (zie dia 6). Het grootste gedeelte van de schedel bestaat uit desmale verbening. De schedel kan men ook onderverdelen in het neurocranium en het viscerocranium. Het viscerocranium staat in verband met de zintuigen en het neurocranium (wat overheerst) met het brein.

Wanneer men de schedel van onderaf bekijkt ziet men 6 ingangen/gaten. (zie dia 12). Het grootste gat heet foramen magnum. De andere kleinere gaten heten foramen jugulare, ovale, spinosum, stylomastoïdeum en canalis caroticus. Door deze openingen lopen slagaders, aders en zenuwen.

Wanneer we de schedel van binnen gaan bekijken (inwendige schedelbasis), is de schedel te verdelen in 3 delen: anterior (voor), midden en posterior (achter).
In het anterior deel bevinden zich de voorhersenen (prosencephalon). De voorhersenen bestaan uit het telencephalon en het diencephalon.
In het middengedeelte bevinden zich de middenhersenen (mesencephalon).
In het posteriore deel bevinden zich de achterhersenen (rhombencephalon). De achterhersenen bestaan uit het myencephalon en metencephalon.

Hersenzenuwen 1 en 2 bevinden zich in de voorhersenen.
Hersenzenuwen 3 en 4 bevinden zich in de middenhersenen.
Hersenenzenuwen 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 bevinden zich in de achterhersenen. Let op! Hersenzenuw 11 is eigenlijk geen hersenzenuw, deze zenuw komt uit het ruggenmerg C1 – C5.

 

HC Hersenzenuwen en schedelbasis 2 (18 november 2013)

De hersenen hebben bijzondere vezeleigenschappen. De hersenen bevatten de volgende vezels;

  • Algemene visceraal afferente

  • Algemene somatisch afferente

  • Algemene visceraal efferente

  • Algemene somatisch efferente

  • Speciale somatische afferente (oog, gehoor en evenwicht)

  • Speciale viscerale afferente (smaak, tong en reuk)

  • Speciale viscerale efferente (dwarsgestreepte spieren die van de kieuwbogen afstammen)

Alle hersenzenuwen bevatten alleen parasympatische innervatie.

In de hersenen bevinden zich 12 hersenzenuwen (waarvan de 11e hersenzenuw eigenlijk geen hersenzenuw is).

  1. Olfactorius (reuk)
    Olfactorius bevat speciaal viscerale afferente vezels.

  2. Opticus (zicht)
    Opticus bevat speciaal somatische afferente vezels.

  3. Oculomotorius (oog bewegen, van de 6 spieren die voor de oogbeweging zorgen, zorgt de Oculomotorius voor 4 van deze spieren)
    Oculomotorius bevat algemene somatische efferente en algemene viscerale efferente vezels.

  4. Trochlearis (oog bewegen, zorgt voor de overige 2 oogspieren)
    Trochlearis bevat algemene somatische efferente vezels.

  5. Trigeminus. Een andere naam voor Trigeminus is de drielingszenuw. Trigeminus heeft namelijk 3 kleinere zenuwen: Ramus ophtalmicus, ramus maxillaris en de ramus mandibularis. Ramus ophtalmicus zorgt voor het gebied rondom het oog. Ramus maxillaris zorgt voor het gebied van de neus tot de bovenlip. Ramus mandibularis zorgt voor het gebied van de onderlip en tanden. Samen vormen deze zenuwen dus het aangezicht.
    Trigeminus bevat algemene somatische afferente vezels en een klein gedeelte speciaal visceraal efferente vezels.

  6. Abducens (oog bewegen).
    Abducens bevat algemene somatische efferente vezels.

  7. Facialis (ook een aangezichtszenuw).
    Facialis bevat speciaal visceraal efferente en afferente vezels. Facialis bevat ook algemene somatische afferente en algemene viscerale efferente vezels.

