Oefententamens met uitwerkingen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefententamen 2010

 

Casus I De omgevallen hoogspanningsmast

Energia N.V. (Energia) levert stroom en maakt daarbij gebruik van een hoogspanningsnetwerk dat in eigendom toebehoort aan de Staat. Op een kwade dag valt een mast van dat netwerk om en belandt op een nabijgelegen spoorlijn. De machinist van een aanstormende intercitytrein ziet de mast vallen en maakt een noodstop. De trein komt net op tijd tot stilstand, maar door die noodstop raakt passagier Jansen ernstig gewond aan zijn hoofd. Jansen moet in het ziekenhuis worden opgenomen. Daardoor mist hij zijn reeds betaalde vakantie in Buenos Aires (vlucht en hotel) waarvoor hij geen annuleringsverzekering had afgesloten.

Door de val van de mast raakt voorts een bovenleiding van ProRail B.V. (ProRail) beschadigd. Om verdere ongelukken te voorkomen heeft ProRail noodmaatregelen moeten treffen, waarvoor zij kosten heeft moeten maken. Voorts dient de bovenleiding te worden gerepareerd.

Uit onderzoek blijkt later dat de val van de mast is veroorzaakt doordat Beun de Haas, werknemer van het gespecialiseerde onderhoudsbedrijf Gebroeders Bever B.V., twee maanden eerder bij reguliere onderhoudswerkzaamheden haastig en in strijd met veiligheidsvoorschriften heeft gewerkt, omdat hij bang was te laat aan te komen op het door zijn werkgever georganiseerde teamuitje. Door zijn slordigheid zijn onzichtbare scheuren in de fundering van de mast ontstaan, waardoor deze wankel is geworden. Het onderhoud van de masten wordt al jarenlang door Gebroeders Bever B.V. uitgevoerd in opdracht van Energia. Energia wist niet dat er bij het onderhoud fouten waren gemaakt.

NB: Bij de beantwoording van de vragen dient u eventuele contractuele en bestuursrechtelijke aspecten buiten beschouwing te laten. Voorts dient Boek 8 BW buiten beschouwing te blijven.

 

Vraag 1. Zijn Beun de Haas en/of Gebroeders Bever B.V. aansprakelijk jegens Jansen voor diens schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over.

 

Vraag 2. Is Energia risicoaansprakelijk jegens ProRail voor haar schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)?

 

Vraag 3. Welke soorten schade lijden Jansen en ProRail? Op welke manier worden die schadeposten berekend? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over en begin elke schadepost op een volgende regel.

 

Vervolg van de casus Stel dat Gebroeders Bever B.V. en Beun de Haas beiden voor (een deel van) de schade van Jansen aansprakelijk zijn. Jansen dagvaardt Gebroeders Bever B.V. en eist vergoeding van zijn schade.

 

Vraag 4. Kan de rechter Gebroeders Bever B.V. veroordelen tot vergoeding van de gehele schade aan Jansen? Zo ja, kan Gebroeders Bever B.V. vervolgens (een deel van) de schadevergoeding die zij betaalt aan Jansen verhalen op Beun de Haas?

 

Vervolg van de casus

Nadat Jansen uit het ziekenhuis is ontslagen, wordt hij thuis gedurende drie weken verpleegd door zijn zoon, die als advocaat in dienst is bij Quist Advocaten en daartoe onbetaald verlof opneemt.

 

Vraag 5.Kan de zoon van Jansen van degene(n) die voor het omvallen van de mast aansprakelijk is/zijn een vergoeding krijgen voor de uren die hij heeft besteed aan de verpleging van zijn vader? Hoe wordt de omvang van een dergelijke vergoeding bepaald?

 

Casus II In de tuin

Zelfstandig gevestigd tuinman Koenders snoeit de heg van Arends. Hij doet dat met de gloednieuwe, nog ongebruikte, elektrische heggenschaar die Koenders zojuist heeft aangeschaft bij Karwijde B.V. Plotseling schrikt Koenders zó van de alarmroep van een merel dat hij de heggenschaar laat vallen. De heggenschaar valt draaiend op Koenders’ rechterhand. Daardoor worden twee vingers afgezaagd en ontstaat er een diepe inkeping in Koenders’ trouwring. Reparatie van de ring kost € 250,-. Nog steeds draaiende, valt de heggenschaar op zijn houten gereedschapskist. Koenders gebruikt deze kist alleen als hij als hovenier aan het werk is. De kist wordt hierdoor zo zwaar beschadigd, dat hij voor € 600,- een nieuwe moet aanschaffen. Koenders’ vingers kunnen gelukkig in het ziekenhuis worden aangezet en na een verblijf van twee weken mag hij weer naar huis. Koenders is pas een jaar later in staat om zijn werkzaamheden als tuinman te hervatten. Zijn herstel gaat langzamer dan normaal wegens een neurotische depressie. Hij mist het werk in de tuinen van zijn vaste klantenkring.

Koenders heeft op de heggenschaar het merkteken van de fabrikant, Snoei met Plezier B.V. (SmP) zien staan. Hij stelt SmP aansprakelijk voor zijn schade omdat volgens Koenders de veiligheidsknop van de heggenschaar niet werkt: de messen van de heggenschaar hadden moeten stoppen met draaien, zodra hij bij de val van de heggenschaar de veiligheidsknop van de heggenschaar losliet. Het blijkt al spoedig dat MotorenCo B.V. de fabrikant en toeleverancier van de motor van de heggenschaar is. Door een productiefout in de fabriek van MotorenCo werkt de veiligheidsknop niet van deze serie heggenscharen.

 

Vraag 6. Is MotorenCo B.V. volgens u aansprakelijk jegens Koenders op grond van Boek 6 Titel 3 Afdeling 3 BW en zo ja, voor welke schade?

 

Vraag 7. Kunnen de extra kosten als gevolg van het langzamer herstel van Koenders door zijn neurotische depressie nog worden toegerekend aan de aansprakelijke partij(en)?

 

Vervolg van de casus

De echtgenote van Koenders komt om bij een verkeersongeluk, kort nadat Koenders zijn werk heeft hervat. Koenders trouwt na enkele maanden met zijn oude buurmeisje, met wie hij altijd contact heeft gehouden. Zij neemt de zorg voor het gezin op zich. Vaststaat dat de automobilist volledig aansprakelijk is voor de schade. De kinderen van Koenders (8 en 10 jaar oud) waren ten tijde van het ongeval op schoolkamp. Zij vorderen van de automobilist a) vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp tot aan het bereiken van de meerderjarigheid én b) immateriële schadevergoeding omdat hun moeder is verleden.

Asjemenou N.V., de verzekeraar van de automobilist, verweert zich tegen de onder a) genoemde vordering met de stelling dat de kinderen op dit punt geen schade hebben omdat de nieuwe echtgenote van hun vader de zorg voor de huishouding op zich heeft genomen. Ook de onder b) genoemde vordering wijst Asjemenou af.

 

Vraag 8. Wat is de grondslag van de twee vorderingen van de kinderen en hoe beoordeelt u hun kansen?

 

Casus III. Geen goede dag voor Gerrits.

Gerrits rijdt in zijn auto op de provinciale weg keurig en beheerst, net onder de ter plaatse geldende maximum toegestane snelheid. Opeens schiet er, als uit het niets, een hondje gevolgd door een 7-jarig meisje de weg op. Gerrits remt uit alle macht, maar raakt het meisje zijdelings. Het meisje heeft een gebroken been en haar nieuwe jas is onherstelbaar beschadigd. Achteraf blijkt dat het hondje ontsnapt was en dat het meisje achter haar hondje aanrende om het te vangen.

 

Vraag 9. Kan het meisje haar kosten op Gerrits verhalen? Motiveer uw antwoord.

 

Gerrits heeft onlangs in een nieuwbouwwijk een nieuwe, vrijstaande villa gekocht. In de wijk is het een komen en gaan van aannemersbusjes. In en om elk huis wordt gewerkt. James Watson, een beroemde Engelse tuinarchitect, heeft van Gerrits opdracht gekregen de tuin aan te leggen. Hij heeft een ontwerpplan gemaakt voor de aanleg van een terras van exclusieve tegels uit Italië. Op 19 januari is het zover en wordt het terras in opdracht van Watson gelegd door Baksteen B.V. Dit geschiedt door de tegels te zagen in geometrische figuren waarna ze in een dikke laag cement worden gelegd. Gerrits is dan zelf op vakantie, Watson heeft de instructies per mail doorgegeven aan Baksteen B.V. De tuinarchitect heeft zich echter vergist in het doorgeven van het huisnummer: in plaats van Poortlaan 23 zijn de tegels gelegd bij de familie Gomez, Poortlaan 32. De familie Gomez is die dag niet aanwezig bij hun nieuwe huis. Hoewel zij ook nog een terras moeten aanleggen, zou dit nooit hun keuze zijn geweest, zij zijn onaangenaam verrast. Zij geven onmiddellijk opdracht de tegels te laten loshakken. Watson is echter van mening dat Gomez er met de aanleg van het terras beter op is geworden en vordert vergoeding van de kosten van de tegels en de werkzaamheden (€ 5000).

 

Vraag 10. Welke grond(en) zou Watson kunnen aanvoeren om zijn kosten op Gomez te

verhalen en heeft hij volgens u hiermee succes?

 

 

Normantwoorden oefententamen 2010

(Totaal aantal punten: 62; voor een voldoende zijn 34 punten vereist.)

 

CASUS I DE OMGEVALLEN HOOGSPANNINGSMAST

Vraag 1. Zijn Beun de Haas en/of Gebroeders Bever B.V. aansprakelijk jegens Jansen voor diens schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over.

 

1) Beun de Haas

- (1 punt) Jansen kan Beun de Haas uit onrechtmatige daad aanspreken op grond van art. 6:162 BW.

- (1 punt) Uit de casus blijkt dat Beun de Haas haastig en in strijd met de veiligheidsvoorschriften heeft gehandeld. Daardoor is de mast wankel geworden en kon hij omvallen. Door zo te handelen schendt Beun de Haas een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm (veiligheidsnorm). Blijkens art. 6:162 (lid 2) is dit onrechtmatig.

o NB In deze casus is geen sprake van gevaarzetting in de zin van het Kelderluik-arrest en het Jetblast-arrest. Deze arresten hoeven hier dan ook niet toegepast te worden.

o NB Onjuist is het antwoord dat Beun de Haas onrechtmatig heeft gehandeld op de enkele grond dat hij een inbreuk maakte op een subjectief recht (eerbiediging van de lichamelijke integriteit) van Jansen. Die inbreuk heeft namelijk niet rechtstreeks en opzettelijk plaatsgevonden. Daarom is een aanvullende toetsing aan de zorgvuldigheidsnorm noodzakelijk.

o NB Ook onjuist is het antwoord dat het handelen van Beun de Haas een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht oplevert. De casus zegt immers niet dat de geschonden veiligheidsvoorschriften een wettelijke basis hebben.

- (1 punt) De gedragingen van Beun de Haas kunnen hem worden toegerekend op grond van schuld (art. 6:162 lid 3 BW). (Het feit dat hij om sneller klaar te zijn werkt in strijd met de veiligheidsnormen is verwijtbaar en vermijdbaar gedrag.) 2

- (1 punt) Door de onrechtmatige gedraging van Beun de Haas is schade ontstaan. Jansen is gewond geraakt aan zijn hoofd en loopt zijn reeds betaalde vakantie in Buenos Aires mis.

- (1 punt) Tussen de gedraging van Beun de Haas en de schade van Jansen bestaat causaal verband. Indien Beun de Haas wel in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften had gewerkt, zou de mast niet wankel zijn geworden en uiteindelijk niet zijn omgevallen. Dan had Jansen ook geen schade geleden.

- (1 punt) Aan het relativiteitsvereiste uit art. 6:163 BW is eveneens voldaan aangezien sprake is van schending van een zorgvuldigheidsnorm. De geschonden zorgvuldigheidsnorm beoogt iedere voorbijganger te beschermen tegen schade die ontstaat als de mast omvalt.

o NB indien studenten bij het toetsen van de onrechtmatigheid schending van een subjectief recht of handelen in strijd met een wettelijke plicht hebben genoemd, levert een correcte toepassing van het relativiteitsvereiste in dezelfde lijn toch een punt op.

 

Totaal voor dit onderdeel 6 punten

 

2) Gebroeders Bever B.V.

- (1 punt) Beun de Haas is als werknemer een ondergeschikte van Gebroeders Bever BV. Jansen kan Gebroeders Bever BV daarom op grond van art. 6:170 lid 1 BW aansprakelijk stellen. Aan alle overige vereisten uit deze bepaling is voldaan.

- (1 punt) Beun de Haas begaat een fout; dat wil zeggen een onrechtmatige daad die hem kan worden toegerekend. Dit blijkt uit het antwoord hierboven.

o NB studenten krijgen geen punt indien zij alleen zeggen dat Beun de Haas een fout maakt. Zij moeten aangeven dat het gaat om een toerekenbare onrechtmatige daad.

- (1 punt) De kans op het begaan van deze fout is door de verstrekte opdracht vergroot. Zonder die opdracht zou Beun de Haas geen werkzaamheden aan de mast hebben verricht en zou hij daarbij dus ook geen veiligheidsvoorschriften hebben geschonden.

- (1 punt) Gebroeders Bever B.V. heeft als werkgever zeggenschap over de gedraging van Beun de Haas waarin de fout is gelegen. De werkgever kan Beun de Haas aangegeven hoe hij zijn werkzaamheden dient te verrichten, bijvoorbeeld door hem te verplichten zich aan de (veiligheids)voorschriften te houden.

o NB dit criterium kan enigszins soepel worden toegepast.

 

Totaal voor dit onderdeel 4 punten

Totaal voor deze vraag 10 punten

 

Vraag 2. Is Energia risicoaansprakelijk jegens ProRail voor haar schade als gevolg van het omvallen van de mast? Zo ja, op welke grond(en)?

Energia is op twee gronden risico-aansprakelijk jegens ProRail.

 

1) Aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal. 3

- (1 punt) Energia kan door ProRail aansprakelijk gesteld worden op grond van art. 6:174 lid 1 BW. Aan alle vereisten van dit artikel is voldaan.

o (1 punt) Hoewel Energia niet kwalificeert als bezitter van de opstal, is zij toch aansprakelijk op grond van art. 6:181 lid 1 BW. Energia gebruikt de hoogspanningsmast immers in de uitoefening van haar bedrijf. Het ontstaan van de schade staat ook in erband met de uitoefening van het bedrijf aangezien deze is veroorzaakt door gebrekkig uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden in opdracht van Energia.

 NB studenten die hier art. 6:174 lid 2 BW correct toepassen in plaats van art. 6:181 lid 1 BW, krijgen ook een punt.

- (1 punt) De hoogspanningsmast is op grond van art. 6:174 lid 4 BW aan te merken als een opstal aangezien het een werk is dat rechtstreeks en duurzaam met de grond is verenigd.

- (1 punt) De hoogspanningsmast voldoet niet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen. Een hoogspanningsmast behoort te rusten op een stevige fundering. Doordat Beun de Haas zijn werk niet goed heeft gedaan, zijn er onzichtbare scheurtjes ontstaan en is de hoogspanningsmast niet meer stevig gefundeerd.

o NB studenten die hier alleen het element noemen zonder motivering, krijgen geen punt. Zij moeten aangegeven waarom de hoogspanningsmast niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen.

- (1 punt) Doordat de hoogspanningsmast niet stevig is gefundeerd levert hij een gevaar op voor personen en zaken. Er bestaat immers een kans dat de mast zal omvallen boven op personen of zaken die zich in de nabijheid van de mast bevinden.

o NB ook hier moeten studenten volledig zijn. Zij moeten aangeven waarom de hoogspanningsmast een gevaar voor personen of zaken oplevert.

