Samenvattingen artikelen thema Wetenschapsfilosofie

Samenvattingen bij diverse artikelen rond het thema Wetenschapsfilosofie gebaseerd op het curriculum van de Rijksuniversiteit Groningen leerjaar 2020/2021. Ook de hoofdstukken 5 en 8 van What is this thing called science van Chalmers werd in dit jaar voorgeschreven

 

 

Check supporting content in full:
Science and Pseudo-Science - Hanson - 2014 - Artikel

Science and Pseudo-Science - Hanson - 2014 - Artikel


Wat is het doel van afbakeningen?

Het is belangrijk de grens tussen wetenschap en pseudo-wetenschap aan te geven, zowel om theoretische als praktische redenen. Echte wetenschap moet worden gescheiden van zijn "lookalikes". Dat is bijvoorbeeld belangrijk in de zorg, rechtszaal en journalistiek. Na Laudan's "death certificate" in 1983 leek het werken aan de afbakening te zijn afgenomen: hierin zegt hij dat het niet gaat lukken om goede criteria te vinden om de grote hoeveelheid verschillende mogelijke wetenschappelijke methoden aan te meten. Maar nu is het weer actueel en sommige filosofen zeggen dat criteria niet per se nodig zijn, maar dat het op andere manieren vastgesteld kan worden of met behulp van meer discipline-specifieke criteria. 

Wat is de "wetenschap" in pseudo-wetenschap?

Het woord "pseudo-wetenschap" heeft automatisch al een waardeoordeel in zich, het is namelijk een lasterlijke term. Hoe dit waardeoordeel wordt gespecificieerd is controversieel. Dit waardeoordeel volgt op het feit dat het woord "wetenschap" al een soort waardeoordeel in zich heeft, ook al is dat minder aanwezig. Als iets "wetenschap" wordt genoemd impliceert dat namelijk dat het positief bijdraagt aan onze kennis. Maar naast een beschrijvende kant is er ook een normatieve kant in hoe het woord vaak wordt gebruikt. Het concept van "wetenschap" komt uit een heel historisch proces en is door veel omstandigheden beïnvloed. Om de term niet te ingewikkeld te maken moet er worden gefocust op een van de twee kanten. In deze tekst zal meer op de normatieve kant worden gefocust: dus de fundamentele betekenis van "wetenschap". 

Het Engelse woord "science" wordt vooral gebruikt voor de natuurwetenschappen. Maar ook politiek en sociologie worden hierbij meegerekend als wetenschap, terwijl onderzoek in literatuur en geschiedenis niet altijd zo wordt genoemd. Het Duitse woord "Wissenschaft" is dan veel breder en neemt alle academische richtingen mee. De Duitse term is omdat hij meer compleet is, meer adequaat in het afbakenen van het type systematische kennis dat van belang is als je het onderscheid wil maken tussen wetenschap en pseudo-wetenschap. 

Uiteindelijk hebben alle verschillende academische richtingen als doel om systematisch en kritisch te onderzoeken om optimaal te begrijpen hoe iets te werk gaat. De verschillende disciplines die de "community of knowledge disciplines" vormen worden alsmaar meer onderling afhankelijk, en zo komen de verschillende gebieden (bijv. geesteswetenschappen en natuurwetenschappen) steeds meer samen.

De "community of knowledge discliplines" zoals de natuur-, geestes- en sociale wetenschappen staan dus tegenover bewegingen als homeopathie, creationisme, astrologie en bijvoorbeeld Holocaust ontkenning, die in strijd staan met de methodes en resultaten van de "community of knowledge disciplines". 

Wat is de "pseudo" in pseudo-wetenschap?

Wat houden non-, on-, en pseudo-wetenschap in?

Het begrenzen van wetenschap is niet hetzelfde als de grens aangeven tussen wetenschap en pseudo-wetenschap, want dit is te simpel. Niet alle non-wetenschap is namelijk pseudo-wetenschap. Religie en metafysica zijn voorbeelden van non-wetenschap. Mahner gebruikte de term "parawetenschap" om non-wetenschappelijke maar niet pseudo-wetenschappelijke fenomenen aan te geven. 

Er zijn verschillende wetenschaps-ontkennende termen. "Onwetenschappelijk" is een minder breed concept dan "non-wetenschappelijk", omdat het een echte tegenstelling met wetenschap weergeeft. "Pseudo-wetenschappelijk" is dan weer een minder brede term en dekt de pogingen tot wetenschap die niet lukken, dus eigenlijk de "slechte wetenschap". Pseudo-wetenschap is eigenlijk onechte wetenschap, en gaat om ideeën die ten onrechte als ideeën worden beschouwd die gebaseerd zijn op wetenschappelijke waarheden/methodes. 

Wat is een veelvoorkomende beschrijving van pseudo-wetenschap?

Veel kenners zeggen ook dat pseudo-wetenschap non-wetenschap is, die zich voordoet als wetenschap. Deze mensen zeggen dat om pseudo-wetenschappelijk genoemd te worden, iets moet voldoen aan twee criteria: 1. het is niet wetenschappelijk en 2. er wordt geprobeerd te doen alsof het wetenschappelijk is.

Wat is het doctrinale component?

Een probleem met voorgenoemde criteria is dat het te breed is, er zijn namelijk fenomenen die beide criteria hebben maar alsnog niet worden gezien als pseudo-wetenschap. Een voorbeeld is wetenschapsfraude. Hierdoor is er een groep kenners die aangeeft dat er iets in de criteria mist en wel nodig is om iets pseudo-wetenschap te noemen, namelijk: "deviant doctrine": oftewel, iets wordt pseudo-wetenschap genoemd als er wordt volgehouden om "nepwetenschap" te promoten. Dus het is geen incident maar een bewuste, aanhoudende poging. Dit is de reden dat wetenschapsfraude niet vaak als pseudo-wetenschap wordt gezien.

Wetenschap kan zowel op geïndividualiseerde als ongeïndividualiseerde manier worden bekeken. De geïndividualiseerde kant houdt in dat bijvoorbeeld astronomie en biochemie verschillende wetenschappen zijn, terwijl de ongeïndividualiseerde kant zegt dat ze deel zijn van dezelfde wetenschap; dat het voorbeelden zijn van dezelfde intellectuele activiteit. Dit verschil is belangrijk want bij pseudo-wetenschap is er geen verenigd beeld zoals bij wetenschap, iets gaat dan om een specifieke richting van de pseudo-wetenschap. 

Met dit in oogpunt genomen kan criteria 2 worden vervangen door: 2. het is deel van een non-wetenschappelijke doctrine, waarbij wordt gedaan alsof iets wetenschappelijk is.

Bij pseudo-wetenschap wordt ook gedaan alsof iets een gesloten zaak is, terwijl wetenschap volgens de meeste kenners juist gaat om een methode om dingen te (blijven) testen. 

Wat houdt een breder beeld van pseudo-wetenschap nog in?

Doctrines die pseudo-wetenschappelijk worden genoemd lijken niet eens altijd op wetenschap. Daarom nam Grove onder pseudo-wetenschap ook de doctrines op die proberen alternatieven te geven op wat wetenschap zegt, of proberen te claimen dat ze kunnen uitleggen wat wetenschap (nog) niet kan uitleggen. Lugg zei ook: helderzienden zijn pseudo-wetenschappelijk, of ze nou gelijk hebben of niet, en ook al pretenderen ze niet wetenschappelijk te zijn. 

Met dit in oogpunt genomen kan criteria 2 weer worden vervangen, door: 2. het is deel van een doctrine, waarbij wordt gedaan alsof de meest betrouwbare kennis die voorhanden is over dit onderwerp wordt toegepast. 

Vaak houden kenners de vorige criteria theoretisch aan, maar wordt de laatstgenoemde eigenlijk toch het meest gebruikt. Het maakt het wel verwarrend want het kan dus verschillen per gebruikte criteria of iets als pseudo-wetenschap wordt benoemd.

Wat zijn de doelen van de afbakeningen?

