Romeins Recht - RUG - B2 - Oefenmaterialen
- 3494 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Tot zekerheid voor de terugbetaling van een geldlening heeft Aegeus aan Bogus een kostbare zilveren vaas in pand gegeven. Vervolgens steelt Coronis deze vaas bij Bogus. Acht maanden later is Bogus bij Coronis op bezoek en ziet daar de vaas staan. Bogus verstopt bij het weggaan de vaas onder zijn jas en neemt die mee.
Welke van onderstaande alternatieven is juist?
Indien een bezitsactie wordt ingesteld, zal de rechter het bezit aan Coronis toekennen. Het interdictum utrubi (bezitsactie roerend goed) merkt als bezitter aan diegene der beide partijen, die gedurende het jaar voorafgaande aan de uitvaardiging van het interdict de zaak langer voor zichzelf heeft gehouden dan de wederpartij.
Coronis kan het interdictum utrubi (bezitsactie roerend goed) tegen Bogus instellen. Bogus kan dan echter een beroep doen op de exceptio vitiosae possessionis (exceptie van het gebrekkig bezit).
Bogus hoefde de vaas niet mee te nemen omdat hij deze ook had kunnen terugkrijgen door de vaas van Coronis op te vorderen met de hem ter beschikking staande bijzondere bezitsactie, de actio Publiciana.
Als Bogus de vaas niet meegenomen zou hebben, had alleen Aegeus met een bezitsbeschermingsactie het bezit van zijn eigendom van Coronis kunnen opvorderen.
Ter zake van erfopvolging kan worden gesteld dat:
het tot de nalatenschap geroepen zijn, delatio, niet zelden mede gebaseerd was op een overeenkomst.
het beginsel, neergelegd in de zinspreuk “niemand kan ten dele met testament, ten dele bij vesterf overlijden” (nemo pro parte testatus, pro parte intestatus decedere potest), met zich meebracht dat de Romeinse juristen elk testament waarin slechts ten dele over een nalatenschap was beschikt, voor nietig hielden.
de delatio, het geroepen zijn tot de erfopvolging, alleen maar gold voor de noodzakelijke erfgenamen.
de praetor soms het bezit van de nalatenschap (bonorum possessio) toekende aan personen die naar civiel recht geen recht op de nalatenschap hadden.
Wijnhandelaar Bacchus heeft een vordering van 300 sestertiën (een Romeinse munteenheid) op Aulus. Aulus wil zijn schuld wel betalen, maar dan in drie gelijke gedeelten: iedere maand 100 sestertiën. Terecht accepteert Bacchus een betaling in gedeelten niet, omdat zulks niet is afgesproken. Prompt sterft Aulus - geheel ontdaan -, met achterlating van zijn twee mooie dochters, Clara en Anna, die zijn enige erfgenamen zijn.
Welke van onderstaande beweringen is juist?
Tengevolge van Aulus' dood is er een pluraliteit van schuldenaren ontstaan.
Bacchus kan Clara en Anna hoofdelijk aanspreken voor de schuld die Aulus aan hem had.
Aulus' schuld is van rechtswege vervangen door een schuld van Clara aan Bacchus èn een schuld van Anna aan Bacchus.
Zowel a, b, als c.
Brutus leent van Antonius 10.000 sestertiën (Romeinse munteenheid), waarvoor Antonius als zekerheid de ossenwagen van Brutus in pand krijgt. Brutus mag de wagen onder zich houden en blijven gebruiken. Nog voordat de schuld is afgelost, verkoopt en levert Brutus de wagen aan Lucius. Zowel Antonius als Lucius zijn van alles op de hoogte.
Welke van onderstaande alternatieven is juist?
Lucius wordt pas eigenaar van de wagen op het moment dat Brutus zijn schuld aan Antonius aflost.
Omdat het pandrecht zaaksgevolg heeft, blijft het op de wagen rusten totdat Brutus de schuld aan Antonius heeft afgelost.
Het pandrecht vervalt tenzij Antonius zich bij de vervreemding door Brutus het pandrecht tegenover Lucius heeft voorbehouden.
