TentamenTests met meerkeuzevragen bij Ontwikkelingspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2014/2015

Vragen

Vraag 1

Je toont een baby speelgoed dat geluid maakt, en je merkt dat de baby dit aandachtig bekijkt. Je haalt het speelgoed weg, toont het opnieuw, en je herhaalt dit proces een paar keer. Je merkt dat de baby na een paar keer alleen even kort kijkt en dan weer wegkijkt. Als er vervolgens een ander voorwerp komt wat een ander geluid maakt, heeft de baby weer alle aandacht. Hiermee is het volgende aangetoond:

  1. Habituatie
  2. Circulaire reacties
  3. Causualiteit
  4. Objectpermanentie

Vraag 2

Annemarie is moeder geworden van een tweeling. De ene baby heeft een X en een Y chromosoon en de andere heeft twee X chromosomen. Het gaat hier om een .... tweeling.

  1. Monozygotische
  2. Dizygotische
  3. Antizygotische

Vraag 3

In de loop van de geschiedenis is de kindersterfte enorm afgenomen. Kijken we naar de huidige sterftecijfers rond de geboorte (per 1000 baby’s) in Europese landen dan scoort Nederland relatief

  1. Hoog
  2. Gemiddeld
  3. Laag

Vraag 4

Aspecten van ontwikkeling die verschillen per persoon en vrij onvoorspelbaar zijn vallen onder

  1. Normatieve leeftijdsgebonden invloeden
  2. Normatieve historische invloeden
  3. Niet normatieve invloeden

Vraag 5

Uit onderzoek naar verschillende ouderschapsstijlen blijkt dat kinderen het meest tevreden, beheerst en assertief zijn bij een ... ouderschapsstijl

  1. Gezaghebbende
  2. Toelaatbare
  3. Autoritaire

Vraag 6

In de bio-ecologische systeemtheorie van Uri Bronfenbrenner horen zaken als het karakter van de ouders of de manier van lesgeven op school tot het

  1. Exosysteem
  2. Microsysteem
  3. Chronosysteem
  4. Mesosysteem

Vraag 7

Welke hechtingsstijl komt vaak voor tussen kind en verzorger bij risico-kinderen, zoals ernstig zieke kinderen.

  1. Ambivalent
  2. Vermijdend
  3. Ongeorganiseerd / ongeorienteerd

Vraag 8

Jean-jacques Rousseau en John Locke bekende voorvaders van de moderne ontwikkelingspsychologie. Welke begrippen worden vaak geassocieerd met de opvattingen van John Locke?

  1. Mechanistisch model-kwantitatieve verandering-behaviorisme
  2. Organistisch model-Kwantitatieve verandering – informatie verwerkingsbenadering
  3. Organistisch model- kwalitatieve verandering – piagetiaanse benadering

Vraag 9

Onderzoek naar de relatie tussen erfelijkheid en intelligentie wijst uit dat:

  1. De genetische invloed vooral verantwoordelijk is voor cognitieve prestaties en gelijk blijft bij het ouder worden
  2. Je op latere leeftijd meer beïnvloed wordt door omgevingsaspecten
  3. De genetische factoren die te maken hebben met intelligentie vooral op latere leeftijd van invloed zijn en niet zo zeer op jonge leeftijd.

Vraag 10

Het proces waarmee gedrag versterkt of aangeleerd wordt, op zo’n manier dat het een onbewust automatisme wordt, heet:

  1. Klassieke conditionering
  2. Operante conditionering

Vraag 11

ijdens de colleges en in de literatuur is de fase van midden-volwassenheid behandeld. Je kan over de ontwikkelingen in deze fase concluderen dat:

  1. Er weinig onderllinge verscheidenheid is
  2. deze het beste getypeerd kan worden als een U-shaped onwikkeling
  3. De mentale vaardigheden hun hoogtepunt bereiken

    Vraag 12

    De opvattingen van Rousseau over ontwikkeling passen het beste bij

    1. Het constructionistisch model
    2. Het organistische model
    3. Het mechanistische model

    Vraag 13

    De “kritieke periode” in de theorie van Koblenz heeft betrekking op een periode waarin:

    1. Een specifieke gebeurtenis of leering, of de explicite afwezigheid daarvan, een grote invloed heeft op de (verdere) ontwikkeling
    2. De ontwikkeling van kinderen voor een bepaalde tijd ernstige vertraging oploopt
    3. Geleerde gedragingen nog gemakkelijk omkeerbaar zijn