- (1 punt) In casu heeft dit gevaar zich verwezenlijkt. De mast is omgevallen en heeft schade veroorzaakt aan de nabijgelegen spoorlijn en de passagiers van een langsrijdende trein.

- (1 punt) De ‘tenzij-clausule’ uit art. 6:174 BW gaat niet op. Indien Energia van meet af aan van het bestaan van de zwakke fundering op de hoogte was geweest, zou zij twee maanden de tijd hebben gehad om tot herstel over te gaan. Nalaten van dat herstel zou dan aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW hebben opgeleverd.

 

Totaal voor dit onderdeel 7 punten

 

2) Aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte opdrachtnemer

- (1 punt) ProRail kan Energia ook aansprakelijk stellen op grond van art. 6:171 BW. Dit artikel ziet op gevallen waarin een niet-ondergeschikte opdrachtnemer een fout begaat bij werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever.

- (1 punt) Uit de gegevens van de casus blijkt dat Gebroeders Bever BV al jarenlang de hoogspanningsmasten onderhoudt in opdracht van Energia. Gebroeders Bever B.V. is dus een niet-ondergeschikte opdrachtnemer van Energia; 4

- (1 punt) Gebroeders Bever B.V. is op grond van art. 6:170 lid 1 BW ook zelf aansprakelijk voor de door Beun de Haas bij de werkzaamheden begane fout.

- (1 punt) De opgedragen werkzaamheden zijn te beschouwen als verricht ten behoeve van het bedrijf van Energia (de opdrachtgever). Energia laat dit al jaren door Gebroeders Bever BV doen. Als Energia deze werkzaamheden niet zou uitbesteden, zou zij het onderhoud zelf moeten plegen.

o NB indien studenten hier gemotiveerd aangegeven dat art. 6:171 BW niet van toepassing is omdat Energia NV en Gebroeders Bever BV naar buiten toe geen eenheid vormen, krijgen zij ook alle punten voor deze vraag. Zelfs indien zij dan niet meer toetsen aan de overige elementen van art. 6:171 BW. Hetzelfde geldt voor studenten die gemotiveerd aangegeven dat Gebroeders Bever BV geen werkzaamheden verricht ter uitoefening van het bedrijf van Energia.

 

NB Er is gevraagd naar de risico-aansprakelijkheid van Energia. Art. 6:162 BW hoeft dus niet uitgewerkt te worden en levert geen punten op.

 

Totaal voor dit onderdeel 4 punten

Totaal voor deze vraag 11 punten

 

Vraag 3. Welke soorten schade lijden Jansen en ProRail? Op welke manier worden die schadeposten berekend? NB: Sla na elke te bespreken (rechts)persoon een regel over en begin elke schadepost op een volgende regel.

Jansen:

- Vermogensschade

o (1 punt) Grondslag: art. 6:95 jo. art. 6:96 (lid 1) BW

o Schadeposten:

 (0,5 punt) Medische kosten (ziekenhuiskosten als gevolg van

de hoofdwond).

 (0,5 punt) Deze kosten worden op basis van art. 6:97 BW concreet begroot. Het gaat hier immers om letselschade.

 (0,5 punt) Gemiste vakantie in Buenos Aires (kosten vlucht en hotel)

 (0,5 punt) Deze kosten worden op basis van art. 6:97 BW concreet begroot. Het gaat hier immers om zuivere vermogensschade.

- Ander nadeel

o (1 punt) Grondslag: art. 6:95 jo. 6:106 lid 1, aanhef en onder b BW.

 (0,5 punt) Vergoeding voor pijn en leed die samenhangen met het door Jansen opgelopen letsel.

 (0,5 punt) De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid.

 

Totaal voor dit onderdeel 5 punten 5

 

ProRail:

- Vermogensschade

o (geen punten) Grondslag: art. 6:95 jo. art. 6:96 lid 1 en lid 2 sub a BW

o Schadeposten:

 (1 punt) Schade aan de bovenleiding (herstelkosten).

 (0,5 punt) Deze kosten worden op grond van art. 6:97 BW abstract begroot op de hoogte van de reparatiekosten. Het gaat hier immers om zaakschade.

 (1 punt) Bereddingskosten. Dit zijn de redelijke kosten die zijn gemaakt voor het treffen van noodmaatregelen om extra schade te voorkomen. Deze kosten komen op grond van art. 6:96 lid 2 sub a BW voor vergoeding in aanmerking. (NB artikel moet genoemd worden.)

 (0,5 punt) Deze schade wordt op grond van art. 6:97 concreet begroot.

 

Totaal voor dit onderdeel 3 punten

Totaal voor deze vraag 8 punten

 

Vraag 4. Kan de rechter Gebroeders Bever B.V. veroordelen tot vergoeding van de gehele schade aan Jansen? Zo ja, kan Gebroeders Bever B.V. vervolgens (een deel van) de schadevergoeding die zij betaalt aan Jansen verhalen op Beun de Haas?

 

- (1 punt) Gebroeders Bever B.V. en Beun de Haas zijn beide aansprakelijk voor dezelfde schade van Jansen. Voor dergelijke gevallen bepaalt art. 6:102 lid 1 BW dat beide dan hoofdelijk aansprakelijk zijn.

- (1 punt) Art. 6:7 lid 1 BW bepaalt vervolgens dat zowel Gebroeders Bever BV als Beun de Haas jegens Jansen aansprakelijk is voor het geheel. De rechter kan Gebroeders Bever BV dus inderdaad veroordelen tot vergoeding van de gehele schade van Jansen.

- (1 punt) Indien Gebroeders Bever BV de schadevergoeding heeft betaald, moet op basis van art. 6:170 lid 3 BW worden vastgesteld of zij regres kan nemen op Beun de Haas. Beun de Haas is immers een ondergeschikte van Gebroeders Bever BV en zij zijn beide aansprakelijk voor de schade.

- (1 punt) Uit art. 6:170 lid 3 BW volgt dat Beun de Haas alleen draagplichtig is jegens Gebroeders Bever BV indien de door hem begane fout te wijten is aan zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Aan dit vereiste is in casu niet voldaan. Beun de Haas werkte haastig en onzorgvuldig omdat hij op tijd bij het teamuitje wilde zijn. Hij had bij zijn handelen dus niet de bedoeling om de scheuren te maken en heeft deze niet opzettelijk veroorzaakt. Evenmin kan worden gesteld dat hij bewust roekeloos handelde. Uit de casus blijkt niet duidelijk dat Beun de Haas moest beseffen dat door zijn haastig uitgevoerde werk een gevaar ontstond dat de gehele hoogspanningsmast zou omvallen. De schade is ‘slechts’ het gevolg van zijn onzorgvuldigheid.

o NB studenten krijgen ook een punt indien zij gemotiveerd antwoorden dat wel sprake is van bewuste roekeloosheid. 6

 

Totaal voor deze vraag 4 punten

 

Vraag 5. Kan de zoon van Jansen van degene(n) die voor het omvallen van de mast aansprakelijk is/zijn een vergoeding krijgen voor de uren die hij heeft besteed aan de verpleging van zijn vader? Hoe wordt de omvang van een dergelijke vergoeding bepaald?

- (1 punt) De zoon van Jansen kan in dit geval een schadevergoeding vorderen op grond van art. 6:107 lid 1 BW.

- (1 punt) In deze casus heeft Jansen lichamelijk letsel opgelopen ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is.

- (1 punt) De zoon van Jansen is een derde die anders dan krachtens verzekering kosten maakt ten behoeve van de gekwetste. Hij moet immers onbetaald verlof nemen om zijn gewonde vader thuis te verplegen.

- (1 punt) Indien Jansen deze kosten zelf had gemaakt door bijvoorbeeld professionele verpleging in te huren, zou hij daarvoor een vergoeding van de aansprakelijke persoon kunnen vorderen.

o NB studenten die hier antwoorden dat de zoon geen vergoeding kan krijgen omdat professionele hulp in dit geval niet gebruikelijk is, krijgen ook alle punten. Zij moeten nog wel de tweede algemeen gestelde deelvraag beantwoorden aan de hand van HR Losser/Kruidhof.

- (1 punt) De omvang van de vergoeding aan de zoon van Jansen moet worden vastgesteld met inachtneming van hetgeen de HR in het arrest Losser/Kruidhof heeft overwogen. Uit dit arrest volgt dat de hoogte van de schadevergoeding aan de zoon van Jansen abstract berekend wordt. De vergoeding mag niet hoger zijn dan het geschatte bedrag van de bespaarde kosten van professionele hulp. Aangezien de zoon van Jansen advocaat is en meer verdient dan een verpleger, zal hij waarschijnlijk dit bedrag als vergoeding ontvangen. Alle kosten boven dit bedrag blijven voor zijn eigen rekening.

 

Totaal voor deze vraag 5 punten

 

CASUS II IN DE TUIN

Vraag 6. Is MotorenCo B.V. volgens u aansprakelijk jegens Koenders op grond van Boek 6 Titel 3 Afdeling 3 BW en zo ja, voor welke schade?

(1 punt) Op grond van art. 6:185 lid 1 BW is een producent aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Aansprakelijkheid ontbreekt indien een van de tenzij-clausules van toepassing is. Op grond van dit artikel kan Koeders MotorenCo BV aansprakelijk stellen voor een deel van zijn schade.

- (1 punt) De motor is een roerende zaak die bestanddeel is gaan vormen van de heggenschaar. Volgens art. 6:187 lid 1 BW is de motor dan nog steeds aan te merken als een product. 7

- (1 punt) MotorenCo BV is als maker van de motor fabrikant van een onderdeel van de heggenschaar. Volgens art. 6:187 lid 2 BW kwalificeert MotorenCo BV in dat geval (mede) als producent.

- (1 punt) Volgens art. 186 lid 1 BW is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan, alle omstandigheden in aanmerking genomen,mag verwachten. In casu staat vast dat de veiligheidsknop van de heggenschaarniet werkte door een productiefout in de fabriek van MotorenCo BV. Daardoor stopten de messen niet met draaien toen Koenders de heggenschaar liet vallen.

De heggenschaar bood dus niet de veiligheid die daarvan in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden. De veiligheidsknop is ingebouwd om juist dit soort ongelukken te voorkomen.

o (geen punten voor dit onderdeel) MotorenCo BV kan in deze casus geen beroep doen op een van de tenzij-clausules uit art. 6:185 lid 1 BW. Uit de gegevens van de casus blijkt dat het gebrek is ontstaan door een productiefout zodat MotorenCo BV niet kan stellen dat het gebrek reeds bestond op het moment van in verkeer brengen van het product. Evenmin kan worden gesteld dat deze productiefout een gevolg is van het ontwerp van het eindproduct of instructies van de fabrikant van het eindproduct.

- (1 punt) In dit geval heeft Koenders letselschade geleden. Hij verliest twee vingers die weer moeten worden aangezet in het ziekenhuis waar hij bovendien twee weken moet blijven. Verder kan hij ten gevolge van het letsel een jaar lang niet werken. Volgens art. 6:190 lid 1 sub a BW is MotorenCo BV aansprakelijk voor deze schade.

o (1 punt) De door Koenders geleden zaakschade komt in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking. De beschadigde gereedschapskist werd door Koenders gebruikt in de uitoefening van zijn bedrijf. Blijkens art. 6:190 lid 1 sub b BW is MotorenCo BV niet aansprakelijk voor deze schade.

o (1 punt) Ook de schade aan de trouwring komt niet voor vergoeding in aanmerking aangezien deze schade niet boven de franchise van € 500,- uitkomt.

 

Totaal voor deze vraag 7 punten

 

Vraag 7. Kunnen de extra kosten als gevolg van het langzamer herstel van Koenders door zijn neurotische depressie nog worden toegerekend aan de aansprakelijke partij(en)?

- (1 punt) De vraag is of de extra kosten voor het herstel van Koenders op grond van art. 6:98 BW nog aan de aansprakelijke partij(en) valt toe te rekenen.

- (1 punt) In casu is sprake van aansprakelijkheid voor letselschade. Voor dergelijke gevallen heeft de Hoge Raad in het Renteneurose-arrest bepaald dat de schade ruim kan worden toegerekend. Ook de gevolgen van een door de persoonlijke predispositie van het slachtoffer bepaalde reactie, kunnen worden toegerekend.

- (1 punt) Hoewel de schade van Koenders vanwege zijn neurotische depressie groter is dan in normale gevallen, moet deze toch worden vergoed door de 8 aansprakelijke partij(en). Er is in deze casus immers sprake van letselschade zodat ruim kan worden toegerekend.

 

Totaal voor deze vraag 3 punten

 

Vraag 8. Wat is de grondslag van de twee vorderingen van de kinderen en hoe

beoordeelt u hun kansen?

1) Kosten van huishoudelijke hulp

- (1 punt) De grondslag voor de vordering tot vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp tot aan het bereiken van de meerderjarigheid is art. 6:108 lid 1 sub d BW.

o Dit artikel geeft een zelfstandige vordering tot schadevergoeding aan de kinderen die met hun moeder in gezinsverband samenwoonden. De kinderen kunnen een beroep doen op dit artikel indien hun moeder in hun levensonderhoud bijdroeg door het doen van de

gemeenschappelijke huishouding. Zij kunnen dan vergoeding eisen van de schade die zij lijden doordat zij na het overlijden van hun moeder op andere wijze in de gang van het huishouden moeten voorzien.

o NB de vordering van de kinderen is niet gebaseerd op art. 6:108 lid 1 sub a BW. Dat is een algemene vordering tot vergoeding van gederfd levensonderhoud. In casu wordt specifiek vergoeding gevorderd van de schade die de kinderen lijden doordat zij op andere wijze in de gang van het huishouden moeten voorzien. Studenten die art. 6:108 lid 1 sub a BW als grondslag noemen, krijgen geen punt.

- (1 punt) De vordering van de kinderen heeft kans van slagen indien vast komt te staan dat de kinderen behoeftig zijn. Dit moet volgens het arrest Bakkum/Achmea worden beoordeeld met inachtneming van de concrete omstandigheden van het geval.

- (1 punt) Bij vaststelling van de behoeftigheid mag wel van bepaalde omstandigheden worden geabstraheerd. Zo is het bijvoorbeeld niet relevant dat hun vader enkele maanden na het overlijden van zijn echtgenote opnieuw is getrouwd.

 

Totaal voor dit onderdeel 3 punten

 

2) Vergoeding van immateriële schade

- (1 punt) De kinderen vorderen vergoeding van immateriële schade wegens het overlijden van hun moeder. Dit is een vordering tot vergoeding van affectieschade.

- (1 punt) Art. 6:108 BW biedt geen grondslag voor een vordering tot vergoeding van immateriële schade en affectieschade. Dit artikel geldt alleen voor bepaalde vormen van vermogensschade. De vordering heeft daarom geen kans van slagen.

OF

- (1 punt) Art. 6:106 BW biedt een grondslag voor een vordering van immateriële schadevergoeding. Dit artikel geeft echter alleen recht op schadevergoeding aan de benadeelde. In casu is alleen de moeder als 9 benadeelde aan te merken. De kinderen zijn geen benadeelden in de zin van art. 6:106 BW en hebben geen recht op vergoeding van hun immateriële schade.

OF

- (1 punt) In het Taxibus-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat art. 6:106 BW geen recht geeft op vergoeding van affectieschade. De vordering van de kinderen heeft dus geen kans van slagen.

o (geen punten) Overigens kunnen de kinderen blijkens het Taxibus-arrest in deze casus geen vergoeding van shockschade vorderen. Toen het ongeluk gebeurde waren de kinderen op schoolkamp en zij zijn dus niet direct geconfronteerd met de gevolgen van een ernstig ongeval.

