Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2018

Vragen

Onderdeel 1, deel 1: de Urgenda zaak (32 punten)

Let op: verwijs bij alle antwoorden, zoveel mogelijk naar rechtsbronnen. Het verwijzen naar het boek van Nollkaemper is niet een verwijzing naar een rechtsbron en kan achterwege blijven. Het letterlijk overschrijven van meer of minder relevante passages uit Nollkaemper geeft geen blijk van een goed begrip van de stof en kan tot puntenaftrek leiden. Formuleer antwoorden in uw eigen woorden.

Zes vragen naar aanleiding van de Urgenda zaak in hoger beroep (ECLI:NL:GHDHA:2018:2591) (Totaal 32 punten)

In cursief staan enkele citaten uit de uitspraak.

39. Urgenda heeft haar stelling dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt gebaseerd op (...) de artikelen 2 en 8 EVRM. Het hof zal hierna eerst het beroep op de artikelen 2 en 8 EVRM onderzoeken.

42. Ten aanzien van dde (blijkens de vordering hier aan de orde zijn) positieve verplichting om concrete handelingen te verrichten ter voorkoming van toekomstige aantastingen heeft het EHRM overwogen de artikelen 2 en 8 EVRM uitgelegd moet worden op een manier die geen 'onmogelijke of disproportionele last' ('Impossible or disproportionate burden') op de overheid legt.

51. De staat is al lange tijd bekend met de reductiedoelstelling van 25-40%. Het IPCC rapport waarin is aangegeven dat een dergelijke reductie eind 2020 nodig is voor het behalen van de tweegradendoelstelling (...) dateert al van 2007. Sindsdien is in vrijwel alle COP's (in Bali, Cancun, Durban, Doha en Warschau) naar deze 25-40% norm verwezen, en zijn de Annex I landen opgeroepen hun reductiedoelstellingen daarmee in lijn te brengen. Weliswaar is hiermee geen rechtsnorm (...) vastgesteld, maar het vormt naar het oordeel van het hof wel een bevestiging van het feit dat een reductie van 25-40% uitstoot van CO2 per 2020 minimaal noodzakelijk is om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. 

Vraag 1

Overweging 51 verwijst naar de besluiten van de COP's (Conference of Parties) in het kader van het Klimaatverdrag van 1992. Dit zijn aanbevelingen. Leg onder verwijzing naar de Internationale rechtsbronnen uit waarom hiermee op grond van internationaal recht geen rechtsnorm wordt vastgesteld?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 2

Toch maakt het Hof gebruikt van deze norm. Leg uit hoe dit soort normen doorgaans genoemd worden en geef twee mogelijkheden waarmee dergelijke normen toch relevant zijn voor de ontwikkeling en/of toepassing van het internationaal recht?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 3

Volgens overweging 39 baseert Urgenda haar claim niet op de in overweging 51 genoemde normen of op het Klimaatverdrag van 1992 en het Parijs Akkoord van 2015, maar op het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Nederland is bij alle genoemde verdragen partij. Leg uit waarom op grond van Nederlands recht deze keuze van Urgenda gebaseerd is op de aard van de rechtsnorm. Let op, er wordt hier niet gevraagd om de specifieke inhoud van de regels met elkaar te vergelijken. 

Mogelijk aantal punten: 8

Vraag 4

In overweging 42 wordt gerefereerd aan de positieve verplichting die Nederland heeft. Wat wordt verstaand onder zo'n verplichting? 

Mogelijk aantal punten: 4

Vraag 5

Nederland hoeft volgens overweging 42 niet het onmogelijke of disproportionele te doen en zal zelf kunnen bepalen welke maatregelen genomen moeten worden om aan de reductienorm van 25% CO2 in 2020 te voldoen. Hoe zal deze ruimte om aan mensenrechten te voldoen doorgaans genoemd?

Mogelijk aantal punten: 2

Vraag 6

Indien Urgenda na cassatie (als dat door de Nederlandse staat zou worden ingediend) alsnog in het ongelijk gesteld wordt, kan Urgenda dan met enige kans op succes de claim dat Nederland het EVRM schendt aan het Europese Hof voor de rechten van de Mens voorleggen? Leg in uw antwoord uit wat de belangrijkste voorwaarden zijn waaraan moet zijn voldaan?

