Hoorcollege 9 Klinische Neuropsychologie 2023 Universiteit Utrecht

Hoorcollege 9: epilepsie en traumatisch hersenletsel

 
Neuropsychologie: psychologie die zich bezighoudt met de functies van het brein en de relatie daarvan met gedrag
 
Klinische neuropsychologie: kijkt in het bijzonder naar gedragsveranderingen ter gevolge van veranderingen in hersenen door pathologische processen. Het is multidiscplinair met een gemeenschappelijk taalgebruik. 
Pathologie: geeft begrip van water en in de hersenen verandert en hoe dit tot stoornissen kan leiden. Het is de context waarbinnen je naar cognitie blijft kijken
 
Transdiagnostisch: factoren die de diagnostische categorieën vaak overstijgen en daarmee een beroep doen op de achterliggende concepten. Belangrijke aspecten zijn:
  • Ongeacht de pathologie blijft het neuropsychologisch referentiekader en denken gelijk
  • Hypotheses zijn in eerste instantie gericht op functiedifferentiatie
  • Kennis van de pathologie wel relevant!
  • Geeft handvatten voor je hypotheses
  • Terugkoppeling naar de rest van behandelteam, patiënt en behandel consequenties
 
Epilepsie: één van de meest voorkomende neurologische aandoeningen ondanks het geen neuropsychologisch beeld heeft
  • Prevalentie: 1 op de 10 mensen heeft ooit een aanval, waarbij 1/3e van hen een chronische aandoening, ofwel epilepsie heeft. In nederland 0.5%, Vaker bij kinderen dan bij ouderen
  • Epileptische aanval: abnormale, overmatige, synchrone ontlading van corticale neuronen
    Epilepsie:  chronische hersenaandoening gekenmerkt door verhoogde gevoeligheid voor epileptische aanvallen (volgens WHO minstens 2 aanvallen per jaar)
 
International League Against Epilepsy (ILAE): epilepsie is “een chronische aandoening van de hersenen die gekenmerkt wordt door een voortdurende neiging tot het genereren van epileptische aanvallen, en door de neurobiologische, cognitieve, psychologische, en sociale gevolgen. 
  • Gedaald bewustzijn: Als ergens gedurende de aanval (dus niet noodzakelijkerwijs bij het begin) het bewustzijn gedaald is
  • Motor en non-motor verschijnselen: worden beoordeeld bij het begin van de aanval, hierbij wordt de meest prominente genomen. Een aanval die begint met sensorische verschijnselen, gevolgd door motorische verschijnselen is dus een aanval met focaal niet-motorisch begin
  • Motorische verschijnselen: automatismen, atonisch, clonisch, epileptisch spasme (salaamkramp), hyperkinetisch, myoclonisch en tonisch
  • Niet-motorische verschijnselen: autonome verschijnselen, plotseling stoppen met bezigheden (arrest), cognitieve, emotionele en sensorische verschijnselen.
 
Classificatie van aanvalstypen is volgens ILAE:
  • Focaal begin: intact vs gedaaldbewustzijn, motorisch vs niet-motorisch, focaal naar bilateraal vs tonisch-clonisch
  • Gegeneraliseerd begin: motorisch (tonisch-clonisch of motorisch) vs niet-motorisch (absence)
  • Onbekend begin: motorisch (tonisch-clonisch of motorisch) vs niet-motorisch (absence), niet geclassificeerd
 
Fits, fants and funny turns: niet alles wat trekt, schokt of wegvalt is een epileptisch aanval. Onderscheidt kun je als volgt maken:
 
epileptisch
niet-epileptisch
luxerende moment
-
+
tongbeet
+
-
posticale fase
+
-
Ictale EEG-afweging
+
-
Te doorbreken
-
+
 
Oorzaken epilepsie
  • Genetisch: groot deel +/-70%
  • Vasculair
  • Aanlegstoornis
  • Trauma
  • Tumor
  • Neurodegeneratie
  • Infectie/auto-immuun
 