  8. Vestibulocochlearis (gehoor en evenwicht)
    Vestibulocochlearis bevat speciaal somatische afferente vezels.

  9. Glossopharyngeus (tong-keelzenuw)
    Glossopharyngeus bevat special viscerale efferente en afferente vezels. Verder bevat Glossopharyngeus algemene somatisch afferente vezels en algemene viscerale efferente vezels.

  10. Vagus, een andere benaming voor de N. Vagus is de zwevende zenuw. De Vagus is namelijk de enige hersenzenuw die zich buiten het hoofd-hals gebied innerveert.
    Vagus bevat speciale viscerale efferente en afferente vezels, algemene viscerale afferente en efferente vezels en de N. Vagus bevat algemene somatische afferente vezels.

  11. Accessorius (hulpzenuw, aangezien dit eigenlijk geen echte hersenzenuw is). Deze zenuw komt eigenlijk uit het ruggenmerg.
    Accessorius stuurt twee halsspieren die in de hals gelegen zijn aan.
    Accessorius bevat algemene somatische efferente vezels.

  12. Hypoglossus (ondertongzenuw)
    Hypoglossus bevat algemene somatische efferente vezels.

Hersenzenuwen 3, 7, 9 en 10 zorgen voor de parasympatische innervatie van het hoofd-hals gebied. De sympatische innervatie van het hoofd-hals gebied wordt geregeld door het ruggenmerg en de grensstreng.

 

RC Buik en bekken (19 november 2013)

Darmontwikkeling

Tijdens de embryonale-ontwikkeling draait de middendarm 270 graden in totaal. Eerst vindt er een draaiing van 90 graden plaats en vervolgens nog eens 180 graden. Je kunt deze draaiing makkelijk voor je zien als je deze ‘truc’ toepast: Steek je rechterarm uit met je duim naar beneden. Draai je arm 90 graden, waardoor je duim aan de linkerkant komt te liggen. Draai vervolgens nog 180 graden met je arm, waardoor je handpalm naar boven komt te liggen.
Hieruit blijkt dat wat eerst ventraal van de darm was, links is komen te liggen. Wat eerst dorsaal was is rechts te komen liggen. Wat dorsaal van de duim (en dus de darm) ligt vormt het omentum majus. Wat ventraal ligt (aan de kant van de pink) wordt onder andere de lever. De rechter peritoneaal holte is nu achter de maag komen te liggen.

De voordarm draait 90 graden en hij kantelt nog een beetje. Uit de dooierzak ontstaat de voordarm en de einddarm. De middendarm was verbonden met de dooierzak. Het epitheel van de darm is dus endoderm, aangezien de darm continu loopt met de dooierzak.

 

Peritoneaal

Intraperitoneaal is zichtbaar en bewegelijk. Het orgaan is helemaal omgeven door peritoneum. De dunne darm en het colon transversum zijn intraperitoneaal.
Retroperitoneaal is niet zichtbaar. De nieren zijn retroperitoneaal.

Secundair retroperitoneaal is zichtbaar, maar niet bewegelijk. Colon ascendens, colon descendens, het duodenum en het coecum zijn secundair retroperitoneaal.

Bij een blindedarmontsteking is niet het coecum ontstoken, maar het wormvormig aanhangsel.

 

Beeldvorming

Op een CT kan je gemakkelijk een appendicitis waarnemen. De appendix is vergroot (groter dan 6 mm), de wand van de appendix is meer aangekleurd en het vet rondom de appendix is donkergrijs in plaats van zwart. Dit ontstoken vet noemt men geïnfiltreerd vet.

Door middel van een contrastmiddel kan men een duidelijker beeld creëren. Contrastmiddelen die vaak gebruikt worden zijn barium en jodium. Deze contrastmiddelen kunnen ‘gewoon’ geslikt worden, toegediend worden in het bloed en rectaal worden toegediend.

 

RC Borst (19 november 2013)

Het mediastinum is de centrale ruimte tussen de twee longen. Het mediastinum is grofweg onder te verdelen in een superior en een inferior deel. De overgang van deze twee delen ligt bij de wervel T4.

