Terugblik
De periode in Ghana als zeer intens gevonden. Ik sliep in het weeshuis dichtbij de kinderen en zag hen de hele dag. Dit is een hele bijzondere ervaring. Zo bouw je met die kinderen een band op. Dat was iets wat ik van te voren had bedacht op te vermijden. De kinderen waren in het begin aanhankelijk. Het is gelukt om een band op te bouwen met de kinderen op een manier dat we niet noodzakelijk waren voor de kinderen. We zorgden dat kinderen met ons extra dingen deden en dat leerden en zelf door konden geven/ leren. We hebben daarmee wel iets duurzaams achtergelaten. Dit is een kleine verandering, maar zal zich uitbreiden. Door de donatie voor het weeshuis, zullen de kinderen in betere omstandigheden kunnen opgroeien.
Ik heb geleerd dat het leven in Ghana anders is dan in Nederland, er is een groepscultuur. Mensen hebben meer tijd in het leven en nemen het zoals het komt. In het begin was het even wennen, maar voor mij was het verbazingwekkend hoe snel het ook als normaal kan voelen. We zaten in het weeshuis en dat zorgde ervoor dat ik me snel aanpaste aan de cultuur, omdat je daar voortdurend contact mee had.
Vrijwilligerswerk is een mooie manier om iets te kunnen betekenen in een land. Het verschil maken kan niet, een steentje bijdragen wel. Met dit idee ben ik daar ook naartoe gegaan. In de vier weken dat ik daar ben geweest heb je je eigen manier van omgaan met de kinderen en normen en waarden. Hoe open je je ook stelt voor de cultuur, je bent altijd jezelf en dat zal invloed hebben op de kinderen. Esther Kooymans heeft een onderzoek (Bachelor these) gedaan naar de invloed van het wonen in een kindertehuis heeft op de hectingsontwikkeling kinderen. De belangrijkste bevinding hiervan is dat de “Veel studies rapporteren de negatieve consequenties
hiervan en wijden deze aan een gebrek aan mogelijkheden tot het vormen van een emotionele relatie tussen het kind en de verzorger, wat een belangrijke ontwikkelingstaak is voor kinderen op een jonge leeftijd. Het gevolg hiervan zou het optreden van hechtingsproblemen zijn.” (E. Kooymans, 2007)
In het kindertehuis waar ik was, waren twee begeleiders. Dit zijn vaste begeleiders die er de hele week dag en nacht zijn. Het kindertehuis bestond nog maar driekwart jaar toen ik er was. Maar er waren al ong. 12 vrijwilligers geweest. Het is een mooie toevoeging, de moeders hebben het namelijk druk met de dagelijkse dingen. Het gevaar is dat de kinderen zich meer naar de vrijwilligers gaan trekken dan naar de moeders. Ik heb tijdens de training en introductiedagen gehoord dat vooral de ondersteuning in de dagelijkse taken belangrijk is. In de praktijk liep dit bij mij anders en waren we meer met de kinderen bezig dan de moeders. Achteraf gezien denk ik dat dit niet ten goede komt aan de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen moesten huilen bij het afscheid. Als er vrijwilligers komen en gaan, dan is dit niet goed voor de ontwikkeling en kan de hechtingsproblematiek versterken.
Ik snap daarom ook wel de kritiek die de laatste tijd komt op de groeiende belangstelling voor vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland vanuit Nederland. Als het aanbod van vrijwilligers groter is dan het aantal weeshuizen zal dit zorgen voor een ongelijke verhouding die misschien ten kosten gaat aan de vaste begeleiders. Renske de Greef heeft een paar maanden in Tanzania gewoond en zij zegt er het volgende over: “Het kan zeer lucratief zijn om een bedrijf te op te richten rond beschermde diersoorten, weeskinderen of waterputten, want waar de meesten bij de term ‘vrijwilligerswerk’ denken aan ‘onbetaald werken’, moeten vrijwilligers in zulke landen vaak betalen om mee te mogen doen aan een project – en niet zo weinig ook. Natuurlijk wordt dat bedrag besteed aan onderdak, vervoer en eten, en soms vloeit het terug in het project zelf, maar in veel gevallen is het gewoon winst.” (R. de Greef 2014)
Vrijwilligerswerk begint (of is) een hype te worden. Dat hier winst mee wordt gemaakt, waar Nederlandse of rijke mensen in het ontwikkelingslang rijker van worden vind ik niet correct. Hierbij wordt het doel voorbij gestreefd.
