Inleiding Strafrecht - Rechten - B1 - UL - Oefenbundel
- 3819 keer gelezen
Van oudsher bestaat er een flinke rivaliteit tussen de voetbalclubs van de dorpen Lienden en Ochten. Het voetbalkampioenschap in augustus vormt voor beide dorpen het hoogtepunt van het jaar. Dit jaar zijn de verwachtingen extra hoog gespannen nu de dertigste editie zal plaatsvinden. Op 10 augustus 2014 zal de strijd losbarsten. Vanwege het belang van deze wedstrijd is besloten de wedstrijd op neutraal terrein in een aangrenzende gemeente te laten plaatsvinden. Hans, Imke en Johan wonen alle drie in Lienden en zijn van kinds af aan groot fan van de voetbalclub van Lienden. Nog nooit hebben ze een wedstrijd gemist en al tijden kijken ze uit naar de eindwedstrijd van dit jaar. Na ruim anderhalf uur voetbal, waarbij Hans, Imke en Johan vanaf hun vaste plaatsen op de publiekstribune keihard hebben staan supporten, valt hun droom in duigen: het team van Lienden verliest de wedstrijd. Het verdriet is groot en tijdens het jubileumfeest dat na de wedstrijd plaatsvindt, grijpen Hans, Imke en Johan gedrieën naar drank. Nadat ze ieder zo'n acht flesjes Heineken hebben gedronken, zegt Johan tegen Imke en Hans dat ze wraak zouden moeten nemen. Hij geeft aan dat hij thuis nog vuurpijlen en wasbenzine heeft liggen, waarmee ze het clubhuis van de voetbalclub van Ochten voor eens en voor altijd van de wereld kunnen laten verdwijnen. Hans en Imke zijn direct enthousiast en roepen instemmend: "Ja, laten we de boel affikken". Terwijl ze naar het bestelbusje van Johan lopen, komen ze hun vriend Aron tegen. Johan spreekt hem aan en vraagt of hij even op zijn mobiele telefoon het weerbericht wilt checken om te zien of het de komende uren droog blijft, omdat dat "absoluut noodzakelijk is voor het plan dat ze met z'n drieën hebben". Aron ziet dat Johan niet bepaald vrolijk is en vraagt dus niet verder. Hij grijpt naar zijn telefoon en zoekt het weerbericht op. Er blijkt geen bewolking te zijn voorspeld, waarop Hans – gerustgesteld dat zijn plan succesvol kan worden uitgevoerd - hem haastig bedankt en zijn busje start. Nadat ze met zijn drieën vuurpijlen, een jerrycan wasbenzine en lucifers hebben opgehaald bij het huis van Hans, rijden ze direct door naar Ochten. Echter, voordat zij in Ochten aankomen, stuiten ze op een verkeerscontrole. Politieagent Klaassen - een algemeen opsporingsambtenaar in de zin van art. 141 lid 1 onder b Sv - geeft het teken het voertuig tot stilstand te brengen. Wanneer Hans het raampje opendraait, vraagt Klaassen het drietal eerst of zij toevallig de eindstand van de voetbalwedstrijd kennen; hij heeft de wedstrijd helaas moeten missen. Daarop ontsteekt Imke in woede en schreeuwt uit dat Ochten ten onrechte heeft gewonnen en dat de voetbalclub van Ochten zal boeten. Bij haar woede-uitbarsting wijst zij dreigend naar de jerrycan wasbenzine bij Hans op de achterbank. Klaassen gebiedt het drietal onmiddellijk uit te stappen, waarna hij hen fouilleert. Vervolgens besluit hij Hans, Imke en Johan aan te houden en mee te nemen naar het politiebureau voor verhoor. Hans, Imke en Johan worden op 1 november om 21.30 uur 's avonds binnengebracht op het politiebureau van Ochten, waar ze worden verhoord. Vervolgens blijven ze in verzekering en voorlopige hechtenis. De officier van justitie legt aan Hans, Imke en Johan ieder afzonderlijk primair poging tot brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 45 Sr) en subsidiair voorbereiding van brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 46 Sr) ten laste. Op grond van de verklaringen van Hans, Imke en Johan stuurt de officier van justitie voorts een dagvaarding uit naar Arn, aan wie primair medeplichtigheid tot poging tot brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 45 jo. art. 48 Sr) en subsidiair medeplichtigheid tot voorbereiding van brandstichting (art. 157 sub 1 jo. art. 46 jo. art. 48 Sr) ten laste wordt gelegd. Alle tenlasteleggingen voldoen aan de eisen die daaraan gesteld zijn in art. 261 Sv.