Aanvallen
  • Focale aanval: in één specifiek gebied van de hersenen. Heeft invloed op maar één specifiek gebied van het lichaam. Hoe de aanval eruit ziet hangt af van het gebied waar de verstoring plaatsvind. Type aanvallen:
    • Aanval in het taalgebied: persoon kan tijdelijk niet praten
    • Aanval in het motorisch gebied: schokken in arm of been
    • Aanval in het gebied waar emoties worden verwerkt: angstig gedrag
    • De persoon is bij bewustzijn maar som (gedeeltelijk) afwezig
  • Rolandische epilepsie: Bij deze vorm merken kinderen dat hun mond begint te trekken en dat ze daardoor niet goed kunnen praten. Dat komt omdat de activiteit begint in de plek waar de mondmotoriek wordt aangestuurd ofwel het rolandische gebied. 
  • Gegeneraliseerde aanval: betreft beide hersenhelften. Opvallend aan deze aanval is dat de persoon zich niet gewaar is van de aanval. Type aanvallen:
    • Anbasence: kortdurende afwezigheid
    • Tonisch-clonische aanval: verkramping (tonisch) en schokken (clonisch) van het gehele lichaam, bewusteloosheid, som tongbeet, urine-incontinentie en vaak speekselvloed. Deze aanval duurt meestal minder dan 1 tot 2 minuten. Houdt bij deze aanval de persoon niet vast, leg een kussen onder haar/zijn hoofd, stop niks in de mond, verwijder scherpe objecten/strakzittende kleding. Als na 2 minuten de aanval nog niet voorbij is moet 112 worden gebeld
  • Absence epilepsie: bij deze vorm staren kinderen (even) voor zich uit, ze lijken door je heen te kijken of de ogen draaien weg. Ze onderbreken daarbij hun handelen
 
Informatie epileptische aanvallen:
  • Uitlokkende factoren: Hyperventilatie Slaap, Gebrek aan slaap, Sensorische stimuli (bijvoorbeeld licht flitsen, muziek etc.) Trauma, Hormonale veranderingen (puberteit), Koorts, Emotionele stress, Medicijnen en drugs
  • Cognitieve en gedragsaspecten: ER is niet een typisch neuropsychologisch profiel, echter worden aandachtsproblemen, verminderde reactietijd en motorsnelheid wel met epilepsie geassocieerd
  • Risico’s: alleen zwemmen of in bad, deelnamen aan het verkeer, klimmen op hoogte
  • Behandelingen: aanvalsbehandeling, onderhoudsmedicatie, epilepsiechirurgie, ketogeen dieet, nervus vagus stimulatie
  • Gevolgen: Lager IQ als het vroeg begint, meer probleem met schoolse vaardigheden, meer gedragsproblemen. Bij hemiplegische kinderen is het geassocieerd met cognitieve tekorten (Vargha-Khadem)
  • Overactieve hersencellen: absence en rolandische epilepsie zie je vrijwel alleen bij kinderen tussen de 4 en 12 jaar. In de ontwikkeling van de hersen bij kinderen worde nnieuwe verbindingen gemaakt. Er wordt dan te veel samengewerkt en de hersencellen zijn overactief
  • Nachtelijke aanvallen: Bij kinderepilepsie verdwijnen aanvallen soms naarmate ze ouder worden. Rolandische epilepsie stop altijd. Bij 20% van de kinderen die absence epilepsie heeft gaat dit later over in een andere vorm van epilepsie
 
Classificatie: kijk naar leeftijd, intellectuele ontwikkeling, bevindingen tijdens het neurologisch onderzoek en beeldvorming
  • Enkelvoudige partiële aanvallen (geen vermindering van bewustzijn): kan motorische, sensorische of vegetatieve aanval zijn
  • Aspect 1 Oorzaken: 
symptomatisch (bekend), idiopathisch (onbekend), cryptogeen (komt waarschijnlijk door een afwijking of beschadiging aan de hersenen, maar kan (nog) niet worden aangetoond)
Kan door verworven hersenletsel (0.5% tumor, hersensletsle, hersenbloeding, zuurstofgebrek etc), verhoogde gevoeligheid voor epilepsie of aanlegstoornis in de hersenen (=genetisch, 1.5% Simpel mendeliaans, complex geërfd
  • Aspect 2 Gegeneraliseerd of partieel
  • Diagnose op basis van symptomen, EEG, combinatie met vidoe, CT en MRI
 