 

Totaal voor dit onderdeel 2 punten

Totaal voor deze vraag 5 punten

 

CASUS III GEEN GOEDE DAG VOOR GERRITS

Vraag 9. Kan het meisje haar kosten op Gerrits verhalen? Motiveer uw antwoord.

- (1 punt) Artikel 185 WVW is van toepassing want het gaat hier om een botsing van een gemotoriseerde (Gerrits) met een ongemotoriseerde (het meisje) waarbij de ongemotoriseerde schadevergoeding eist.

o NB studenten moeten aangeven waarom art. 185 WVW in dit geval van toepassing is. Hoewel er ook andere voorwaarden gelden, kunnen zij volstaan met het noemen van bovenstaand vereiste.

- (1 punt) Ingevolge art 185 WVW is de gemotoriseerde aansprakelijk, tenzij er sprake is van overmacht. Blijkens het arrest Chan-a-Hung/Maalsté is bij een botsing met kinderen jonger dan 14 jaar slechts sprake van overmacht wanneer het kind handelde met opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Gerrits is aansprakelijk en kan geen beroep doen op overmacht aangezien het meisje van 7 jaar niet handelde met opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Zij wilde alleen het hondje vangen.

- (1 punt) Het slachtoffer is jonger dan 14 jaar. Ten aanzien van kinderen jonger dan 14 jaar geldt blijkens het arrest Chan-a-Hung/Maalsté de 100%-regel. Deze regel houdt in dat de eigenaar van het voertuig aansprakelijk is voor de gehele schade van het kind, tenzij er sprake was van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Aangezien het meisje niet opzettelijk handelde, kan zij al haar kosten op Gerrits verhalen.

 

Totaal voor deze vraag 3 punten

 

Vraag 10. Welke grond(en) zou Watson kunnen aanvoeren om zijn kosten op Gomez te

verhalen en heeft hij volgens u hiermee succes?

1) Ongerechtvaardigde verrijking 10

- (1 punt) Watson kan in de eerste plaats proberen om een vergoeding van zijn kosten te verkrijgen door een beroep te doen op ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 lid 1 BW). - (1 punt) In dit geval is sprake van een verrijking van Gomez. Hij heeft nu een terras in zijn tuin dat is ontworpen door een beroemde tuinarchitect en is aangelegd met exclusieve Italiaanse tegels. Ook is sprake van een verarming van Watson. Hij krijgt de ingemetselde tegels niet meer terug en zal ervoor moeten zorgen dat ook bij Gerrits nog een terras wordt aangelegd. Tussen de verrijking en de verarming bestaat een causaal verband. Zij zijn beide door dezelfde gebeurtenis veroorzaakt, namelijk doordat het terras in de verkeerde tuin is aangelegd. De verrijking van Gomez is ten slotte ongerechtvaardigd. Er bestond tussen Gomez en Watson geen rechtsverhouding die de verrijking rechtvaardigde.

o NB van studenten wordt verwacht dat zij gemotiveerd aangeven dat van ongerechtvaardigde verrijking sprake is. Zij hoeven echter niet alle elementen van art. 6:212 lid 1 BW specifiek te noemen.

- (1 punt) Hoewel hier sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking, zal de vordering van Watson niet slagen. Het eisen van schadevergoeding is in dit geval niet redelijk. Watson is degene die verkeerde instructies heeft gegeven aan Baksteen BV en bovendien vindt Gomez het terras niet mooi. Hij moet zelfs kosten maken om het weer te laten verwijderen nu het is ingemetseld.

 

Totaal voor dit onderdeel 3 punten

2) Onverschuldigde betaling

- (1 punt) Watson kan ook proberen om een vordering in te stellen op basis van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW).

- (1 punt) Voor toepasselijkheid van dit artikel is in de eerste plaats vereist dat er een prestatie is verricht. Dat is hier het geval. Watson heeft goederen gegeven (de exclusieve tegels) en een prestatie van andere aard verricht (aanleg van het terras). Volgens het tweede vereiste moet degene die de vordering heeft ingesteld de prestatie hebben verricht ten goede van degene van wie hij schadevergoeding vordert. Ook aan dit vereiste is voldaan. Watson is de prestant en Gomez de ontvanger. Ten slotte is vereist dat de prestatie zonder rechtsgrond is verricht. Watson heeft jegens Gomez inderdaad zonder rechtsgrond gepresteerd. Watson had een overeenkomst met Gerrits niet met Gomez.

o NB van studenten wordt verwacht dat zij gemotiveerd aangeven dat van onverschuldigde betaling sprake is. Zij hoeven echter niet alle elementen van art. 6:203BW specifiek te noemen.

- (1 punt) Hoewel er sprake is van onverschuldigde betaling, zal een vordering ook op deze grond niet slagen. De prestatie kan namelijk niet meer ongedaan gemaakt worden nu de werkzaamheden al zijn verricht. Volgens art. 6:210 lid 2 BW kan Watson in dat geval alleen nog een vergoeding van de waarde van de prestatie vorderen. Een dergelijke vordering moet wel redelijk zijn. Dat is hier niet het geval. Zoals gezegd heeft Watson zelf verkeerde instructies gegeven en moet Gomez bovendien kosten maken om het terras weer te laten verwijderen.

o (geen punten voor dit onderdeel) Op basis van art. 6:203 lid 1 BW is Gomez verplicht om de onverschuldigd betaalde goederen (de tegels) aan Watson terug te geven. Hij is hiertoe echter niet in staat aangezien 11 de tegels zijn ingemetseld en bij het verwijderen beschadigd zullen raken. In dat geval is art. 6:74 lid 1 BW van toepassing. Dit artikel biedt echter geen grondslag voor een vordering tot schadevergoeding van Watson aangezien de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis niet aan Gomez kan worden toegerekend (zie art. 6:75 BW). Het is niet zijn schuld dat hij de ingemetselde stenen niet aan Watson kan teruggeven.

 

Totaal voor dit onderdeel 3 punten

Totaal voor deze vraag 6 punten

 

Oefententamen 2011

 

MC vragen

1. Een schenking is:

A. een eenzijdige gerichte rechtshandeling.

B. een meerzijdige rechtshandeling en een niet-wederkerige overeenkomst.

C. een meerzijdige rechtshandeling en een wederkerige overeenkomst.

 

2. Joop rijdt op zijn fiets over het Damrak waar een opstootje gaande is. Een politieman geeft Joop het bevel niet verder te fietsen over het Damrak maar rechtsaf te slaan. Joop volgt dat bevel op, rijdt rechtsaf de straat in, let daarbij niet goed op en botst frontaal op een voetganger die daarbij zijn been breekt. Joop wordt door de voetganger aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad.

A. De vordering van de voetganger zal niet slagen omdat Joop een bevoegd gegeven ambtelijk bevel opvolgde waardoor de gedraging wegens een rechtvaardigingsgrond niet onrechtmatig is.

B. De vordering van de voetganger zal niet slagen omdat Joop een bevoegd gegeven ambtelijk bevel opvolgde waardoor schuld ontbreekt.

C. Joop kan zich in deze casus tegenover de voetganger niet met succes beroepen op een schulduitsluitingsgrond of rechtvaardigingsgrond.

 

3. In het arrest HR 17 januari 1958, LJN AG2051 (Beukers/Dorenbos (Tandarts)) oordeelde de HR:

A. dat Beukers c.s. zich ook zelf niet hadden gehouden aan de norm waarvoor zij Dorenbos aansprakelijk hielden.

B. dat schending van een wettelijk voorschrift door Dorenbos een factor was bij de beoordeling of de betreffende gedraging onrechtmatig was jegens Beukers c.s.

C. dat schending van een wettelijk voorschrift door Dorenbos onrechtmatig was jegens iedereen en dus ook jegens Beukers c.s.

 

4. Uit het arrest HR 10 maart 1972, LJN AC1311 (Vermeulen/Lekkerkerker (Vogelplaag)) blijkt

A. dat een persoon die over een vergunning beschikt aansprakelijk kan zijn uit onrechtmatige daad, ook al handelt hij overeenkomstig deze vergunning.

B. dat een persoon die over een vergunning beschikt niet aansprakelijk kan zijn uit onrechtmatige daad, ook al handelt hij overeenkomstig deze vergunning.

C. dat het handelen zonder vergunning reeds om die reden onrechtmatig is.

 

5. Voor de vraag of een waarschuwingsbord een afdoende maatregel is met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar is volgens de Hoge Raad van doorslaggevende betekenis:

A. of het bord in dit concrete geval groot genoeg is.

B. of het bord waarschuwt voor dit concrete gevaar.

C. of te verwachten is dat dit concrete gevaar door het bord wordt vermeden.

 

6. Keesje (12 jaar oud) ziet een gevaarlijke situatie maar laat na anderen daarvoor te waarschuwen. Het gevaar verwezenlijkt zich waardoor Harry schade lijdt. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van Harry?

A. Keesje is niet aansprakelijk en zijn ouders evenmin.

B. Keesje is wel aansprakelijk, zijn ouders zijn niet aansprakelijk.

C. Keesje is niet aansprakelijk, zijn ouders zijn wel aansprakelijk.

 

7. Josette heeft een spierziekte waardoor zij nauwelijks controle heeft over haar bewegingen. Als Josette voor Karel een kop thee inschenkt, schiet, ten gevolge van haar ziekte, haar hand uit waardoor hete thee over de benen van Karel stroomt. Karel loopt hierdoor een forse brandwond op. Gesteld dat sprake is van een onrechtmatige gedraging van Josette, kan deze aan haar worden toegerekend?

A. Ja, de spierziekte is geen beletsel om de gedraging van Josette als onrechtmatige gedraging aan haar toe te rekenen, want de onrechtmatige gedraging is te wijten aan een oorzaak die krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening komt.

B. Ja, de spierziekte is geen beletsel om de gedraging van Josette als onrechtmatige gedraging aan haar toe te rekenen, want de onrechtmatige gedraging is te wijten aan een oorzaak die krachtens de wet voor haar rekening komt.

C. Nee, de spierziekte is een beletsel om de gedraging van Josette als onrechtmatige gedraging aan haar toe te rekenen, want zij heeft geen schuld.

 

8. Tuindersbedrijf Albers laat zijn aardbeienplanten bespuiten met het bestrijdingsmiddel nomaanzuur. Albers geeft daartoe opdracht aan tuindersbedrijf Besselink die haar werknemer Koos het werk feitelijk laat uitvoeren. Door een fout van Koos komt er een te hoge dosis nomaanzuur op de aardbeienplanten terecht en gaan zij dood. De naastgelegen frambozenstruiken van tuindersbedrijf Cornelisse worden ook door de overdosis nomaanzuur getroffen en gaan eveneens dood. Cornelisse wil tuindersbedrijf Albers aansprakelijk stellen voor de schade. Welk antwoord is juist?

A. Albers is tegenover Cornelisse aansprakelijk op grond van een fout van een ondergeschikte (6:170 BW).

B. Als Cornelisse weet of kan weten dat Besselink niet-ondergeschikt is aan Albers, is Albers tegenover Cornelisse niet aansprakelijk.

C. Voor aansprakelijkheid van Albers is van belang dat de werkzaamheden van Besselink behoren tot de werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van Albers.

 

9. Dirk heeft als hobby vuurwerk afsteken. Als Dirk op een dag aan zijn vriend Joost een 1000-klapper wil demonstreren, laat Dirk het zware pakket waarin de 1000- klapper is verpakt op de voet van Joost vallen. Bij de dokter blijkt dat Joost een forse kneuzing aan zijn voet heeft opgelopen. Hij kan een week lang niet werken waardoor hij inkomsten derft. Welke vordering tot vergoeding van schade van Joost op Dirk heeft kans van slagen?

A. Een vordering gebaseerd op artikel 6:162 BW.

B. Een vordering gebaseerd op artikel 6:173 lid 1 BW.

C. Een vordering gebaseerd op artikel 6:175 lid 1 BW.

 

10.S verhuurt zijn witte paard aan het bedrijf Jansen Gelegenheidsvervoer B.V. De B.V. gebruikt het paard om de trouwkoets van het echtpaar Vries te trekken. Onderweg naar het gemeentehuis slaat de schimmel op hol waardoor de auto van A schade oploopt. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van A?

A. alleen Jansen Gelegenheidsvervoer B.V.

B. alleen S als bezitter van het paard.

C. zowel Jansen Gelegenheidsvervoer als S.

 

11.Wat wordt bedoeld met “ander nadeel” in art. 6:95 BW?

A. Bereddingskosten, administratie- en expertisekosten en incassokosten.

B. Immateriële schade.

C. Schade als bedoeld in art. 6:107 en 6:108 BW.

 

12.De apothekersassistente plakt een etiket met de verkeerde informatie op een doosje medicijnen. Doordat de patiënt in overeenstemming met dat etiket een veel te hoge dosis pillen slikt, komt hij te overlijden. Uit nadien uitgevoerd onderzoek staat medisch vast dat deze patiënt ook heel spoedig door een ernstige hartkwaal zou zijn overleden. De apothekersassistente verweert zich tegen aansprakelijkheid met de stelling dat zij niet aansprakelijk is omdat de schade ook zou zijn opgetreden indien zij het juiste etiket had opgeplakt. Dit verweer:

A. stelt de relativiteit van de geschonden norm ter discussie.

B. stelt de vraag aan de orde of deze schade in redelijkheid aan de apothekersassistente kan worden toegerekend.

C. stelt het condicio sine qua non verband ter discussie.

 

13.Een beroep op artikel 185 WVW door de schadelijdende partij tot vergoeding van schade heeft kans van slagen in het volgende geval:

A. een auto rijdt tegen een op straat rijdende fiets aan, waardoor het voorwiel van de fiets moet worden vervangen.

B. een fietser schampt de buitenspiegel van een rijdende auto die daardoor afbreekt.

C. twee auto’s botsen op een kruispunt tegen elkaar en hebben allebei blikschade.

 

14. Alma (13 jaar oud) wordt terwijl zij op de openbare weg fietst, aangereden door motorrijder M die net op dat moment op zijn navigatiesysteem aan het kijken was. De verzekeraar van Alma vergoedt al haar medische kosten en zoekt hiervoor verhaal op M. Welke stelling is juist? De verzekeraar krijgt:

A. een bedrag dat in overeenstemming is met de causale verdeling en de billijksheidscorrectie.

B. tenminste 50% van de kosten vergoed van M.

C. 100% van de kosten vergoed van M.

 

15.A overlijdt ten gevolge van een ongeval waarvoor B aansprakelijk is. Het dochtertje van A vordert van B materiele schadevergoeding. De grondslag voor deze vordering kan zijn:

A. art. 6:106 lid 1 sub c BW.

B. art. 6:107 lid 1 BW.

C. art. 6:108 lid 1 sub a BW.

 

 

16.Terwijl Femke op Ibiza van een vakantie geniet, wordt er bij haar ingebroken. De voordeur is geforceerd en sluit niet goed meer. Omdat Femke onbereikbaar is en pas een week later zal terugkeren van vakantie, geeft buurvrouw Carlijn een aannemer opdracht de voordeur te repareren. Carlijn betaalt aan de aannemer de reparatiekosten en zij vordert bij terugkeer van Femke vergoeding van deze kosten. Volgens Femke heeft Carlijn echter alleen recht op schadevergoeding als zij - Femke - de zaakwaarneming achteraf goedkeurt. Heeft Femke gelijk?

A. Ja, Femke moet achteraf goedkeuring verlenen, anders is zij niet gehouden tot schadevergoeding aan Carlijn.

B. Ja, tenzij Carlijn al rekening en verantwoording aan Femke als belanghebbende heeft afgelegd.

C. Nee, indien de belangen van Femke naar behoren zijn behartigd, dient Femke de kosten te vergoeden zonder goedkeuring van de zaakwaarneming achteraf.