Mogelijk aantal punten: 8 

Onderdeel 1, deel 2: Nog eer Urgenda zaak (24 punten)

Nog vier vragen naar aanleiding van de Urgenda zaak in hoger beroep (ECLI:NL:GHDHA:2018:2591) (Totaal 24 punten).

in cursief staat een citaat uit de uitspraak

63. (...), een algemeen aanvaard beginsel van internationaal recht dat in het VN Klimaatverdrag is opgenomen en in de jurisprudentie van het EHRM (...) wordt bevestigd, verzet zich ertegen dat de Staat aanvoert dat hij rekening moet houden met de onzekerheden van klimaatverandering en andere ongewisheden (...) De omstandigheid dat volstrekte wetenschappelijke zekerheid over de doeltreffendheid van het bevolen reductiescenario ontbreekt, betekent dus niet dat de Staat gerechtigheid is verdere maatregelen achterweg te laten. Voldoende is de vergaande aannemelijkheid ervan, zoals hiervoor beschreven. 

Vraag 7

Op welk beginsel doelt het Hof in overweging 63 en in welk document is dit voor het eerst als beginsel van Internationaal milieurecht geformuleerd?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 8

Het Parijs Akkoord van 2015 beoogt onder andere de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen om te voorkomen dat de atmosfeer meer dan 2°C opwarmt. Geef kort aan wat van staten verwacht wordt om aan deze verplichting te voldoen. Hoe wordt een dergelijke verplichting naar zijn aard doorgaans aangeduid?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 9 

Leg uit of niet-nakomen van de in vorige vraag bedoelde verplichting door Nederland in beginsel kan leiden tot internationale aansprakelijkheid van Nederland?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 10

Stel dat Nederland door Bangladesh voor het Internationaal Gerechtshof aansprakelijk wordt gesteld voor overstromingsschade als gevolg van de niet-nakoming door Nederland van het Parijs Akkoord van 2015. Nederland heeft een verklaring onder artikel 36.2 Statuur van het Internationaal Gerechtshof afgelegd en daar geen beperkingen op aangebracht. Stelt dat Bangladesh een verklaring onder dit artikel heeft afgelegd met daarin de volgende tekst:

De regering van Bangladesh accepteert de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof ten opzichte van alle staten die een vergelijkbare verklaring hebben afgelegd behoudens in de volgende gevallen:

(...)

e. geschillen voorkomende uit multilaterale verdragen, tenzij de regering van Bangladesh expliciet de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof aanvaardt in een specifiek geschil. 

Nederland wil niet dat het Gerechtshof zich over deze zaak uitlaat. Leg uit of Nederland met succes kan aanvoeren dat het Internationaal Gerechtshof geen rechtsmacht toekomt in dit geval.

Mogelijk aantal punten: 6 

Onderdeel 2: Saoedi-Arabië (10 punten)

Twee vragen naar aanleiding van de situatie rond de verdwijning van de Saoedische journalist in het consulaat in Istanbul (10 punten).

Vraag 11

Casus: Nederland en Frankrijk annuleren bezoek aan Saoedie-Arabië vanwege verdwijning journalist 

Nathalie Righton, Volkskrant, 18 oktober 2018

Minister Wopke Hoekstra van Financiën heeft zijn bezoek aan een grote handelsconferentie volgende week in Saoedi-Arabië afgezegd vanwege de onopgeloste verdwijning van een kritische Saoedische journalist (in het consulaat van Saoedie-Arabië in Istanbul). Hoekstra besluit volgde een kwartier nadat ook zijn Franse collega zijn bezoek had geannuleerd.

Leg uit hoe deze reactie van Nederland en Frankrijk in internationaalrechtelijke termen karakteriseert?

Mogelijk aantal punten: 4

Vraag 12

Stelt dat vaststaat dat de journalist is gefolterd voor hij is gedood en dat de dader bekend is. Leg uit of Nederland op grond van internationaal recht gerechtigd of verplicht is om de dader van de foltering te berechten als hij op Nederland grondgebied wordt aangetroffen en Nederland hem niet naar Saoedi-Arabië wil uitleveren omdat hem daar mogelijk de doodstraf wordt opgelegd? Nederland is partij bij het verdrag tegen foltering uit 1984 (Convention Against Torture and other Cruel and Inhuman and Degrading Treatment of Punishment; in EIR)

Mogelijk aantal punten: 6 

Onderdeel 3: Palestina (34 punten)

Zes vragen gerelateerd aan de situatie van Palestina (34 punten) 

Vraag 13

Palestina is geen lid van de Verenigde Naties en dus geen partij bij het Handvest van de VN en het Statuut van het Internationaal Gerechtshof. Leg uit of dit op grond van de declaratoire theorie over erkenning van staten betekent dat Palestina geen staat is en het Internationaal Gerechtshof daarom de claim van Palestina moet afwijzen? 