Behandeling epilepsie
  • Neurochirurgie: Verwijdering van epileptische haard (temporal lobectomy (70-85% hierna seizure free), amygdalo-hippocampe tomy, hemispherectomy). Het best in een vroeg stadium. Heeft selectieve criteria:
    • Epilepsie reageert niet op medicatie
    • Duidelijke epilepsiehaard 
    • Epileptogene zone in niet functionerende corticaal gebied 
    • Verlies van functie als gevolg van de operatie blijft beperkt.
  • Functionele chirurgie: proberen hersenfunctie te verbeteren door een selectieve ingreep ook wel callosotomie
 
Penfield: werkte met split-brain patiënten om zo seizures te verminderen. Echter bleek het overgebleven deel niet altijd optimaal te functioneren want:
  • Zowel de epileptische aanvallen als de anti-epileptica beïnvloeden het functioneren van de overgebleven hersendelen
  • Functionele reorganisatie na oorspronkelijke hersenlaesie of de neurochirurgische ingreep
  • Medicatie: gaat vaak geassocieerd met verminderd cognitief functioneren. Afhankelijk van het type medicatie (phenobarbitone en phenytoin), effecten van monotherapie zijn beperkt. Er moet nog meer onderzoek hiernaar worden gedaan
 
Onderzoek naar epilepsie en intelligentie
  • Gegeneraliseerde epilepsie: leidt tot lagere prestaties wanneer snelheid van informatieverwerking van belang is
  • Idiopatische gegeneraliseerde epilepsie: heeft hogere IQ dan bitemporale epilepsie 
  • Geheugenstoornissen: partiële epilepsie < gegeneraliseerde epilepsie < controles
  • Rekenvaardigheden: gegeneraliseerde epilepsie < partiele epilepsie 
 
Psychosociale consequenties/gevolgen
  • Sociale factoren: stigma, discriminatie, sociale buitensluiting
  • Omgevingsfactoren: familie factoren, school, sociale steun, peer groups, collega's etc
  • Individuele factoren: locus of control, zelfbeeld, angst voor aanvallen
  • Overige bijkomende factoren: levensstijl, vrijetijdsbesteding, autorijden, beroepskeuze, (negatieve) life events
 
Traumatisch hersenletsel: meest voorkomend bij mannen (2:1) en leeftijd 15-24. Omvat 2-8/1000 mensen per jaar. Er is vaak hoge mortaliteit/morbiditeit met weinig behandelingsmogelijkheden en moeilijk voorspelbare uitkomsten
  • Open hersenletsel: meestal focale hersenbeschadiging (penetratie van de schedel bij bvb een kogelwond)
  • Gesloten hersenletsel: focale schade gepaard met diffuse schade aan axonen door lineaire en roterende krachten. Hierbij is geen penetratie van het schedel. 43% door val op werk/thuis, 22% verkeer, 15% geweld
    • Coup: hersenkneuzing op de plek waar het hoofd geraakt wordt door de klap
    • Contrecoup: door de klap worden de hersenen naar achter geduwd waar ze tegen de binnenkant van het schedel botsen en daar kneuzen
 
Gesloten hersenletsel
  • Primaire beschadiging: omvat mechanische processen en is acuut. Vooral frontaal en temporaal (onderkant); subcorticaal in de vorm van:
    • Verscheuring: snijwonden, vaker frontaal/ temporaal waar schedel oneffen is
    • Contusie: kneuzingen
    • Diffuse axonale schade
  • Secundaire beschadiging: omvat pathofysiologische processen en is geleidelijk door:
    • Intracerebrale bloeding: bloeding in de hersenen zelf
    • Epiduraal hematoom: ruptuur van een arterie tussen de schedel en dura. Leidt vaak tot enorm verhoogde intracraniale druk en BZverlies
    • Subduraal hematoom: bloed tussen de dura en arachnoid. Deze bloeding verloopt trager
    • Oedeem- zwelling
    • Hypoxie of ischemie – zuurstoftekort in de hersenen
    • Seizures 
    • Buitencerebrale oorzaak
 