Greef zei ook “Het is goed dat zoveel jongeren nieuwsgierig zijn, dat ze interesse hebben in vreemde landen en culturen en dat ze zich willen inzetten voor anderen. Maar veel vrijwilligersprojecten zijn in het beste geval bezigheidstherapie, en in het slechtste geval schadelijk.”
Hierbij moet naar mijn mening een nuancering worden gemaakt. Er zijn namelijk verschillende soorten vrijwilligerswerk. Vrijwilligersreizen, die vaak in groepen worden gedaan, daarbij wordt in een bepaalde (korte) periode van 2 – 6 weken een reis gemaakt waarbij vrijwilligers een aantal dagen bij een project verblijven. Daarnaast heb je vrijwilligerswerk waarbij vrijwilligers een aantal weken of maanden vrijwilligerswerk doen, waarbij ze verblijven in een gastgezin of op het project.
Bij de eerste variant kan ik de kritiek begrijpen, omdat de kindertehuizen vooral als bezoek plek worden gebruikt. Ik vind dat meer ‘aapjes kijken’. Ook omdat dit vaak gebeurd met meerdere vrijwilligers. Hierbij denk ik dat dit weinig duurzaams oplevert, behalve misschien geld. Wel zijn er veel vrijwilligers die langs het project komen en aandacht hebben voor de kinderen. De kinderen worden opgetild, geknuffeld en hebben extra aandacht. Als dit het geluk van de kinderen op het moment positief beïnvloed, waarom zou dit dan negatief zijn. Voor de ontwikkeling van een kind is het beter als de kinderen bij hun ouders opgroeien of bij vaste begeleiders. Als er zo weinig geld is dat er weinig begeleiders zijn en dat de vrijwilligers aandacht aan de kinderen kunnen geven, dan is dit wel de oplossing. Ook heerst er ontwikkelingslanden vaak een groepscultuur. De kinderen zijn gewend om met verschillende mensen contact te hebben, voor hun is het daarom minder
Terugblik
De periode in Ghana als zeer intens gevonden. Ik sliep in het weeshuis dichtbij de kinderen en zag hen de hele dag. Dit is een hele bijzondere ervaring. Zo bouw je met die kinderen een band op. Dat was iets wat ik van te voren had bedacht op te vermijden. De kinderen waren in het begin aanhankelijk. Het is gelukt om een band op te bouwen met de kinderen op een manier dat we niet noodzakelijk waren voor de kinderen. We zorgden dat kinderen met ons extra dingen deden en dat leerden en zelf door konden geven/ leren. We hebben daarmee wel iets duurzaams achtergelaten. Dit is een kleine verandering, maar zal zich uitbreiden. Door de donatie voor het weeshuis, zullen de kinderen in betere omstandigheden kunnen opgroeien.
Ik heb geleerd dat het leven in Ghana anders is dan in Nederland, er is een groepscultuur. Mensen hebben meer tijd in het leven en nemen het zoals het komt. In het begin was het even wennen, maar voor mij was het verbazingwekkend hoe snel het ook als normaal kan voelen. We zaten in het weeshuis en dat zorgde ervoor dat ik me snel aanpaste aan de cultuur, omdat je daar voortdurend contact mee had.