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 14

Het Internationaal Gerechtshof heeft in de advisory opinion van 2004 (Walt Opinion, overwegingen 118 en 122) gesteld dat het Palestijnse volk zelfbeschikkingsrecht toekomt en dat de deels op Palestijns gebied gebouwde scheidingsmuur tussen Israël en het Palestijns bezette gebied in strijd is met de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen. Leg uit of het in dit geval gaat om de uitoefening van het interne zelfbeschikkingsrecht of het externe zelfbeschikkingsrecht. Maak duidelijk wat het verschil is. 

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 15

Zweden heeft Palestina deels als staat erkend De Palestijnse ambassade in Zweden organiseert namens de staat Palestina een grote conferentie in Zweden over de toekomst van het Midden-Oosten. Na afloop blijft betaling aan het congrescentrum waar de conferentie is gehouden uit. De eigenaar van het congrescentrum daagt Palestina voor de Zweedse rechter en vordert naleving van het contract. Leg uit of de Zweedse rechter in deze zaak bevoegd is om een uitspraak te doen.

Mogelijk aantal punten: 8

Vraag 16

Palestina is op 1 januari 2017 toegetreden tot het Verdrag Inzake de Bescherming van Zeeschildpadden uit 2004. Artikel 1 van dat verdrag verplicht de partijen al het mogelijke te doen om zeeschildpadden waar ook ter wereld te beschermen. Het verdrag bevat geen clausule over voorbehouden. Palestina heeft op 1 januari 2017 een voorbehoud gemaakt met als strekking dat Artikel 1 geen toepassing heeft voor Palestina waar het de Middellandse Zee betreft. Alle landen rond de Middellandse Zee zijn voor 2010 partij geworden bij het verdrag. Egypte heeft op 1 maart 2017 de depositaris laten weten bezwaar te maken tegen het Palestijnse voorbehoud. Libanon heeft niet gereageerd op het voorbehoud van Palestina. In mei 2018 blijkt dat op grote schaal eieren van zeeschildpadden die op het strand van Gaza worden gelegd door Palestijnen worden geraapt. Hierdoor komt de populatie van een bepaald soort schildpadden in gevaar. Leg uit of Egypte en/of Libanon  de staat Palestina kunnen aanspreken op het niet naleven van het verdrag. 

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 17

Casus: Israël bombardeert Gaza na raketaanval

Guus Ritzen, NRC, 17 oktober 2018

In de Gazastrook is dinsdagnacht een dode gevallen na Israëlische bombardementen. De luchtaanvallen volgden op een raket vanuit Gaza die terechtkwam op een huis in de stad Beer Sheva. Drie Israëliërs werden gewond naar een ziekenhuis overgebracht. Israël reageerde met aanvallen op militaire doelen in Gaza. Daarbij vielen een dode en raakten zeker twee  mensen gewond. een andere raket vanuit Gaza landde dinsdagnacht in de zee. Opvallend is dat Homas en Islamitische Jihad de aanval vanuit Gaza veroordelen. Naar aanleidingen van de beschietingen liet Israël twee grensovergangen met Gaza sluiten. (Reuters)

Leg uit of het bombardement door Israël volgens het Internationaal recht geoorloofd is en on aan de voorwaarden is voldaan. Gaza is een onderdeel van de staat Palestina.