De intercostaalruimtes zijn de ruimtes tussen de ribben. De mens heeft 11 intercostaalruimtes. In de vijfde midclavicula (denkbeeldige lijn over de sleutelbeenderen naar beneden) ligt de apex van het hart.

De longen vullen niet de hele pleuraholten. Het gedeelte waar de longen zich niet bevinden heet de costodiafragmatische reces. Deze ligt anterior rond de 8e rib en posterior rond de 10e rib.

De ligamenten van de pulmonalis is niets anders dan een vergroting van de omslagplooi van de longen. Hierdoor neemt de bewegelijkheid van de long toe.

 

Kieuwbogen

De kieuwboogarteriën ontwikkelen zich vanuit het halsgebied. Doordat het hart boven het hoofd lag en het hart door de kromming in het lichaam terecht is gekomen, heeft er ook een kromming in de aorta plaatsgevonden. Uit de aorta zijn 5 kieuwbogen ontstaan; 1, 2, 3, 4 en 6. Aanvankelijk waren deze kieuwbogen symmetrisch en kwamen zij dus in paren voor. (5 kieuwbogen links en 5 rechts).

De 1e en 2e kieuwbogen verliezen hun verbinding met het hart. Uit de 3e, 4e en 6e kieuwbogen ontwikkelen grote vaten.

Van de zesde kieuwboog komt een gedeelte in de arteria pulmonalis te liggen.

De linker vierde kieuwboog wordt een deel van de aortaboog en de rechter vierde kieuwboog wordt het begin van de subclavia.

De linker en rechter kant van de derde kieuwboog gaan de arterie carotis communis (halsslagader) vormen.

 

HC Hals: bouw hals (20 november 2013)

De hals is het gebied tussen de thorax en het hoofd.
 

Dwarsdoorsnede hals

De trachea loopt recht naar beneden, aan weerszijden daarvan loopt de schildklier en achter de trachea loopt de oesophagus. Daarachter loopt de wervelkolom met veel spieren eromheen.  

Fascia is bindweefsel, dit zit vaak om spieren, maar ook om organen. Organen worden omgeven door veel fascia bladen. Deze fasciabladen vormen een aaneengesloten geheel. Tussen de fasciabladen zitten ruimtes met losmazig bindweefsel. Deze ruimtes staan in verbinding met het mediastinum inferior en het mediastinum posterior. Daarom kunnen infecties in de hals helemaal doorlopen naar het mediastinum.

De hals is goed te palperen. De bovenste begrenzing loopt van de kin naar boven tot de knobbel achter het oor en tot de schedelkam. Ook de onderkant is goed te palperen. Het begint bij sternum, over de clavicula naar het scapula. Op de rug loopt het tot het prominente processus spinosus.

Bij de schedel ligt het tongbeen. Dit ligt caudaal ten opzichte van de kin. Het tongbeen is een opzichzelfstaand botje.

 

Posterior driehoek/achterste halsdriehoek

De posterior driehoek wordt afgesneden door de trapezius spier (achter begrenzing) en de sternocleidomastoïd spier (voor begrenzing).

In deze driehoek loopt de vena jugularis externa. Deze komt uit op de vena subclavia. Er lopen ook een paar belangrijke zenuwen. De belangrijkste is de nervus accessorius. Deze ligt erg oppervlakkig in de hals, daarom is het gevaarlijk om iets in de hals te opereren.

Meer naar onder ligt de plexus cervicale. Het punctum nervosum is hier gelegen vanwaar allemaal oppervlakkige huidtakjes lopen. Belangrijke spieren zijn onder meer de levator scapulae. De plexus brachiale komt er in uit. Er lopen ook een aantal grote bloedvaten in de hals namelijk de arteria subclavia (deze loopt in het halsgebied tot de eerste rib). Er zit ook een vena subclavia (deze loopt ook in het halsgebied tot de eerste rib). De begrenzing van de hals is de clavicula. Deze posterior hoek is onder te verdelen in 3 kleinere gebieden.