 

17.Peter Cane formuleert in zijn tekst ‘An appraisal of the fault principle’ de opvatting dat het schuldbeginsel (‘fault principle’) geen uitgangspunt vormt van het aansprakelijkheidsrecht. Dit leidt hij onder andere af uit het volgende kenmerk van het aansprakelijkheidsrecht:

A. De wijze waarop dit recht de positie van slachtoffers onderscheidt, valt niet goed te rechtvaardigen op basis van het schuldbeginsel.

B. Het aansprakelijkheidsrecht is theoretisch gefundeerd op risicoaansprakelijkheid in plaats van een op het schuldbeginsel gefundeerde aansprakelijkheid.

C. Het aansprakelijkheidsrecht verlangt van de aansprakelijk gestelde personen/instanties dat zij bewijzen dat zij niet schuldig zijn, hetgeen in feite neerkomt op risicoaansprakelijkheid.

 

18.Bij vergelijking van het systeem van de Onrechtmatige Daad in het Nederlandse BW en in het Draft Common Frame of Reference blijkt het

onrechtmatigheidsvereiste:

A. In het DCFR op te gaan in het relativiteitsvereiste.

B. In het DCFR te ontbreken.

C. In het DCFR vermengd met het toerekeningsvereiste.

 

19.Een rechtseconomisch bezwaar tegen de Learned Hand Formule is

A. dat deze geen rekening houdt met de stelling van Coase.

B. dat totale bedragen en niet marginale bedragen worden vergeleken.

C. dat immateriële schade daarin onvoldoende tot uitdrukking komt.

 

20.Het grote belang van het arrest Lindenbaum/Cohen is

A. de introductie van risicoaansprakelijkheid.

B. de uitbreiding van het toerekeningsbegrip.

C. de uitbreiding van het onrechtmatigheidsbegrip.

 

21.Vanuit rechtseconomisch perspectief is een belangrijk verschil tussen schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid

A. dat bij een risicoaansprakelijkheid geen prikkel bestaat om zorg te betrachten.

B. dat bij een schuldaansprakelijkheid het activiteitenniveau wordt aangepast.

C. dat bij een risicoaansprakelijkheid het activiteitenniveau wordt aangepast.

 

Normantwoorden oefententamen 2011

 

Sleutel Aansprakelijkheidsrecht 2011

 

1 B

Vindplaats: Zie rechtsfeitenschema

2 C

3 B

4 A

5 C

6 A

7 B

8 C

9 A

10 A

11 B

12 C

13 A

14 A

De 50% en de 100% regel geldt niet voor regresnemers.

15 C

16 C

17 A

Verdiepingscollege dr. R. Schwitters

18 C

Antwoord C is juist. Het relativiteitsvereiste speelt in het DCFR maar een beperkte rol, alleen bij aansprakelijkheid op grond van de wet. Daarin zit het onrechtmatigheidsvereiste dus niet (antwoord A is fout). Aansprakelijkheidsrecht zonder onrechtmatigheidseis is niet goed voorstelbaar (antwoord B is fout). Dat is het DCFR dan ook niet, de onrechtmatigheid gaat grotendeels op in het begrip accountability’.

19 B

Antwoord B is goed. De stelling van Coase gaat over een geheel ander onderwerp dan de Learned Hand formule (antwoord A is fout). Immateriële schade wordt in het recht weliswaar onvoldoende vergoed, en is daarmee een externaliteit, maar daar kan de Learned Hand formule niets aan doen. Dat is een kwestie van hoe je de variabelen in die formule uitlegt (antwoord C is fout). Zoals op het verdiepingscollege uitgebreid is uitgelegd, gaat het er in de rechtseconomie om de totale kosten van aansprakelijkheid zo laag mogelijk te houden. Dat gebeurt door te stoppen met investeren in preventie als de extra (marginale) opbrengsten van een extra (marginale) euro investering in preventie, lager zijn dan die euro. In dat geval kost het meer om schade te voorkomen dan de schade zelf, en is het goedkoper de schade te laten ontstaan. De formule brengt dit niet tot uitdrukking, hoewel Learned Hand hem vermoedelijk wel zo heeft bedoeld.

20 C

Antwoord C is juist. De onrechtmatigheidsgronden werden uitgebreid met strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. De andere alternatieven zijn evident onjuist.

 

21 C

Antwoord C is juist. Ook bij een risicoaansprakelijkheid bestaat voor de potentieel aansprakelijke een prikkel om zorg te betrachten. Als er minder schade ontstaat, is er immers ook minder aansprakelijkheid. Antwoord A is daarom onjuist. Bij een schuldaansprakelijkheid, kan de potentiële dader aan aansprakelijkheid ontkomen door genoeg zorg te betrachten. Wie heel zorgvuldig auto rijdt, en toch schade veroorzaakt, is tegenover volwassen wederpartijen niet aansprakelijk. Er is geen prikkel om minder auto te rijden. Antwoord B is dus onjuist. Bij een risicoaansprakelijkheid is dat anders. Omdat een automobilist tegenover kinderen onder de 14 altijd aansprakelijk is (behoudens hun opzet of bewuste roekeloosheid) maakt het voor degene die door een kinderrijke straat moet rijden niet alles uit of hij dat heel zorgvuldig doet of niet. Er blijft een aansprakelijkheidsrisico, ook als je superzorgvuldig bent. Er is daardoor een prikkel 

Oefententamen 2012

 

1) Voltooiing van de verjaringstermijn van een rechtsvordering tot schadevergoeding is een:

A. Andere handeling.

B. Bloot rechtsfeit.

C. Eenzijdige ongerichte rechtshandeling.

 

2) Maggie (15 jaar oud) gaat met haar vriendinnen karten bij Snelle Cart B.V. (hierna: “SC”). Voordat ze gaan karten, wijst een medewerker van SC op een kast met helmen en zegt dat iedereen een helm kan pakken. Maggie pakt geen helm, want “dat is niet chill”. Maggie loopt een zware hersenschudding op omdat een vriendin tijdens het karten tegen haar aanbotst. Vast staat dat Maggie haar letsel had kunnen voorkomen als ze een helm had opgezet. Wat geldt in deze situatie?

A. SC is niet aansprakelijk, zij had gezorgd dat er helmen aanwezig waren.

B. SC is aansprakelijk, ook al had zij gezorgd dat er helmen aanwezig waren.

C. SC is niet aansprakelijk, aangezien het om een sport- en spelsituatie gaat.

 

3) Advocatenkantoor De Vries heeft met Clean B.V. een overeenkomst gesloten op grond waarvan Clean B.V. dagelijks het advocatenkantoor schoonmaakt. Schoonmaker Hans, in dienst van Clean B.V., besluit tijdens zijn schoonmaakwerkzaamheden bij het Advocatenkantoor op eigen initiatief de schoorsteen van de vergaderzaal te vegen, hoewel hij daarmee geen ervaring heeft. Hans klimt op het dak. Bij het schoonmaken van de schoorsteen glipt de veger uit de handen van Hans en deze valt op voorbijganger Joost, die daardoor gewond raakt. Wat geldt ten aanzien van de eventuele aansprakelijkheid van Hans, Clean B.V. en Advocatenkantoor De Vries jegens Joost?

A. Als er zogenaamd “functioneel verband”tussen taak en schade wordt aangenomen, is Hans als enige aansprakelijk.

B. Ingeval van een fout van Hans is ook Advocatenkantoor De Vries aansprakelijk, omdat er sprake is van werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van De Vries.

C. Ook ingeval van een fout van Hans is Advocatenkantoor De Vries niet aansprakelijk, omdat er geen sprake is van werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van De Vries.

 

4) Een onverschuldigde betaling door Sofie aan Geert is:

A. Een bloot rechtsfeit.

B. Een rechtsfeit.

C. Een rechtshandeling.

 

5) Peter en Sandra bezitten samen een huis. Het ophangsysteem van de dakgoot blijkt volledig verroest te zijn, waardoor de dakgoot op een dag op het hoofd van Peter valt, als die in de tuin aan het werk is. Dit veroorzaakt een nare wond waardoor Peter schade lijdt. Uit het arrest HR Hangmat kan worden afgeleid dat:

A. Sandra jegens Peter aansprakelijk is, met dien verstande dat hij zelf dat gedeelte van zijn schade moet dragen dat overeenkomt met zijn aandeel in de opstal.

B. Sandra jegens Peter niet aansprakelijk is voor zijn schade, omdat art. 6:174 BW uitsluitend een risicoaansprakelijkheid vestigt jegens personen die niet de hoedanigheid van medebezitter van de opstal hebben.

C. Sandra jegens Peter aansprakelijk is voor zijn schade.

 

6) Jochem rijdt met zijn scooter in volle vaart over de stoep en botst tegen een fietsenrek waarop poes Gijsje ligt te slapen. Gijsje wordt met een boog door het raam van een naastgelegen woning geslingerd waarbij het raam wordt beschadigd. Wie is aansprakelijk voor deze schade?

A. Alleen de bezitter van de poes is aansprakelijk op grond van art 6:179 BW.

B. Alleen Jochem is aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW.

C. De bezitter van de poes en Jochem zijn beiden aansprakelijk op grond van art 6:162 BW.

 

7) Hendrik komt thuis van een feestje. Als hij zijn fiets wegzet in zijn schuurtje, wordt hij aangevallen door een gevaarlijk uitziende man met een groot mes. Hoewel Hendrik doodsbang is, kijkt hij snel om zich heen. Hij grijpt een rubberen tuinhamer en zwaait ermee in het rond om de man af te schrikken. De kop schiet van de steel van de hamer af en raakt de man in zijn gezicht. Later blijkt dat de neus van de man gebroken is. Wat is juist?

A. Hendrik is aansprakelijk voor de schade van de man op grond van art. 6:173 lid 1 BW omdat de gebrekkigheid van de rubberen tuinhamer voor zijn risico komt.

B. Hendrik is niet aansprakelijk voor de schade van de man op grond van art. 6:173 lid 1 BW omdat hij niet wist dat de rubberen tuinhamer gebrekkig was.

C. Hendrik is niet aansprakelijk voor de schade van de man op grond van art. 6:173 lid 1 BW omdat hij een beroep kan doen de tenzij clausule.

 

8) Belle logeert bij haar vriendin Machteld. Belle heeft haar eigen – net nieuwe – haardroger meegenomen. Bij het föhnen wordt de haardroger zo warm dat Belle deze uit haar handen moet laten vallen. De haardroger valt op het vloerkleed van Machteld, waardoor een forse schroeiplek ontstaat. De haardroger, zo blijkt later uit onderzoek, behoort tot een partij haardrogers die dit gebrek al hadden bij het verlaten van de fabriek. De schade van Machteld bedraagt € 300. Wat is juist?

A. Belle is aansprakelijk voor de schade van Machteld op grond van art. 6:173 lid 1 en 2 BW. Daarnaast is ook de producent van de haardroger aansprakelijk voor de schade van Machteld op grond van Boek 6, Titel 3 Afd. 3 BW.

B. Belle is aansprakelijk voor de schade van Machteld op grond van art. 6:173 lid 1 en 2 BW. De producent van de haardroger is niet aansprakelijk voor de schade van Machteld op grond van Boek 6, Titel 3 Afd. 3 BW.

C. Belle is niet aansprakelijk voor de schade van Machteld o grond van art. 6:173 lid 1 en 2 BW. De producent van de haardroger is aansprakelijk voor de schade van Machteld op grond van Boek 6, Titel 3 Afd. 3 BW.

 

9) Johan (16) heeft zijn kappersopleiding net voltooid en werkt sinds een week bij kapperswinkel Modern Hair B.V. Bij het mixen van haarverf gebruikt Johan door zijn gebrek aan ervaring te veel blonderingsvloeistof waardoor het haar van soapster Rachelle ernstig wordt beschadigd. Rachelle moet een dure pruik laten maken, om de televisieopnames van de soapserie voort te kunnen zetten. Kan de handelswijze van Johan aan hem worden toegerekend?

A. Ja, op grond van de in het verkeer geldende opvattingen.

B. Ja, want er is sprake van verwijtbaar en vermijdbaar gedrag.

C. Nee, want er is geen sprake van verwijtbaar en vermijdbaar gedrag.

 

10) Sandra is een zeer ondernemend kind van 14 jaar met de verstandelijke vermogens van een kleuter. Sandra woont thuis. Op een dag hebben de ouders van Sandra het tuinhek, dat zij normaal altijd afsluiten omdat zij weten dat Sandra er anders vandoor kan gaan, open laten staan. Sandra rijdt met haar fiets met zijwielen de tuin uit en steekt plotseling de weg over. Fietser Frits kan Sandra nog net op tijd ontwijken door zijn stuur om te gooien. Door deze manoeuvre komt hij lelijk ten val en breekt zijn arm. Hij kan een week niet naar zijn werk. Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van Frits?

A. Alleen de ouders van Sandra.

B. Alleen Sandra.

C. Zowel Sandra als haar ouders.

 

11) Ab en Bas zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor een schade van € 1000 aan de motorfiets van Cor. De rechter rekent de schade voor gelijke delen toe aan Ab en Bas. Wanneer Bas € 600 van de schade vergoedt aan Cor, dan

A. Is Cor verplicht aan Bas € 100 terug te betalen, en kan hij Ab aanspreken tot betaling van € 500.

B. Kan Cor slechts Ab aanspraken tot voldoening van de resterende € 400.

C. Kan Cor zowel Ab als Bas aanspreken tot betaling van de resterende € 400.

 

12) Uit het arrest HR Baby Kelly valt af te leiden dat de ouders van baby Kelly recht hebben op immateriële schadevergoeding:

A. Omdat er sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b BW.

B. Omdat zij aanspraak kunnen maken op vergoeding van verplaatste schade, op grond van art. 6:107 lid 1 BW.

C. Omdat er sprake is van schade die zij lijden door verdriet om het leed van Kelly, op grond van art 6:106 lid 1, aanheft en onder b BW.

 

13) Henk stapt in de trein. Net als Henk de laatste traptrede van de trein wil nemen, roept Isa, die op het perron staat, naar Henk dat ze van hem houdt. Henk die tot over zijn oren verliefd is op Isa, draait zich om zodat hij Isa kan zien. Door deze plotselinge beweging van Henk komt Jan, die vlak achter hem staat en ook in de trein wil stappen, ten val. Jan breekt daarbij zijn pols. Heeft Henk onrechtmatig gehandeld jegens Jan?

A. Ja, Henk maakt een inbreuk op een recht zoals bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW en handelt tevens maatschappelijk onzorgvuldig door zijn plotselinge beweging.

B. Nee, Henk maakt een inbreuk op een recht zoals bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW en handelt tevens maatschappelijk onzorgvuldig door zijn plotselinge beweging maar hij kan zich beroepen op een rechtvaardigingsgrond.

C. Nee, Henk handelt niet onrechtmatig.

 

14) In de Waterlandduinen, eigendom van de gemeente Amsterdam, worden de herten sinds twee jaar door de gemeente Amsterdam flink bijgevoerd zodat de populatie ieder jaar groeit. Boer Tulp kweekt al tien jaar bloembollen op een akker die grenst aan de Waterlandduinen. Diverse keren heeft boer Tulp overleg gepleegd met de gemeente Amsterdam over de schade die hij lijdt nu de herten zijn bloembollen opeten. Boer Tulp heeft voorgesteld dat de gemeente Amsterdam hem financieel tegemoet komt dan wel dat zij ervoor zorgt dat er hekken rondom zijn akker worden geplaatste om zo de overlast van de herten tegen te gaan. Het overleg mondt niet ui in concrete beslissingen, de overlast duurt voort. Is de gemeente Amsterdam aansprakelijk voor de schade van boer Tulp?