Noch a, noch b, noch c.
Beoordeel de juistheid van onderstaande stellingen.
De juridische persoonlijkheid wordt in het Romeinse recht bepaald door het al dan niet hebben van een vermogen, dat wil zeggen van een geheel van rechten en plichten.
De mannelijke en vrouwelijke Romeinen die onder de vaderlijke macht (patria potestas) stonden hadden geen eigen vermogen en konden derhalve met slaven gelijk worden gesteld.
I en II zijn juist.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn onjuist.
Aelius heeft een paard (res nec mancipi) aan Drusus verkocht. Als Aelius conform afspraak wil leveren, weigert Drusus het paard zonder geldige reden in ontvangst te nemen. Enkele dagen later wordt het paard dat Aelius in een goed vergrendelde stal heeft gezet bij Aelius gestolen en blijft onvindbaar.
Welke van onderstaande beweringen is juist?
Drusus heeft een schadevergoedingsactie tegen Aelius omdat deze in zijn zorgplicht (diligentia) tekort is geschoten en derhalve wanprestatie heeft gepleegd.
Drusus is niet gehouden de koopprijs aan Aelius te betalen omdat het risico van diefstal op Aelius drukt (periculum est emptoris).
Als Drusus Aelius in gebreke stelt en nakoming vordert, kan Aelius zich verweren met de exceptie van onbehoorlijkheid (exceptio doli).
Aelius is bevrijd van zijn verplichting het paard aan Drusus te leveren, omdat geen verbintenis tot het onmogelijke kan verplichten (inpossibilum nulla obligatio est).
In het vroege Romeinse recht was de mancipatio een wijze van eigendomsoverdracht die - zegt Gaius - de titel (bijvoorbeeld koop) in zich borg. Later groeiden titel en overdracht uiteen.
Ten tijde van Gaius (190 na Chr.) was de mancipatio geworden tot een wijze van
eigendomsoverdracht waarvoor het vereiste van een geldige titel (iusta causa) niet gold.
eigendomsoverdracht waarvoor het vereiste dat de tradens (vervreemder) beschikkingsbevoegdheid moest zijn, niet gold.
eigendomsoverdracht waarvoor geen traditio (bezitsverschaffing) vereist was.
Bezitsoverdracht.
Titius krijgt belangrijke gasten en wil goed voor de dag komen. Hij besluit daarom zijn kostbare zilveren fruitschaal, die hij aan Galenus in pand heeft gegeven als zekerheid voor de terugbetaling van een geldlening ongevraagd terug te halen. Korte tijd later sterft Titius. Bij de begrafenis ontdekt Galenus de fruitschaal ten huize van Titius.
Welke acties kan Calenus instellen tegen de erfgenaarn van Titius?
de actio Serviana en de actio furti
de actio pigneraticia directa en de actio furti
naar keuze de actio Serviana of de actio pigneraticia directa, én de actio furti
de actio Serviana of de actio pignenticia directa, maar niet de actio furti
De zogenaamde litis aestimatio (schatting van het voorwerp van de rechtsstrijd) was nodig omdat men in het Romeinse recht niet kent de
parate executie.
reële executie.
personele executie.
Schadevergoeding.
Aulus is, vlak nadat Caesar is vermoord, bang dat er woelige tijden zullen aanbreken en dat hij daarbij zijn stuk grond aan de rand van de stad Rome wel eens zou kunnen verliezen, temeer daar hij ingevolge een oproep voor enige tijd als militair bevelhebber aan de buitengrenzen van het land zal moeten vertoeven. Hij draagt daarom dit stuk grond door mancipatio over aan zijn machtige vriend Brutus met de afspraak dat hij de grond terugkrijgt als de roerige tijden voorbij zijn en Aulus weer zelf de zaak in het oog kan houden.
Van welke rechtsfiguur is hier sprake en wat is ten aanzien daarvan juist?
De afspraak dat Aulus de grond terugkrijgt is een pactum fiduciae, een beding tot teruglevering, die de eigenaar van de zaak verplicht deze middels mancipatio terug te leveren.
