Klinische neuropsychologie van Kessels, Eling, Ponds, Spikman en van Zandvoort - een samenvatting
- 2612 keer gelezen
Klinische neuropsychologie
Hoofdstuk 9
Taal
Spraak ontstaat als we een luchstroom door middel van gecoördineerde bewegingen van onze artculatieorganen omvormen tot geluiden die van elkaar kunnen verschillen op timbre en ruizigheid. Het is een medium om boodschappen (gecodeerd in taal) over te dragen.
Taal is het systematisch en conventioneel gebruik van klanken, tekens, of geschreven symbolen voor communicatie en zelfexpressie in een samenleving. Het is aan regels en afspraken gebonden.
Communicatie kan ook zonder taal plaatsvinden.
Taal is in essentie een cognitief systeem, verankerd in de hersenen. Het verbind betekenissen met vormen.
Het mentale lexicon
Het mentale lexicon is het deel van het semantische (langetermijn) geheugen waarin de woorden die we (her)kennen en gebruiken zijn opgeslagen. Alle taalbouwsels waarvan de betekenis niet via regels uit de betekenissen van de samengestellende woorden af te leiden is (zoals uitdrukkingen) maken hier ook deel van uit.
Elke representatie in het mentale lexicon heeft drie typen van informatie: betekeniseigenschappen, grammaticale eigenschappen en vormeigenschappen.
Betekeniseigenschappen
Iedere representatie is verbonden aan een concept. Deze behelst de kenmerkende eigenschappen, van de betreffende klassen van dingen, wezens of gebeurtenissen.
Concepten zijn georganiseerd in netwerken op basis van kenmerkovereenkomsten.
Grammaticale eigenschappen
Woorden worden samengevoegd tot woordgroepen en zinnen volgens grammaticale regels. Deze regels verwijzen naar grammaticale categorieën. Er is geen regelmatig verband tussen woordvorm of –betekenis en grammaticale categorie. De informatie wordt in het lexicon opgeslagen als een van de grammaticale eigenschappen van een woord.
Lemma is de representatie van de grammaticale eigenschappen van een woord.
Woordeigenschappen
Woordvormen (in gesproken taal) zijn in het lexicon gerepresenteerd door middel van abstracte klankeenheden (fonemen). Fonemen schakelen variatie in fysieke realisatie (bv verschillen tussen sprekers) gelijk.
Foneemrepresentaties vormen een netwerk.
Het begrijpen van gesproken taal
Het is voor een intacte taalgebruiker onmogelijk om spraak in een bekende taal niet als betekenisvol signaal waar te nemen.
Spraak bestaat uit geluid, dat weergegeven kan worden als een golfbeweging. Dit kan variëren in hoogte of amplitude (de luidheid). De golf kan variëren in snelheid (de frequentie) wat zorgt voor toonhoogte.
Om spraak te begrijpen moet eerst het spraakgeluid geanalyseerd worden in termen van de verdeling van energie in het akoestisch spectrum en de fluctuaties daarvan in de tijd. Aan de hand hiervan worden fonemen geïdentificeerd. Op basis van de foneemreeks wordt in het mentale lexicon gezocht naar woordvormen die bij deze reeks passen. Woorden waarvan de fonologische vorm overeenkomsten heeft met de reeks van waargenomen spraakklanken worden geactiveerd. De kandidaat-woorden treden met elkaar in competitie, de kandidaat die het best overeenstemt met de input wint, en dan is er sprake van woordherkenning.
De grammaticale en betekeniskenmerken van het woord komen beschikbaar en worden ingezet bij de interpretatie van het woord in samenhang met andere woorden binnen een groter geheel.
Om de betekenis van een zin te kunnen afleiden, moet het taalsystem bepalen hoe woorden met elkaar in een grammaticaal verband staan. Voor elk woord wordt beslist hoe het zich verhoud tot de voorafgaande en volgende woorden. (parsing). Bij het nemen van deze beslissingen worden diverse strategieën ingezet met gebruik van verschillende informatie: 1) Grammaticale informatie, 2) Prosodische informatie, pauzes en toonverloop 3) Semantische en pragmatische informatie.
Het produceren van taal
Spreken begint bij het kiezen van een te communiceren boodschap (conceptualisator). Dit levert een nog niet in taal gegoten idee af dat voldoende informatie bevat om woorden in het lexicon te activeren. De formulator gebruikt de grammaticale eigenschappen van de geactiveerde woorden om een grammaticaal welgevormde reeks te vormen (grammaticale codering). Deze reeks wordt ‘aangekleed’ met klankinformatie (fonologische codering). De bij de gerangschikte woorden horende fonemen worden in volgorde gezet, en de woordvormen worden aangepast aan wat er voorafgaat en volgt. Ten slotte wordt de uit fonemen opgebouwde representatie vertaald naar bewegignsinstructies door de articulatieorganen (articulator).