Mogelijk aantal punten: 8

Antwoordindicatie

Vraag 1

Art 38 Statuut IGH (2): COP besluiten zijn geen verdrag of gewoonte of andere hier genoemde rechtsbron. Ook geen bindend besluit van een internationale organisatie. Geen eenzijdige wilsuiting van staten om gebonden te zijn. (4)

Vraag 2

Soft law (2); als opmaat voor gewoonterecht of opmaat voor nieuw verdragsrecht; of gebruik voor interpretatie door rechter van bestaande rechtsnormen (4)

Vraag 3

Inroepbaarheid internationaal recht door de burgern indien rechtstreekse werking, Art. 93 Grondwet (2); EVRM art 2 en 8 hebben rechtstreekse werking, klimaatverdrag(en) niet (2); uit een verdrag moet blijken dat de norm bedoeld is om rechten voor de burger te scheppen zonder dat verdere uitwerking door de staat nodig is. Dit is wel het geval voor het EVRM en nioet voor de klimaatverdragen. (2)

Vraag 4

In deze context gaat het om de inspanningsplicht voor de staat om mensenrechten te realiseren, in casu om bedreigingen van de leefomgeving tegen te gaan die oa het recht op leven bedreigen. (4) Nollkaemper gebruikt overigens positieve verplichting ook als aanduiding voor de plicht van de staat om burgers te beschermen tegen inbreuken worden door andere burgers, maar daar gaat het hier niet om. Toch wordt hier afhankelijk van de formulering wel enige punten aan toegekend.

Vraag 5

Margin of appreciation of beoordelingsruimte. Termen als discretionaire bevoegdeid/vrijheid, beleidsvrijheid zijn niet geherel correct. Het gaat hier niet om een complete discretionaire vrijheid of beleidsvrijheid om verplichtingen in te vullen, maar om een beperkte mate van vrijheid bij het invullen van een verplichting. Het gebruik hiervan kan in EVRM context uiteindelijk door de rechter beoordeeld worden.

Vraag 6

EVRM artt 32 – 35; moet gaan om een schending van het verdrag, art 32 (2); Urgenda moet slachtoffer zijn (34) (2); lokale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput, art 35 (2); Conclusie: kans klein dat Hof het aanvaardt: Urgenda is niet zelf slachtoffer (2)

Vraag 7

Het voorzorgsbeginsel / precautionary principle (2); In de verklaring van Rio 1992 (2) in beginsel 15 (2), of in het Klimaatverdrag van 1992, art 3.3. Nb: Nollkaemper verwijst naar het Verdrag inzake grensoverschrijdende waterlopen. Deze is van latere datum en ook niet aangehaald als in het college bij de uitleg van dit beginsel.

Vraag 8

Art 4.2 (2) – voorgenomen nationale maatregelen vaststellen en inspannen om deze te realiseren (2); inspanningsverplichting (2)

Vraag 9

Ja, dat kan. Zie ILC artikelen staatsaansprakelijkheid (ARSIWA) (1); dit is gewoonterecht (1); Niet nakoming van een internationale verplichting die kan worden toegerekend aan de staat levert een internationale onrechtmatige daad op en daarmee internationale aansprakelijkheid op (2), zie art. 1 en 2 ARSIWA (1). Niet nakoming van de inspanningsverplichting zou in beginsel alleen aan de orde zijn indien Nederland niet overgaat tot maatregelen die, gezien de situatie, rederlijkerwijs verwacht mogen worden (zie ook art. 16 ARSIWA); of geen voldoende maatregelen neemt die, gezien de 'due diligence' die deze verplichting met zich meebrengt, om te voorkomen dat personen en bedrijven teveel CO2 uitstoten; of het nalaten van parlement en regering om adequate maatregelen te nemen kan worden toegerekend aan Nederland (zie art. 4 ARSIWA); etc. (1).

Vraag 10

Ja; voor een voorbehoud dat gemaakt is geldt wederkerigheid (aangezien art. 36.2 Statuut IGH specificeert dat partijen eenzelfde verplichting dienen te aanvaarden); de niet-voorbehoudmakende staat kan het voorbehoud inroepen tegen de voorbehoudmakende staat; aangezien het Parijs Akkoord een multilateraal verdrag is, kan Nederland dus het voorbehoud van Bangladesh inroepen dat deze geschillen voortkomende uit multilaterale verdragen uitsluit; het IGH heeft op grond hiervan dus geen jurisdictie (4) . Deze wederkerigheid geldt ook voor het tweede deel van het voorbehoud, dat Bangladesh specifiek de rechtsmacht van het IGH moet aanvaarden; dus het IGH heeft alleen rechtsmacht als Nederland in dit specifieke geval de rechtsmacht aanvaardt; aangezien de vraag aangeeft dat Nederland niet wil dat het IGH zich over deze zaak uitspreekt, mag worden aangenomen dat deze niet expliciet de rechtsmacht van het IGH zal aanvaarden. (2)