A. Ja, zie HR Aalscholvers.

B. Nee, zie HR Aalscholvers.

C. Nee, het staat de gemeente Amsterdam vrij om de groei van de hertenpopulatie te stimuleren. Dit is geen onrechtmatige daad.

 

15) bij Schiphol wordt “valet parking” aangeboden door het bedrijf Valet Parking B.V. Men kan de sleutels van zijn auto afgeven aan een medewerker van het parkeerbedrijf, waarop de medewerker de auto voor de passagier parkeert. Werknemer Harry van Valet Parking B.V. verkoopt de nieuwe Audi die hij voor de heer Kerstens zou moeten parkeren aan Hans. Hans betaalt contant en rijdt meteen weg met de Audi. De heer Kerstens lijdt daardoor schade. Wie is draagplichtig voor deze schade?

A. Zowel Harry als Valet Parking B.V., op grond van HR Partycentrum.

B. Alleen Harry, omdat er sprake is van opzet.

C.. Alleen Valet Parking B.V., op grond van HR Partycentrum.

 

16) De ouders van Joost (2) hebben oppas aan huis. Karin zorgt tegen een vast uurloon drie dagen per week voor Joost als de ouders moeten werken. Op een dag ziet Karin dat een dakpan van het huis van de ouders van Joost scheef op het dak ligt. Zij besluit dit te herstellen, terwijl de ouders aan het werk zijn. daarbij laat Karin de dakpan vallen op de auto van buurman Zwart. Zijn de ouders van Joost als werkgever van Karin aansprakelijk voor de schade van buurman Zwart?

A. Ja, de ouders van Joost zijn immers als werkgever van Karin risicoaansprakelijk voor het gedrag van Karin.

B. Nee, het laten vallen van de dakpan is geen fout die is begaan bij het vervullen van de aan Karin opgedragen oppastaak.

C. Nee, hier is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

 

17) Op 6 december lijdt Piet schade omdat de broodrooster vlam vat als hij er een boterham uit wil halen. Zijn splinternieuwe trui van het exclusieve merk BorBorry is onbruikbaar geworden omdat de rechtermouw is verschroeid. Hij loopt ernstige brandwonden op aan zijn rechterpols. De broodrooster is eveneens totaal onbruikbaar geworden. Piet had de broodrooster met Sinterklaas gekregen van zijn schoonmoeder, die de broodrooster op 4 december had gekocht bij De Vlokker B.V. De schade van Piet bedraagt in totaal € 604,98: de waarde van de trui a € 199,99, medische kosten a € 375 en de waarde van de broodrooster a € 29,99. Van welke schadeposten kan Piet vergoeding vorderen van de producent?

A. Alleen van de medische kosten.

B. Van de medische kosten en van de waarde van de trui.

C. Van de medische kosten, van de waarde van de tui en van de waarde van de broodrooster.

 

18) Schwitters (zie zijn artikel Aansprekend Aansprakelijkheidsrecht) vindt een zuiver op corrigerende rechtvaardigheid gefundeerde aansprakelijkheid gedateerd en onwenselijk. Dit vindt hij onder andere op basis van de reenering dat:

A. Aansprakelijkheid op grond van rechtseconomische inzichten in het teken moet komen te staan van preventie.

B. Aansprakelijke schadeveroorzakers optimaal moeten bijdragen aan de vergoeding van de slachtoffers.

C. In de perceptie van de veroorzaking van ongevallen, mede door de opkomst van verzekeringen, de publieke dimensie een grotere betekenis heeft gekregen.

 

19) Welke stelling is juist:

A. Bij een risicoaansprakelijkheid is er een prikkel voor de potentiële dader om het activiteitenniveau te beperken, bij een schuldaansprakelijkheid niet.

B. Bij een schuldaansprakelijkheid is er een prikkel voor de potentiële dader om het activiteitenniveau te beperken, bij een risicoaansprakelijkheid niet.

C. Noch bij een risicoaansprakelijkheid, noch bij een schuldaansprakelijkheid is er een prikkel voor de potentiële dader om het activiteitenniveau te beperken.

 

20) Welke stelling is juist:

A. Kenmerkend voor een sociale veekering is dat deze volledige vergoeding van de vermogensschade van het directe slachtoffer biedt.

B. Kenmerkend voor het aansprakelijkheidsrecht is dat het volledige vergoeding van vermogensschade van het directe slachtoffer biedt.

C. Kenmerkend voor het aansprakelijkheidsrecht en een sociale verzekering is dat zij volledige vergoeding van vermogensschade van het directe slachtoffer bieden.

 

21) In de Europese rechtsontwikkeling:

A. Is de aansprakelijkheidsgrond steeds meer van risico naar schuld verschoven.

B. Is het aansprakelijkheidsrecht vooral in de 20e eeuw in wetboeken vastgelegd.

C. Is niet in alle landen een algemene onrechtmatige daad ontwikkeld.

 

Tentamen aansprakelijkheidsrecht 17 december 2012: CASUS

 

I De “Oliebollenschaatswedstrijd”

 

Jan (13) en Kees (14) fanatieke wedstrijdschaatsers, doen mee aan de Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd. Deze wedstrijd wordt elk jaar op 30 december georganiseerd door “Schaatshal Almaar B.V.”. Jan en Kees starten vlak naast elkaar in het startvak. In een poging te versnellen, raakt Jan met zijn schaats de schaats van Kees. Kees en Jan komen daardoor allebei ten val. Tot overmaat van ramp raakt de schaats van Jan ook nog eens het dijbeen van Kees. Kees loopt daardoor een snee in zijn dijbeen op, zijn splinternieuwe professionele wedstrijdschaatspak is door de grote scheur onbruikbaar geworden.

Kees spreekt Jan en diens ouders aan tot vergoeding van de schade.

 

1. Geef gemotiveerd aan hoe Jan en zijn ouders zich het beste tegen deze vordering kunnen verweren. Bespreek achtereenvolgens het verweer van Jan en daarna dat van de ouders. (5 punten)

2. Zouden Jan en/of zijn ouders voor de schade van Kees aansprakelijk zijn als de Draft Common Frame of Reference geldend recht zou zijn? (4 punten)

 

Vervolg van de casus

Er gebeuren nog meer ongelukken. De ervaren schaatser Sven kiest onverwachts een binnenbocht en rijdt daardoor tegen Ard aan. Ard loopt daardoor schade op, zowel aan zijn schouders als aan zijn schaatsbril waarvan een poot afbreekt. De bril is onherstelbaar beschadigd. Ard heeft lange tijd pijn aan zijn schouder omdat zijn arm uit de kom is geschoten. Na terugplaatsen van de arm moet Ard twaalf behandelingen ondergaan bij een fysiotherapeut. Zijn verzekering dekt slechts tien behandelingen. Ard weet niet hoe hij zijn schade vergoed moet krijgen en hij schakelt noodgedwongen een juridisch advieskantoor in om hem bij te staan. Het advieskantoor stuurt Ard een rekening van € 175.

 

3. Stel dat Sven de schade van Ard moet vergoeden. Welke schadeposten van Ard komen voor vergoeding in aanmerking en hoe wordt de omvang van de schade berekend? Geef daarbij steeds de relevante wetsartikelen aan. (5 punten)

 

Vervolg van de casus

Na afloop van de schaatswedstrijd zet “Schaatshal Alkmaar B.V.” (de schaatshal) zoals elk jaar voor alle deelnemers een kom erwtensoep met rookworst klaar in de kantine van de schaatshal. De soep is inbegrepen in het inschrijfgeld voor de wedstrijd. De soep wordt opgewarmd door het kantinepersoneel van de schaatshal in elektrische pannen die al jarenlang goed functioneren. Tijdens het opwarmen van de soep brandt de zekering van een van de pannen door zonder dat het personeel van de schaatshal daar iets aan kan doen. De soep wordt daardoor kokend heet en spettert over de rand heen. Janny, een van de schaatsers, loopt brandwonden op aan haar onderarm.

 

4. Janny stelt de schaatshal aansprakelijk voor al haar schade. De schaatshal wijst aansprakelijkheid af, stellende dat haar niets te verwijten valt. Bespreek de kans van slagen van dit verweer.

(5 punten)

 

Vervolg van de casus

Janny ontdekt dat de elektrische pannen zijn geproduceerd door Flopski S.p.A. , gevestigd in Italië. Zij stelt ook Flopski S.p.A. aansprakelijk.

 

5. Geef gemotiveerd aan welk(e) verweer/verweren u zou aanvoeren als u de belangen van Flopski S.p.A. zou mogen behartigen (1 punt)

 

 

II Op de fiets

Gehaast rijdt Albert met zijn fiets de kruising op. Zijn zoon Bart (10 jaar) zit achterop de bagagedrager. In zijn haast maakt Albert een inschattingsfout. Hij denkt dat hij nog snel kan oversteken. Hij verleent geen voorrang aan Coen, die met zijn auto van rechts komt. Coen had de fiets wel gezien, maar hij had er geen rekening mee gehouden dat de fietser hem geen voorrang zou verlenen.

Automobilist Coen kan de fiets niet meer ontwijken. Albert en Bart komen ten val en lijden daardoor letselschade.

 

6. Is Coen aansprakelijk voor de schade van 1) Albert en 2) Bart?

Geen aan welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn en wat voorts rechtens relevant is in dit geval met betrekking tot de schadevergoeding (5 punten)

Normantwoorden MC vragen oefententamen 2012

Sleutel mc-deel tentamen Aansprakelijkheidsrecht 17 december 2012 versie 1

 

vraag antwoord

1 B

Vindplaats: Blote rechtsfeiten: O.K. Brahn, W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis p. 181, nr. 349 (opgenomen in de studieleidraad, p. 50).

 

2 B

Vindplaats: Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

 

3 C

Vindplaats: aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten: SBR 5, p. 103-104, nr. 93 (art. 6:171 BW)

 

4 B

Vindplaats: onverschuldigde betaling: SBR 5, p. 349-370, nr. 290-308
- rechtsfeit: O.K. Brahn, W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis p. 174, nr. 336 (opgenomen in de studieleidraad, p. 47).

 

5 A

Vindplaats: Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 8 oktober 2010 (Hangmat), p.382-390

 

6 B

Vindplaats: aansprakelijkheid voor dieren: SBR 5, p. 128-133, nr. 123-126 (in het bijzonder nr. 124)
- Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

 

7 C

Vindplaats: aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken: SBR 5, p. 107-112, nr. 96-103 (in het bijzonder nr. 102)

 

8 B

Vindplaats: aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken: SBR 5, p. 107-113, nr. 96-107 (in het bijzonder nr. 104)

 

9 A

Vindplaats: in het verkeer geldende opvattingen: SBR 5, p. 86-88, nr. 72-73

 

10 C

Vindplaats: aansprakelijkheid voor kinderen van 14 en 15 jaar: SBR 5, p. 96-97, nr. 86 Maatstaf voor aansprakelijkheid

 

11 C

Vindplaats: hoofdelijke aansprakelijkheid voor dezelfde schade: SBR 5, p. 300-302, nr. 240-242

12 A

Vindplaats: X (HR Baby Kelly behoort niet tot de verplichte jurisprudentie)

 

13 C

Vindplaats: Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)

 

14 A

Vindplaats: Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 15 februari 1991 (Aalscholvers), p. 162-168

 

15 B

Vindplaats: Onderlinge verhouding werkgever/werknemer: SBR 5, p. 101-102, nr. 92

 

16 B

Vindplaats: aansprakelijkheid van de werkgever: SBR 5, p. 98-101, nr. 87-90 (in het bijzonder nr. 90 Kansvergroting)

 

17 A

Vindplaats: productaansprakelijkheid: SBR 5, p. 139-140, nr. 134

 

18 C

Vindplaats: X (behoort niet tot de verplichte stof)

 

19 A

Vindplaats: Doel en functie van het aansprakelijkheidsrecht: SBR 5, p. 7-10, nr. 9

 

20 B

Vindplaats: Vermogensschade: SBR 5, p. 248-249, nr. 202-203

 

21 C

Vindplaats: Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 3

 

Normantwoorden casusdeel oefententamen 2012

AR Antwoorden tentamen Casus deel 17 december 2012

Vraag 1: Geef gemotiveerd aan hoe Jan en zijn ouders zich het beste tegen deze vordering kunnen verweren. Bespreek achtereenvolgens het verweer van Jan en daarna dat van de ouders. (5 punten)

 

Jan: (1 pt)

- Jan kan zich het beste verweren tegen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad ex 6:162 BW door zich te beroepen op zijn jeugdige leeftijd. Als hij al een onrechtmatige daad gepleegd zou hebben (hetgeen niet het geval is, zie hieronder) dan is deze hem in ieder geval niet toe te rekenen gezien zijn jeugdige leeftijd. Zie art. 6:164 BW. Met andere woorden: Jan is niet aansprakelijk o.g.v. art. 6:162 jo. 6:164 BW.

De ouders: (4pt)

- De ouders van Jan kunnen zich met succes verweren tegen risicoaansprakelijkheid voor de gedraging van Jan o.g.v. art. 6:169 lid 1. NB: het juiste lid dient genoemd te worden.
- Zij betogen dat de gedraging van Jan hem, zelfs als hij volwassen was geweest, niet als onrechtmatige daad toegerekend zou kunnen worden.

- Hier dient getoetst te worden of de gedraging in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid in de zin van 6:162 lid 2. Het gaat om een gedraging in het kader van een ‘’sport en spel” situatie. Zie HR Natrappen.

- Uit HR Natrappen blijkt dat in een sport en spelsituatie een gedraging minder snel als onzorgvuldig dient te worden aangemerkt dan buiten de sport en spelsituatie. Uit de casus blijkt niet dat door Jan een spelregel geschonden is en als er al een spelregel geschonden zou zijn, zou dit in ieder geval geen grove schending van de spelregels zijn/geen sprake is van een abnormaal gevaarlijke gedraging. Uit vorenstaande mag geconcludeerd worden dat Jan niet in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid gehandeld heeft.

Conclusie: Nu deze gedraging niet onrechtmatig zou zijn geweest, zelfs als zij door een volwassene was verricht, is aan de vereisten van art. 6:169 lid 1 niet voldaan en zijn de ouders van Jan niet aansprakelijk voor de schade van Kees.

 

Vindplaats:
– Aansprakelijkheid voor kinderen tot 14 jaar: SBR 5, nr. 83-85
- Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)
- Sport en spel situaties: SBR 5, p. 53-54, nr. 48
– Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 28 juni 1991 (natrappen), p. 169-173

 

Vraag 2: Zouden Jan en/of zijn ouders voor de schade van Kees aansprakelijk zijn als de Draft Common Frame of Reference geldend recht zou zijn? (4 punten)

0 - De relevante norm is art. VI 1:101 DCFR. Kees lijdt legally relevant damage: hij heeft een snee in zijn dijbeen, dit is letselschade, zie art. 2:201. Bovendien heeft hij een scheur in zijn pak, dit is zaakschade, zie art. 2:206.

0 -De vraag is of de schade toerekenbaar is (accountability). Van opzet is geen sprake en voor negligence, zie art. 3:102, zou analogie met de sportrechtspraak voor de hand liggen.

0 - Voor Jan geldt als kind bovendien een lichtere norm (art. 3:103), tenzij de uitzondering van lid 3 van toepassing is.

0 -De ouders zijn aansprakelijk als Jans handelen een onrechtmatige daad zou zijn geweest als hij volwassen was geweest (art. 3:104). Ook hier kan de analogie met de sportrechtspraak worden gezocht. Conclusie: vermoedelijk geen aansprakelijkheid, maar dat hangt af van de invulling van de open normen.