De afbakeningscriteria kunnen voor alle verschillende (pseudo)-wetenschappelijke elementen in principe goed worden gebruikt, dus voor bijvoorbeeld de theorie, de wetenschappelijke vraag, de specifieke methode, enzovoort. Het is meer problematisch of een van deze elementen fundamenteel genoeg is om de andere elementen buiten beschouwing te laten. 

Derksen wil met het afbakenen focussen op de (pseudo)-wetenschapper, dus de persoon. Zijn argument is dat pseudowetenschap rust op wetenschappelijke (valse) voorwendselen, en dat deze te maken hebben met en komen van de persoon. Maar het is eigenlijk de kritische houding en rationaliteit die in instituties zit, en niet persoonlijke kenmerken, die wetenschap onderscheidt van non-wetenschap. Want: iemand die magie beoefent in een pre-geletterde maatschappij is niet per se minder rationeel dan een moderne wetenschapper, maar er is geen intellectuele omgeving die rationeel en kritisch meekijkt. 

Wat is de rol van tijd in het afbakenen?

Sommigen zeggen dat dit "tijdloos" moet zijn. Maar dat betekent dat iets wat vroeger als wetenschap werd gezien nu ook als wetenschap zou moeten worden gezien, en dat houdt natuurlijk geen stand. Wetenschap gaat juist om verbetering en groei en is niet tijdloos. De veranderlijkheid van wetenschap maakt het afbakenen wel moeilijker. Derksen gaf naast die reden nog 2 andere redenen waarom afbakenen moeilijk is: wetenschap is heterogeen en zelfs gevestigde wetenschap is niet altijd vrij van fouten. 

Wat zijn alternatieve criteria voor het afbakenen?

Wat is het beeld vanuit "logical positivism?"

In 1930 ontwikkelden zij verificationist benaderingen voor wetenschap. Het idee was dat wetenschap van metafysica kon worden gescheiden door in principe te verifiëren te zijn. Dit wordt vaak genoemd als het over de afbakening tussen wetenschap en pseudo-wetenschap gaat, maar dat is niet helemaal accuraat omdat het toen om het verschil tussen wetenschap en metafysica ging, dus om iets anders.

Wat is het beeld vanuit "falsificationism?"

Popper zei dat het afbakeningsprobleem de sleutel was tot de meeste fundamentele problemen in de filosofie van wetenschap. Hij wees controleerbaarheid als criterium af, en kwam in plaats daarvan met het criterium van falsifieerbaarheid: dus een theorie moet, om wetenschappelijk te zijn, ook criteria hebben waardoor de theorie evt. kan worden verworpen. Het gaat bij hem om de logische structuur van theorieën. Maar dit criterium kreeg kritiek, want er zijn ook pseudo-wetenschappelijke theorieën die weerlegbaar zijn: bijvoorbeeld astrologie is getest en faalde. Poppers beschermers geven aan dat zijn criterium niet genoeg is, maar wel noodzakelijk, en dat hij ook als criterium geeft dat de theorie goed wordt getest en dat negatieve uitkomsten worden geaccepteerd. Maar Popper heeft veel tegenstrijdige en vage dingen gezegd, waardoor wat hij precies bedoelde met zijn falsificationism niet altijd duidelijk werd.

Wat is het beeld vanuit "puzzle-solving?"

Kuhn ging tegen Popper in. Hij vond dat Poppers theorie eigenlijk alleen voor zeldzame gevallen kon worden gebruikt, als het om een hele theorie ging. Hij vond dat in de "normale wetenschap", tussen de revolutionaire theorieën door, de kenmerken van wetenschap het meest naar voren kwamen. Dan gaat het om het oplossen van puzzels, wat Kuhns criterium is voor wetenschap. Bijvoorbeeld het verschil tussen astrologie en astronomie: in de astronomie kon je volgens Kuhn puzzels oplossen, als een uitkomst niet goed was loste je het op door de theorie aan te passen of meer te meten. In de astrologie werkt dat niet. Popper was het zwaar oneens met Kuhn, maar had ook een andere definitie van puzzels. 

Wat is het beeld vanuit wetenschappelijke vooruitgang?

Lakatos vond dat Poppers criterium feiten te niet deed, paste hem daarom aan en noemde het: "sophisticated (methodological) falsificationism". Volgens hem moet je niet kijken naar een theorie of hypothese maar naar een heel onderzoeksprogramma, gekenmerkt door een serie theorieeën die elkaar telkens vervangt. Als niet elke nieuwe theorie meer empirische inhoud heeft dan de vorige, is het volgens hem pseudo-wetenschap. 

Volgens Thagard is het pseudo-wetenschap bij 2 criteria: 1. de theorie gaat niet vooruit, en 2. er wordt weinig moeite gedaan om de theorie verder te helpen en de onderzoekers werken niet helemaal eerlijk. Dus hier kan een theorie nonprogressief zijn maar als er hard en goed wordt gewerkt het wel als wetenschap worden beschouwd.

Rothbart kwam met het eligibility criterium. Hij keek naar de normen die je in acht moest nemen als je een theorie ging testen, en naar de normen om te bepalen of een theorie überhaupt getest moest worden. De daarvoor benodigde eligibility criteria houden in dat de theorie het succes van de rivaliserende theorie moet inkapselen, en dat de theorie met testbare implicaties moet komen die inconsistent zijn met die van de rivaal. 

Reisch zei dat een bepaald veld niet wetenschappelijk was als het niet te passen valt binnen de bestaande wetenschappen. 

Wat is het beeld vanuit epistemische normen?

Merton kwam ermee om de criteria te baseren op de value base van wetenschap. Volgens hem wordt wetenschap gekenmerkt door een ethos, die bestaat uit vier sets van institutional imperatives:

  1. Universalism. De afwijzing of acceptatie van bepaalde claims mag niet afhangen van de persoon. Het gaat om vastgestelde, objectieve criteria.

  2. Communism. De resultaten van wetenschap horen toe aan de gemeenschap, niet aan een persoon of groep. 

  3. Disinterestedness. Er moet een bepaald "instutional control" zijn om persoonlijke of ideologische motieven van onderzoekers weg te nemen.

  4. Organized skepticism. Wetenschap mag ook nauwkeurig onderzoek omvatten in velden die voor sommigen waarheid zijn (bijvoorbeeld in het geloof). 

Zijn ideeën worden vaak weggezet als te gesimplificeerd.

Wat zijn de multi-criteria benaderingen?

Behalve natuurlijk Merton's theorie hebben de meeste voorgenoemde theorieeën maar een criterium. Maar er zijn ook lijsten aan criteria om pseudo-wetenschap te herkennen, bijvoorbeeld:

  1. Belief in authority. Sommige mensen bepalen wat goed of fout is.

  2. Unrepeatable experiments. Anderen kunnen niet, met dezelfde uitkomst, het na doen.

  3. Handpicked examples. Er worden voorbeelden gebruikt die niet altijd representatief zijn voor de hele categorie.

  4. Unwillingness to test. 

  5. Disregard of refuting information. 

  6. Built-in subterfuge. Het testen van de theorie is zo aangepakt dat de theorie alleen maar bevestigd kan worden.

  7. Explanations are abandoned without replacement. 

Veel kenners, zoals Bunge, zeggen dat alleen multi-criteria lijstjes voldoende zijn voor het herkennen van pseudo-wetenschap. Dupré zei dat wetenschap het best kan worden begrepen als een "Wittgensteinian family resemblance concept": er is een set aan kenmerken die wetenschap weergeven, en elk deel van wetenschap zal sommige kenmerken hebben, maar geen een zal ze allemaal hebben. Een minimaal criterium van wetenschap: het is een systematische zoektocht naar kennis, waarbij de validiteit niet afhangt van de persoon maar door iedereen gecheckt of ontwikkeld kan worden.

Wat zijn nog termen om pseudo-wetenschap te beschrijven?

Wat is "science denialism"? 

Terwijl sommige pseudo-wetenschap graag eigen theorieeën wil promoten ("pseudo-theory promotion", zoals astrologie), wil sommige pseudo-wetenschap juist wetenschap bevechten ("science denialism", zoals het ontkennen van klimaatverandering). Soms worden beide vormen ook gecombineerd. Voor "science denialism" worden vaak niet-kloppende controverses in het leven geroepen.

Wat is "skepticism"? 

