Komt een psycholoog bij de psycholoog – door Mira Geirnaert

Toen ik Psychologie studeerde, in wat ondertussen voelt als een ver verleden, waren er op mijn faculteit in Leiden grote netten langs de railingen van het gebouw gespannen. Vangnetten. Om de gelegenheidsspringer voor een vroegtijdige dood te behoeden. Luguber, maar ook gewoon best wel praktisch blijkbaar, want: psychologiestudenten zijn de grootste springrisico’s van de hele studentenpopulatie. Tijdens een rondleiding door het gebouw gehoord. Geen idee of het waar is, maar zo voelt het wel. Wij gekkies hebben blijkbaar van onze hobby ons werk willen maken. Zo van ‘Ik heb nu toch al een bipolaire eetstoornis met een hypochondrisch randje, ik ben volgens mij dé persoon om anderen te vertellen hoe ze weer normaal kunnen worden!’. 

Ik ben daar zelf niet anders in, hoor. Ik heb mijn dingetjes. Of zoals mijn vriend het noemt, ziekelijke jaloezie. Tja. Als psycholoog zélf naar een psycholoog gaan mag in – pak ‘m beet – New York dan heel gewoon zijn, in Nederland voelt dat toch een beetje vreemd. En trouwens, wat heeft die ander mij te vertellen over mijn emotionele mishaps wat ik zelf niet weet? Ik heb niet voor niks over totaal iets ongerelateerds mijn masterscriptie geschreven! 

Maar goed, zoals dat dan gaat, sta ik een paar weken later toch op de stoep bij Y. Een vrouw van 40, in een flexplek-zolderkamertje, die thee zet voor me. En ik ben overtuigd. Niet door haar warme persoonlijkheid of haar lieve trui met ‘ciao’ erop die ze altijd aan heeft (echt), maar door haar aandacht. Haar rake associaties met mijn eerdere verhalen. Ze legt me geen cognitief gedragsschema voor, geen standaard vragenlijst of andere ‘trucjes’ die ik nog wel ken van mijn studie. Ze luistert samen met mij naar mijn verhaal. Zo kom ik er met Y achter dat ik ontzettend streng ben voor mezelf. Bijvoorbeeld: vriend K gaat soms naar bed om 04:00u ’s nachts, en daar ben ik dan – begrijpelijk – best geïrriteerd over. Ik eet soms een heel bakje crème fraîche uit de koelkast met een eetlepel, en daar is K dan – al dan niet begrijpelijk – best geïrriteerd over. In tegenstelling tot K, die zijn irritatie gewoon meteen uit (want ‘alle gevoelens die ik heb, zijn er met een reden en dus oké’), duw ik mijn knaaggevoel weg. Het is toch zijn leven? Wie ben ik om daar iets over te bepalen? Als ik klaag, zeg ik eigenlijk dat hij moet veranderen voor mij, en dat kan ik hem echt niet opleggen. Ergo: deze irritatie bespreken is naar en maakt mij een nare kutvriendin. 

Wacht, zegt Y. Als je het bespreekt met als doel dat K eerder naar bed gaat, dan klopt het helemaal. Dan heb je gelijk. Maar: is dat waar communicatie over gaat? Niet noodzakelijk. Je zit met gevoelens die je kwijt wil, dus wat is het doel? Uiten. Niet de ander veranderen. Uiten. Ui-ten. K kan dan reageren zoals hij wil – ‘Wat doe je moeilijk! Al mijn Russische pubervriendjes op World of Warcraft mogen zo laat opblijven, hoor!’ of ‘Mmh. Ik snap dat dat irritant is.’ – en zo krijg je een gesprek. Direct resultaat? Geen idee, maar in ieder geval hoef jij je niet meer schuldig te voelen en praten jullie over iets echts. 

Het lijkt iets kleins – en, to be fair, dacht ik ook: waarom betaal ik hier €90,- voor en kan dit niet zelf bedenken? -, maar het voelde verlossend. En soms heb je daar even iemand voor nodig. Iemand die met een frisse blik je denkfouten en je blinde vlekken kan spotten en je daar met een lieve trui aan op kan wijzen. En dan ben je verlost. Tijdelijk, tot die volgende denkfout.

 

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Related topics:
Competences and goals for meaningful life:
Statistics
2471 1