 

Anterior driehoek/voorste halsdriehoek

Deze is erg belangrijk want hier zitten de spieren voor het slikproces. Deze driehoek is weer onderverdeeld in een submentale driehoek en 3 kleine driehoeken de: carotis, muscularis en de submandibulaire driehoek.

Deze hebben een verschillende oorsprong, daarom worden ze ook door andere zenuwen geïnnerveerd. Het achterste deel van de spier wordt geïnnerveerd door de nervus facialis en het voorste deel door de nervus trigeminus.

De suprahyoïdale spieren liggen boven het tongbeen liggen en duwen het tongbeen naar voren, dit is nodig voor slikken. Ze lopen vanaf het tongbeen naar de schedel. Deze spiergroep bestaat uit vier spieren, namelijk de sylohyoïde spier, de geniohyoïde spier, de mylohyoïde spier, de anterior buik van de musculus digastricus en de posteriore buik van de musculus digastricus.

Onder het tongbeen lopen ook spieren, namelijk de infrahyodinale spieren. Deze duwt het tongbeen weer op zijn plek. De spieren liggen om de schildklier heen.

 

Submandibulaire driehoek

Dit is gebied voor klieren, het ligt tussen de inferior wand van de mandibula (onderkaak) en de anterior en posteriore buiken van de digastrische spier. Deze driehoek is bijna gevuld met de submandibulaire klier. De nervus hypoglossus (XII), verzorgt de motorische innervatie van interne en externe spieren van de tong en komt dus binnen in deze driehoek.

 

Carotus driehoek

Dit is een belangrijk deel van de hals omdat er veel zenuwen lopen en ook de arteria carotis communis. Links ontspringt deze rechtstreeks uit de aortaboog en rechts uit de truncus brachiocephalicus. Hij splits daarna weer in tweeën, de arteria carotis interna en de arteria carotis externa. Een van die zijtakken is de arteria facialis, deze gaat naar het aangezicht.

Er lopen ook een aantal zenuwen, de nervus glossopharyngeus. Deze zorgt voor de smaak. Deze zenuw loop best diep in de hals. Ook de nervus vagus loopt in de hals, deze geeft ook zijtakken af.

 

Driehoek muscularis

Deze wordt begrensd door de superior buik van de omohyoïd, de anterior wand van de sternocleidomastoid en middelste plaat in de nek. Deze driehoek bevat de infrahyoïde spieren.

 

HC Hals: bouw en functie keel (20 november 2013)

Farynx is de keel. De larynx is het strottenhoofd. De keel heeft een paar functies:

  • Openhouden van de luchtweg

  • Slikken

  • Het fungeert als klankkast voor de spraak

De farynx bestaat uit 3 delen: de nasopharynx, de orofarynx en de laryngopharynx. De neus is het eerste deel van de tractus respiratorius en mond het eerste deel van de tractus digestivus. Deze twee tracti kruisen elkaar in de keel. Als je een van de twee systemen gebruikt moet je het andere systeem afsluiten.
Bij het ademhalen staan de isthmus, pharynx en additus laryngeus open. Bij slikken zijn isthmus pharyngis en additus laryngis gesloten.

De keelholte staat in verbinding met de neusholte. De mondholte staat in verbinding met de keelholte door laryngaal inlet.

De keelholte (cavitas pharyngis) wordt verbonden door drie openingen; de choanae, de isthmus faucium en additus laryngis. De choanae verbindt de nasopharynx met de neusholte. Aan de voorkant ligt een amandel, de neus amandel (faryngeale tonsil). Als deze erg gezwollen is kan dit problemen geven met de ademhaling.