Er zijn drie verschillende gebruiken/betekenissen van de term "skepticism":

  • Een filosofische methode, waarbij wordt getwijfeld aan claims die voor waar worden aangenomen (= "philosophical skepticism")

  • De kritiek op pseudo-wetenschap (= "defence of science") 

  • Kritiek op bepaalde gebieden die wetenschap heeft aangetoond (bijvoorbeeld, ontkenners van klimaatveranderingen noemen zichzelf dan sceptici, dan ook wel weer "pseudosceptici" genoemd) (= "science denialism")

Wat houdt "resistance to the facts" in?

Dit is het niet willen accepteren van ondersteunde feiten.

Eenheid vinden in diversiteit

Ook al verschillen de verschillende genoemde criteria, vaak leidt het wel tot dezelfde keuze in wat pseudo-wetenschap is of niet. Natuurlijk zijn er sommige puntjes van twijfel, zoals Freud's psychoanalyse, maar er is vooral veel consensus. Toch moet er meer duidelijk worden hierin, en zijn er ook veel andere gebieden waar in verdiept kan worden, zoals bijvoorbeeld de afbakening tussen wetenschap en andere betrouwbare non-wetenschappelijke kennis.  

Access: 
Public
Crisis and Kuhn - Andresen - 1999  - Artikel

Crisis and Kuhn - Andresen - 1999  - Artikel


Waar gaat dit artikel over?

Thomas S. Kuhn werd geboren na de eerste wereldoorlog. Hij werd opgevoed als een liberale pacifist, maar tijdens zijn studententijd werd hij een ‘interventionist’. Kuhn schreef veel over wetenschappelijke vooruitgang, en zijn schrijfsels waren vaak gebaseerd was op zijn eigen levenservaringen. In zijn boek ‘The Structure of Scientific Revolutions’ beschrijft hij hoe mensen ‘crisis’ waarnemen en hoe mensen reageren op crisis en hoe crisis kan leiden tot verandering en hoe paradigma’s ontstaan. Kuhns persoonlijke levenservaringen hebben invloed gehad op zijn teksten die hij schreef over de wetenschap. Dit is een voorbeeld van hoe iemand zijn persoonlijke dimensie invloed kan hebben op zijn intellectuele dimensie.

Wie was Thomas S. Kuhn?

Kuhn werd geboren in 1922. Hij groeide op in New York in een intellectuele en liberale omgeving. Toen hij 13 jaar was schreef hij al een artikel over het pacifisme, waarin hij beschrijft hoe zinloos hij oorlog vindt. In die tijd gingen veel van zijn leeftijdsgenoten bij een groep genaamd ‘the American Student Union’. Om bij deze unie te komen moest men eerst een eed tekenen waarin stond dat je niet zou vechten, zelfs niet voor je land. Dit deed Kuhn niet.

Kuhn was student bij verschillende scholen. Zo studeerde hij onder andere aan Harvard, waar zijn broertje Roger ook studeerde. Toen de Tweede Wereldoorlog begon, kregen Kuhn en zijn broertje meer begrip voor de pogingen van de V.S. om hun bondgenoten in Europa te helpen. Dit ging samen met een toenemende anti-fascistische ideologie in de V.S. Dit leed ertoe dat Kuhn uiteindelijk de oorlog steunde, terwijl hij daarvoor vooral tegen oorlog is. Volgens Kuhn is deze verandering in zijn denkwijze het resultaat geweest van dat hij aan verschillende scholen heeft gestuurd. In “The War and My Crisis” beschrijft hij zijn persoonlijke reflectie op zijn ideologische verandering. Zo beschrijft hij:

“Aan het einde van de 4e klas verliet ik de Hessian Hills School en daarmee verloor ik ook het contact met mijn actieve pacifistische vrienden. Ik had nog steeds mijn oude overtuigingen, maar deze waren niet actief. Toen kwam de oorlog en toen maakte ik vooral keuzes op basis van het heden en de toekomst.” Hij beschrijft in dit essay ook hoe hij uiteindelijk een interventionist werd.

Wie waren de ouders van Kuhn?

Kuhns moeder was intelligent en had veel bereikt. Zij was ook geïnteresseerd in Kuhns professionele ontwikkeling. Zijn vader was een bankier. Volgens Kuhn zijn vrouw, Kay, was Kuhns behoefte om geaccepteerd te worden door zijn vader een drijfveer voor zijn behoefte om geaccepteerd te worden door filosofen. Kuhn had vaak intellectuele discussies met zijn vader en hij was erg op zijn vader gesteld. Echter was er ook altijd een competitieve houding tussen de twee, en dit heeft er volgens zijn tweede vrouw voor gezorgd dat Kuhn altijd op zoek was naar intellectuele en academische acceptatie. De relatie tussen Kuhn en de rector van Harvard (James B. Conant) zou volgens zijn tweede vrouw ook een vervanging zijn voor de intellectuele acceptatie die hij miste van zijn eigen vader. Ook volgens de vrienden van Kuhn was hij altijd op zoek naar acceptatie van filosofen.

Kuhn was zelf ook verbaasd over zijn transitie van het pacifisme naar het interventionisme. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte hij steeds meer emotioneel geïnvesteerd in de oorlog. Kuhn was zelfs joods, maar hij en zijn familie woonden allemaal in de V.S. en er waren geen familieleden in concentratiekampen. Ook waren er veel intellectuelen die tijdens de Tweede Wereldoorlog de transitie maakten van het pacifisme naar het interventionisme. Zo werd rector Conant ook een pacifist. In “The War and My Crisis” beschrijft Kuhn zijn gedachten over principes zoals het ‘liberalisme’ en ‘de rede’. Hij beschrijft hoe hij opgroeide in een liberale omgeving. Hij was dan ook een politiek liberaal voor een groot gedeelte van zijn leven. Ook benadrukt hij in dit boek het belang van ‘de rede’. Hij had veel vertrouwen in zijn eigen mind en hij geloofde dat de rede de beste manier was om zijn eigen acties te rechtvaardigen. Hij beschrijft dat zijn overtuigingen niks te maken hadden met mystiek of religie. Volgens hem was de rede en logica de enige manier om tot geldige conclusies te komen. Kuhns visie op de maatschappij was dat het gebaseerd moest zijn op de rede. Volgens Kuhn zijn mensen niet inherent goed, maar alle mensen zijn wel in staat om te redeneren.

Kuhn baseerde zijn ideeën over de wetenschap op zijn eigen ervaringen. Zo schreef hij bijvoorbeeld: “veranderingen zijn het gevolg van gebeurtenissen, die elk een serieuze invloed hebben.” De Tweede Wereldoorlog leed er niet alleen toe dat Kuhn afzag van het pacifisme; hij begon ook te twijfelen aan ‘de rede’. Zo schreef hij: “Ik vind de rede nog steeds de belangrijkste bron van beslissingen, maar ik besef nu dat alle beslissingen uit meer bestaan dan alleen conclusies gebaseerd op het verstand.” Zo beschreef hij dat zijn beslissing om van het pacifisme af te zien gebaseerd was op zijn verstand, maar dat er ook andere invloeden waren.

Drie weken na het schrijven van “The War and My Crisis” schreef Kuhn een ander essay: “International Morale and a United States Declaration of War”. Hierin beschrijft hij de impact van oorlog en is het begin van een ‘interventionistische Kuhn’ al waar te nemen. Volgens Roger, het broertje van Kuhn, weerspiegelen deze essays ook overtuigingen in hun familie. Vlak voordat Kuhn overleed, schreef hij over hoe zijn religie (het jodendom) had bijgedragen aan zijn transitie naar het interventionisme.

Wat was het gevolg van de Tweede Wereldoorlog?