De afspraak tot teruglevering is een pactum fiduciae, een beding tot teruglevering, hetgeen impliceert dat de eigendom van de zaak automatisch aan de oorspronkelijke eigenaar terugvalt zodra deze weer in het bezit van de zaak wordt gesteld.
Bij mancipatio met een pactum fiduciae, een beding tot teruglevering, is sprake van een fictieve eigendomsoverdracht omdat de bedoeling om de eigendom werkelijk over te dragen ontbreekt.
Bij mancipatio met een pactum fiduciae, een beding tot teruglevering, is sprake van een fictieve eigendomsoverdracht omdat het de bedoeling is dat de eigendom uiteindelijk weer aan de oorspronkelijke eigenaar toekomt.
Welke zijn de clausules die in elk geval in de formula moesten worden opgenomen, en welke is de juiste volgorde van die vaste clausules?
De naam van de rechter, de eis (intentio), de opdracht om gedaagde te veroordelen tot betaling van een geidsom (condemnatio) of om hem vrij te spreken (absolutio).
De naam van de rechter, de eis, de exceptio van de gedaagde, de opdracht om gedaagde te veroordelen tot levering van de betwiste prestatie of tot betaling van een geldsom of om hem vrij te spreken.
De eis, de opdracht om gedaagde te veroordelen tot afgifte van de gevorderde prestatie of tot betaling van een geldsom of om hem vrij te spreken, de naam van de rechter die het vonnis moest wijzen.
De eis, de exceptio of de clausule van de goede trouw, de opdracht om gedaagde te veroordelen tot betaling van een geldsom of om hem vrij te spreken, de naam van de rechter die het vonnis moest wijzen.
Welke van de onderstaande stipulaties is ongeldig?
Aulus zegt tegen Numerius: ‘Belooft gij mij tien goudstukken te geven als gij niet aan mijn vriend Cornelis tien goudstukken geeft?' Numerius belooft het.
Aulus zegt tegen Numerius: ‘Belooft gij mij tien goudstukken te geven indien gij u niet gedraagt overeenkomstig de door de arbiter gedane uitspraak?' Numerius belooft het.
Aulus zegt tegen Numerius: ‘Belooft gij tien goudstukken te geven aan mijn vriend Cornelis?' Numerius belooft het.
Aulus zegt tegen Numerius: ‘Belooft gij mij hetzelfde als hetgeen Cornelis mij beloofd heeft?' Numerius belooft het.
Beoordeel de juistheid van onderstaande stellingen.
Een legataris is iemand die bij testamentaire beschikking een goed of een hoeveelheid goederen van een bepaalde soort vermaakt krijgt.
Bij een vindicatielegaat behoeft geen eigendomsoverdracht tussen erfgenaam en legataris plaats te vinden, omdat deze ex lege (van rechtswege) geschiedt.
I en II zijn juist.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn onjuist.
Aulus heeft een vordering uit een lening - mutuum - van 1.000 asses (een Romeinse munteenheid) op Claudius. Claudius heeft op zijn beurt een vordering van 1.000 asses op Gaius.
Gaius nu, die weet dat Aulus een vordering van 1.000 asses op zijn schuldeiser Claudius heeft, betaalt uit eigen beweging gemakshalve 1.000 asses aan Aulus met de mededeling dat hij de schuld van Claudius komt betalen.
Claudius is het niet eens met de gang van zaken. Wat kan hij doen?
Claudius kan van Gaius wel 1.000 asses vorderen, maar Gaius kan deze vordering afweren met de exceptie dat hij al betaald heeft.
Claudius kan van Gaius alsnog 1.000 asses vorderen, terwijl Gaius zijn betaling niet kan terugvorderen van Aulus.
Claudius kan van Gaius alsnog 1.000 asses vorderen, terwijl Gaius zijn bezitting kan terugvorderen van Aulus.
Claudius kan van Gaius niets meer vorderen.