In de keelholte bevindt zich een voorste verhemelteboog (arcus palatoglossus) en daarachter ligt de achterste verhemelteboog (arcus platopharyngeus). Aan de achterkant zie je eerste de toegang tot de neus, daarna kijk je vanachter de mondholte in en je kijkt op het achterste gedeelte van de tong. In de wand zit veel lymfatisch weefsel, bijvoorbeeld in de vorm van de neusamandelen en keelamandelen (tonsilla palatina). De keelamandelen bevinden zich op de fossa tonsillaris, dit is tussen de achterste en voorste verhemelteboog. Op de tong zitten kleine bobbeltjes, tonsilla lingualis, ook dit zijn lymfen. De naso- en orofarynx zijn met elkaar verbonden via de faryngeale isthmus.

De keel bestaat uit verschillende spieren, keelvernauwers en keelverwijders. De keelvernauwers zijn drie spieren. De keelvernauwers zijn de constrictors pharyngis superior, medius en inferior. Hiermee verplaats je het voedsel richting de slokdarm. Er zijn ook drie keelheffers. Deze verwijden de keel zodat het gemakkelijk in de slokdarm terecht komt. Deze keelverheffers zijn de salpingopharyngeus, palatopharyngeus en de stylofaryngeus.

Er zijn ook delen van de keel die geen spieren om zich heen hebben. Hier zitten wel bindweefsel lagen omheen, keelfascie. De fascia buccopharyngeus zit aan de buitenkant en de fascia pharyngobasilaris aan de binnenkant. Dit bestaat uit meerlagig niet verhoord plaveiselepitheel.

 

Vascularisatie

Een tak van de a.faciales, de tonsil arterie loopt door de farynx en voorziet deze van bloed. De veneuze situatie gaat voor het grootste deel via de vena jugularis interna via de plexus pharyngeus.

 

Sensibele innervatie keelslijmvlies

Dit wordt ingedeeld naar verschillende regio’s.

  • Nasopharynx: gaat via de nervus trigeminus (N II)

  • Orofarynx: gaat via de nervus glossopharyngeus (N IX)

  • Laryngopharynx gaat via de nervus vagus (nX)

 

Motorische innervatie keelspieren

De keelheffer/tongspier gaat via de glossopharyngeus Bijna alle motorische impulsen komen van de nervus vagus.

 

HC Hals: bouw en functie larynx (20 november 2013)

Larynx (strottenhoofd)

De larynx bestaat uit een kraakbeenskelet en verschillende ligamenten.

  • Het schildbeen: carilago thyroïdea. Dit is het grootste been, hieraan zit ook de adamsappel die je kunt voelen.

  • Kraakbeenring: cartilago cricodea.

  • Cartilago arytaenoidea: dit zijn kleine driehoekjes. Hier zitten de stembanden aan en verschillende spieren. De laatste twee kraakbenen zijn de cartilagines corniculata en cuneformi.

  • Carilago epiglotta: dit is het strotklepje, het bestaat uit elastisch kraakbeen.

Er zijn drie extrinsieke ligamenten:

  • Ligamenten hyo-epiglotitcum (boven)

  • Membrana thyrohyoidea  (midden)

  • Ligamenten circothrachilae (onder)

Er zijn twee intrinsieke ligamenten

  • Ligament cryothyroideum, waaraan het ligament vocale zit. Dit zijn de ware stembanden.

  • Membrana quadrangulairs, waaraan het ligament vestibulare zit. Dit zijn de valse stembanden.

 

Larynxholte

Dit wordt onderverdeeld in drie gebieden

  • Supraglottische ruimte (tot de valse stembanden)

  • Transglottische ruimten (tussen valse en ware stembanden)

  • Subglottische ruimte (ware stemband tot de trachea)

 

Larynx musculatuur

Men heeft extrinsieke spieren (deze zitten aan de buitenkant), maar er zijn ook inwendige spieren. Deze zijn van belang voor de stemspleet.
Aan de voorkant zit de m. cricothyroidens (tensor). Door deze spier kun je het schildbeen over het ringkraakbeen bewegen, zo komt er meer spanning op de stembanden te staan.