Ter terechtzitting voert de raadsman van Hans het volgende verweer: "Het is waanzin dat mijn cliënt zich vandaag moet verantwoorden voor zijn daden. Hij was onder invloed van alcohol en kon daarom geen weerstand bieden aan de druk die Johan uitoefende door de wraakactie voor te stellen. Dat kon evenmin van hem worden verwacht in de gegeven omstandigheden." De raadsman van Imke voert het volgende verweer: "De hoeveelheid wasbenzine die de verdachten bij zich droegen was verreweg ontoereikend om daadwerkelijk het clubhuis van de voetbalclub van Ochten te doen laten afbranden. Bovendien bleken het lucifeerdoosje die verdachten hadden meegenomen, leeg te zijn. Derhalve waren de voorwerpen die mijn cliënt en de medeverdachten bij zich droegen ondeugdelijk om het tenlastegelegde doel, te weten brandstichting, te bereiken. Er is derhalve geen sprake van strafbare voorbereiding van brandstichting zoals subsidiair tenlastegelegd."
Op het moment dat de einduitspraak onherroepelijk wordt, te weten op 3 december 2014, bevinden Hans, Imke en Johan zich nog in voorlopige hechtenis. In de zaak van Hans legt de rechter achttien maanden gevangenisstraf op, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.
Zijn Hans, Imke en Johan rechtmatig aangehouden door politieagent Klaasen?
Tot wanneer mogen Hans, Imke en Johan worden opgehouden voor onderzoek?
Op grond van welke wettelijke bepaling mocht politieagent Klaassen het drietal fouilleren?
Kan Aron succesvol worden veroordeeld als medeplichtige aan een strafbaar feit?
Wat is de maximale gevangenisstraf die Aron kan krijgen indien het subsidiaire feit bewezen wordt verklaard?
Welke stelling over het primair tenlastegelegde feit in de zaak van Johan is correct?
Op welke strafuitsluitingsgrond doet de raadsman van Hans ter terechtzitting een beroep?
Indien de rechter het beroep van de raadsman van Hans op deze strafuitsluitingsgrond gegrond acht, tot welke einduitspraak zal hij dan komen?
Hoe dient het verweer van de raadsman van Imke ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde voorbereiding van brandstichting te worden beoordeeld, gelet op de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad?
Wanneer wordt Johan hoogstwaarschijnlijk in vrijheid gesteld?
De vraag naar een causaal verband is met name relevant bij materieel omschreven delicten en door het gevolg gekwalificeerde delicten.
Bij de vraag naar de redelijkheid van de toerekening van een bepaald gevolg van een gedraging aan een verdachte, kunnen feiten van algemene bekendheid een doorslaggevende rol spelen.
In HR 8 september 1987, NJ 1988, 612 (Grenswisselkantoor) kon een strafbare poging niet worden bewezen, aangezien er geen begin van uitvoering was. Daarentegen stelde de rechter vast dat er wel sprake was van strafbare voorbereiding.
Een geslaagd beroep op de strafuitsluitingsgrond onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 Sr) ontneemt de wederrechtelijkheid aan het door de verdachte gepleegde feit.
Co Schippers wordt verdacht van eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr). Hij kan voor dit strafbare feit wel worden aangehouden, maar niet in verzekering worden gesteld.
Monica wordt veroordeeld voor grootschalige oplichting (art. 326 Sr). De rechtbank legt haar een straf op bestaande uit een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk (met een proeftijd van drie jaar), een geldboete van € 50.000,- en een taakstraf van 120 uur. Volgens de raadsman van Miranda is deze combinatie van straffen niet mogelijk.