Kuhn schreef zich ook in voor natuurkunde en scheikunde. Later studeerde hij af in de natuurkunde. Later begon hij te twijfelen aan een carrière in de natuurkunde en begon hij aan een elektronica opleiding. Dit was volgens Kuhn een ‘conflict periode’, omdat hij dus erg goed was in veel verschillende dingen. Nadat hij afstudeerde werkte hij in de Office of Scientific Research and Development’s Radio Research Labaratory (RRL) van Harvard. In 1944 verhuisde hij naar Europa, waar hij werkte aan problemen die de inlichtingendienst had, bijvoorbeeld met bombardementen. Hij vond het fijn dat hij zijn kennis kon gebruiken in de strijd tegen de oorlog.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Kuhn nog meer geïnteresseerd in de wetenschap, filosofie en educatie. Hij merkte dat leken bepaalde termen niet goed begrepen. Dit leed ertoe dat hij op zoek ging naar alternatieve manieren om niet-wetenschappers op te leiden. In 1947 beschrijft Kuhn hoe hij een belangrijk inzicht kreeg tijdens het lezen van Aristoteles’ werk over natuurkunde. Kuhn had moeite met het begrijpen van de verschillen tussen Artistoteliaanse en Newtoniaanse visies over concepten zoals beweging en positie. Hij beschrijft hoe hij op een warme zomerdag een ‘eureka’ ervaring kreeg, doordat hij de teksten op een andere manier begon te lezen. De politieke transitie die Kuhn onderging en deze eureka ervaring leed ertoe dat Kuhn geïnteresseerd raakte in de Gestalt psychologie. Volgens Kuhn was een verandering in perspectief gelijk aan een verandering in visueel gestalt. Zo beschrijft hij: “in tijden van revolutie, wanneer de ‘normale’ wetenschap verandert, verandert de perceptie van de wetenschapper. Dit houdt in dat in bekende situaties, de wetenschapper een nieuw gestalt moet zien. Nadat dit is gebeurd, verandert zijn hele kijk op zijn onderzoeksgebied.”

Wat gebeurde er na de Tweede Wereldoorlog?

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd de toekomst van Kuhn onzeker. Hij vond natuurkunde niet meer zo interessant. Ook had rector Contant een verzoek opgesteld om na te denken over een reformatie van het hoger onderwijs in Amerika. Kuhn gebruikte deze mogelijkheid om zijn mening te uiten. Zo complimenteerde hij het verzoek en gaf hij kritiek op Harvard’s eisen voor het publiceren van werk. Ook gaf hij aan dat het jammer was dat er weinig professoren waren die bepaalde cursussen konden geven.

In 1947 werd Kuhn benaderd door rector Conant. Hij vroeg of Kuhn hem wilde assisteren tijdens het ontwikkelen van een Algemene Educatie cursus in de wetenschap. Dit wilde hij wel doen en dit leed ertoe dat Kuhn veel leerde over de natuur van wetenschap. Zo leerde hij over hoe men de geschiedenis kan bestuderen om de wetenschap te begrijpen. Uiteindelijk koos Kuhn er voor om niet verder te gaan in een carrière in de natuurkunde. In plaats daarvan begon hij met het bestuderen van de geschiedenis van de wetenschap. Kuhn en Conant ontwikkelden een sterke band, waarin Conant een mentor werd voor Kuhn en hem psychologische steun bood tijdens hectische perioden in zijn leven. Ook schreef Conant het voorwoord van Kuhns eerste boek. In 1962 schreef Kuhn “Structure”, dat hij toewijdde aan Conant. Zo schreef hij: “Het was James B. Conant, de rector van Harvard University, die mij leerde over de geschiedenis van de wetenschap. Dit leed ertoe dat mijn kijk op de natuur van de wetenschap transformeerde en ontwikkelde.” De cursus die hij samen met Conant ontwikkelde was het begin van zijn carrière als leraar.

Wat vond Kuhn van de psychoanalyse?

Kuhn las graag het werk van Sigmund Freud. Volgens Kuhn had het werk van Freud hem geholpen met het begrijpen van teksten. Echter was hij niet volledig overtuigd van psychotherapie. Kuhn vertelde ook dat het werk van Piaget meer invloed had gehad op zijn eigen werk.

Wat waren de ‘Lowell colleges’?

In 1951 werd Kuhn uitgenodigd om acht colleges over wetenschap te geven. Dit vond Kuhn erg stressvol, maar hij had de hoop dat hij uiteindelijk een boek zou schrijven gebaseerd op deze colleges. In 1953 kwam dit boek er ook, genaamd “International Encyclopedia of Unified Sciences”. In de colleges vertelde Kuhn over niet-rationale en subjectieve invloeden op wetenschappelijk onderzoek en de invloed van wetenschappelijke teksten. In zijn vijfde college vertelt hij over “crisis”. Volgens Kuhn ontstaat een crisis na een abnormale, experimentele gebeurtenis. Dit leidt ertoe dat er een nieuwe oriëntatie ontstaat in een groep van wetenschappers. In “Structure” komt veel van de inhoud van zijn acht colleges terug. In 1952 werd Kuhn assistent professor bij Harvard en dit was erg belangrijk voor Kuhn. In 1960-1961 kon Kuhn promoveren naar professor. De filosofen accepteerden niet dat Kuhn zou promoveren in fiosofie, maar wel in geschiedenis.

Wat was er nog meer bekend over Kuhn?

Kuhn was erg gevoelig voor kritiek. De vele transities die Kuhn doormaakte in zijn jeugd zijn ook terug te zien in zijn academische carrière. Ook had Kuhn vaak het gevoel dat mensen iets van hem wilden en dat mensen graag zijn bevestiging wilden. Ook was Kuhn niet geheel tevreden met de manier waarop anderen gebruik maakten van zijn werk en ideeën. Van 1979 tot 1983 was Kuhn docent in filosofie en in de geschiedenis van de wetenschap. In 1983 werd hij de allereerste professor in filosofie en in 1991 ging hij met pensioen. Later werd Kuhn ziek; hij kreeg kanker. Hij overleed op 17 juni 1996. Kuhn is een belangrijk figuur voor de wetenschap, vooral door zijn boek “Structure of Scientific Revolutions”. Concluderend, Kuhn bescrijft dat persoonlijke, emotionele, en intellectuele transities die Kuhn onderging in zijn leven een innerlijk conflict veroorzaakten. Opmerkelijk genoeg gaan Kuhns latere teksten over de wetenschap vaak ook over dat 'crisis' hetgeen is wat tot verandering leidt.

Access: 
Public
On Kuhns case, and Piaget's. History of the Human Sciences - Burman - 2020 - Artikel

On Kuhns case, and Piaget's. History of the Human Sciences - Burman - 2020 - Artikel


Waar gaat dit artikel over?

John Forrester schreef in “On Kuhns case” dat “The Structure of Scientific Revolutions” een belangrijke invloed had gehad op zijn eigen leven. Ook schreef hij over het vinden van “andere waarheden” en “andere persoonlijkheden" (selves) met betrekking tot identiteit. Zo beschreef hij hoe Kuhn een historicus was, maar ook een filosoof die geïnteresseerd was in de psychoanalyse. Kuhn had veel invloed gehad op wetenschappers en de wetenschap. Zo worden wetenschappelijk historische gebeurtenissen tegenwoordig anders geïnterpreteerd vergeleken met vóór Kuhn. Tegenwoordig wordt er bij historische gebeurtenissen vooral geschreven over de invloed van de omgeving en gaat het niet meer om een speciale ‘leider’ met ‘obsessies’. Kuhns ideeën hadden ook invloed op hoe namen worden gebruikt. Zo wordt de naam ‘Pavlov’ niet alleen gebruikt om Ivan Pavlov aan te duiden: er wordt ook gerefereerd naar het Pavlov laboratorium en alle mensen die daar zijn geweest. Ook worden namen gebruikt om bepaalde perioden aan te geven, bijvoorbeeld “vóór Kuhn” en “na Kuhn”. Dit betekent dat biografieën van wetenschappers vaak niet over de wetenschapper zelf gaan, maar meer over de relaties tussen de wetenschapper en zijn omgeving. Dit betekent dat historische verhalen tegenwoordig referentieel zijn. Dit is terug te zien in Forrester’s werk “Language and the Origins of Psychoanalysis”. Volgens Forrester is psychoanalyse niet gebaseerd op biologie of neurologie, maar is het gebaseerd op linguïstiek en filologie.

Een probleem met referentiele geschiedenis is dat er soms een bepaalde invloed is, maar dat er geen referentie is naar de bron van deze invloed. Dit wordt dan ‘hauntology’ (achtervolging) genoemd.

