Farmacologie - Geneeskunde - Bundel

 

Studiematerialen gerelateerd aan onderwerpen omtrent Farmacologie.

Bundle items:
Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)
Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2014-2015)
Crossroads: activities
Follow the author: Medicine Supporter
Content categories
Check all content related to:
This content is used in bundle:

Lijn Farmacologie (Pharmacology): Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2015-2016)

Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2015-2016)


Hoorcolleges Jaar 1

HC: Inleiding in de farmacologie

Er zijn duizenden medicijnen die voorgeschreven kunnen worden aan patiënten. Het kan moeilijk zijn om te bepalen welk medicijn het best voorgeschreven kan worden aan welke patiënt. Hierin ligt de uitdaging voor de farmacologie. Het blijkt dat afgestudeerde geneeskunde studenten niet in staat zijn om rationeel en adequaat medicatie voor te schrijven. Het is zelfs zo dat 50% een verkeerd middel kiest en dat 35% een onjuist recept voorschrijft. 70% geeft de patiënt verkeerde informatie.

Veranderingen in de samenleving en de gezondheidszorg zorgen voor veranderingen in de farmacologie. Onder deze veranderingen vallen de wetenschappelijke ontwikkelingen, de maatschappelijke ontwikkelingen en de politieke ontwikkelingen. Alle medicijnen kunnen giftig zijn (toxiciteit), maar de dosis waarin medicatie wordt voorgeschreven maakt dat het niet giftig is. Dit is waar de farmacologie naar kijkt. Verder kan elk geneesmiddel bijwerkingen hebben. Het probleem is dat bij de farmaceutische industrie geld een belangrijke rol speelt. Op populatieniveau zijn sommige geneesmiddelen te duur voor het voordeel wat ze opleveren.

Een geneeskundige die een geneesmiddel voorschrijft, moet in elk geval weten hoe het medicijn werkt, wat de bijwerkingen zijn en hoe het uit het lichaam verwijderd wordt. Verder moet de geneeskundige niet alleen letten op de richtlijnen of standaarden, want elke patiënt is uniek. Een medisch hulpverlener moet dus altijd kritiek blijven. Ten slotte moet er altijd sprake zijn van overleg met de patiënt. Het is gebleken dat de behandeling beter werkt als de patiënt goed op de hoogte is. De patiënt is dan ook meer gemotiveerd zijn medicijnen te nemen.

De totale kosten aan farmaceutische hulp stijgen nog elk jaar. Meestal stijgt het met ongeveer 5% per jaar. De kosten stijging moet zo veel mogelijk onderdrukt worden. Generieke middelen zijn geneesmiddelen die op de markt gebracht kunnen worden voor een veel lagere prijs dan de prijs van het originele geneesmiddel. Het is dus de goedkopere variant van een merk geneesmiddel. Een voorbeeld hiervan is de aspirine tegenover acetylsalicylzuur. Er is een bedrijf dat het patent heeft op de officiële aspirine, maar er zijn al heel veel andere versies van de aspirine die veel goedkoper

.....read more
Access: 
Public
Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2014-2015)

Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2014-2015)

Hoorcolleges 9 en 12 ontbreken. HC-9 ging over oefenberekeningen en HC-12 over een opdracht en zijn dus minder geschikt om aantekeningen van te maken.


HC-01: Refresher

De aangrijpingspunten (drug targets) voor medicatie kunnen van alles zijn. Onder andere receptoren, enzymen, transporters, ion-kanalen en pompen. Voor de receptor bestaan verschillende klassen:

  1. Ion-kanalen

  2. G-protein coupled receptors

  3. Kinase receptors

  4. Nuclear receptors

De snelheid waarmee het effect optreed neemt in bovenstaand rijtje af, dus bij ion-kanalen treed het effect het snelst op en bij nuclear receptors het traagst. In alle gevallen is de tijd die het kost om bij de receptor te komen de snelheidsbeperkende factor.