Vindplaats: Draft common frame of reference

 

Vraag 3: Stel dat Sven de schade van Ard moet vergoeden. Welke schadeposten van Ard komen voor vergoeding in aanmerking en hoe wordt de omvang van de schade berekend? Geef daarbij steeds de relevante wetsartikelen aan. (5 punten)

 

In de casus is gegeven dat sprake is van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding. Ard heeft daarom recht op vergoeding van de volgende schadeposten:
- Schaatsbril. Dit is vermogensschade (geleden verlies) en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:96 lid 1 voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost moet ingevolge art. 6:97 abstract berekend worden: Ard heeft recht op de dagwaarde/vervangingswaarde van de bril.

- Niet door de verzekering gedekte fysiotherapiekosten/medische kosten. Dit is vermogensschade (geleden verlies) en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:96 lid 1 voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost moet ingevolge art. 6:97 concreet berekend worden, Ard heeft recht op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
- Kosten juridisch advieskantoor. Dit is vermogensschade (geleden verlies) en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:96 lid 2 sub b voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost moet ingevolge art. 6:97 concreet berekend worden, Ard heeft recht op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

- smartengeld (pijn aan schouder). Dit is ander nadeel en komt op grond van art. 6:95 jo art. 6:106 lid 1 sub b voor vergoeding in aanmerking.

- Het betreft hier namelijk pijn als gevolg van lichamelijk letsel: vaststelling naar billijkheid.

 

Vindplaats:

Vermogensschade: SBR 5, p. 248-249, nr. 202-203
– wijze van begroting (abstract en concreet): SBR 5, p. 254-256, nr. 206-208
- Ander nadeel: SBR 5, p. 248-249, nr. 202-203

 

4. Janny stelt de schaatshal aansprakelijk voor al haar schade. De schaatshal wijst aansprakelijkheid af, stellende dat haar niets te verwijten valt. Bespreek de kans van slagen van dit verweer. (5 punten)

Er zijn twee mogelijke grondslagen voor aansprakelijkheid van de schaatshal:

 

- Janny kan de schaatshal, als bezitter van de pan, aanspreken op grond van 173 lid 1.

- Art. 173 lid 1 is een risico-aansprakelijkheid en het feit dat de schaatshal niets te verwijten valt is daarom een verweer dat geen kans van slagen heeft.

 

- Aan de vereisten van artikel 6:173 lid 1 is voldaan:

Er is sprake van een roerende zaak: een elektrische pan.

- De pan voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, want: als een pan worden gebruikt om daarmee te koken, mag men verwachten dat deze niet in brand vliegt. Deze pan heeft een gebrek.

- Doordat deze pan een gebrek heeft levert de pan een bijzonder gevaar op voor personen of zaken: de pan kan letselschade en zaakschade veroorzaken.
- Bekendheidsvereiste: het is een feit van algemene bekendheid dat een gebrekkige pan een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert.

- Dit bijzondere gevaar heeft zich verwezenlijkt, er is daadwerkelijk schade geleden.

- Een beroep op de tenzij-clausule gaat niet op: stel dat de schaatshal het gebrek had gekend op het moment van het ontstaan daarvan en het was toch met de pannen gaan koken, dan zou de schaatshandel zonder meer onzorgvuldig hebben gehandeld (HR Kelderluik) en dit zou aan de schaatshal toe te rekenen zijn op grond van schuld, de schaatshal zou dan verwijtbaar hebben gehandeld. Ook aan het csqn-verband en het relativiteitsvereiste zou dan voldaan zijn.

 

Alternatief: Als gemotiveerd beargumenteerd wordt dat het gebrek in de pan veroorzaakt kan zijn door een fabricagefout in de zin van art. 6:186 lid 1, in welk geval artikel 173 lid 1 ingevolge artikel 173 lid 2 toepassing mist, worden hiervoor punten toegekend mits art. 6:185 correct is uitgewerkt.

 

– Janny kan de schaatshal ook aansprakelijk stellen op grond van art. 6:162 BW. In dat geval zal Janny onder meer aannemelijk moeten maken dat de schaatshal heeft gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en dat dit de schaatshal valt toe te rekenen.

– De schaatshal verweert zich door te stellen dat haar niets te verwijten valt. Ze voert daartoe aan dat ze niet wist dat de pan gebrekkig was en dat ze daarom niet onzorgvuldig gehandeld heeft door de pan te laten gebruiken. Het is de vraag of dit verweer opgaat.

- Als de schaatshal op de hoogte was van het feit dat de pan gebrekkig was, zou de schaatshal onzorgvuldig gehandeld hebben door de pan vervolgens toch te gebruiken (HR Kelderluik) en zou dit haar toe te rekenen zijn op grond van schuld, de schaatshal zou dan verwijtbaar hebben gehandeld. In dat geval gaat het verweer niet op.

 

NB: De B.V. kan niet in zijn hoedanigheid van werkgever worden aangesproken, daartoe biedt de casus geen aanleiding.

 

Vindplaats: Gebrekkige zaken: SBR 5, p. 107-112, nr. 96-103 (art. 173 lid 1)

 

 

Vervolg van de casus

Vraag 5: Geef gemotiveerd aan welk(e) verweer/verweren u zou aanvoeren als u de belangen van Flopski S.p.A. zou mogen behartigen. (1 pt)

- In de casus is gegeven dat de pannen jarenlang probleemloos zijn gebruikt. Flopski zou zich daarom kunnen verweren tegen aansprakelijkheid door te stellen dat het veiligheidsgebrek in de pannen niet bestond toen de producent de pannen in het verkeer bracht. Als dit verweer opgaat, zou de producent zich kunnen beroepen op art. 185 lid 1 sub b.

 

Vindplaats: Risicoaansprakelijkheid van de producent: SBR 5, p. 139-145, nr. 134-138a

 

 

Vraag 6: Is Coen aansprakelijk voor de schade van 1) Albert en 2) Bart? Geef aan welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn en wat voorts rechtens relevant is in dit geval met betrekking tot de schadevergoeding. (5 punten)

 

- Art. 185 WVW is van toepassing, want het gaat hier om een botsing van een gemotoriseerde (Coen) met ongemotoriseerden (Albert en Bart), waarbij de ongemotoriseerden schadevergoeding eisen.

-Ingevolge art 185 WVW is de gemotoriseerde aansprakelijk, tenzij er sprake is van overmacht.

Voor zover het de schade van Albert betreft: aangezien Albert volwassen is, is er sprake van overmacht als aan Coen rechtens geen enkel verwijt gemaakt kan worden.

- Coen dient rekening te houden met zeker onvoorzichtig rijgedrag van andere weggebruikers en zijn eigen rijgedrag daarop aan te passen. In casu is Coen rechtens wel een verwijt te maken, omdat hij de fietsers reeds had waargenomen en zijn rijgedrag daarop niet heeft aangepast.

- Wat betreft de omvang van de schadevergoeding, zal Coen zich beroepen op de eigen schuld van Albert (6:101). Op grond van de 50% regel, zal Albert echter tenminste 50% van zijn schade vergoed krijgen, er is namelijk geen sprake van opzet/aan opzet grenzende roekeloosheid van zijn kant. Mogelijk heeft hij recht op meer dan 50% als de causale verdeling en billijkheid daartoe aanleiding geven. Zie art. 6:101.

- Voor zover het de schade van Bart betreft: nu Bart 10 jaar is en achterop zit, slaagt een beroep op overmacht van Coen niet. Dit beroep zou alleen opgaan als Bart handelde met opzet of daaraan grenzende roekeloosheid. Nu dat niet het geval is, is er geen sprake van overmacht en is Coen aansprakelijk. Bart heeft recht hebben op vergoeding van 100% van zijn schade.

HR Chan a Hung.

 

Vindplaats:

Ongemotoriseerden: art. 185 WVW
- eigen schuld in het verkeer: SBR 5, p. 290, nr. 230

 

 

 

Oefententamen 2013

 

MC vragen

1) Jan leent zijn heggenschaar uit aan zijn buurman Piet. De overeenkomst tot het uitlenen van een heggenschaar is:

A. een eenzijdige gerichte rechtshandeling en een niet-wederkerige overeenkomst.

B. een meerzijdige rechtshandeling en een niet-wederkerige overeenkomst.

C. een meerzijdige rechtshandeling en een wederkerige overeenkomst.

 

2) Frits moet de rekening van zijn huisarts betalen. Hij let niet goed op en typt een verkeerd rekeningnummer in. Daardoor belandt het geld op de rekening van Sophie, die er meteen fijn mee gaat shoppen. Frits ontdekt zijn vergissing en vordert het geld terug van Sophie op grond van onverschuldigde betaling. Sophie vindt dat zij niet alles hoeft terug te betalen en voert de volgende verweren aan: Frits heeft zelf niet gecontroleerd of hij wel het juiste rekeningnummer had ingevuld en Frits is uitsluiten in zijn vermogen benadeeld.

A. De rechter zal de verweren van Sophie verwerpen en de vordering van Frits geheel toewijzen, omdat het hier gaat om een vordering uit onverschuldigde betaling.

B. De rechter zal op grond van artikel 6:98 BW de vordering van Frits niet geheel toewijzen omdat de schade slechts uit zuivere vermogensschade bestaat.

C. De rechter zal op grond van artikel 6:101 lid 1 BW de vordering van Frits niet geheel toewijzen wegens eigen schuld.

 

3) Tijdens de pauze van een honkbalwedstrijd gooien de cheerleaders van het thuisteam als reclame voor en in opdracht van een fastfoodrestaurant in aluminium verpakte kippenpoten naar het publiek in het stadion. Arthur wordt door een kippenpoot in zijn gezicht getroffen en loopt daardoor oogletsel op.

Is het fastfoodrestaurant aansprakelijk jegens Arthur?

A. Dat hangt af van de toetsing aan de gevaarzettingscriteria, waarbij mee moet wegen dat het om een sport-en-spelsituatie gaat.

B. Dat hangt af van toetsing aan de gevaarzettingscriteria, waarbij niet mee moet wegen dat het om een sport-en-spelsituatie gaat.

C. Nee, want de cheerleaders zijn niet in dienst van het restaurant.

 

4) Lena, een keurig meisje van 15 jaar, gooit in een boze bui opzettelijk een steen door de ruit van het huis van haar ex-vriendje Victor (16 jaar). Wat is juist?

A. Alleen de ouders van Lena zijn aansprakelijk tenzij zij bewijzen dat hen niet kan worden verweten dat zij de gedraging van Lena niet hebben belet.

B. Alleen Lena is aansprakelijk.

C. Lena en haar ouders zijn zonder meer beiden aansprakelijk.

 

5) Een voorbeeld van een gedraging die als een onrechtmatige daad aan Piet kan worden toegerekend terwijl Piet geen schuld heeft is:

A. Piet (45 jaar) krijgt een hartaanval terwijl hij in zijn auto over de Dam rijdt. Hij rijdt de etalage van De Bijenkorf binnen. De daardoor ontstane zaaksschade is enorm.

B. Piet (45 jaar) ontwijkt met zijn auto een fietser die net daarvoor is aangereden door een andere auto. Piet rijdt met zijn auto de etalage van De Bijenkorf binnen. De daardoor ontstane zaakschade is enorm.

C. Piet (10 jaar) rijdt om 8 uur ’s morgens op zijn fiets op de stoep langs de etalage van De Bijenkorf. Terwijl hij naar de etalage kijkt, wordt hij gestoken door een bij. Hij verliest zijn evenwicht en valt tegen de glasruit aan. De ruit breekt daardoor en de ontstane schade is enorm.

 

6) Aard vervalst schilderijen van de bekende kunstenaar Cornelius. Aar d heeft in januari 2013 tien schilderijen klaar. Zijn partner Bert is voornemens deze schilderijen vanaf maart 2013 te koop aan te bieden op beurzen. Half februari 2013 ziet Cornelius een advertentie in een landelijk dagblad met daarin de aankondiging dat “schilderijen van Cornelius” te koop zullen worden aangeboden op de Krokusbeurs in de stad H. Voordat er ook maar één schilderij is verkocht kan Cornelius in rechte:

A. Alleen een verbodsactie vorderen om te verhinderen dat de schilderijen te koop worden aangeboden. Een verklaring voor recht is niet mogelijk tot het moment van daadwerkelijke verkoop.

B. Alleen een verklaring voor recht vorderen dat de gedragingen van Aard en Bert onrechtmatig zijn. Een verbodsactie is niet mogelijk tot het moment van daadwerkelijke verkoop.

C. Zowel de verbodsactie als ook de verklaring voor recht vorderen.

 

7) De straatarme Mirjam rijdt al sinds jaar en dag op haar racefiets, waarvan de remmen defect zijn. Mirjam heeft geen geld voor de reparatie. Op een dag rijdt Mirjam, niet in staat om tijdig te remmen, de hoogbejaarde heer Haas van de sokken. Welke van de volgende stellingen is juist?

A. Nu Mirjam bekend is met de kapotte remmen, kan Haas zijn schade enkel op grond van art. 6:162 BW op Mirjam verhalen.

B. Nu Mirjam bekend is met de kapotte remmen, kan Haas zijn schade enkel op grond van art. 6:173 BW op Mirjam verhalen.

C. Nu Mirjam bekend is met de kapotte remmen, kan Haas zijn schade zowel op grond van art. 6:162 BW als op grond van art 6:173 BW op Mirjam verhalen.

 

8). De lichtverstandelijk gehandicapte Joke (42) wordt getreiterd door haar overburen. Robert, haar 13-jarige zoon, is het getreiter beu. Joke ziet dat haar zoon woedend de deur uitloopt met een klauwhamer. Robert is al eerder in aanraking geweest met de politie wegens geweldpleging. Joke laat haar zoon de deur uitlopen zonder iets te zeggen. Robert ramt vervolgens met de klauwhamer de voordeur van de overburen in elkaar. De overburen kunnen:

A. De schade op Joke verhalen op grond van artikel 6:169 lid 1 jo. 6:165 BW.

B. De schade op Joke verhalen op grond van artikel 6:169 lid 1 jo. 6:183 lid 1 BW.

C. De schade niet op Joke verhalen, omdat zij geestelijk gehandicapt is en geestelijke gehandicapten wel schuldaansprakelijk kunnen zijn maar niet risicoaansprakelijk.

 

9) Antje gaat op bezoek bij haar nieuwe buurvrouw Marie. Marie en haar echtgenoot Marius hebben het huist kort geleden samen gekocht, ze zijn ieder voor de helft eigenaar. Op het moment dat zij in de achtertuin staan, gaat het steeds harder waaien. Plots waait de nieuwe schutting in de achtertuin om. Antje loopt daardoor schade op aan haar kleding. De schutting was drie dagen eerder geplaatst door Marius. Hij had daarbij zonder het te weten een montagefout gemaakt. Antje kan aar schade:

A. Niet verhalen op Marie omdat Marie, hoewel ze als medebezitter van de gebrekkige opstal risicoaansprakelijk is voor de schade van Antje, een beroep kan doen op de tenzij-clausule van artikel 6:174 lid 1 BW.

B. Geheel verhalen op Marie omdat Marie als medebezitter van de gebrekkige opstal hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade van Antje. Marie kan geen beroep doen op de tenzij-clausule van artikel 6:174 lid 1 BW.

C. Voor 50% verhalen op Marie omdat Marie voor 50% medebezitter is van de gebrekkige opstal. Zij si voor 50% risicoaansprakelijk voor de schade van Antje en kan geen beroep doen op de tenzij-clausule van artikel 6:174 lid 1 BW.