Forrester schreef over Kuhn en beschreef hoe Kuhns problemen leken op die van hem. Hij schreef dat hij achtervolgd (haunted) werd door dit idee. Echter, niet alleen Forrester, ook veel andere hedendaagse wetenschappers worden nog achtervolgd door Kuhn zijn ideeën. Volgens Forrester werd Kuhn beïnvloed door Piaget, Kant, Bruner en Postman. Forrester richtte zich op de invloed van Piaget op Kuhns ideeën. Volgens Forrester was Kuhn beïnvloed door Piaget, maar refereerde Kuhn niet genoeg naar Piaget.

In dit artikel wordt beschreven hoe Forrester werd achtervolgd door Kuhn, en hoe Kuhn werd achtervolgd door Piaget.

Wat valt er te zeggen over Piaget?

Jean Piaget was een bioloog die uiteindelijk een filosoof werd. Hij is een van de grote namen in de hedendaagse psychologie. In 1957, tijdens de Koude Oorlog, ontstond er de behoefte tot het opleiden van wetenschappers, technologen, ingenieurs en wiskundigen. Piaget’s werk over de ontwikkeling van kinderen was hierbij belangrijk, de vraag was namelijk: hoe ontwikkelen kinderen zich intellectueel en hoe kunnen wij dit beïnvloeden? Echter was Piaget hier niet in geïnteresseerd. Ook identificeerde hij zichzelf niet als “ontwikkelingspsycholoog”. In plaats daarvan noemde hij zichzelf “genetisch epistemoloog”. Ook was zijn methode vooral gebaseerd op biologie en filosofie. Zijn latere werk was gebaseerd op de Zweedse variant van de psychoanalyse. Piaget schreef ook autobiografieën. Echter waren deze schrijfsels erg idealistisch en schreef hij niet over zijn interesse in de psychoanalyse. Dit leidt ertoe dat men geen goed beeld kon vormen van de échte Piaget.

Een van de beste boeken over Piaget’s denkwijze is het boek “Piaget before Piaget”. Dit boek beschrijft de vroege levensjaren van Piaget tot zijn afstuderen. Het boek beschrijft Piaget, op basis van archieven, vóórdat hij beroemd werd. Pas na dit boek raakte Piaget geïnteresseerd in de psychoanalyse. Er kwam echter nog een boek, genaamd “Jean Piaget and Neuchâtel”, waarin het verdere verloop van Piaget’s carrière werd beschreven. Zo was Piaget een doctoraat in filosofie begonnen, maar had hij deze nooit afgemaakt. Dit wordt gezien als een belangrijke periode voor Piaget’s otnwikkeling. Echter, er ontbreken details over deze periode, wat het moeilijk maakt om kennis te ontwikkelen hierover.

Wat voor paradox was er?

De archieven die werden gebruikt om boeken te schrijven over Piaget tonen aan dat de situatie rondom Piaget veel genuanceerder is dan werd gedacht. Er blijkt zelfs een paradox te zijn, dat zelfs invloed heeft gehad op Kuhn. Zo schreef Kuhn:

“Ik heb veel gelezen over Piaget. En ik dacht, goh, deze kinderen ontwikkelen ideeën op dezelfde manier als wetenschappers. Echter – en ik denk dat Piaget dit zelf niet goed begreep -, deze kinderen worden gesocialiseerd; het is geen spontaan leren wat ze doen. Ze leren datgeen wat er al bestaat.”

Er bestond ook een paradox, dat te maken had met conflicterende interpretaties van Piaget’s werk. Dit betekent dat er een behoefte is aan herinterpretatie van zijn werk. Dit kan bereikt worden door beter te kijken naar zijn ideeën over ‘part-wholism’.

Wat was Piaget’s part-wholism?

In een autobiografische passage schreef Piaget:

“Ik begreep opeens (toen ik 18 werd), dat alles in de wereld (cellen, organismen, soorten, de maatschappij) alleen maar gedeeltes (parts) zijn van een groter geheel (whole).”

Wanneer men dit leest vanuit het beeld van Piaget vóór de Tweede Wereldoorlog, kan dit betekenen dat kinderen individuele delen zijn van een groter geheel. In het boek “Mouvement et Vitesse” beschreef Piaget hoe kinderen snelheid en beweging waarnemen. Volgens Piaget zien kinderen snelheid als dat één part wordt overgenomen door een andere part. Pas wanneer kinderen zich ontwikkelen zien zij snelheid in relatie tot een geheel. Dit werk toont aan dat, om kinderen te kunnen begrijpen, men zich moet verplaatsen in het kind.

Piaget schreef ook over hoe kinderen redeneren met getallen. Hij schreef: “het kind kan echter een geheel zien of gedeelten, maar niet het geheel én één gedeelte”. Ook schreef Piaget dat een belangrijke ontwikkeling van kinderen is dat zij zich realiseren dat ze onderdeel zijn van een groter geheel. Piaget beschreef ook zijn part-wholism theorie in relatie tot sociale systemen waarin kinderen ontwikkelen.

Piaget’s idee over dit part-wholism was de basis voor zijn latere ideeën. Zo beschreef hij hoe kennis ontstaat: het ontstaat altijd in een ‘sociaal milieu’, dat een bepaalde manier van leren voorschrijft (normen en waarden). Iemand zijn of haar denkwijze is dus gebaseerd op zijn of haar sociale leven.Dit betekent dus ook dat vóórdat iemand iets kan leren, hij of zij toegang moet hebben tot ervaringen en kennissen.

In Piaget’s essay genaamd “genetische logica en sociologie” beschrijft hij dat de ontwikkeling van een kind het resultaat is van aanpassing aan de sociale en fysieke omgeving. Hij beschrijft ook dat “door imitatie en taal, en door druk vanuit volwassenen wordt een kind gesocialiseerd”. Opmerkelijk is dat Piaget zijn theorie baseerde op slakken: hij vergeleek slakken met hele jonge baby’s. Dit betekent dat Piaget eigenlijk een bioloog was: echter was zijn biologische benadering gebaseerd op psychologie en zijn psychologie was gebaseerd op biologie. Deze relatie moet men in de gaten houden wanneer men probeert Piaget’s werk te interpreteren. Ook bepaalde termen, die men vooral vanuit een psychologisch perspectief interpreteert, moeten anders geïnterpreteerd worden. Zo gebruikte Piaget de term ‘accommodatie’ voor veranderingen in mensen, en niet ‘adaptatie’. Wanneer hij refereerde naar ‘adaptatie’, gebruikte hij de term ‘reflexen’. Piaget was dus beïnvloed door drie verschillende benaderingen; een sociale benadering, een biologische benadering, en een logische benadering.

Wat waren Piaget’s ideeën?

Volgens Piaget oefenen volwassenen druk uit op het ontwikkelende kind. Deze druk, samen met coöperatie en reciprociteit zorgen er voor dat kinderen dingen leren en dus de overtuigingen van volwassenen overnemen. Dit betekent niet dat hetgeen wat zij hebben geleerd ‘de waarheid’ is. Wanneer kinderen later in staat zijn tot abstract redeneren, leren zij dingen zelf. Dit is een modern ideaal in Piaget’s werk. Dit is dus een vorm van logica: ontwikkeling verloopt in stappen. Echter beschreef Piaget logica ook op een andere manier. Zo beschreef hij logica als de manier om tot uitkomsten te komen waar iedereen het mee eens is. Volgens Piaget kan logica ontwikkelen.

Wat valt er nog meer te zeggen?

Door dieper te duiken in Piaget’s vroegere werken kan er een beter beeld ontstaan van de theorie die zo gepopulariseerd werd in Amerika. Er zijn een aantal belangrijke opmerkingen: Piaget’s vroege werk gaat niet alleen over cognitieve ontwikkelingen. Kinderen hun mogelijkheid tot leren is vergelijkbaar met aanpassing in een slak. Door veranderingen in de omgeving trekt de slak zich terug in zijn huisje. Mensen en kinderen doen iets soortgelijks: ze houden zich vast aan objecten, maar ook aan mensen en aan ideeën.

