Psychiatrie - Geneeskunde - Bundel
- 2516 keer gelezen
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
Centraal in deze cursus staat het stellen van diagnoses, maar waar komen deze eigenlijk vandaan?
Een diagnose stellen gaat als volgt: Men noteert opvallende ervaringen en observaties. Dit zijn indicaties van symptomen. Een cluster symptomen vormt een syndroom. Syndromen vormen een ziekte(beeld)/stoornis.
Symptomen; mensen gaan nadenken over die opvallende observaties en ervaringen. Ze willen er betekenis aangeven, de betekenis van het symptoom wordt beïnvloed door theorie, geschiedenis en de cultuur. Wat in onze cultuur als abnormaal gezien wordt, zou in China iets normaals kunnen zijn. Belangrijk is wel dat men niet andersom redeneert; de ziekte verklaart de symptomen, je zou dan belangrijke aspecten over het hoofd kunnen zien. De DSM- IV bepaald voor ons wat syndromen zijn. De heer Kraepelin was belangrijk voor onderscheid in de DSM, hij beschreef verschillende syndromen. Freud stelt dat een symptoom voortkomt uit een psychodynamisch conflict.
DSM-IV syndromen
Psychotische symptomen
Hallucinaties wanen zie boek
Sterk afwijkende waarnemingen Sterk afwijkende denkbeelden
Tevens kan men de mate van ernst aangeven, lopend van ernstig naar subklinisch; schizofrenie, schizofreniforme stoornis, kortdurende psychotische stoornis en geen diagnose.
Patiënten met psychotische stoornissen kunnen ook stemmingsverschijnselen hebben, dit kan als volgt worden weer gegeven:
Stemmingsstoornis
Stemmingsstoornis met psychotische kenmerken
Schizoaffectieve stoornis
Overige psychotische stoornissen
Psychotische stoornis
Overig onderscheid
Psychotische stoornis door middelengebruik
Kortdurende symptomen bij PTSS, borderline PS
Waanstoornis, gedeelde psychotische stoornis
Atypische psychose
Wanneer men persoonlijke informatie niet kan herinneren spreekt men van dissociatie van geheugen. Wanneer men zich op verschillende momenten heel anders gedraagt, alsof het verschillende mensen zijn spreekt men van dissociatie van de zelf. Soms geven mensen aan het gevoel buiten zichzelf te staan of boven zichzelf te zweven, dit heet depersonalisatie. Tot slot kan men ook het gevoel hebben alsof de realiteit niet echt is, dit is derealisatie. Samen vormen dit de dissociatieve symptomen, deze symptomen vormen weer de DSM-IV syndromen.
Naast de diagnose dissociatieve stoornis kan men dissociatieve symptomen ook tegen komen bij paniekaanval bij angststoornis, PTSS en borderline PS.
De DSM-IV kent 5 assen, deze hebben de volgende betekenissen:
As I; klinische stoornissen
As II; persoonlijkheidsstoornissen
As III; somatiek (lichamelijke mankementen die medisch vastgesteld zijn)
As IV; psychosociale omstandigheden
As V; GAF score (algemeen functioneren).
Belangrijk bij diagnoses stellen is dat de diagnose betrouwbaar is, wat is eigenlijk een diagnostische fout? Er kunnen er twee zijn; foutief positief (diagnose gesteld maar daadwerkelijk geen ziekte) of foutief negatief (diagnose niet gesteld maar daadwerkelijk wel ziek). In de medische wereld heeft men een gouden standaard, dit is een extern criterium waaraan je de betrouwbaarheid van de diagnose kunt toetsen:
Wanneer de betrouwbaarheid verbeterd en de gouden standaard gelijk blijft dan stijgt het aantal hits en daalt het aantal vals -/+. Wanneer men de criteria versoepeld dan wordt de diagnose vaker gegeven, de prevalentie blijft gelijk en het aantal vals + stijgt, het aantal vals – daalt. Worden de criteria strenger dan gebeurd het omgekeerde.
Het lastige bij psychologie is echter dat men geen gouden standaard heeft, het gaat om overeenstemming met experts. Zijn expert A en B het met elkaar eens dan is er consensus, maar anders is er een vals (niet vast te stellen of het vals + of - is). Wanneer de interbeoordelaar overeenstemming verbetert dan stijgt de consensus en daalt de discrepantie (vals). Versoepeld de criteria in dit geval dan wordt de diagnose vaker gesteld en de prevalentie stijgt dan ook, maar we weten niet wat er met consensus gebeurd. Worden de criteria juist strenger dan gebeurd het omgekeerde, maar nog steeds weet men niet wat er met de consensus gebeurd.