De musculus crico-arytaenoideus posterior (abductor), hierdoor gaat een ligament naar de buitenkant, daardoor wordt de ruimte veel groter. Zo kan men diep ademhalen omdat de stemspleet verwijd wordt (abductie). Het tegenovergestelde effect komt van de musculus crico-arytaenoideus lateralis (adductie). Dit zorgt ervoor dat de stemspleet versmald wordt. Andere adductors zijn de m. aryntaenoideus transversus, en de m. arytaenoideus obliquus.

 

Vascularisatie

Arteriële bloedvoorziening larynx gaat via de a. thyroïdea superior en de a. thyroïdea inferior. De veneuze drainage gaat via de vena thyroïdea superior en de vena thyroïdea inferior.

 

De sensibele innervatie

Dit gaat via de nervus vagus. Supraglottisch gaat dit via de nervus laryngeus superior en subglottisch gaat dit via de nervus laryngeus inferior.

 

Motorische innervatie

Dit gaat via de externe laryngeale zenuw.

 

HC Hals: ontwikkeling hals (20 november 2013)

Er zijn 5 kieuwbogen, de eerste, tweede, derde, vierde en zesde kieuwboog.

Elke kieuwboog bevat de volgende elementen:

  • Kraakbeen

  • Arterie

  • Hersenzenuw

  • Spier

 

Kraakbeen

Uit de eerste kieuwboog wordt het kraakbeen van de boven en onderkaak gevormd. Ook worden de hamer en het aambeeld gevormd vanuit de eerste kieuwboog.

Uit de tweede kieuwboog ontstaat de stijgbeugel en een klein deel van het hyoïd.

Uit de derde kieuwboog ontstaat het grootste gedeelte van het hyoïd.

Uit de vierde kieuwboog ontstaat het kraakbeen van de larynx.

 

Arterie

Uit de derde, vierde en zesde kieuwbogen ontstaan grotere arteriën. Van de zesde kieuwboog komt een gedeelte in de arteria pulmonalis te liggen.

De linker vierde kieuwboog wordt een deel van de aortaboog en de rechter vierde kieuwboog wordt het begin van de subclavia.
De linker en rechter kant van de derde kieuwboog gaan de arterie carotis communis (halsslagader) vormen.

 

Spieren

De spieren die uit de kieuwbogen ontwikkelen zijn speciaal visceraal efferent.

Uit de eerste kieuwboog ontstaan de spieren die nodig zijn voor het kauwen.

Uit de tweede kieuwboog ontstaan de aangezichtspieren.

Uit de derde kieuwboog ontstaat de stylofaryngeus.

Uit de vierde kieuwboog ontstaan de spieren van de larynx en de keel spieren.

 

Zenuwen

In de eerste kieuwboog innerveert de Nervus Trigeminus (nummer 5).

In de tweede kieuwboog innerveert de Nervus Facialis (nummer 7).

In de derde kieuwboog innerveert de Nervus Glossopharyngeus (nummer 9).

In de vierde kieuwboog innerveert de Nervus Vagus (nummer 10).

In week 32 groeit de tweede kieuwboog erg hard. Deze boog komt over de derde en vierde kieuwboog te liggen. Er ontstaat een ruimte, de hypopharyngeale ruimte. Deze ruimte moet weer gedicht worden, wanneer dat niet gebeurd ontstaan er laterale halscysten. Door de hevige groei van de tweede kieuwboog groeien de kieuwgroeven dicht, behalve de eerste kieuwgroef waaruit de uitwendige gehoorgang wordt ontwikkeld.

Uit het tweede kieuwzakje wordt de keelamandel gevormd.

Uit het derde kieuwzakje wordt de onderste bijschildklier gevormd.

Uit het vierde kieuwzakje wordt de bovenste bijschildklier gevormd.

Uit het zesde kieuwzakje worden de ultimobrachiale lichaampjes gevormd. Deze lichamen zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de schildklier.