 

10) Kenza fietst op een voorrangsweg. Zij wordt op 15 april 2010 geschept door een bromfietser die te hard rijdt en haar geen voorrang geeft. Kenza overlijdt op 20 april 2010. De echtgenoot van Kenza verneemt op 10 mei 2010 dat politieonderzoek heeft uitgewezen dat Joris K. de dader is. De echtgenoot vordert schadevergoeding van Joris K. Wat is de laatste datum dat kan echtgenoot de vordering kan indienen?

A. 15 april 2015.

B. 20 april 2015.

C. 10 mei 2015.

 

11) Als gevolg van een storm is er een boom op de weg gevallen. Thijmen en Siemen, beiden 6 jaar oud, zien de boom liggen. Ook zien Thijmen en Siemen dat Natasja aan komt fietsen terwijl zij aan het sms-en is. Natasja ziet de boom niet liggen en komt ten val. Daardoor breekt zij haar arm en raakt haar fiets beschadigd. Thijmen en Siemen hebben Natasja niet gewaarschuwd voor de omgevallen boom. Wie is aansprakelijk voor de schade van Natasja?

A. Alleen de ouders van Thijmen en Siemen zijn aansprakelijk.

B. Alleen Thijmen en Siemen zijn aansprakelijk.

C. Thijmen en Siemen noch hun ouders zijn aansprakelijk.

 

12. Gerard heeft haast. Hij rijdt door een rood verkeerslicht en botst midden op het kruispunt met zijn auto tegen de auto van de familie Pollewop aan. De familie Pollewop reed door groen. De 11-jarige Annique zit op de achterbank van die auto en raakt gewond.

A. Gerard is aansprakelijk voor de schade aan de auto van de familie Pollewop en voor de schade van Annique op grond van art. 6:162 BW.

B. Gerard is aansprakelijk voor de schade aan de auto van de familie Pollewop op grond van art. 185 WVW en voor de schade van Annique op grond van art. 6:162 BW.

C. Gerard is aansprakelijk voor de schade aan de auto van de familie Pollewop en voor de schade van Annique op grond van ar. 185 WVW.

 

13). Indien aan alle eisen is voldaan die de Hoge Raad heeft gesteld in HR 22 februari 2002, NJ 200, 240, Woudsend/V (Kindertaxi, Shockschade), heeft degene die het ongeval heeft waargenomen of direct met de ernstige gevolgen ervan is geconfronteerd recht op:

A. Vergoeding van affectieschade o grond van artikel 6:108 BW en vergoeding van ander nadeel po grond van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW.

B. Vergoeding van affectieschade op grond van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW en vergoeding van letselschade op grond van artikel 6:107 lid 1 BW.

C. Vergoeding va vermogensschade op grond van artikel 6:95 jo. 6:96 lid 1 BW en vergoeding van ander nadeel op grond van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW.

 

14) Albert lijdt schade door een aan de gemeente B toe te rekenen nalatigheid. Hij is ten val gekomen met zijn motor. Hij loopt daardoor lichamelijk letsel op met een dure operatie tot gevolg en hij heeft schade aan zijn motor. Wat is juist ten aanzien van de twee schadeposten?

A. De operatiekosten en de schade aan de motor worden vergoed op grond van art. 6:96 lid 1 BW. De schadeposten worden abstract begroot op grond van 6:97 BW.

B. De operatiekosten en de schade aan de motor worden vergoed op grond van art. 6:96 lid 1 BW. De operatiekosten worden concreet begroot, de schade aan de motor wordt abstract begroot.

C. De operatiekosten worden vergoed op grond van art. 6:106 lid 1 sub b BW, de schade aan de motor op grond van art. 6:96 lid 1 BW. De operatiekosten worden naar billijkheid begroot, de schade aan de motor wordt abstract begroot.

 

15) In het arrest HR 1 april 2011, NJ 2011, 45 (Belering paard) oordeelde de Hoge Raad als volgt over de aansprakelijkheid voor de schade van de tienjarige Marloes:

A. De bezitter van het paard is aansprakelijk voor de schade op grond van art. 6:179 BW. De manege waar het paard werd afgericht en zadelmak gemaakt, was slechts houder van het paard.

B. De manege waar het paard werd afgericht en zadelmak gemaakt, is aansprakelijk voor de schade op grond van art. 6:179 BW omdat zij voor de duur van het africhten en zadelmak maken bezitter is van het aard.

C. De manege waar het paard werd afgericht en zadelmak gemaakt, is aansprakelijk voor de schade op grond van art. 6:181 lid 1 jl. 6:179 BW. De bezitter van het paard is niet aansprakelijk voor de schade.

 

16) In HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564 (Losser/Kruidhof) oordeelde de Hoge Raad:

A. Dat de rechter verplaatste schade abstract mag begroten voor zover het de kosten betreft van de verpleging en verzorging.

B. Dat de rechter verplaatste schade concreet mag begroten voor zover het de kosten betreft van de verpleging en verzorging.

C. Dat de rechter verplaatste schade concreet mag begroten voor zover het de kosten betreft van verpleging en verzorging en abstract mag begroten voor zover het de vergoeding betreft van opgenomen vakantiedagen.

 

17) De juiste omschrijving van de opvatting van Cane, zoals terug te vinden in de tekst ‘An appraisal of the fault principle’, is:

A. Dat schuld een grote rol speelt binnen het aansprakelijkheidsrecht, maar dat dat onwenselijk is.

B. Dat schuld maar een beperkte rol speelt in het aansprakelijkheidsrecht en dat dat ook wenselijk is.

C. Dat schuld een beperkte rol speelt binnen het aansprakelijkheidsrecht, maar dat het een grotere rol zou moeten spelen.

 

18) De kern van het Talio-beginsel is:

A. Schadevergoeding.

B. Wraak.

C. Wraak en schadevergoeding.

 

19) De verdeling van rechten is niet van belang voor een uitkomst van een geschil indien partijen onbelemmerd kunnen onderhandelen. Deze stelling past bij het theorema van:

A. Coase.

B. Dari Mattiacci.

C. Learned Hand.

 

20) Een sociale verzekering:

A. Dekt in beginsel alle persoonsschade en zaakschade van de verzekerde.

B. Dekt in beginsel alle persoonsschade van de verzekerde.

C. Kent in beginsel slechts beperkte uitkeringsrechten voor de verzekerde.

 

21) Het eigen schuldverweer heeft bij een risicoaansprakelijkheid:

A. Doorgaans alleen een morele grondslag.

B. Doorgaans alleen een rechtseconomische grondslag.

C. Doorgaans zowel een morele als een rechtseconomische grondslag.

 

CASUS-ONDERDEEL

 

Casus 1 De onfortuinlijke wandelaar, de brief en het hek

Kees van Spijk (50 jaar)is donderdagavond zwaar gewond geraakt nadat hij was gespiest op het op een betonnen voet geplaatste gietijzeren tuinhek van een huis in Vlissingen. Buurtbewoners zagen de man vast zitten aan het hek in de Trompstraat en wisten net op tijd de hulpdiensten te waarschuwen.

De politie liet weten dat de man over het tuinhek wilde klimmen van het huis van zijn kennis, Michiel de Ruyter, die niet thuis was, maar bij wie hij een brief in de bus wilde doen. Op onduidelijke wijze is dat mislukt en is een pin van het hek in zijn lies gekomen. Deze pin heeft een slagader geraakt.

Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen daarvan weliswaar scherp waren, maar niet scherper dan bij dergelijke hekken gebruikelijk is.

 

Vraag 1: Is Michiel de Ruyter in dat geval aansprakelijk voor de schade van Kees van Spijk? (4 punten)

 

Vervolg van en variant op de casus

Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen wel zeer scherp zijn en dat werknemer Karel Doorman, van het bedrijf Barentz B.V. dat het hek heeft geplaatst, een paar koperen beschermdoppen die op de zeer scherpe pinnen geplaatst hadden moeten worden, mee naar huis heeft genomen om ze te verkopen. Van Spijk is op een van de onbeschermde pinnen terecht gekomen.

Kees van Spijk spreekt Karel Doorman aan tot vergoeding van zijn schade. Hij stelt dat de verduistering van de koperen beschermdoppen door Karel Doorman de oorzaak is van zijn schade. Karel Doorman voert daartegen als verweer aan dat – als dat al zo zou zijn – de verduistering desalniettemin niet onrechtmatig is jegens Van Spijk.

 

Vraag 2. Gaat het verweer van Karel Doorman op? (5 punten)

 

Vervolg van de casus

Kees van Spijk spreekt Barentz B.V. aan voor zijn schade. Barentz B.V. voert als verweer aan dat zij niet aansprakelijk is aangezien Karel Doorman zich niet heeft gehouden aan de regels en werkinstructies van Barentz B.V. Karel Doorman heeft tegen alle regels en werkinstructies in opzettelijk bedrijfsmiddelen mee naar huis genomen.

 

Vraag 3: Gaat het verweer op? (3 punten)

 

Vervolg van de casus

Kees van Spijk spreekt ook Michiel de Ruyter aan voor zijn schade. Michiel de Ruyter verweert zich tegen aansprakelijkheid met een beroep op zijn onbekendheid met de scherpe pinnen. Hij was met vakantie toen het hek werd geplaatst en opgeleverd. Hij is pas terug gekeerd nadat het ongeluk al was geschied.

 

Vraag 4: Hoe beoordeelt u de kans van slagen van dit verweer? (4 punten)

 

Casus II De Noord-Hollandse Olliebollenschaatswedstrijd

Charles van der Stoep is de winnaar van de jaarlijkse Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd in de categorie senioren. Hij neemt de prijzen in ontvangst: de “Noord-Hollandse Oliebollenstaatswedstrijd-wisselbokaal” en een geldbedrag van € 500. Als Charles daarna naar zijn fiets loopt, wordt hij opgewacht door Geert Blondeau die het voorzien heeft op het geldbedrag. Geert dreigt Charles met een mes. Met een welgemikte vuistslag slaat Charles het mes uit de handen van Geert. Geert loopt daarbij ook een snee op in zijn kin. De trouwe viervoeter van Charles, die al die tijd bij de fiets heeft gewacht, bemerkt dat zijn baas in gevaar is en bijt dwars door een broekspijp in de kuit van Geert.

 

Vraag 5: Kan Geert schadevergoeding vorderen van Charles voor de toegebrachte letselschade aan zijn kin en aan zijn kuit?

 

Casus III Arachnophobia

Peter Vulpen (24) houdt als hobby spinnen. Doordat hij op een dag het terrarium niet goed afsluit, doet een van zijn uiterste giftige (maar niet verboden) Braziliaanse zwerfspinnen zijn soortnaam eer aan, en verhuist naar de naastgelegen supermarkt die eigendom is van Albert Fijn. De supermarkt van Fijn moet drie dagen worden gesloten, totdat een spinnendokter de spin weet op te sporen en gevangen te nemen. Fijn lijkt hierdoor € 300.000 omzetschade.

 

Vraag 6: Stel dat de DCFR geldend recht zou zijn. Welke mogelijkheden heeft Fijn dan om Vulpen onder de DCFR aan te spreken tot vergoeding van zijn omzetschade? (5 punten)

 

Sleutel mc-deel tentamen Aansprakelijkheidsrecht oefententamen 2013

 

vraag antwoord

1 C

Vindplaats: Meerzijdige rechtshandeling: O.K. Brahn, W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis p. 177, nr. 341(opgenomen in de studieleidraad, p. 48).

Wederkerige overeenkomst: O.K. Brahn, W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis p. 178, nr. 344 (opgenomen in de studieleidraad, p. 49).

 

2 A

Vindplaats: onverschuldigde betaling: SBR 5, p. 349, nr. 291 Vereisten voor onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) & p. 356, onderdeel 12.2 van nr. 294 Gevolgen onverschuldigde betaling.

 

3 B

Vindplaats: gevaarzetting: SBR 5, p. 49, nr. 47 Kelderluikfactoren voor gevaarzettende situaties
- Sport- en spelsituaties: SBR 5, p. 53, nr. 48 Sport en spel: contextgebonden gedragsnormen

 

4 B

Vindplaats: aansprakelijkheid voor kinderen van 14 en 15 jaar: SBR 5, p. 96-97, nr. 86 Maatstaf voor aansprakelijkheid

 

5 A

Vindplaats: toerekening zonder schuld: SBR 5, p. 84-85, nr. 70 Het ontbreken van schuld (art. 6:165 BW)

 

6 C

Vindplaats: verbodsactie: SBR 5, p. 91-92, nr. 80 Afwijzing verbodsactie (art. 6:168 BW); p. 394 nr. 331 Rechterlijk verbod (art. 3:2960
- vorm van schadevergoeding: art. 6:103 BW
- Vordering tot nakoming: art. 3:296 BW
- verklaring voor recht dan onrechtmatig is gehandeld: SBR 5, p. 393, nr. 330 Verklaring voor recht.

 

7 C

Vindplaats: Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)
- gebrekkige zaken: SBR 5, p. 107-112, nr. 96-103 (art. 173 lid 1)

 

8 B

Vindplaats: Aansprakelijkheid ouders voor kinderen: SBR 5, p. 94-96, nr. 83-85 (art. 6:169 lid 1)
- risicoaansprakelijkheid en geestelijke tekortkoming: SBR 5, p.136, nr. 132 Jeugdige leeftijd of geestelijke of lichamelijke tekortkoming (art 6:183 lid 1)

 

9 B

Vindplaats: aansprakelijkheid voor opstallen: SBR 5, p. 114-120, nr. 108-112
- Tenzij-clausule van art. 6:173 BW: SBR 5, p. 117-119, nr. 111 Tenzij …
- hoofdelijke aansprakelijkheid: SBR 5, p. 133, nr. 128 Medebezitters hoofdelijk aansprakelijk (medebezitters: art. 6:180)

 

10 C

Vindplaats: Verjaring: SBR 5, p. 398, nr. 335 De korte (vijf jaar) termijn (art. 3:310 lid 1)

 

11 C

Vindplaats: aansprakelijkheid voor kinderen tot 14 jaar: SBR 5, nr. 83-85

 

12 A

Vindplaats: Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW) (NOOT: de WVW is onderdeel van het strafrecht. Hierop kan geen aansprakelijkheid worden gebaseerd)

 

13 C

Vindplaats: Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 22 februari 2002 (Kindertaxi,Shockschade), p. 281-282 Algemene gezichtspunten

 

14 B

Vindplaats: wijze van begroting (abstract en concreet): SBR 5, p. 254-256, nr. 206-208

 

15 C

Vindplaats: Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 1 april 2011 (Belering paard), p. 405-407

 

16 A

Vindplaats: Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 28 mei 1999 (Johanna Kruidhof), p. 232 & 234, onderdeel 3.2 & 3.3.3.

 

17 B

Vindplaats: Peter Cane, An appraisal of the fault principle (opgenomen in de studieleidraad p.101), chapter 7, p. 198

 

18 B

Vindplaats: Talio-beginsel: Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 3, Edgar du Perron

 

19 A

Vindplaats: X

 

20 C

Vindplaats: Verzekering en aansprakelijkheid: SBR 5, p. 10-12, nr. 10

 

21 C

Vindplaats: X

 

Normantwoorden casus oefententamen 2013

 

ANTWOORDEN ONDER VOORBEHOUD

Casus Tentamen AR JANUARI 2013

I De onfortuinlijke wandelaar, de brief en het hek

Kees van Spijk (50 jaar) is donderdagavond zwaar gewond geraakt nadat hij was gespietst op het op een betonnen voet geplaatste gietijzeren tuinhek van een huis in Vlissingen. Buurtbewoners zagen de man vast zitten aan het hek in de Trompstraat en wisten net op tijd de hulpdiensten te waarschuwen.