De affiniteit zegt iets over de mate van binding. Bij een hoge affiniteit, oftewel een lage affiniteitsconstante, zullen alle receptoren bezet zijn. Deze bindingscurve zal verder naar links liggen dan een curve van een stof met een lage affiniteit. In een dose response curve kan je zien hoe een agonist, antagonist of partieel agonist zich gedraagt. Een agonist zal 100% effect bereiken, een partiele agonist minder en een antagonist bereikt helemaal geen effect.

Competitief (reversibel) antagonisme in het bijzijn van een agonist kan je herkennen in een dose-response curve door een verschuiving naar rechts. De concentratie van de agonist zal hoger moeten zijn om hetzelfde effect te bereiken. Non-competitief (irreversibel) antagonisme kan je herkennen aan een verschuiving naar beneden. Een deel van de receptoren zal covalent gebonden zijn met de antagonist en kunnen dus niet gebruikt worden door de agonist, hoe hoog de concentratie agonist ook is.

In de dose response curve van een agonist met een partieel agonist zijn verschillende dingen te zien. Allereerst begint de curve hoger door de aanwezigheid van de partiele agonist, een deel van de receptoren is bezet en hebben effect. Door vervolgens een agonist toe te voegen zal de curve verder stijgen. Op een bepaald punt ontstaat er competitie tussen de partiele en volle agonist. Dan gaat de curve naar beneden, omdat de partiele agonist niet tot de 100% kan komen en wel een deel bindt. Bij een hele hoge concentratie agonist zal je wel de 100% bereiken doordat de partiele agonist loslaat door de competitie.

HC-02: ANS 5-HT systems

Serotonine, 5-HT, bindt verschillende soorten receptoren en heeft veel verschillende soorten drug targets. Het is een signaalmolecuul gemaakt uit tryptofaan, tryptofaanhydroxylase en aromatic L-amino acid decarboxylase zijn nodig om het om te zetten in serotonine. Het heeft invloed op verschillende processen.....read more

Access: 
Public
Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)

Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)

Bevat een blokspecifiek oefententamen met antwoorden uit voorgaande collegejaren.


Meerkeuzevragen

1. Activiteit van het sympathisch zenuwstelsel leidt tot toegenomen bloedvoorziening van de skeletspieren en verhoogde hartslag. Via welke receptoren verlopen beide
processen van activatie?

A. Alfa-1 adrenerge receptoren
B. Alfa-1 en bèta-1 adrenerge receptoren
C. Bèta-2 adrenerge receptoren
D. Bèta-1 en bèta-2 adrenerge receptoren

2. Via welk doelwit of via welke doelwitten verloopt de signaaltransductie van noradrenaline en acetylcholine?

A. Alleen via G-eiwitten
B. Alleen via ionenkanalen
C. Via ionenkanalen en G-eiwitten
D. Via ionenkanalen, G-eiwitten en tyrosinekinasen

3. Onderstaande figuur toont de interactie tussen een barbituraat en een benzodiazepine op de GABA receptor. Waarop heeft de combinatie van een benzodiazepine en barbituraat invloed?

A.     Affiniteit
B.     Effectiviteit
C.     Potentie
D.     Specificiteit

4. Wat is het effect van een bèta-2 specifiek sympathicomimeticum via adrenerge receptoren op het hart?

A. Afhankelijk van de dosering een verlaging of verhoging van de hartfrequentie
B. Geen verandering in hartfrequentie
C. Verhoging van de hartfrequentie
D. Verlaging van de hartfrequentie

5. Welke van de onderstaande receptoren behoort tot de groep van G-eiwit gekoppelde receptoren?

A. Bèta-adrenerge receptor
B. GABAA receptor
C. Insuline receptor
D. Nicotinerge receptor

6. Welke uitspraak over affiniteit is WAAR?

A. Affiniteit is bepalend voor de activatie van de receptor.
B. Affiniteit is omgekeerd evenredig met de effectiviteit.
C. Antagonisten hebben lagere affiniteit dan agonisten.
D. Hoe hoger de Ka, des te lager de affiniteit.