 

Ontwikkeling van de schildklier

De schildklier ontwikkeld vanaf de vierde week. De schildklier ontwikkelt zich niet vanuit een kieuwzakje, maar vanuit de ruimte ertussen. Uit de schildklier hangt de ductus thyroglossus. Deze ductus laat uiteindelijk los van de schildklier. Wanneer deze ductus thyroglossus niet verdwijnt, ontstaan er mediane halscysten. Vervolgens zakt de schildklier naar caudaal, wanneer dit niet gebeurt en dus de schildklier hoger ligt dan normaal spreekt men van een ectopische schildklier.

 

HC Beeldvorming Debat (22 november 2013)

Met de total body scan kan men allerlei ziektes en aandoeningen opsporen. Dus dit preventieve onderzoek kan inderdaad levens redden. Maar er zijn ook genoeg nadelen voor deze total body scan:

  • De total body scan levert slechts schijnzekerheid

  • Foute uitslagen kunnen zorgen voor veel vervolgschade, zowel lichamelijk als psychisch

  • Gezondheidscertificaatgedrag kan gaan optreden, dit is gevaarlijk

  • Eerder weten dat men een ziekte heeft is niet gelijk aan langer leven

  • Niet elke ziekte heeft effectieve behandelingsmogelijkheden

  • Wat niet weet, wat niet deert

  • Niet elke aandoening heeft een behandeling nodig, sommige ziektes/aandoeningen genezen spontaan

  • Alle (onnodige) vervolgonderzoeken kosten geld

  • Er is geen gouden standaard, dat wil zeggen dat het geen zekere diagnose is.

Bij een total body scan heeft met 4 groepen: Terecht postitieve, terecht negatieve, fout postitieve en fout negatieve. Hieraan zijn de begrippen specificiteit, sensitiviteit, positief voorspellende waarde en negatief voorspellende waarde aan verbonden.

Bij een total body scan moet men dus de voordelen en de nadelen tegen elkaar wegstrepen. De patiënt moet ook goed kijken naar de mogelijke gevolgen die deze scan met zich meebrengt.

 

HC Hals: zwelling in de hals (22 november 2013)

Diagnosticeren is ook een functie van de anatomie. Omdat je weet op welke plekken bepaalde weefsels zitten kun je daardoor diagnoses stellen.

Anatomie is ook van belang voor opereren. Omdat je moet weten waar weefsels in het lichaam zitten zodat je geen onnodige schade toebrengt.

Voor een differentiaal diagnose van de hals is van belang:

  • Kennis van de anatomie

  • Kennis van klinische beelden

  • Zorgvuldige anamnese en onderzoek

  • Aanvullend onderzoek

Palpabele structuren van de hals

  • Mandibula: kaakbeen

  • Sternum en claviculae: borstbeen en sleutelbeen

  • Hyoïd: tongbeen

  • Larynx: strottenhoofd

  • M. sternocleidomastoïdeus: grote halsspier

  • M. trapezius: monnikskapspier

  • Schildklier

  • Arteria carotis communis

Een zwelling in de hals kan door veel aandoeningen worden veroorzaakt, een tumor (neoplasma), een opgezet orgaan (sialoadenose is een speekselklier vergroting), een cyste, een vet gezwel (lipoom) of een bloeding kunnen een zwelling veroorzaken.

 

Lymfeklieren en halsregio’s

Lymfeklieren zijn van belang voor de indeling van halsregio’s. Het drainage gebied van lymfeklieren heeft een vast patroon. Daarom kun je aan de hand van abnormale vorm van lymfeklieren al zien waar het probleem in het lichaam zich bevindt. Doormiddel van deze indeling kan men sema klierenhalsselectie toepassen, dit houdt in dat bij een aandoening niet alle lymfeklieren verwijdert hoeven te worden, maar deze klieren worden verwijderd naar regio.

Regio I:

Deze regio is de submandibulaire regio, de regio die zich net onder de kaak aan de voorzijde van het gezicht bevindt. De onderkaakse speekselklier (glandula submandibularis) zit in regio 1.

Regio II-IV

Regio 2 bevindt zich boven regio 3 en 4. Regio 3 bevindt zich tussen regio 2 en 4 in. Aan de voorzijde dus onder regio 1 bevindt zich regio 6.