De gronden voor inverzekeringstelling zijn ruimer dan de gronden voor het ophouden voor onderzoek.
De bepaling van art. 182 Sv kan worden gezien als een tempering van het inquisitoire karakter van het vooronderzoek.
Met het begrip culpa wordt gedoeld op schuld als element van een strafbaar feit.
Overeenkomstig de leer van de machtenscheiding mag de rechter de wet niet anders uitleggen dan de wetgever oorspronkelijk heeft bedoeld.
Ons strafrecht kent een subjectief opzetbegrip. Voor het bewijs van opzet is het nodig de intenties van de verdachte vast te stellen.
Voor een poging tot overtreding geldt straffeloosheid.
Het bijzonder deel van het Wetboek van Strafrecht kent een indeling in titels die gemaakt is aan de hand van het beschermde rechtsbelang.
Bij doleuze delicten is voor de strafbaarheid van de dader boos opzet vereist.
De verdachte mag niet voor een tweede keer worden vervolgd voor hetzelfde feit, indien de rechter ten aanzien van dat feit reeds een onherroepelijke beslissing heeft genomen op de eerste vraag van art. 350 Sv.
Vanwege een aanhoudende kraaienplaag is in de APV van de gemeente Kampen een bepaling opgenomen waarin staat dat het niet is toegestaan gedurende de zomermaanden kraaien te voeren binnen de gemeentegrenzen. Het legaliteitsbeginsel staat toe dat de gemeente Kampen een dergelijke bepaling in haar APV opneemt.
Jörg, Kelk en Klip (p. 9) problematiseren vrijheidsbenemende straffen met de volgende woorden: "De vrijheidsstraf bijvoorbeeld pleegt in het algemeen heel wat meer aan de burger te ontnemen dan de fysieke vrijheidsbeneming die inhoudt dat de veroordeelde gedurende de door de rechter bepaalde tijd niet aan het maatschappelijk verkeer kan deelnemen. Men wordt er veelal zowel lichamelijk als psychisch ellendig van, men kan daardoor zijn arbeidspositie verliezen, betrokkene's gezinsverhoudingen kunnen ernstig worden verstoord, zijn reputatie kan een onherstelbare deuk krijgen etcetera. Dit laatste wordt de stigmatiserende werking van de straf genoemd. Ook wetenschappelijk onderzoek heeft al deze effecten meer dan eens bevestigd." Binnen welke benaderingswijze van het strafrecht passen deze beschouwingen het beste?
Welke van de onderstaande handelingen kunnen worden aangemerkt als een daad van vervolging?
Simon wordt verweten dat hij zich met anderen (namelijk met een grote groep boze RUG-studenten) schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk (art. 139 Sr) door niet aanstonds, na een daartoe strekkende vordering van een bevoegde politieambtenaar, het Universiteitsmuseum in Groningen te verlaten. Echter, 'bevriende studiegenoot' Victor heeft zich, toen hij werd aangehouden, uitgegeven voor Simon In de hectiek is de betreffende politieambtenaar vergeten aan de hand van diens legitimatie de identiteit van Victor te verifiëren. Ter terechtzitting bemerkt de rechter deze persoonsverwisseling. Tot welke einduitspraak dient hij te komen?
Sanne is medewerkster van een peuterspeelzaal. Om enige controle te houden op wie waar is, besluit ze een zogenaamde plasarmband te maken die de kinderen moeten dragen als zij het toilet bezoeken. Terwijl ze de armband van kleine plastic kraaltjes maakt, ziet ze dat de ketting als twee druppels water lijkt op de snoeparmbanden waarmee ze de kinderen wel eens bij wijze van traktatie verrast. Ze moet lachen om het idee dat één van de kinderen de plasarmband misschien wel zal proberen op te eten, maar ze is er van overtuigd dat dit in werkelijkheid nooit zal gebeuren: óók de kinderen zullen overduidelijk zien dat de kraaltjes van plastic zijn en bovendien maakt Sanne de ketting van stevig materiaal. Als op een dag de Emma van 2,5 jaar besluit aan de plasarmband te knagen, schiet al snel een van de plastic kraaltjes los die vervolgens in haar luchtpijp terechtkomt. Als gevolg daarvan loopt zij door zuurstofgebrek een hersenbeschadiging op. De officier van justitie zal een doleus of een culpoos misdrijf aan Carla ten laste zal leggen. Welke schuldvorm is bij deze stand van zaken het meest passend?
