Artikelsamenvatting bij De dynamische systeemtheorie van ontwikkeling van Van Geert - 2003
In dit artikel worden twee varianten van de dynamische systeemtheorie, de dynamische groeimodellen en de dynamische handelingsmodellen, besproken. Voordat hier verder op ingegaan wordt, worden eerst enkele basisprincipes en uitgangspunten van de dynamische systeemtheorie besproken.
Kwalitatieve en kwantitatieve proceskenmerken
De dynamische systeemtheorie gaat in op het verklaren van processen (fasen) in de ontwikkeling. De kenmerken van deze processen kunnen kwalitatief of kwantitatief zijn. Bij kwalitatieve proceskenmerken gaat het om patronen van de processen. Kwantitatieve proceskenmerken zijn kenmerken die gaan over de tijd en intensiteit van het voorkomen van het proces. Deze twee vormen proceskenmerken kunnen ook samen voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de emotie angst. Stel dat een kind bang is voor spinnen, een kwalitatief proceskenmerk hiervan is de angst voor de spinnen door de jaren heen (wanneer het kind ouder wordt, is het kind niet bij iedere spin die hij ziet bang). Een kwantitatief proceskenmerk hiervan is dat wanneer het kind jonger is, de angst voor spinnen hoger is (intensiteit van de angst varieert).
Dynamisch en systeem
Een systeem is een verzameling van op elkaar inwerkende componenten. Een voorbeeld van een systeem is een gezin. Waar het bij de dynamische systeemtheorie om draait is dat het systeem verandert en in ontwikkeling is. Bij het gezin kan bijvoorbeeld het gezinsinteractiepatroon veranderen. De losse componenten (vader, moeder en hun kind) veranderen los van elkaar en ook ten opzichte van elkaar. Wanneer een kind in de puberteit zit, kan het zo zijn dat er vaker ruzie ontstaat tussen hem en zijn ouders. Een paar jaar later, in de adolescentie, wordt de band tussen ouders en kind juist weer beter. Het effect van de invloed is dus niet altijd gelijk en kan veranderen (kwalitatief proceskenmerk).
Iterativiteit
Iterativiteit betekent letterlijk herhaling. Binnen de dynamische systeemtheorie betekent iterativiteit dat de vorige stap effect heeft op de volgende stap. Een heel simpel voorbeeld hiervan is het vermenigvuldigen van een ei. Wanneer je één ei vermenigvuldigt, krijg je er twee. Die twee eieren vermenigvuldigen met twee, levert vier eieren op. De vorige stap heeft dus effect op de volgende stap.
Zelforganisatie en catastrofen
De iteraties binnen een proces hebben effect op hoe systeem zich verder ontwikkeld. Een vorige stap heeft effect op de vorm van de volgende stap en beïnvloedt op die manier ook de organisatie van het systeem. De samenwerking tussen de verschillende losse componenten van het systeem, is een voorbeeld van de zelforganisatie van het systeem. Zoals al eerder gesteld is deze samenwerking tussen de losse componenten veranderlijk (interactie tussen ouders en kind), wat betekent dat zelforganisatie niet eenmalig voorkomt. Zelforganisatie leidt tot een nieuwe structuur binnen het systeem. Deze nieuwe structuur wordt ook wel attractor genoemd. Attractoren komen onaangekondigd en kunnen zo plotseling de structuur van het systeem veranderen. Het moment waarop een nieuwe structuur van het systeem ontstaat, wordt een catastrofe genoemd. Om een catastrofe toch enigszins aan te kunnen zien komen, zijn catastrofevlaggen ontwikkeld. Deze vlaggen signaleren een mogelijk nieuwe structuur (catastrofe) van het systeem. Perturbatie is zo’n catastrofevlag en treedt op ter verstoring van het proces. Dit type verstoring werkt vergemakkelijkend. Wanneer een kind dat moeite heeft met spellen bijvoorbeeld extra hulp krijgt van een IB’er en daardoor bepaalde letters wel van elkaar kan onderscheiden, vindt er een verandering in het systeem (het kind kan ineens wel de letters b en d onderscheiden) plaats door de aanwezigheid van perturbatie (de hulp van de IB’er). Een andere voorbeeld van een catastrofevlag is hysteresis. Van hysteresis is sprake als de verandering in het systeem een vertraagde werking heeft op het systeem.
Het construeren van een model
De dynamische systeemtheorie is terug te brengen naar wiskundige formules en principes. Het dynamisch systeemmodel is dan ook deductief van aard. Bij het opzetten van dit model moeten de volgende stappen doorlopen worden:
Bepalen welke variabelen in het model worden meegenomen.
De relatie en interactie tussen de variabelen vaststellen.
Beschrijven welke verandering de variabelen (hypothetisch gezien) zullen doorlopen. In deze stap wordt de theorie beschreven.
Toetsen van de theorie aan de hand van empirisch onderzoek.
Dynamische groeimodellen
De dynamische groeimodellen vinden hun oorsprong in het logistieke groeimodel. Het logistieke groeimodel heeft een aantal kenmerken:
Het kijkt naar kwantitatieve proceskenmerken van leer- en ontwikkelingsprocessen.
Het gaat uit van het idee dat groei wordt bepaald door de al aanwezige kennis. Hoe meer je weet, hoe gemakkelijker je kan leren.
Leren en ontwikkelen is afhankelijk van het aantal hulpmiddelen, zoals uitleg van een leraar.
Leerprocessen hebben een conservatief karakter: kinderen houden vast aan dat wat ze al weten.
De dynamische groeimodellen richten zich op de verklaring van langetermijnprocessen in de ontwikkeling. Deze modellen hebben een meer kwantitatieve benadering.
Dynamische handelingsmodellen
Dynamische handelingsmodellen houden zich bezig met de verklaring van concrete handelingsprocessen. Het gaat hier om de vraag hoe en waardoor kinderen/volwassenen zich ontwikkelen. De dynamischer handelingsmodellen richten op de verklaring van kortetermijnprocessen in de ontwikkeling. Ook ligt de focus op veranderingen naar aanleiding van ervaringen (Piaget) en de tijdsschaal waarop de verandering plaats vindt. Deze modellen hebben een meer kwalitatieve benadering.
Zowel de dynamische groei- als handelingsmodellen gaan uit van het principe dat ontwikkeling zowel continu als discontinu verlopen. Daarnaast stellen beide modellen dat ontwikkeling beïnvloed wordt door een interactie tussen genetische factoren (nature) en omgevingsfactoren (nurture).
- 2114 keer gelezen
Add new contribution