Regio V

Deze regio bevindt zich aan de achterzijde van de hals. Hierin loopt de zenuw Accessorius.

Om bij een zwelling in de hals te bekijken waarvan deze afkomstig is gebruikt men vaak een cytologische punctie. Deze punctie is het snelst en het meest specifiek.

 

HC Hals: slikproblemen (22 november 2013)

Problemen met slikken komen vaak voor. Bij mensen boven de vijftig jaar heeft 10% van de mensen problemen met slikken.

Gevolgen slikproblemen

  • Dehydratie

  • Ondervoeding

  • Verslikken

  • Aspiratie

  • Pneumonie

  • dood

Veel verschillende arts disciplines krijgen te maken met deze problemen.

Spiergroepen nodig voor slikken

  • Aangezichts- en kauwmusculatuur

  • Tong/palatum en mondholte/ mondbodemmusculatuur

  • Farynxmusculatuur

  • Larynxmusculatuur

  • Oesophagus (spieren)

Slikken is een samenspel van veel spieren waarbij timing, coördinatie, spierkracht en sensibiliteit van belang zijn. Bij het slikken zijn de 5e, 7e, 9e en 10e hersenzenuw betrokken.

 

Slikken

  • Orale fase

Deze staat onder willekeurige regulatie (je kunt dit bewust beïnvloeden).

Voorbereidende fase: het voedsel wordt afgehapt of er wordt een slok genomen. Men gaat kauwen en het voedsel wordt in de mond vastgehouden.

Orale transportfase: hierin werkt de tong het voedsel naar achter. Daarvoor beweegt de tongbasis even naar voren en de farynx wordt opgetrokken (zo wordt de luchtweg afgesloten)

  • Faryngeale fase (reflex)

Het voedsel bereikt de epiglottis, de ademhaling wordt afgesloten, de glottis sluit, de larynx gaat omhoog en naar voren, de epiglottis kantelt naar achteren en sluit de luchtweg af. Dan gaat het voedsel in twee delen langs de epiglottis en wordt het bovenste deel van de oesophagus ontspannen.

  • Oesofagiale fase

De slokdarm sluit zich boven het voedsel en het voedsel wordt getransporteerd door de peristaltische beweging en de zwaartekracht.

Dit hele proces duurt minder dan 2 seconden.

Deze fases zijn van belang omdat men zo slikproblemen kan classificeren.

Als patiënten met slikproblemen komen wordt er onderzoek gedaan naar het slikproces. Hierbij wordt gebruik gemaakt van contrasten.

Vaak wordt er een slikvideo gemaakt om het proces te bekijken.

Dysfagie: klachten samenhangend met slikken. Er zijn verschillende klachten:

  • Passage problemen

  • Verslik problemen

  • Regurgitatie problemen (voedsel dat weer omhoog komt)

Als een patiënt met slikproblemen komt wordt eerst de anamnese afgenomen. Daarna begint het lichamelijk onderzoek. Meestal doet men een KNO onderzoek (kijken in mond en keel), later doet men ook nog een neurologisch onderzoek om te kijken of er sprake is van gestoorde aansturing.

Verder onderzoek kan worden gedaan door een FEES. Hierbij kun je in de keel kijken en de patiënt wat te eten geven. Ander onderzoek kan worden gedaan door een röntgenfoto, dit gebruikt men vaak als er gedacht wordt aan een mechanische obstructie. Ten slotte wordt er soms gebruik gemaakt van een slikvideo, dit wordt meestal gebruikt als er gedacht wordt aan een neurologisch probleem. Zo kan men precies kijken in welke fase van het slikproces problemen zitten.

Slikproblemen kunnen bijvoorbeeld zitten in divertikels (uitstulpingen) van de slokdarm. Vaak stulpt dit uit boven de musculus cricopharyngeus. Als men dit opereert klieft men de bovenkant van het divertikel door. Zo wordt de obstructie opgeheven.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1218