    Vraag 14

    Kenmerkend voor Erikson's theorie over de ontwikkeling van kinderen met betrekking tot het intitatief vs schuldgevoel is dat:

    1. Een kind leert dat het erop kan vertrouwen dat ze de ouders er voor hem of haar zijn
    2. Een kleuter die heeft zitten kleien en alles vies heeft gemaakt, maar ook geprezen wordt voor zijn of haar creatie dit kan koppelen
    3. Een kind leert zelfstandig een boek uit te lezen

    Vraag 15

    De rechter hersenhelft is primair betrokken bij

    1. Visuele en ruimtelijke functies
    2. Taal en redeneren
    3. Creativiteit en emotie

    Vraag 16

    De prenatale periode kent drie ontwikkelingsfases. Welke volgorde is juist?

    1. Germinaal – embryonaal - foetaal
    2. Embryonaal – foetaal – germinaal
    3. Germinaal – foetaal - embryonaal

    Vraag 17

    Epigenese is een mechanisme dat het functioneren van genen bepaalt zonder de DNA structuur te treffen. Epigenetische veranderingen vinden vooral plaatst tijdens:

    1. De foetale ontwikkeling
    2. De pubertijd en later
    3. De gehele levensloop

    Vraag 18

    In de Neo-piagetiaanse theorie wordt de eerste fase van de ontwikkeling van zelfdefinitie, waarin kinderen zichzelf beschrijven in onafhankelijke "alles of niets" termen, als volgt genoemd:

    1. Single representations
    2. Representational systems
    3. Simple mappings

    Vraag 19

      Een op het eerste gezicht gezond lijkend kind dat overlijdt in zijn of haar slaap is mogelijk overleden door het

      1. Respiratory distress syndroom
      2. Sudden infant death syndroom
      3. Revolving Door syndrome

      Vraag 20

      Welke van de volgende beweringen over social smiles klopt?

      1. Babies vertonen social smiles over het algemeen na de 4e levensmaand
      2. Rond de 3e levensmaand gaan babies selectief lachen naar mensen die ze kennen
      3. Social smiles worden mogelijk participerend gedurende ongeveer de 8e levensmaand
      4. Babies vertonen social smiles over het algemeen na de 2e levensmaand

      Vraag 21

      De 4 jaar oude Aisha speelt in de zandbak doet alsof zij dingen aan het koken en bakken is. Plotseling zegt ze: ”Ik heb een pan om dit te maken”, terwijl deze niet aanwezig is. Volgens piaget zit Aisha in:

      1. De sensomotirische fase
      2. De concreet operationele fase
      3. De formeel operationele fase
      4. De preoperationele fase

      Vraag 22

      Aan een kind wordt verteld dat Milan langer is dan Carmen en dat Carmen langer is
      dan Pieter. Het kind komt zelf tot de conclusie dat Milan langer is dan Pieter. Het kind is dus in staat tot:

      1. Class inclusion
      2. Transitive inference
      3. Ordinal selection

      Vraag 23

      Volgens het mutual regulation model worden kinderen van moeders die een post-partum depressie hebben zelf ook verdrietig omdat:

      1. Ze zien dat hun moeder verdrietig is
      2. Ze een aanleg voor depressie hebben geerfd
      3. Ze zich machteloos voelen bij het uitlokken van een respons

      Antwoordindicatie

      1. B

      2. B

      3. A

      4. C

      5. A

      6. B

      7. A

      8. A

      9. C

      10. A

      11. C

      12. B

      13. A

      14. B

      15. A

      16. A

      17. C

      18. A

      19. B

      20. D

      21. D

      22. B

      23. A

      Image

      Access: 
      Public

      Image

      Join WorldSupporter!
      Search a summary

      Image

       

       

      Contributions: posts

      Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.

      Image

      Spotlight: topics

      Check the related and most recent topics and summaries:
      Countries and regions:

      Image

      Check how to use summaries on WorldSupporter.org

      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

      • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
      • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
      • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
      • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
      • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

      Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Use the summaries home pages for your study or field of study
      2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
      3. Use and follow your (study) organization
        • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
        • this option is only available through partner organizations
      4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
        • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

      Main summaries home pages:

      Main study fields:

      Main study fields NL:

      Follow the author: Psychology Supporter
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Statistics
      3148 2