De Hoge Raad overweegt in het Bijlmer noodweer-arrest (HR 23 oktober 1984, NJ 1986, 56) in rechtsoverweging 6.2 als volgt: 'Voor zover het middel zich [] beoogt te keren tegen het [] oordeel van het hof met een beroep op de onwettigheid van het wapenbezit van de verdachte faalt het, omdat het hof, in de situatie waarin de verdachte verkeerde, vuurwapengebruik geboden, en een andere verdedigingsmogelijkheid dus niet aanwezig heeft geacht.' Op welk(e) bij de vaststelling van noodweer(exces) relevant(e) vereiste(n) doelt deze overweging?
Op welke strafuitsluitingsgrond doet de verdachte een beroep als hij het volgende verweer voert: 'Terwijl ik bezig was om een voor mij rijdend busje in te halen, zag ik ineens dat de tegemoetkomende auto door een andere auto met zeer hoge snelheid werd ingehaald. Toen moest ik snel handelen, want ik kon niet naar rechts, daar reed de auto die ik inhaalde, ik kon niet remmen, omdat een auto achter mij ook al bezig was met inhalen, en gewoon door blijven rijden kon ook niet, dan was ik hoe dan ook op de tegenliggers gebotst. Ik kon dus niet anders dan het gas helemaal intrappen en snel naar rechts uitwijken om een botsing te voorkomen. En toen ben ik geflitst omdat ik vijfentwintig kilometer harder reed dan toegestaan. Ik vind dat onterecht. Ik heb gedaan wat het beste was en ik vind dat mijn gedraging daarom gerechtvaardigd was.'
Thomas heeft al jaren een hoogoplopende ruzie met zijn buurvrouw over een boom. Deze boom, die op de grond van de buurvrouw staat, neemt alle zonlicht weg en zorgt voor veel bladerafval in de tuin van Thomas. Hij vraagt zijn 12-jarige neefje Marco of hij voor een paar euro een klusje voor hem wil doen, namelijk het omzagen van een boom in de tuin. Marco is direct enthousiast. Nadat Thomas hem een zaag heeft gegeven en de nodige instructies, ligt de boom binnen anderhalf uur op de grond. De buurvrouw is woedend en doet aangifte van vernieling. De officier van justitie wil Thomas vervolgen voor vernieling (art. 350 Sr). Welke deelnemingsvorm is het meest passend?
Robin wordt vervolgd voor doodslag. De rechtbank Den Haag is van oordeel dat de tenlastelegging kan worden bewezen en dat er een aanzienlijk gevaar bestaat dat Robin in herhaling valt. De psycholoog en de psychiater die hem hebben onderzocht zijn tot de conclusie gekomen dat Robin verminderd toerekeningsvatbaar is wegens een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank vindt dat een overtuigend standpunt. Welke sanctie kan de rechtbank niet opleggen?
Lees de volgende motivering van de verwerping van een verweer. Op welk beginsel van een goede procesorde is door de verdediging hoogstwaarschijnlijk een beroep gedaan?
"Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een scooter. Informatie over de (strafrechtelijke) positie van [medeverdachte] bevindt zich niet in het dossier en is ter terechtzitting niet nader toegelicht. Desalniettemin kan de enkele omstandigheid dat verdachte eerder ter zake van heling met justitie in aanraking is geweest, een beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan rechtvaardigen."
Door wie kan aan het Openbaar Ministerie worden opgedragen het uitbrengen van een dagvaarding achterwege te laten?