Vrijwilligerswerk is een mooie manier om iets te kunnen betekenen in een land. Het verschil maken kan niet, een steentje bijdragen wel. Met dit idee ben ik daar ook naartoe gegaan. In de vier weken dat ik daar ben geweest heb je je eigen manier van omgaan met de kinderen en normen en waarden. Hoe open je je ook stelt voor de cultuur, je bent altijd jezelf en dat zal invloed hebben op de kinderen. Esther Kooymans heeft een onderzoek (Bachelor these) gedaan naar de invloed van het wonen in een kindertehuis heeft op de hectingsontwikkeling kinderen. De belangrijkste bevinding hiervan is dat de “Veel studies rapporteren de negatieve consequenties
hiervan en wijden deze aan een gebrek aan mogelijkheden tot het vormen van een emotionele relatie tussen het kind en de verzorger, wat een belangrijke ontwikkelingstaak is voor kinderen op een jonge leeftijd. Het gevolg hiervan zou het optreden van hechtingsproblemen zijn.” (E. Kooymans, 2007)
In het kindertehuis waar ik was, waren twee begeleiders. Dit zijn vaste begeleiders die er de hele week dag en nacht zijn. Het kindertehuis bestond nog maar driekwart jaar toen ik er was. Maar er waren al ong. 12 vrijwilligers geweest. Het is een mooie toevoeging, de moeders hebben het namelijk druk met de dagelijkse dingen. Het gevaar is dat de kinderen zich meer naar de vrijwilligers gaan trekken dan naar de moeders. Ik heb tijdens de training en introductiedagen gehoord dat vooral de ondersteuning in de dagelijkse taken belangrijk is. In de praktijk liep dit bij mij anders en waren we meer met de kinderen bezig dan de moeders. Achteraf gezien denk ik dat dit niet ten goede komt aan de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen moesten huilen bij het afscheid. Als er vrijwilligers komen en gaan, dan is dit niet goed voor de ontwikkeling en kan de hechtingsproblematiek versterken.
Ik snap daarom ook wel de kritiek die de laatste tijd komt op de groeiende belangstelling voor vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland vanuit Nederland. Als het aanbod van vrijwilligers groter is dan het aantal weeshuizen zal dit zorgen voor een ongelijke verhouding die misschien ten kosten gaat aan de vaste begeleiders. Renske de Greef heeft een paar maanden in Tanzania gewoond en zij zegt er het volgende over: “Het kan zeer lucratief zijn om een bedrijf te op te richten rond beschermde diersoorten, weeskinderen of waterputten, want waar de meesten bij de term ‘vrijwilligerswerk’ denken aan ‘onbetaald werken’, moeten vrijwilligers in zulke landen vaak betalen om mee te mogen doen aan een project – en niet zo weinig ook. Natuurlijk wordt dat bedrag besteed aan onderdak, vervoer en eten, en soms vloeit het terug in het project zelf, maar in veel gevallen is het gewoon winst.” (R. de Greef 2014)
Vrijwilligerswerk begint (of is) een hype te worden. Dat hier winst mee wordt gemaakt, waar Nederlandse of rijke mensen in het ontwikkelingslang rijker van worden vind ik niet correct. Hierbij wordt het doel voorbij gestreefd.
Greef zei ook “Het is goed dat zoveel jongeren nieuwsgierig zijn, dat ze interesse hebben in vreemde landen en culturen en dat ze zich willen inzetten voor anderen. Maar veel vrijwilligersprojecten zijn in het beste geval bezigheidstherapie, en in het slechtste geval schadelijk.”
Hierbij moet naar mijn mening een nuancering worden gemaakt. Er zijn namelijk verschillende soorten vrijwilligerswerk. Vrijwilligersreizen, die vaak in groepen worden gedaan, daarbij wordt in een bepaalde (korte) periode van 2 – 6 weken een reis gemaakt waarbij vrijwilligers een aantal dagen bij een project verblijven. Daarnaast heb je vrijwilligerswerk waarbij vrijwilligers een aantal weken of maanden vrijwilligerswerk doen, waarbij ze verblijven in een gastgezin of op het project.
Bij de eerste variant kan ik de kritiek begrijpen, omdat de kindertehuizen vooral als bezoek plek worden gebruikt. Ik vind dat meer ‘aapjes kijken’. Ook omdat dit vaak gebeurd met meerdere vrijwilligers. Hierbij denk ik dat dit weinig duurzaams oplevert, behalve misschien geld. Wel zijn er veel vrijwilligers die langs het project komen en aandacht hebben voor de kinderen. De kinderen worden opgetild, geknuffeld en hebben extra aandacht. Als dit het geluk van de kinderen op het moment positief beïnvloed, waarom zou dit dan negatief zijn. Voor de ontwikkeling van een kind is het beter als de kinderen bij hun ouders opgroeien of bij vaste begeleiders. Als er zo weinig geld is dat er weinig begeleiders zijn en dat de vrijwilligers aandacht aan de kinderen kunnen geven, dan is dit wel de oplossing. Ook heerst er ontwikkelingslanden vaak een groepscultuur. De kinderen zijn gewend om met verschillende mensen contact te hebben, voor hun is het daarom minder
Add new contribution