Piaget maakte later de overstap van biologie naar de psychoanalyse. Zo beschreef hij mentale ontwikkeling als “de transitie van het onbewuste naar het bewustzijn en het overkomen van conflicten tijdens dit proces”. Deze conflicten konden zowel intellectueel als moreel van aard zijn. De belangrijkste invloed van de psychoanalyse op Piaget’s werk is dat Piaget een voorstander was van het interviewen van kinderen om meer inzicht te krijgen op hun prestaties bij intelligentietests.

Wat valt er te concluderen?

Volgens dit artikel delen post-Kuhniaanse analisten en historici dezelfde waarden als Piagetiaanse ontwikkelingspsychologen. Echter zou het beter zijn als de term “ontwikkeling” zou worden vervangen door “genetische epistemologie”. De overeenkomst is dat beiden ‘in het hoofd’ van anderen willen kijken en de wereld willen bekijken vanuit de individu.

Access: 
Public
Neglect of the foreign invisible. History of Psychology - Burman - 2015 - Artikel

Neglect of the foreign invisible. History of Psychology - Burman - 2015 - Artikel


Waar gaat dit artikel over?

Jeffrey Arnett beschreef hoe de ‘moderne psychologie’ gericht is op Amerikaanse interesses, methoden, onderwerpen en participanten. Hij beschreef ook dat zo’n 95% van de wereldpopulatie eigenlijk wordt ‘genegeerd’. In andere woorden, de moderne psychologie is erg ‘WEIRD’: Western, Educated, Industrialized, Rich, en Democratic. Het probleem is dat men een specifieke populatie neemt, onderzoeken doet en dan verwacht dat deze resultaten gelden voor iedereen. Dit is echter niet het geval! Sommige psychologen stellen dat de hersenen wél bij iedereen hetzelfde zijn. Echter, epi genetica in acht nemend, klopt dit niet helemaal.

In dit artikel wordt gesteld dat dit niet alleen het geval is in hedendaagse psychologie, maar ook voor de filosofie van de geschiedenis van de psychologie. Het zou beter zijn om een breder perspectief te hebben; participanten zouden meer divers moeten zijn. Dit is echter niet altijd even makkelijk.

Wat is het disciplinaire probleem?

Amerikaanse psychologen lieten de eis van het kunnen van een ‘tweede taal’ voor het behalen van een doctoraat los. Dit zorgde er voor dat veel meer onderzoekers hun doctoraat konden behalen in een kortere tijd. Hier waren veel eentalige onderzoekers dus erg blij mee. Echter was er ook een ongewenste consequentie. Bij het vertalen van buitenlandse werken gaat het niet alleen om de betekenis van woorden, het gaat ook om het begrijpen van de betekenis van woorden. Er is dus sprake van een ‘stilzwijgende achtergrond’ bij het interpreteren van teksten (tacit knowledge). Kurt Danzinger schreef hierover in zijn boek “Constructing the Subject”. Hierin werd gesteld dat de manier waarop men dingen doet (hoe wetenschappers denken over psychologische fenomenen), wordt bepaald door wat zij hebben geleerd. Het is dus gebaseerd op de geschiedenis. Dit betekent dat de wetenschap ook heel anders had kunnen zijn. Afhankelijk van waar men onderzoek doet, is wetenschap dus ook anders.

Wat zijn internationale gevoeligheden?

Deze inzichten leden tot meer interesse in ‘indigenization’. Indigenization houdt in dat de verspreiding van psychologische kennis verloopt van een disciplinaire kern naar de buitenlandse periferie. Dit betekent dat er niet pure kennis wordt overgedragen, maar gereconstrueerde kennis die past bij de lokale interesses van de bevolking.

Wat men “moderne psychologie” noemt in Amerika is in de 19e eeuw ontstaan vanuit Duitsland. Wilhelm Wundt richtte een laboratorium op met honderden studenten, en veel van deze studenten richtten zelf laboratoria op in hun moederland. In Amerika was het vooral Titchener die Wundt’s importeerde. Hier was ook al sprake van reconstructie: Titchener bracht niet de gehele theorie over, maar een gedeelte. Dus, de reactie van Watson in de vorm van het “behaviorisme” was niet een reactie op Wundt, maar op Titchener.

Tegenwoordig is het niet meer Europa (Duitsland) waar de disciplinaire kern ligt. Psychologische kennis wordt nu vooral overgedragen door Amerika. Amerika is nu dus de disciplinaire kern en de rest van de wereld is de periferie.

Dit geeft dus weer dat er veel verschillende vormen van psychologie zijn. In andere woorden: alle psychologie is ‘aangeboren’ (indigenous). Dit suggereert dat er dus ook verschillende vormen zijn in de ‘geschiedenis van de psychologie’. Dit houdt in dat men soms hoogwaardige materialen weglaat bij beschrijvingen van de geschiedenis van de psychologie. Als voorbeeld hiervan wordt de Amerikaanse biografie van Piaget genomen.

Wat is het probleem met de biografie van Piaget?

In de biografie van Piaget wordt Piaget beschreven als ‘de veroveraar van de psychologie’. Deze beschrijving zou niet geaccepteerd worden door hedendaagse onderzoekers. Echter is het ook niet helemaal duidelijk hoe Piaget uiteindelijk een psycholoog werd. Dit is dus een onbeantwoorde vraag. In dit artikel wordt gesteld dat de biografie dus herzien moet worden.

Wat is er al bekend?

De meeste Amerikaanse historische teksten over Piaget bevatten woorden zoals “herleving” en “herontdekking”.

Harvard

Engelse teksten over Piaget bevatten vaak verwijzingen naar “de eerste Piaget”, alsof dit een andere Piaget is dan Piaget in een latere tijd. Wat belangrijk is om te weten is dat dit verschil meer gebaseerd is op een verschil in populariteit. Piaget was altijd al bekend, maar het was pas later dat hij populair werd bij het publiek.

Piaget’s doctoraat

Het doctoraat dat Piaget ontving was eigenlijk bedoeld voor Sigmund Freud. Dit is interessant en geeft weer hoe elite psychologen dachten over hun eigen discipline en hoeveel aandacht er was vanuit buiten de discipline. Zo bleek het dat James Bryant Conant Freud liever niet wilde nomineren, omdat hij te oud werd gevonden. Er zijn dus twee factoren die een rol spelen in het bekend worden van onderzoekers: gezondheid en interne politiek. Interne politiek gaat over hoe besluitvormers bepalen wie er wordt genomineerd.

Wat valt er te zeggen over interne politiek?

Piaget ontving zijn doctoraat pas nadat Ivan Pavlov, door gezondheidsredenen, niet meer kon komen. Pavlov was echter wel de meest gewilde kandidaat. Dit zorgde er voor dat de commissie de druk voelde om iemand anders te vinden, die dezelfde interesses had als Pavlov. Na een aantal rondes werden Piaget en Terman genomineerd. Piaget werd uiteindelijk gekozen. Dit was vreemd, want eigenlijk was niemand heel enthousiast over Piaget. Hij was vooral bekend door zijn connectie met de Hathorne Experimenten die hij uitvoerde in de Harvard Business School. Dit is dus een gedeeltelijk antwoord, gebaseerd op interne politiek, op de vraag hoe Piaget genomineerd werd.

Om een meer volledig antwoord te krijgen, is de onderzoeker op zoek gegaan naar archieven. Hieruit bleek dat Terman niet werd afgewezen op basis van zijn vaardigheden. Het blijkt dat Terman ziek was. Het beeld dat geschetst wordt van Piaget met termen zoals ‘the Great Man’ klopt dus niet helemaal. De nominatie van Piaget was meer een ‘gok’ van de commissie.

Wat kunnen we leren van de biografie?

Ratcliff en Borella, de schrijvers van de nieuwe biografie van Piaget, beschrijven Piaget in de jaren nadat hij psycholoog werd. Ook beschrijven ze hem vlak voordat hij boeken publiceerde. Echter zijn ze ahistorisch: ze maken geen accuraat gebruik van historische gebeurtenissen bij het beschrijven van Piaget.

Wat valt er te zeggen over Geneva?