De politie liet weten dat de man over het tuinhek wilde klimmen van het huis van zijn kennis, Michiel de Ruyter, die niet thuis was, maar bij wie hij een brief in de bus wilde doen. Op onduidelijke wijze is dat mislukt en is een pin van het hek in zijn lies gekomen. Deze pin heeft een slagader geraakt.

Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen daarvan weliswaar scherp waren, maar niet scherper dan bij dergelijke hekken gebruikelijk is.

 

Vraag 1: Is Michiel de Ruyter in dat geval aansprakelijk voor de schade van Kees van Spijk? (4 punten)

Antwoord:

* Er moet gekeken worden naar de (risico)aansprakelijkheid van art. 6:174 lid 1 BW. Dit artikel zou van toepassing kunnen zijn omdat het gaat om een in een betonnen voet geplaatst tuinhek (uitdrukkelijk cursief omdat de conclusie kan zijn dat niet aan de voorwaarden van artikel 6:174 BW is voldaan).

* Artikel 6:174 lid 1 BW luidt: “De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken, indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan gekend zou hebben.” De vraag die hier gesteld dient te worden, is of de opstal aan de eisen voldoet die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen.

* Nu de pinnen van het hek niet scherper waren dan gebruikelijk, én De Ruyter niet behoefde te verwachten dat er iemand over het hek zou klimmen, voldoet het hek aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, zodat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW ontbreekt.

* Tot slot dient nog bekeken te worden of er (nu er geen sprake is van een bijzondere aansprakelijkheid ex artikel 6:174 BW) mogelijk nog ruimte is voor de vestiging van een algemene aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:162 BW. Nu er geen onzorgvuldigheid aan de kant van Michiel de Ruyter kan worden geconstateerd, is er dus ook geen aanleiding om uit te gaan van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW.

 

FOUT ANTWOORD: Een antwoord dat in gaat op artikel 6:101 BW. Men kijkt pas naar de “eigen-schuld-regeling” zodra er aansprakelijkheid is vastgesteld. Immers, de eerste stap betreft de vestiging van de aansprakelijkheid en de tweede stap de omvang van de aansprakelijkheid (de hoogte van de schadevergoeding). Indien de conclusie luidt dat er – zoals in casu het geval is – geen aansprakelijkheid is gevestigd, komt men dus ook niet toe aan artikel 6:101 BW.

 

Vervolg van en variant op de casus

Stel dat uit onderzoek van het hek blijkt dat de pinnen wel zeer scherp zijn en dat werknemer Karel Doorman, van het bedrijf Barentz B.V. dat het hek heeft geplaatst, een paar koperen beschermdoppen die op de zeer scherpe pinnen geplaatst hadden moeten worden, mee naar huis heeft genomen om ze te verkopen. Van Spijk is op een van de onbeschermde pinnen terecht gekomen.

Kees van Spijk spreekt Karel Doorman aan tot vergoeding van zijn schade. Hij stelt dat de verduistering van de koperen beschermdoppen door Karel Doorman de oorzaak is van zijn schade. Karel Doorman voert daartegen als verweer aan dat – als dat al zo zou zijn - de verduistering desalniettemin niet onrechtmatig is jegens Van Spijk.

 

Vindplaats: Aansprakelijkheid voor opstallen: SBR 5, p. 114-120, nr. 108-112. Van belang is vooral nr. 110 Gebrek vereist (art. 174 lid 1 BW)

 

Vraag 2: Gaat het verweer van Karel Doorman op? (5 punten)

Antwoord:

Algemeen: Allereerst dient men op te merken dat Karel hier een relativiteitsverweer opwerpt (geen punt) en dat het hier niet gaat om werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 6:170 BW.

*Karel Doorman: toets aan artikel 6:162. Karel Doorman handelt in strijd met een wettelijke plicht: hij heeft koperen doppen verduisterd.

* Het is de vraag of deze gedraging onrechtmatig is jegens Kees van Spijk: strekt de geschonden norm wel tot bescherming van de schade zoals Kees die heeft geleden als bedoeld in artikel 6:163 BW? De geschonden norm volgt uit het Wetboek van Strafrecht: verduistering (artikel 322 WvSr; de doppen zijn tijdens werktijd verduisterd). Deze norm strekt ter bescherming van het vermogen van personen. Michiel de Ruyter heeft immers betaald voor het hek inclusief doppen en hoeft niet toe te staan dat deze doppen wederrechtelijk worden toegeëigend door Karel Doorman. In deze casus staat het relativiteitsvereiste aldus in de weg aan aansprakelijkheid o.g.v. de schending van de wettelijke norm. Immers, met de hiervoor uitgewerkte norm wordt niet beoogd bescherming te bieden aan Van Spijk, doch enkel aan Michiel de Ruyter (de eigenaar van de doppen). Zie ook HR 17 januari 1958: Beukers-Dorenbos (Tandarts-arrest).
* De gedraging van Karel Doorman is echter wel maatschappelijk onbetamelijk / onzorgvuldig en daardoor onrechtmatig jegens een ieder die schade lijdt.
* Noemen HR 17 januari 1958, Beukers / Dorenbos (Tandarts-arrest) OF HR 5 november 1965, Coca Cola / Duchateau (Kelderluik-arrest).

* Correct uitwerken van de criteria van een van de hiervoor genoemde arresten op de casus.

-> Kelderluik; gevaarzettingscriteria: de mate van waarschijnlijkheid, de hoegrootheid van de kans op ongevallen, de ernst van de gevolgen en de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van voorzorgsmaatregelen, etc. Karel Doorman weet, althans behoort als vakman te weten, hoe scherp de onbeschermde punten van het hek zijn en dat hij in zijn algemeenheid rekening moet houden met voorbijgangers die zich kunnen bezeren aan het hek. Conclusie: Karel Doorman heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen waarvoor hij aansprakelijk is indien de schade zich – zoals in casu het geval is – zich heeft voorgedaan.

-> Tandarts; in casu had Karel Doorman kunnen weten dat het overtreden van een wettelijke norm (die weliswaar niet beoogt Van Spijk te beschermen) niettemin een gedraging kan zijn die tevens maatschappelijk onzorgvuldig genoemd kan worden. Op het moment dat er getoetst wordt aan de maatschappelijke zorgvuldigheid, is het relativiteitsvereiste reeds “ingebakken”; immers de norm die dan gecreëerd wordt, is dat een ‘normaal’ mens begrijpt dat het aanbrengen van doppen een veiligheidsbelang van iedereen dient, en dat het wegnemen van doppen aldus beschouwd kan worden als een maatschappelijk onzorgvuldige gedraging.
 

Vervolg van de casus

Kees van Spijk spreekt Barentz B.V. aan voor zijn schade. Barentz B.V. voert als verweer aan dat zij niet aansprakelijk is aangezien Karel Doorman zich niet heeft gehouden aan de regels en werkinstructies van Barentz B.V. Hij heeft tegen alle regels en werkinstructies in opzettelijk bedrijfsmiddelen mee naar huis genomen.

 

Vindplaats:

- Relativiteit: SBR 5, p.71-80, nr. 59-65
- Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)
- Strijd met een wettelijke plicht: p. 29-31, nr. 23-25
- Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt: SBR 5, p. 44-45, nr. 42-43
- Kelderluik-criteria: SBR 5, p. 49-52, nr. 47
- Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 17 januari 1958 (Tandarts), p. 30-35

 

Vraag 3: Gaat het verweer op? (3 punten)

Antwoord:

* Nee, aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 lid 1 BW (zonder lid geen punt) is een risicoaansprakelijkheid van de werkgever en het feit dat de werkgever “niets te verwijten” valt is daarom een verweer dat geen kans van slagen heeft.
* Er is een ‘’fout’’ van de werknemer, te weten een toerekenbare onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW en er is hier sprake van dienstverband, zeggenschap en kansvergroting (zie voor een uitgebreide bespreking van het “functioneel verband” ook HR 9 november 2007, Partycentrum Groot Kievitsdal; p. 400 e.v. van de arrestenbundel; zie ook de noot bij dit arrest van S.D. Lindenbergh). In deze casus is het duidelijk dat de onrechtmatige daad voldoende verband houdt met het werk.
* Het feit dat Karel Doorman opzettelijk handelde en de werkinstructies overschreed, staat niet in de weg aan aansprakelijkheid van Barentz B.V. als werkgever.

Volledigheidshalve (en niet vereist om het volledige aantal punten te behalen): Hooguit kan de werkgever – nadat hij de schade aan Van Spijk heeft vergoed – op grond van artikel 6:170 lid 3 BW verhaal nemen op de werknemer (aangezien dit artikel ziet op de onderlinge draagplicht).
 

Vervolg van de casus
Kees van Spijk spreekt ook Michiel de Ruyter aan voor zijn schade. Michiel de Ruyter verweert zich tegen aansprakelijkheid met een beroep op zijn onbekendheid met de scherpe pinnen. Hij was met vakantie toen het hek werd geplaatst en opgeleverd. Hij is pas terug gekeerd nadat het ongeluk al was geschied.

Vindplaats:

Risicoaansprakelijkheid van de werkgever: SBR 5, p. 98-103, nr. 87-92
- Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)
- Jurisprudentie aansprakelijkheidsrecht & Contractenrecht, HR 9 november 2007 (Partycentrum Groot Kievitsdal), p. 341-352

Vraag 4: Hoe beoordeelt u de kans van slagen van dit verweer? (4 punten)

Antwoord:

* Er moet wederom gekeken worden naar de (risico)aansprakelijkheid van artikel 6:174 lid 1 BW. In het onderhavige geval is – in tegenstelling tot vraag 1 – thans wel aan de voorwaarden van dit artikel voldaan. De bezitter van een opstal (in casu een hek) die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor een gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich heeft verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij (…). Het hek voldoet aldus niet aan de eisen die men er in de gegeven omstandigheden aan mag stellen: namelijk aan de gebruikelijk te verwachten veiligheid.

* Een volledige uitwerking van de informatie die in de casus is gegeven en het toepassen daarvan op het leerstuk van artikel 6:174 BW: Michiel is bezitter, het is een hek langs de straatkant waar mensen langs lopen, men mag verwachten dat de pinnen niet scherper zullen zijn dan bij dergelijke hekken gebruikelijk is, Van Spijk heeft een slagaderlijke bloeding en zeer scherpe pinnen zijn hoe dan ook gevaarlijk.
* De Ruyter verweert zich door te stellen dat hij met vakantie was en dat hem dus geen blaam treft, dat hem niets verweten kan worden, aangezien hij het niet wist. Echter, dit is een verweer dat niet opgaat omdat ‘schuld’ in de zin van verwijtbaarheid geen rol speelt bij de risicoaansprakelijkheid. Er dient enkel nog aan de tenzij-clausule te worden getoetst: als De Ruyter had geweten dat de pinnen zeer scherp waren, was hij dan aansprakelijk geweest? Ja, de hypothetische bekendheid maakt hem risicoaansprakelijk (zie ook SBR nr. 111).

* Als De Ruyter namelijk direct zou hebben geweten dat de pinnen zeer scherp waren – dat is de toets aan de bekendheid op grond van art. 6:162 BW - had hij onmiddellijk maatregelen kunnen én moeten nemen om de gevaarlijke situatie op te heffen. Het feit dat hij pas is teruggekeerd nadat het ongeluk al was geschied, komt voor zijn rekening en risico.

 

Vindplaats:

- Aansprakelijkheid voor opstallen: SBR 5, p. 114-120, nr. 108-112. Van belang is vooral nr. 110 Gebrek vereist (art. 174 lid 1 BW)
- risicoaansprakelijkheid: SBR 5, p. 5-7, nr. 8
- tenzij-clausule: SBR 5, p. 117-120, nr. 111

 

Casus II De Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd

Charles van der Stoep is de winnaar van de jaarlijkse Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd in de categorie senioren. Hij neemt de prijzen in ontvangst: de ‘’Noord-Hollandse Oliebollenschaatswedstrijd-wisselbokaal’’ en een geldbedrag van € 500. Als Charles daarna naar zijn fiets loopt, wordt hij opgewacht door Geert Blondeau die het voorzien heeft op het geldbedrag. Geert dreigt Charles met een mes. Met een welgemikte vuistslag slaat Charles het mes uit de handen van Geert. Geert loopt daarbij ook een snee op in zijn kin. De trouwe viervoeter van Charles, die al die tijd bij de fiets heeft gewacht, bemerkt dat zijn baas in gevaar is en bijt dwars door een broekspijp in de kuit van Geert.

 

Vraag 5. Kan Geert schadevergoeding vorderen van Charles voor de toegebrachte letselschade aan zijn kin en aan zijn kuit? (4 punten)

Antwoord:

1) Wat betreft de kin:

* Nee, de gedraging van Charles zou weliswaar een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW kunnen zijn: een inbreuk op het recht op lichamelijke integriteit van Geert, maar hier is sprake van een rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW, te weten noodweer. Charles mag zich verdedigen.

* Noodweer is een rechtvaardigingsgrond die de onrechtmatigheid opheft. Dus geen OD en geen recht op schadevergoeding.

Alternatief via strijd met de wet, mishandeling. Verder idem.

2) Wat betreft de kuit:

* Als bezitter van de hond, artikel 6:179 BW: nee, omdat tenzij-clausule opgaat.
* Immers, als Charles de hond in zijn macht had gehad, had hij de hond het commando mogen geven om Geert in de broekspijpen te bijten.

OF
Het is de vraag of Geert dat nog mag als hij zijn belager al heeft ontwapend. Maar dan is er wellicht sprake van noodweerexces.

 

Vindplaats:

- Onrechtmatige daad: SBR 5, p. 21-26, nr 15-19 (art. 6:162 BW)
- rechtvaardigingsgronden: SBR 5, p. 25-26, nr. 18
- aansprakelijkheid voor dieren: SBR 5, p. 128-133, nr. 123-126 (in het bijzonder is nr. 126 van belang)

 

 

Casus III Arachnophobia

Peter Vulpen (24) houdt als hobby spinnen. Doordat hij op een dag het terrarium niet goed afsluit, doet een van zijn uiterste giftige (maar niet verboden) Braziliaanse zwerfspinnen zijn soortnaam eer aan, en verhuist naar de naastgelegen supermarkt die eigendom is van Albert Fijn. De supermarkt van Fijn moet drie dagen worden gesloten, totdat een spinnendokter de spin weet op te sporen en gevangen te nemen. Fijn lijdt hierdoor 300.000 euro omzetschade.

Stel dat de DCFR geldend recht zijn. Welke mogelijkheden heeft Fijn dan om Vulpen onder de DCFR aan te spreken tot vergoeding van zijn omzetschade? (5 punten)

Antwoord:

* Onder de DCFR moeten men kijken naar de Basic Rule van artikel VI:1:101: legally relevant damage.

Elementen:
*Legally relevant damage wordt nader uitgewerkt in artikel VI:2:101 juncto VI:2:206 onder 2 (a): Fijn wordt het gebruik van zijn zaak ontnomen.

* Een andere mogelijkheid bestaat op grond van artikel VI:2:208 Impairment of business.
* Intent/negligence/accountability: artikel VI:3:102 (b)

* Uitwerken dat het gedrag van Peter ‘negligent’ is: hij is gehouden tot extra zorgvuldigheid om zijn terrarium te allen tijde goed af te sluiten aangezien hij uiterst giftige zwerfspinnen houdt.

( * ) Alternatief: artikel VI:3:203, schade door dieren (zonder negligence). Die bepaling beschermt echter alleen tegen persoonschade (is hier geen sprake van) en ‘property damage’. Om voor dit alternatief een punt te krijgen, moet de student daarom opmerken dat hier sprake is van property damage (via artikel VI:2:206 onder 2(a)).

( *) Eventueel: Causation, is aan voldaan, artikel VI:4:101.

 

Vindplaats: Draft common frame of reference

 

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
8266