Welke van de onderstaande overeenkomsten is geen reële overeenkomst?
de lastgeving (mandatum)
de verbruiklening (mutuum)
de bewaargeving (depositum)
de bruiklening (commodatum)
Een Romeins burger heeft zijn echtgenote tijdens het huwelijk een landgoed in Italië geschonken en heeft haar dit landgoed door middel van mancipatio geleverd. Na een echtelijke ruzie wil hij zijn echtgenote het verkregen vermogensvoordeel ontnemen.
Staat hem een rechtsmiddel ter beschikking?
Nee, geen enkel rechtsmiddel, want het eigendomsrecht op het landgoed is definitief overgegaan op de vrouw.
Ja, de reivindicatio (eigendomsactie), want de man is eigenaar gebleven van het landgoed.
Ja, de condictio, want de vrouw is tengevolge van de mancipatio ongerechtvaardigd verrijkt.
Ja, de actio Publiciana, mits de man bezig was om door verjaring civiel eigenaar te worden.
In het verleden is ten behoeve van Xaverus een recht van pad gevestigd. Xaverus heeft gedurende één jaar geen gebruik gemaakt van dit recht. Welk rechtsmiddel staat hem ter beschikking, indien hij na dat jaar weer gebruik wil maken van dat recht en buurman Lazarus, wiens grond met dit recht bezwaard is, hem dit wil beletten?
geen enkel rechtsmiddel
de actio confessoria, die de eigenaar van het heersend erf heeft
de actio Publiciana
de actio negatoria, die de eigenaar van het dienend erf heeft
Paulus en Ulpianus zijn zoons en erfgenamen van Scaevola. Scaevola had een koe gekocht van Mucius voor de prijs van 1.000 sestertiën (een Romeinse munteenheid), maar de koe was hem, Scaevola, nog niet geleverd toen hij stierf. De waarde van de koe komt overeen met het bedrag van de koopprijs. Paulus wil met de actio empti, de actie uit koop, afgifte van de koe eisen. Mucius beweert dat Paulus niet alleen, maar slechts samen met Ulpianus de actie kan instellen omdat zij beiden mede-eigenaren zijn van de koe. Paulus trekt zich van Mucius' bewering niets aan en blijft doorprocederen. Het komt dan ook tot een procesovereenkomst, litis contestatio, en partijen verschijnen voor de iudex privatus, die Paulus al gauw gelijk geeft en Mucius veroordeelt tot:
betaling van 1.000 sestertiën
betaling van 500 sestertiën.
afgifte van de koe.
betaling van het dubbele van de waarde, zijnde 2.000 sestertiën.
Aulus leent 100 goudstukken van Blasius en verschaft Blasius zakelijke zekerheid voor zijn vordering door hem een marmeren beeld bij wijze van vuistpand over te dragen. Aulus is eigenaar van het beeld. Aulus voldoet zijn schuld niet en Blasius stelt hem in gebreke. Vervolgens verkoopt Blasius het beeld in het openbaar aan Claudius voor 200 goudstukken en levert het aan hem.
Welke van onderstaande beweringen is juist?
Aulus kan tegen Claudius niet de reivindicatio, eigendomsactie, ter zake van het beeld instellen. Aulus kan wel van Blasius 100 goudstukken opvorderen met de actio pigneraticia directa.
Aulus kan tegen Claudius de reivindicatio ter zake van het beeld instellen zodra hij aan Blasius de 100 goudstukken heeft terugbetaald. Blasius is gehouden Claudius dan de 200 goudstukken terug te betalen.
Blasius kan tegen Claudius de restitutio in integrum, herstel in de oude toestand, instellen als Aulus hem vóór de betaling door Claudius van de 200 goudstukken de lening van 100 goudstukken terugbetaalt. Aulus krijgt vervolgens het vuistpand terug.
Blasius kan het beeld niet rechtsgeldig leveren omdat hij niet beschikkingsbevoegd is. De eigendom gaat over zodra Aulus de overdracht heeft bekrachtigd en hierna kan hij van Blasius 100 goudstukken opvorderen.
Welke van onderstaande beweringen is juist?