Vraag 11

Dit is een retorsie (2): een onvriendelijk, maar niet een onrechtmatig handelen van Nederland in reactie op een daad van een andere staat (2)

Vraag 12

Het misdrijf heeft geen enkele relatie met Nederland, dus alleen op grond van (zuivere) universaliteit of (3) of (beperkte) universaliteit (aut dedere, aut judicare) op grond van het verdrag inzake Foltering, art 5.2.; dit schept een verplichting ex art 5.2 voor Nederland bij niet-uitlevering (art 5.2) (3)

Vraag 13

Nee, de declaratoire theorie is gebaseerd op een objectieve vaststelling dat een entiteit voldoet aan de kwalificaties om als staat te worden beschouwd, zoals verwoord in art. 1 Montevideo Conventie (grondgebied, bevolking, gezag en capaciteit) en erkenning door staten is geen voorwaarde om als staat te worden beschouwd, zoals aangegeven in art. 3 Montevideo Conventie (3); verder is het een overwegend politieke beslissing van staten om, al dan niet, met een nieuwe staat betrekkingen aan te gaan (1); zoals erkenning door andere staten geen voorwaarde is om staat te zijn, is ook lidmaatschap van de VN of het zijn van partij bij het Statuut IGH niet een voorwaarde voor staat-zijn (2)
Excuus: in de vraag is een zin weggevallen waarin staat dat Palestina een zaak tegen de VS is begonnen voor het IGH waarin Palestina claimt dat de VS internationaal recht schenden door de ambassade in Israël te verplaatsen naar Jeruzalem. Desondanks is de vraag voldoende duidelijk om te kunnen beantwoorden. "De" claim kan eenvoudig worden gelezen als "een" claim. Het gaat uiteindelijk om de vraag of lidmaatschap van de VN nodig is om een staat te zijn.

Vraag 14

Hier is het externe zelfbeschikkingsrecht van toepassing. Extern zelfbeschikkingsrecht betekent het recht een eigen staat te vestigen (2); dit recht komt toe aan koloniale en niet-zelfbesturende gebieden/ gebieden onder buitenlandse overheersing (2); intern zelfbeschikkingsrecht betekent uitoefening binnen territorium van een bestaande staat (2)

Vraag 15 

Palestina kan hier mogelijk staatsimmuniteit inroepen; zie VN verdrag inzake de immuniteit van staten 2004; dit is (grotendeels) gewoonterecht (2); of immuniteit kan worden ingeroepen hangt af van de vraag of dit een overheidshandelen of een commercieel handelen is? (2) Geen immuniteit indien commercieel, art 10 VN Verdrag (2); hoe onderscheid te maken? Kijken naar de aard of het doel, zie art 2.2 (2); Meestal wordt gekeken naar de aard, en dus zou Palestina hier geen staatsimmuniteit toekomen, immers het is een commercieel contract. Maar de uiteindelijke conclusie doet er niet toe, het gaat om de elementen in de argumentatie

Vraag 16

Zie Weens Verdragenverdrag (WVV), art 19-21 (2) (korte uitleg van voorbehouden en wanneer deze wel/niet mogelijk zijn nodig); Voor Egypte geldt: het zeeschildpaddenverdrag is in werking met uitzondering van voorbehoud, art 20.4.b en 21.3 (2). Voor Libanon geldt: het zeeschildpaddenverdrag in werking, en het voorbehoud is geaccepteerd (art 20.5 en 21.1) (2). Conclusie is dus dat beide kunnen Palestina niet aanspreken

Vraag 17 

Ja, als zelfverdediging tegen een gewapende aanval (art 51 Handvest VN) (2) en als uitzondering op geweldverbod van art 2.4 HV VN (1) (derde uitzondering onder gewoonterecht, toestemming van land, mogelijk); de voorwaarden zijn het plegen van een gewapend aanval (korte discussie over aard en omvang van gewapend aanval met verwijzing naar Nicaragua uitspraak is nodig), melding aan de Veligheidsraad (art 51), proportionaliteit en noodzakelijkheid (gewoonterecht) (4). De reactie lijkt te voldoen aan de laatste twee voorwaarden; over de eerste kan men ook concluderen dat er een gewapend aanval van redelijke omvang is(1); over de tweede voorwaarde is niets bekend. Het is niet nodig om in te gaan op het feit dat de raket uit Gaza mogelijk afkomstig is van een particuliere organisatie los van de staat

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2230