De monitor kan een gesproken uiting op allerlei aspecten controleren. Hierbij maakt het gebruik van de gerealiseerde, hoorbare klank (uitwendige lus). Ook het eindproduct van de formulator wordt geïnspecteerd voordat dit naar de articulator wordt doorgezonden.
Afasie
Afasie is een verzamelnaam voor verworven taal-stoornissen die doorgaans tot uiting komen in alle modalidteiten.
De oorzaak van een afasie is een focaal gelokaliseerd trauma. Het is per definitie ene verworven stoornis.
Stoornissen in de taalproductie
Woordvindingsprobleem
Omissie is als een gezocht woord helemaal weg wordt gelaten. Subsitutie is als een gezocht woord wordt vervangen door een ander woord.
Woordvindsingsproblemen kunnen op verschillende niveaus van taalproductie ontstaan. Het soort substituties dat de patiënt maakt (parafasie) kan hierover informatie verschaffen.
Lexicale parafasieën
Een lexicale parafasie is als een doelwoord wordt vervangen door een ander bestaand woord. Vaak is het vervangende woord in betekenis gerelateerd aan het doelwoord (semantische parafasie). De activatie van het lemma is niet goed gelukt.
In andere gevallen is de parafasie niet verwant met het doelwoord. Alleen uit de context kan duidelijk worden wat de patiënt bedoelt.
Patiënten produceren vaak niet-specifieke parafasieën. Deze woorden hebben geen omlijnde betekenis (zoals ding). Dit is empty speech.
Fonologische parafasieën
Bij een fonologishce parafasie worden één of meer klanken van het doelwoord weggelaten of vervangen door andere klanken.
Een neologisme is als veel van de klanken gesubstitueerd of weggelaten worden waardoor het onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde. Een jargon is als de patiënt veel neologismen produceert.
Niet-propositionele spraak
Bij een zeer ernstige afasie is taal vaak (bijna) geheel afwezig. Als de patiënt nog spreekt zien we vaak een vorm van automatische spraak. Dit kan het volgende betreffen: 1) Stereotype, het veelvuldig gebruik van uitdrukkingen die weinig betekenis dragen en die in de communicatie irrelevant zijn. Stereotype wordt gekenmerkt door de hoeveelheid van de uitdrukkingen net het gebrek aan betekenisvolle zinnen. 2) Recurring utterances, de patiënt produceert een of een beperkt aantal uitingen in allerlei situaties. 3) Seriële spraak, de patiënt kan nog veelgebruikte, goed gememoriseerde rijtjes afmaken. Het kan maar zelden functioneel gebruikt worden. 4) Echolalie, de patiënt herhaald wat de gesprekspartner zegt 5) Persevartie, de patiënt herhaald ongewild een woord of zinsdeel.
Problemen in de zinsbouw
Mensen met een afasie hebben vaak problemen met de zinsbouw. Agrammatisme is als patiënten kunnen geen grammatica gebruiken. Patiënten hebben grote moeite grammaticale kennis in te zetten bij het spreken, en soms bij het verstaan, telegramstijl. In paragrammatisme zijn zinnen lang en complex, maar zeer lastig te begrijpen.
Stoornissen in het taalbegrip
Problemen op klank- en woordniveau
Herkennen en begrijpen van taal kan op verschillende niveaus aangetast zijn. Sommige patiënten hebben moeite met het onderscheiden van fonemen. Op niveau van woordbetekenis kan de toegang tot gedetailleerde informatie verstoord zijn. Een stoornis in taalbegrip kan uiteenlopen van zeer beperkt tot zeer ernstig.
Problemen op zinsniveau
Beperkt begrip van individuele woorden heeft vergaande gevolgen voor het begrijpen van zinnen. Ook als het woordbegrip intact is kunnen patiënten moeite hebben met hele zinnen.
Zinnen die alleen op basis van de grammaticale structuur goed begrepen kunnen worden zijn vaak lastig voor patiënten met een afasie. Dit is agrammaticaal begrip.
Classificatie van afasieën
Afasie van Broca
Mensen met een afasie van Broca hebben een redelijk intact taalgebrip, maar ernstige woordvindingsproblemen en articulatieproblemen. Het produceren van taal verloopt moeizaam. Zinnen en begrip van zinnen is in veel gevallen agrammatisch.
Afasie van Wernicke
Het belangrijkste kenmerk van een afasie van Wernicke is een (zeer) beperkt taalbegrip, met name op niveau van individuele woorden en klanken. De spraak is vloeiend en heeft een normaal tempo. Er zijn veel semantishce en fonologische parafasieën en er is sprake van paragrammatisme.
Conductieafasie
Het begrip is redelijk intact, en de productieproblemen zijn vergelijkbaar met Wernicke. Er is een ernstige stoornis in het herhalen van woorden.