De geschiedenis van de Rousseau Instituut is niet erg bekend in het Engels. Zo weet men vooral dat het in 1912 was opgericht door Edouard Claparède als een onderzoeks-gericht instituut. Echter was het ook in strijd met de regels van de Universiteit van Geneva. Het moest dus wel een privé instituut zijn.  In 1929 werd het instituut geaccepteerd door de universiteit. Verder is er eigenlijk weinig bekend. Hier is dus ook een ‘gat’ van kennis. In dit artikel wordt dit gat opgevuld.

Rita Hofstetter heeft hierover geschreven. Zij schrijft:

“De relaties tussen de instituut en de universiteit waren niet alleen gebaseerd op de faculteit van de letteren. Ook docenten van andere faculteiten gaven les in de instituut. Ook was er een sterke band tussen de instituut en de psychologische laboratoria. Deze samenwerking tussen de instituut en de universiteit was het resultaat van persoonlijke relaties. Er was geen formele steun en de Staat wilde de instituut zelfs sluiten. Door middel van hulp vanuit het Rockefeller Foundation kon de instituut blijven bestaan”.

Wat was de relatie tussen het Rousseau Instituut en Piaget?

Piaget werd in 1921 in dienst genomen als een directeur bij het Rousseau Instituut. Daarnaast gaf hij les aan de universiteit van Geneva. Claparède stelde voor dat Piaget les zou geen in ‘experimentele psychologie. Dit was bevorderlijk voor Piaget’s carrière: in 1925 had hij al twee boeken en 24 artikelen over psychologie en filosofie gepubliceerd. In 1925 kreeg hij een ander aanbod en verliet hij zijn positie als docent bij de universiteit van Geneva. Echter, toen Claparède ziek werd, werd Piaget gevraagd om hem te vervangen. Hij ging dus terug naar Geneva. Echter stelde hij wel de voorwaarde dat kranten hierover zouden schrijven. Hij was dus erg bezig met ‘zelfpresentatie’, wat later in zijn carrière ook prevalent was.

In 1928 stelde Claparède voor dat er een nieuwe positie ontwikkeld zou worden, zodat Piaget in Geneva zou blijven. Dit voorstel werd geaccepteerd door de faculteit. Echter kreeg hij een lagere positie, namelijk die van professeur extraordinaire. Piaget nam contact op met Albert Malche, om alsnog full professor te worden. Dit leidde uiteindelijk tot een schandaal en een aantal mensen keerden zich zelfs tegen Piaget.

In 1929 besloot Piaget om de positie van professeur extraordinaire te beklimmen. 

Promotie

In 1932 werd Piaget’s contract verlengd. Hij ontving een eredoctoraat van Harvard. Hij werd echter niet gepromoveerd. Dit kwam door het schandaal. In 1940 werd Piaget eindelijk professor, maar dan wel voor Sociologie. Toen Claparède overleed kwam er weer een behoefte aan vervanging. Piaget werd uiteindelijk gekozen als vervanger en werd professor van Experimentele Psychologie. Dit betekent dat er geen sprake was van ‘een overwinning’.

In 1929 had Piaget vier boeken geschreven: “The Language and Thought of the Child”, “Judgment and Reasoning in the Child”, “The Child’s Conception of the World”, and “The child’s conception of Physical Causality”. Deze boeken waren vooral populair door de methode en niet door de theorie. Deze methoden werden gebruikt voor de Hawthorne Experimenten en bepaalden de manier waarop interviews werden gedaan. Uiteindelijk kennen wij dit als “human resource management”. Deze ontwikkelingen zorgden er voor dat Piaget in 1936 eindelijk promoveerde. Dit had dus niks te maken met Piaget zijn studies of ideeën over ontwikkeling.

Dit is vergelijkbaar met hoe Amerikanen Piaget zagen. Zij baseerden zich ook op dezelfde dingen als waarop de commissie van Harvard zich baseerden. Dit is ook niet gek, want deze boeken waren de enige voorbeelden van Piaget’s werk dat beschikbaar was voor Engels publiek.

Hoe kwam Piaget uiteindelijk terecht in de psychologie?

Op basis van de vorige beschrijvingen is het antwoord op de bovenstaande vraag duidelijk. Piaget kwam terecht in de psychologie doordat een andere collega overleed (eerst Pavlov, toen Claparède). Het was dus maar gedeeltelijk door de kwaliteit of impact van zijn werk. Dit is dus een heel ander perspectief dan wat er eerder werd geboden. Piaget’s invloed op anderen was vooral op basis van zijn methoden en niet op basis van zijn ideeën. Zijn twee nominaties zijn ook vergelijkbaar: er was eerst een voorstel dat, na enige tegenstand, werd geaccepteerd (dit was ‘gezond’). Echter, de tegenstanders waren wel ontevreden (er was dus een conflict binnen de interne politiek).

Een andere belangrijke conclusie is dat Piaget eigenlijk een socioloog was en geen psycholoog.

Wat valt er te zeggen over Piaget’s theorie?

Vygotsky bekritiseerde Piaget’s theorie. Dit was belangrijk, want Piaget’s theorie werd in de periode van 1950 tot 1960 grotendeels genegeerd. Dat er kritiek kwam betekent dat er een hernieuwde interesse kwam. De kritiek was dat Piaget’s theorie antisociaal zou zijn. Het lijkt echter zo te zijn dat Piaget er zelf actief voor zorgde dat zijn werk als niet-sociologisch gepresenteerd werd.

Vygotsky werd steeds populairder. Dit was echter tegelijkertijd met Piaget’s terugslag. Dit leidt dus weer terug naar het idee van een disciplinaire kern. Doordat Vygotsky nu de disciplinaire kern werd, werden ‘vreemde’ ideeën, zoals die van Piaget, onderdrukt.

Wanneer men verschillende waarden heeft zijn er ook verschillende mogelijkheden. Wat men accepteert als zijnde ‘psychologie’ bepaalt hoe zij psychologische onderwerpen benaderen. Echter is acceptatie ook een vorm van kolonisatie; de normen die men accepteert worden ook opgelegd aan anderen. Als voorbeeld: wanneer een nieuwe tekst wordt gezien als ‘vreemd’ (wat inhoudt dat men het ziet als niet-relevant), dan wordt het uitgesloten en genegeerd. Dit heeft dus niks te maken met verschillen in kwaliteit (‘gezondheid’), maar meer met verschillen in context (‘interne politiek’). Dit is problematisch en het kan leiden tot ‘epistemologische vooroordelen’.

Een oplossing zou zijn om tweetalig te denken. Andere oplossingen zijn het stimuleren van multiculturalisme en meer interdisciplinaire samenwerkingen.

Access: 
Public
Wat is replicatie? - Nosek & Errington - 2020 - Artikel

Wat is replicatie? - Nosek & Errington - 2020 - Artikel


Waar gaat dit artikel over?

Wetenschappelijke claims kunnen worden ondersteund door middel van bewijs voor repliceerbaarheid gebaseerd op nieuwe data. Dit is anders dan een claim opnieuw testen door dezelfde data en dezelfde analyses te gebruiken, wat reproduceerbaarheid of computationele reproduceerbaarheid wordt genoemd. Dit is ook anders dan repliceren door middel van dezelfde data, maar verschillende analyses. 

Pogingen om gepubliceerde wetenschappelijke claims of bevindingen te repliceren zijn vsaak mislukt. Uit 190 verschillende artikelen in de sociale en gedragswetenschappen waren maar 90 succesvol gerepliceerd. Dus, in totaal was maar 47% van de bevindingen repliceerbaar.

Een vorbeeld van een opmerkelijke wetenschappelijke bewering dat niet kon worden gerepliceerd, is het kandidaat-gen of de kandidaat-gen-voor-interactie-hypothese. Hoewel er meer dan 1000 artikelen zijn geschreven over deze hypothese, vond een review met een grote steekproef geen bewijs voor deze hypothese.

Deze problemen in replicatie hebben geleid tot initiatieven om de nauwkeurigheid en transparantie van de wetenschap te verbeteren, wat heeft geleid tot verschillen in methodologie zoals preregistratie en open data, open materialen en open code, ook wel ‘open science’ genoemd. Echter zijn er ook nieuwe discussies ontstaan, zoals: wanneer wordt iets precies een replicatie genoemd? 