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat "hij op of omstreeks 9 september 2010 te Rotterdam zich op de weg, te weten de Coolsingel heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet te koop aan te bieden". Deze strafbepaling is gebaseerd op een artikel uit de APV van Rotterdam. De verdachte legt ter zitting een bekennende verklaring af, maar zijn raadsman stelt dat de bepaling in de APV onverbindend is omdat zij in strijd is met een hogere regeling, namelijk de Opiumwet. Wat zal de einduitspraak van de rechter zijn indien hij het verweer honoreert?
In verband met overlast van hooligans is in art. 2:1 van de APV van Eindhoven het volgende opgenomen:
Is het de gemeente toegestaan deze bepaling in de APV op te nemen?
Welke stelling over het legaliteitsbeginsel is niet correct?
Welk woord is weggelaten uit het onderstaande abstract (uit The Oxford Handbook of Criminological Theory)?
"Numerous studies carried out over the past two decades suggest that several risk factors significantly increase the likelihood for people to commit crime and violence across the lifespan. Researchers trying to understand the relationship between and crime have focused on criminal offenders, individuals who display high rates of violent or aggressive behaviors, and those with psychiatric disorders with a strong correlation to criminal behavior, such as psychopathy and antisocial personality disorder. This article summarizes research findings linking neurological risk factors with a predisposition to crime, focusing on six domains: genetics, neuroimaging, neuropsychology, psychophysiology, endocrinology and neurotransmitters, and early health risks."
Door de eeuwen heen is gezocht naar een rechtvaardiging voor het opleggen van straf door de overheid door middel van het strafrecht. We onderscheiden (i) natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën, (ii) absolute theorieën, (iii) relatieve theorieën en (iv) verenigingstheorieën. Leg uit wat deze verschillende theorieën inhouden, hoe deze zich tot elkaar verhouden en hoe deze tot uitdrukking komen in het huidige sanctiestelsel.
Wat de verschillende theorieën inhouden:
Theorieën | Rechtsgrond | Rechtsdoel |
Natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën | Schending van ' contrat social' | Het 'Repareren' van de schending en het bieden van een optie aan de schender om terug te keren in de samenleving |
Absolute theorieën | Louter omdat een misdaad begaan is | Vergelding |
Relatieve theorieën | Preventie | Speciale en generale preventie |
Verenigingstheorieën | Vergelding | Preventie |
Hoe de theorieën zich tot elkaar verhouden:
Voor het onderscheid is het van belang de rechtsgrond ('waarom mag er gestraft worden?') en het rechtsdoel ('wat wordt met de straf beoogd?') te onderscheiden - zie het schema hierboven. De natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën kijken primair naar de connectie met de straf die ten aanzien van elk delict is afgesproken in een sociaal contract, of die gezien wordt als een uitdrukking van de wil van het volk. Deze theorieën zien burgers als autonoom en bieden hen een mogelijkheid terug te keren in de samenleving na hun verdiende straf. De absolute theorieën gaan uit van een noodzakelijk verband tussen misdaad en straf: deze theorieën hebben als achterliggend idee dat in de 'terecht'stelling van de dader het doel bereikt is, te weten vergelding, en gaan ervan uit dat motieven en omstandigheden er in beginsel niet toe doen. De absolute theorieën kennen dus geen pardon: ook al zou de straf geen nuttig effect hebben of zou de dader er slechter door worden, dan nog moet er gestraft worden. De relatieve theorieën kijken juist wel naar het effect van bestraffing, waarbij primair verderliggende doelen (preventie) worden beoogd. De verenigingstheorieën verenigen deze twee perspectieven door de vergelding als rechtsgrond te hanteren en de preventie als rechtsdoel. Hierbij zijn twee varianten mogelijk (die in beginsel dezelfde verenigingstheorieën uitdrukken), afhankelijk van welk vertrekpunt men neemt: (i) het verdiendeleed is de bovengrens van de vergelding, waar beneden de rechter om doelmatigheidsredenen mag blijven, of (ii) het maatschappelijke of individuele nut wordt getemperd door de absolute gerechtigheid.
Hoe de theorieën tot uitdrukking komen in het huidige sanctiestelsel:
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat diverse oefententamens bij het vak Inleiding strafrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3029 | 1 |
Add new contribution