Recht en bestuur - Thema
- 13454 keer gelezen
Dit artikel beschrijft de verhoudingen tussen de Koning en het parlement vanaf het moment dat Nederland zijn zelfstandigheid weer verkreeg, nadat het in de periode van 1806 tot 1813 onder de heerschappij van de Fransen had gestaan. De ideeën van de Franse Revolutie waren van het toneel verdwenen, maar hadden wel de basis gelegd voor een machtsstrijd tussen de Koning en het Parlement die de gehele negentiende eeuw zou duren en leidde tot het parlementaire stelsel.
Dit artikel beschrijft de verhoudingen tussen de Koning en het parlement vanaf het moment dat Nederland zijn zelfstandigheid weer verkreeg, nadat het in de periode van 1806 tot 1813 onder de heerschappij van de Fransen had gestaan. De ideeën van de Franse Revolutie waren van het toneel verdwenen, maar hadden wel de basis gelegd voor een machtsstrijd tussen de Koning en het Parlement die de gehele negentiende eeuw zou duren en leidde tot het parlementaire stelsel.
De grondwetten van 1814 en 1815 gaven de Koning alle macht. Het parlement had wel de rol van medewetgever, maar het was niet duidelijk voor welke onderwerpen er een regeling bij wet was vereist. Daarnaast waren de bevoegdheden van het parlement om de regering te controleren zeer beperkt. Er bestond geen interpellatierecht en het vragenrecht had enkel betrekking op wetsvoorstellen. Ook bestond er nog geen ministeriële verantwoordelijkheid.
Toen in 1830 de Belgische opstand uitbrak, kon Willem I dit moeilijk verkroppen en liet hij de staat van oorlog lang voortbestaan. De financiering van de militaire inspanningen bracht het Koninkrijk echter in problemen. Dit leidde tot woede bij de Tweede Kamer die vervolgens in 1839 de begroting verwierp. Toen België zich afscheidde van Nederland moest er een grondwetsherziening komen, waarbij de Kamer in invoering van de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid afdwong door te weigeren de nieuwe begroting in behandeling te nemen. Daarnaast werd het contraseign in de grondwet opgenomen. Hiermee werd het beleid van de Koning afhankelijk van de ministers.
Dankzij deze wijzigingen ontwikkelde zich een verantwoordingsplicht van ministers jegens de Kamer. De ministers werden losgeweekt van de Koning en de basis werd gelegd voor de vertrouwensregel, mede doordat een aantal ministers ontslag kreeg na meningsverschillen met de Kamer. In 1948 werd er door Willem II besloten tot een nieuwe grondwetswijziging. De Tweede Kamer werd voorstaan rechtstreeks gekozen en kreeg het recht van amendement. Daarnaast werd de politieke ministeriële verantwoordelijkheid grondwettelijk vastgelegd. Hier tegenover stond wel dat de regering de bevoegdheid kreeg de Kamers de ontbinden.
De invoering van dit ontbindingsrecht naast de zich langzaam ontwikkelende vertrouwensregel, vormde de basis voor het parlementaire stelsel. Het kabinet kon niet regeren zonder het vertrouwen van de Kamers, maar het kabinet was niet volkomen weerloos. Geen van beide kon als hoogste macht worden gezien.
Toen Willem III zich ging mengen in het conflict omtrent Luxemburg in 1868, werd Nederland ineens partij bij een volkenrechtelijk conflict waar het in eerste instantie niks mee te maken had. Toen werd duidelijk dat het recht van de regering om de Kamers te ontbinden niet onbeperkt was. De Kamer was ontstemd en verwierp de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De regering reageerde hierop met kamerontbinding. De Tweede Kamer verwierp echter een maand later opnieuw de begroting. Daarop volgde alsnog het ontslag van het kabinet. Sindsdien is het vaste regel dat het kabinet de Kamer niet twee keer mag ontbinden ten aanzien van hetzelfde feit.
De opkomst van moderne politieke partijen heeft vervolgens weer nieuwe gevolgen met zich meegebracht. Sindsdien steunen kabinetten op één of meer Kamerfracties die beschikken over een Kamermeerderheid en niet meer op een toevallige meerderheid van Kamerleden. De uitoefening van het ontbindingsrecht wordt hierdoor problematisch. Een wantrouwensvotum kan dan namelijk enkel worden aangenomen als een van de fracties waarop het kabinet steunt zich van dat kabinet afkeert. In zo’n geval ligt het niet voor de hand te reageren met Kamerontbinding. Dit zou voor de betreffende ministers gelijk staan aan politieke zelfmoord. Dit is sinds 1894 dan ook niet meer voor gekomen. Het recht van Kamerontbinding heeft in de twintigste eeuw dus niet meer de functie die het ooit heeft gehad. Het voortbestaan van een kabinet is daarmee alsnog afhankelijk van de Kamer. Wanneer de Kamer het vertrouwen in een minister opzegt, is deze gehouden zijn ontslag in te dienen. Daartegen kan hij eigenlijk niks doen. Feitelijk is het parlement hiermee net als in de Bataafse Staatregeling alsnog de hoogste macht.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1205 | 1 |
Add new contribution