Hoe voorkom je fouten? Het is belangrijk om criteria zorgvuldig toe te passen, om geen informatie te missen, om niet teveel af te wijken van experts, niet te veel je eigen interpretatie laten spreken, niet te rigide vast te houden aan regels en het belangrijkste is veel training, ervaring en supervisie.
DSM-IV syndromen
Stemmingsepisoden
Depressieve symptomen (hypo)mane symptomen
Sombere stemming, interesse verlies verhoogde/ prikkelbare stemming
Episoden lopen langs een lijn van somber, lage energie (depressief) tot eufoor, hoge energie (manisch).
Bipolaire stoornissen
Bipolair I ; mixed, manische episoden
Bipolair II; depressief, hypomaan
Cyclothyme stoornis; hypomaan, dysthym
Bipolaire stoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO)
Tot slot kan men ook specificaties toevoegen met betrekking tot de frequentie, symptomen en beloop van de episoden.
nare ervaringen kunnen leiden tot de ontwikkeling van stoornissen;
Huidige omstandigheden: aanpassingsstoornis
Klachten recent na trauma: acute stress stoornis (ASS)
Verleden, kindertijd: Post traumatische stress stoornis (PTSS)
De laatste jaren wordt de diagnose aanpassingsstoornis minder vaak gegeven, dit komt zeer waarschijnlijk omdat deze niet meer vergoed wordt door de verzekeraar.
Let op: nare ervaringen spelen ook een rol bij depressie, angst en borderline PS
Kern van afhankelijkheid is ‘craving’ (trek hebben naar..), maar dit is opvallend genoeg geen DSM symptoom. Mogelijk komt dit omdat verslaafden zich lang niet altijd beseffen dat ze dit gevoel hebben, sommigen geven dit niet aan.
Ze selecteren en richten aandacht, dit kan zowel positief als negatief uitpakken. Diagnoses beïnvloeden eigenlijk de hele maatschappij, het zijn wederzijdse invloeden. Ze maken niet alleen communicatie mogelijk, maar hebben vergaande gevolgen op allerlei terreinen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende clusters; A, B en C
Cluster A: veel voorkomende symptomen zijn wantrouwen, sterk afwijkende denkbeelden, angst en sociale isolaties (paranoïde PS, schizoïde PS en Schizotypische PS)
Cluster B bestaat uit theatrale PS, narcistische PS, borderline PS en antisociale PS.
Cluster C bestaat uit afhankelijke PS, Dwangmatige PS en vermijdende PS. Veel voorkomend symptoom is een negatief zelfbeeld, angst
Je kunt op verschillende manieren kijken naar psychopathologie er zijn een aantal punten van kritiek te noemen op de DSM manier;
Punt 1; er worden arbitraire cutoffs gebruikt, met 5 symptomen heb je wel borderline, met 4 niet. Daarom pleitten veel mensen voor een dimensioneel systeem en stepwise diagnostiek, hierbij hoeft er niet eerst een diagnose te zijn voordat de behandeling wordt ingezet. Het is meer cliëntgericht, deze geeft problemen aan en waar hij/zij aan wil werken. Het (nog) niet stellen van een diagnose kan ook preventief werken.
Punt 2; er is sprake van heterogeniteit, hierdoor kunnen dezelfde syndromen heel verschillende voorkomens hebben. Tevens is er veel heterogeniteit in de achtergrond/oorzaken. Het is dus feitelijke en multidimensioneel beeld, maar dit is voor de praktijk heel erg lastig. De DSM 5 zal daarom een hiërarchisch dimensioneel model hebben.
Punt 3; syndroom vs. Oorzaken. De naam van de stoornis gaat gelden als oorzaak van de stoornis, maar het is een netwerk van symptomen (wederzijdse beïnvloeding). Tevens kun je kijken naar onderliggende mechanismen. Door de naam te gebruiken als oorzaak kun je belangrijke aspecten over het hoofd zien.
Punt 4; individu vs classificatie. Misschien maken we het te makkelijk tot een stempel, we proberen mensen te veel in een systeem in te passen terwijl het heel belangrijk is om goed te beseffen dat je met mensen werkt. De cliënt als uitgangspunt is erg belangrijk.
De DSM –V wordt waarschijnlijk een hybride model, specifiek kijken we naar persoonlijkheidsstoornissen.
Bij functioneren wordt onderscheid gemaakt tussen self en interpersonal.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Studiematerialen gerelateerd aan onderwerpen omtrent psychiatrie.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2875 |
Add new contribution