Classificatie hersenletsel
  • Contusio cerebri: ernstig hersenletsel (GCS<9) en matig hersenletsel (GCS 9-12)
    • Gevolgen
    • Snelheid van informatieverwerking
    • Aandacht en concentratie
    • Inprenting op eigenlijk alle aspecten
    • Executief functioneren
    • Stoornissen in de sociale cognitie
  • Commotio cerebri: licht hersenletsel (GCS 13-15). omvat 90% van de gevallen
    • Binnen 3 maanden is veelal goed herstel. Als de klachten langer aanhouden dan 3 maanden spreken we van postcommotioneel syndroom
    • Er is diffuse axonal injury of ischemische schade (microbleeds/infarcts)
    • Lange termijn gevolgen (groep 1): vertonen aanvankelijk voorspoedig herstel en tonen pas problemen bij het volledig oppakken van premorbide functies
    • Lange termijn gevolgen (groep 2): ervaren direct problemen die toenemen met tijd gepaard met preoccupatie en catastroferen. Hierdoor lopen zij vast en worden de gevolgen van het hersenletsel overschat = cogniforme stoornis
  • Trauma capitis: hoofdletsel (GCS 15), heeft geen PTA
 
Analogie somatoforme stoornis/ cogniforme stoornis (Delis&Wetter 2007): patiënten te identificeren met excessieve cognitieve klachten en/of onwaarschijnlijk slechte cognitieve prestaties, gegeven de ernst van hun letsel, in combinatie met een expliciete patiëntenrol in het dagelijks leven
 
Post Traumatische Amnesie (PTA): wordt berekend inclusief de duur van de coma. PTA is op te lossen middels Islands of memory
  • < 5 minuten: zeer licht letsel
  • 5-60 minuten: licht letsel 
  • 1-24 uren: middelzwaar letsel
  • 1-7 dagen: zwaar letsel
  • 1-4 weken: zeer zwaar letsel
  • > 4 weken: extreem zwaar letsel
 
Debat rondom PTA
  • eindpunt: wanneer houdt het op? veel patiënten hebben bijvoorbeeld nog over lange tijd subtiele stoornissen in de cognitieve functies. Valt dit ook nog onder PTA?
  • Beginpunt: start het vanaf het moment van bewusteloosheid, direct na het ongeval of op het moment van ontwaken uit coma?
  • Retrograde amnesie: hierbij zijn geen herinneringen aan de periode voor het ongeval, dit kan enkele minuten duren maar soms ook jaren/maanden. Moet dit ook worden meegerekent als PTA?
 
Contusio Cerebi: hersenkneuzing, ernstige vorm van hersenschudding. Acute symptomen:
  • Hoofdpijn
  • Misselijkheid
  • Duizeligheid
  • Bewustzijnsveranderingen
  • Uitvalsverschijnselen
  • Amnesie 
    • Retrograde amnesie
    • Anterograde amnesie
    • PTA: desoriëntatie en gestoorde inprenting geheugenstoornissen
 
Biopsychosociaal Model: factoren die een rol spelen bij herstel
  • neurologisch letsel
  • kwetsbare persoonlijkheidskenmerken (copingstijl, gevoeligheid voor stress)
  • omgevingseisen (stressoren) 
  • emotionele reacties (angst en depressie)

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Universiteit Utrecht en studieverenigingen

Crossroads: term ref right 1: 
Samenvattingen voor psychologie in Utrecht via Alcmaeon en JoHo
Samenvattingen voor pedagogiek in Utrecht via PAP en JoHo
Samenvattingen voor ISW in Utrecht via Versatile en JoHo
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Yara Claassen
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1416