In het kader van het tenietgaan van verbintenissen anders dan door nakoming kan gesteld worden dat:
schuldvernieuwing, novatio, in elke gewenste vorm kan plaatsvinden.
kwijtschelding niet alleen bij formele overeenkomst, acceptilatio, doch ook eenzijdig door het beding van niet opeising, pactum de non petendo, kan geschieden.
een verbintenis in het algemeen door de dood van één der partijen tenietgaat.
er sprake is van inbetalinggeving, in solutum datio, wanneer de schuldenaar de schuldeiser een andere dan de verschuldigde prestatie aanbiedt en laatstgenoemde daarmee genoegen neemt.
Wat is niet vereist voor verkrijgende verjaring ingeval een res mancipi door traditio is geleverd?
bezitsverschaffing
geldige titel
goede trouw
tijdsduur
Welke rechtsbetrekking valt niet onder de locatio conductio (huur-verhuur)?
professor-student
aannemer-aanbesteder
werkgever-werknemer
vervoerder-vervoerde
Na een zware storm, in het jaar 100 na Chr., wandelt Claudius langs het strand bij Ostia en treft meerdere vaten zeer kostbare wijn aan, die daar zijn aangespoeld. Hij laat de vaten direct naar zijn huis brengen. Enige tijd later meldt de schipper Balbus zich bij hem met de mededeling, dat de vaten toebehoren aan een zekere Lucius, voor wie hij ze naar Egypte moest vervoeren.
Welke van onderstaande alternatieven is juist?
Lucius is de eigendom van de vaten kwijtgeraakt, omdat hij het corporele bezit is kwijtgeraakt.
Zolang Balbus zich als houder van de vaten voor Lucius beschouwt, kan Lucius de eigendom niet verliezen.
Claudius is eigenaar geworden door toeëigening, omdat de zaak een res nullius wordt zodra de eigenaar het corporele contact heeft verloren.
Ondanks het feit dat Claudius het corporele bezit van de vaten heeft verkregen, is Lucius de eigendom niet kwijtgeraakt.
Aulus sluit met Blasius twee stipulatieovereenkomsten. Hij (Aulus) belooft aan Blasius de slaaf Achilles te leveren, terwijl Blasius in de tweede overeenkomst belooft Aulus 1.000 sestertiën te betalen. Nadat beiden hun beloften zijn nagekomen, blijken de twee stipulaties door een vormfout nietig te zijn.
Welke van onderstaande alternatieven is nu juist?
Blasius is eigenaar van Achilles en kan een vordering tegen Aulus instellen wegens onverschuldigde betaling van 1.000 sestertiën.
Aulus is eigenaar van Achilles en Blasius kan een vordering tegen Aulus instellen wegens onverschuldigde betaling van 1.000 sestertiën.
Aulus is eigenaar van Achilles en Blasius kan de 1.000 sestertiën niet terugvorderen.
Blasius is eigenaar van Achilles en kan de 1.000 sestertiën niet terugvorderen.
Gaius is het kind van Lucius en het kleinkind van Brutus. Gaius wordt sui iuris als
Lucius komt te overlijden.
Lucius komt te overlijden en Gaius meerderjarig is.
Brutus komt te overlijden en Gaius meerderjarig is.
Lucius is geëmancipeerd en Brutus komt te overlijden.
Aulus heeft een kostbaar ivoren beeldje gestolen. Hij is bang dat de eigenaar het bij hem zal vinden en geeft het beeldje daarom tijdelijk in bewaring bij de nietsvermoedende Brutus. Na enige tijd vraagt hij Brutus hem het beeldje terug
Aulus heeft een ouder c.q. sterker recht dan Brutus en kan derhalve afgifte eisen met de actio Publiciana, de actie van de verjaringsbezitter.
Zolang de eigenaar zich niet gemeld heeft, kan Aulus afgifte van het beeldje eisen met de reivindicatio.
Aulus kan afgifte van het beeldje eisen met de de actio depositi, de actie uit bewaargeving, ook al is hij niet de eigenaar van het beeldje.
Brutus heeft een retentierecht ten opzichte van Aulus omdat deze niet de eigenaar is.