Transcorticale afasieën
Er is een stoornis in het koppelen van woordvorm aan woordbetekenis. Bij sensorische transcorticale afasie zijn er begripsproblemen, maar het herhalen is intact. Motorische transcorticale afasie lijkt of afasie van Broca, maar het herhalen is intact.
Globale afasie
Zowel productie als begrip is anagetast.
Amnestische afasie
Patiënten met amnetische afasie hebben een intact taalgebrip en ook taalproductie is normaal van tempo, zonder agrammatisme, paragrammatisme of parafasieën.
Er is sprake van een ernstig woordvindingsprobleem, dat vaak meer betrekking heeft op zelfstandige naamwoorden dan op werkwoorden.
Articuleren begint waar het formuleren eindigt. Een abstracte klankenreeks wordt stukje voor stukje omgezet in programma’s voor gecoördineerde articulatiebewegingen. Vervolgens worden deze programma’s uitgevoerd, waarbij de realisatie afhankelijk is van interne en externe factoren.
Verbale dyspraxie is een stoornis in de programmering van articulatiebewegingen. In de zuiverste vorm is het taalsysteem (lexicon, formulator) niet aangetast. Dit komt maar zelden in isolatie voor. Lange woorden zijn lastiger dan korte en clusters van medeklinkers zijn ook lastig. Articulatorische bewegingen zijn vaak onnauwkeurig en ongecoördineerd.
Dysartrie is een verzamelnaam voor spraakstoornissen die worden veroorzaakt door een gebrekkige controle over de articulatiespieren als gevolg van schade in het centrale of perifere zenuwstelsel. De locatie en ernst van de schade bepalen de vorm en ernst van het spraakprobleem. Het heeft invloed op articulatie, ademhaling, stemgeving, resonantie en intonatie.
Volgens het PALPA-model wordt schrift geanalyseerd in termen van grafemen (letters). Deze worden omgezet in een abstracte orthografische representatie. Deze representatie geeft directe toegang tot de betekenis en grammaticale eigenschappen van een woord. Er is ook een indirecte route via letterverklanking. (foneem-grafeemomzetting).
Verworven dyslexie is een leesstoornis na een afasie.
Aandachtsdyslexie is als individuele tekens niet meer benoemd kunnen worden, vooral niet als ze in combinatie met andere letters worden aangeboden.
Neglectdyslexie of positionele dyslexie is als er vooral fouten worden gemaakt door voornamelijk letters van een bepaalde helft van een woord verkeerd te lezen.
Semantische of diepe dyslexie is als een patiënt bij het lezen van woorden veel semantische fouten maakt, door in plaats van het geschreven woord een semantisch gerelateerd woord te noemen.
Fonologische dyslexie is als een patiënt bestaande woorden wel, maar pseudowoorden niet kan lezen. De visuele route is dan in tact, maar de grafeem-foneemomzetting niet.
Surface- of oppervlaktedsylexie is als pseudowoorden wel gelezen kunnen woorden maar regelmatig gespelde woorden duidelijk veel beter gelezen worden.
Schrijven kan via twee routes verlopen, helewoordprocedure en omzetting van fonemen naar grafemen.
Fonologische dysfrafie is als pseudowoorden niet meer geschreven kunnen worden. De foneem-grafeemomzetting functioneert niet meer.
Surface- of oppervlaktedysgrafie is als regelmatig gespelde woorden duidelijk beter geschreven worden dan onregelmatige.
Grafemische bufferdysgrafie is als een woordvorm nog grotendeels intact is, maar de lettervolgorde verkeerd is of letters worden vervangen door andere.
De bovenste delen van de temporaalkwab in de linker- en rechterhemisfeer zijn beide in staat spraaksignalen te verwerken, maar de linkerhemisfeer zou meer categorisch analyseren dan de rechter.
Er zijn twee neuroanatomische routes voor de verwerking van gesproken taal en beide lopen van de temporaalkwab naar de onderste delen van de frontaalkwab. De routes zijn: 1) een ventrale route, betrokken bij de herkenning van gesproken taal. Toegang tot het mentale lexicon en verdere (syntactische en semantische) verwerking is cruciaal. 2) Een dorsale route, verbindt het akoestische analysesysteem met articulatiesystemen in de motorische schors. Van belang voor de ontwikkeling van spraak en de zelfcontrole bij spraakproductie (monitoring)
Er is geen één-op-één relatie tussen een broca-afesie en letsel in het broca gebied. Het gebied van Broca is betrokken bij diverse cognitieve processen (verbaal en niet-verbaal). Het kan werken bij het samensmeden van informatie op verschillende niveaus.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel gaat over klinische neuropsychologie. Dit gaat over (psychologische) problematiek met betrekking op de hersenen. Dit boek wordt gebruikt bij het vak Funtiestoornissen en Psychosen in het derde jaar van de studie psychologie aan de uva.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2531 |
Add new contribution