Wat is replicatie?

Een algemeen begrip van replicatie is dat het gaat om het herhalen van de procedure van een onderzoek en het observeren of de eerdere bevindingen terugkeren. Deze definitie heeft echter zijn problemen. Vooral de nadruk op de methoden is een probleem. Bijvoorbeeld als het oorspronkelijke onderzoek in de Verenigde Staten werd uitgevoerd en de replicatie plaatsvindt in de Filippijnen. Dit betekent dat de materialen waarschijnlijk worden vertaald, zou dit nu nog een replicatie van de originele studie zijn?

Het is ook niet mogelijk om bepaalde verschijnselen na te bootsen, zoals een aardbeving of supernova. Als replicatie gaat over het herhalen van de gemeten gebeurtenissen van het onderzoek, dan is het moeilijk om onderzoek naar gebeurtenissen uit het verleden te repliceren.

De meeste onderzoekers volgen de oorspronkelijke methoden en procedures tijdens een replicatie zo nauwkeurig mogelijk. Dit is echter niet omdat dit nodig is voor replicatie. In plaats daarvan is het meer zo dat men gebruik maakt van vage theorieën die niet goed begrepen worden. Dan is het gemakkelijker om simpelweg de eerder toegepaste methoden en procedures te volgen. Daarnaast is het beter om geen onderscheid te maken tussen 'directe' en 'conceptuele' replicatie, omdat ook dit contraproductief kan zijn voor het behalen van adequate kennis over replicatie.

Dit artikel suggereert een alternatieve definitie voor replicatie, die al het onderzoek omvat en relevanter is voor de rol van replicatie. Replicatie wordt gedefinieerd als 'een onderzoek waarvan elke uitkomst zou worden beschouwd als diagnostisch bewijs voor een bewering uit eerder onderzoek'. In deze definitie is de nadruk op operationele kenmerken van het onderzoek minder, en in plaats daarvan ligt de nadruk op de interpretatie van mogelijke uitkomsten.

Er zijn twee voorwaarden voor een replicatie: uitkomsten die consistent zijn met vorige bevindingen moeten het vertrouwen in de bevindingen vergroten, en de uitkomsten die inconsistent zijn met vorige bevindingen moeten het vertrouwen in de uitkomsten verminderen.

Door middel van replicaties kan men testen of bestaande theorieën, hypothesen, en modellen inderdaad uitkomsten voorspellen die nog niet geobserveerd zijn. Succesvolle replicaties zorgen er voor dat men deze bestaande theorieën, hypothesen en modellen meer kan vertrouwen. Alle uitkomsten van een replicatie moeten dus serieus genomen worden, zowel successen als mislukkingen. Echter, niet iedereen zal het met elkaar eens zijn of iets wel of niet een replicatie genoemd kan worden. Dit is doordat replicatie is gedefinieerd op basis van theoretische verwachtingen. Een ander probleem met replicaties is dat men de uitkomsten van de vorige studies al kent en dat daardoor vooroordelen (biases) kunnen ontstaan. Dit kan leiden tot dat onderzoekers niet-succesvolle replicaties niet zien als een replicatie en dat alleen succesvolle replicaties worden gezien als een replicatie. Daarnaast kan een replicatie ook niet-succesvol zijn doordat men een foute methodologie heeft gevolgd. Wanneer er twijfels hierover zijn is de enige oplossing om wéér te repliceren.

Voor de wetenschap is het best om open te zijn. Dit houdt in dat onderzoekers beloond worden voor het openlijk beschrijven van hun theorieën en doelen vóórdat zij een onderzoek uitvoeren. Een goede theorie zou ook moeten beschrijven hoe replicatie hun theorie kan betwisten of juist ondersteunen.

Hoe kunnen de problemen met replicatie worden opgelost?

Beschouw de twee volgende claims: er zijn meer mensen met obesitas in welvarende landen vergeleken met arme landen, en mensen in welvarende landen leven langer dan mensen in arme landen. Beide claims kunnen repliceerbaar zijn. Wanneer deze claims worden gerepliceerd, moeten alle theorieën over welvaart, obesitas, en levensverwachting deze replicaties in de bestaande theorieën verwerken of zelfs aanpassingen maken.

Er bestaat echter niet zoiets als een exacte replicatie: zoals eerder genoemd kan men geen aardbeving of een tsunami reproduceren. Echter is dit ook niet het doel van replicatie. Het doel van replicatie is om te bepalen welke condities leiden tot bestaande bevindingen en claims. Individuele studies zijn niet voldoende om alle condities die leiden tot de vorige bevindingen te identificeren. Deze gaten worden dan gevuld met theorieën. Individuele studies kijken dus alleen naar een subset van units, behandelingen, uitkomsten, en situaties. Dit houdt in dat elke studie in een bepaald klimaat, een bepaald tijdstip, een bepaald punt in de geschiedenis, een bepaalde methode, en een bepaalde steekproef heeft. Echter generaliseren onderzoekers vaak vanuit deze studies. Dit is ook wel logisch, want anders zou geen enkele studie relevant zijn buiten de onderzochte condities (klimaat, tijdstip, geschiedenis, steekproef). De vraag hierbij is: welke van deze condities zijn belangrijk voor generaliseren? Zo kan de tijd van de dag veel invloed hebben bij studies naar het circadiaans ritme of inhibitie, maar heeft het minder invloed bij studies over persoonlijkheid.

Het feit dat men bij replicatie vaak dezelfde methoden volgt is eigenlijk een soort oplossing voor de invloed van verschillende condities. Als men precies op dezelfde moment van de dag meet, dan kan men niet zeggen dat de uitkomsten verschillen op basis van het tijdstip. Omdat er geen exacte replicaties bestaan, test elke replicatie dus of de bevindingen ook gelden voor de nieuwe condities (een ander klimaat, een andere steekproef). Dit betekent niet dat elke generaliseerbaarheid-test ook een replicatie is.

Wanneer een replicatie mislukt is dit niet altijd een slecht teken. Beschouw het volgende experiment. Otto Loewi (1936) vond dat acetylcholine werd afgescheiden van de nervus vagus van kikkers. Pogingen tot replicatie mislukten. Later werd echter ontdekt dat de tijd van het jaar waarin Loewi zijn onderzoek uitvoerde, een belangrijk punt was! Zo ontdekte men dus meer over de theorie, door middel van replicaties.

Waarom zijn replicaties zo zeldzaam?

Wanneer men andere methoden gebruikt om dezelfde studie uit te voeren, wordt dit een ‘conceptuele replicatie’ genoemd. Dit is goed voor de ontwikkeling van theorieën, maar het voldoet niet aan de definitie van replicatie zoals omschreven in dit artikel. Denk terug aan de twee voorwaarden van replicatie. Veel conceptuele replicaties voldoen alleen aan de eerste voorwaarde: de uitkomsten die consistent zijn met de vorige bevindingen leiden tot meer vertrouwen in de claim. De tweede voorwaarde, dat uitkomsten die inconsistent zijn met de vorige bevindingen of claims leiden tot minder vertrouwen in de bestaande claim, is dan een probleem. Men kan namelijk altijd zeggen: “onze studie was anders en daarom hebben wij geen succesvolle replicatie behaald”. Conceptuele replicaties zijn dus meer generaliseerbaarheids-tests. Wanneer men een replicatie wil uitvoeren met een andere methodologie, dan moet men de theorie en methoden van de bestaande theorie goed begrijpen. Dit is vaak niet het geval en daarom houdt men vaak dezelfde methoden aan, genaamd ‘directe replicatie’. Echter zou het goed zijn voor de ontwikkeling van theorie om bestaande claims te testen met een andere methodologie. Concluderend, replicaties moeten gezien worden als een uitdaging. Alle uitkomsten van replicaties zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de wetenschap.

Access: 
Public
Access: 
Public
This content is related to:
Boeksamenvatting bij de 4e druk van What is this thing called Science? van Chalmers
Artikelsamenvattingen van Wetenschapsfilosofie en geschiedenis van de Pedagogische Wetenschappen - UU
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Follow the author: Social Science Supporter
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1049