Aulus verhuurt een huis aan Brutus voor de tijd van vijf jaar. Twee jaar nadien verkoopt Aulus dit huis aan Cornelis, die er zo snel mogelijk in wil gaan wonen.
Wat is in deze situatie juist?
Door het huis te verkopen binnen de termijn dat dit nog verhuurd is, pleegt Aulus wanprestatie tegenover Brutus vanwege de regel ‘koop breekt huur'.
Door het huis te verkopen binnen de termijn dat dit nog verhuurd is, pleegt Aulus wanprestatie tegenover Cornelis vanwege de regel ‘koop breekt geen huur'.
Aulus pleegt wanprestatie tegenover Brutus zodra hij het huis aan Cornelis levert - teneinde hem de eigendom te verschaffen - vanwege de regel ‘koopt breekt huur'.
Aulus pleegt wanprestatie tegenover Cornelis zodra hij het huis aan hem levert - teneinde hem de eigendom te verschaften - zonder hem te informeren dat het om een huis in verhuurde staat gaat.
Aulus en Blasius komen overeen dat Aulus zijn schaap Victoria (res nec mancipi) aan Blasius zal lenen. Zij spreken af dat Blasius het schaap over een week bij Aulus zal komen halen.
Een dag na deze overeenkomst komt Aulus Festus tegen, die Victoria graag wil kopen voor het fabelachtige bedrag van 2.000 sestertiën (een Romeinse munteenheid). Aulus stemt toe en verkoopt Victoria. Festus betaalt de koopprijs dadelijk en neemt Victoria mee naar zijn weiland.
Aulus heeft al gauw spijt van zijn onbezonnen verkoop en gaat naar het weiland van Festus, waar Victoria vredig loopt te grazen. Het schaap herkent Aulus dadelijk en loopt naar hem toe. Aulus leidt het trouwe schaap uit het weiland en geeft het alsnog aan Blasius te leen.
Welke actie kan Festus tegen Aulus instellen?
de actie uit diefstal, actio furti, en de actie uit koop, actio empti.
de actie uit diefstal, actio furti, de condictio furtiva én de revindicatie.
de actie uit diefstal, actio furti, enerzijds én de condictio furtiva of de revindicatie anderzijds
enkel de actie uit diefstal, actio furti.
Door Justinianus zijn het voorrecht van boedelbeschrijving (beneficium inventarii) en het recht van boedelafscheiding (beneficium separationis) in het leven geroepen.
Wat geldt met betrekking tot deze rechtsfiguren?
De eerste heeft tot gevolg dat de vermogens van erflater en erfgenaam voorlopig gescheiden blijven, de tweede niet.
De eerste heeft uitstel van definitieve aanvaarding van de nalatenschap tot gevolg, de tweede daarentegen kan ertoe leiden dat de nalatenschap verworpen wordt.
De eerste is ten bate van de nalatenschapsschuldeisers, die hierdoor zekerheid verkrijgen dat zij hun gehele vordering betaald krijgen, de tweede scheidt baten en lasten ten behoeve van de erfgenamen.
De eerste verleent uitstel van aanvaarding aan de erfgenamen, de tweede verleent voorrang aan de nalatenschapsschuldeisers boven de persoonlijke schuldeisers van de erfgenaam.
Beoordeel de juistheid van onderstaande stellingen.
De actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti) is een subsidiaire actie; dat wil zeggen dat ze pas kan worden ingesteld als er geen ander rechtsmiddel ten dienste staat.
De actie uit onverschuldigde betaling (condictio indebiti) kan alleen maar slagen als de eiser zich op dwaling kan beroepen.
I en II zijn juist.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn onjuist.
1. B
2. D
3. C
4. C
5. B
6. D
7. A
8. A
9. B
10. A
11. A
12. C
13. A
14. B
15. A
16. C
17. B
18. B
19. A
20. D
21. C
22. A
23. D
24. A
25. D
26. C
27. C
28. C
29. D
30. A
Deze bundel bevat 11 oefententamens en de werkgroepopdrachten bij het vak Romeins Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2363 |
Add new contribution