7. Tijdens sympathische stimulatie kan een antagonist van de muscariene receptor de zweetproductie onderdrukken. Dit is:

A. juist, omdat alle ganglia muscariene receptoren bevatten die functioneel sympathisch worden gestimuleerd.
B. juist, omdat zweetklieren muscariene receptoren bevatten die functioneel sympathisch worden gestimuleerd.
C. onjuist, omdat de zweetproductie via parasympathische neuronen wordt gestimuleerd.
D. onjuist, omdat bij zweetproductie de muscariene receptor helemaal geen rol spelen.

8. Wat is downregulatie? De afname in receptoraantal of affiniteit voor een:

A. agonist na langdurige blootstelling aan een agonist.
B. agonist na langdurige blootstelling aan een antagonist.
C. antagonist na langdurige blootstelling aan een agonist.
D. antagonist na langdurige blootstelling aan een antagonist.

9. Bij astma kunnen steroïden of bèta-agonisten worden voorgeschreven om aanvallen te voorkómen. Bij een acute exacerbatie van astma worden echter alleen bèta-
agonisten toegepast. Waarom?

A. Bèta-agonisten hebben een hogere affiniteit voor hun receptoren dan steroïden.
B. Bèta-agonisten werken beter als enzymremmers om de exacerbatie af te remmen dan steroïden.
C. Steroïden kunnen alleen oraal worden toegediend, terwijl bèta-agonisten geïnhaleerd kunnen worden.
D. Steroid-effector mechanismen zijn trager dan die van de bèta-adrenerge G eiwit gekoppelde receptoren.

10. De dosisresponscurven van een volledige agonist en een partiële agonist worden.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Geneeskunde & Gezondheidszorg: samenvattingen en studiehulp per vakgebied - Bundel

Casuïstiekvragen over praktische geneeskunde

Casuïstiekvragen over praktische geneeskunde

Dit zijn algemeen bruikbare oefenvragen die betrekking hebben op diverse klachten en ziektebeelden. Aan de hand van casussen, worden de klachten getoetst.


Casus: “Urineweginfecties”

Een 9-jarig meisje is naar de kinderarts is verwezen wegens secundaire incontinentie. Op haar 3e levensjaar is zij continent geworden. Sinds een jaar heeft zij weer ‘ongelukjes’ waarbij zij in haar broek plast. Het valt op dat zij weinig naar het toilet gaat en grote porties plast. Sinds een aantal weken is ook haar loopgedrag veranderd. Zij struikelt meer en kan tijdens gymnastiek niet meer rennen of op haar hakken staan.

Vraag 1: Wanneer een blaasecho wordt gemaakt blijkt Esther een blaasresidue te hebben van 100 ml na mictie. Bij welke aandoening past dit klachtenpatroon?
  1. habituele obstipatie

  2. seksueel misbruik

  3. tethered cord

  4. Wilms tumor

Je bent huisarts. Een 55- jarige patiënt komt op je spreekuur met ongewenst urineverlies. Zij heeft deze klachten sinds een jaar of twee en klaagt met name over het feit dat zij urine verliest bij sporten, hoesten niezen en persen.

Vraag 2: Hoe noem je deze vorm van incontinentie?
  1. continue incontinentie

  2. overloop incontinentie

  3. stress incontinentie

  4. urge incontinentie

Casus: “Hoofdpijn”

Een 40-jarige docente krijgt tijdens een drukke les van het ene moment op het andere ondraaglijke hoofdpijn. Zij is bekend met migraine, maar deze hoofdpijn is veel malen ernstiger en ook anders van karakter. Zij maakt de les nog af, maar gaat daarna naar de huisarts. Op dat moment zijn de klachten duidelijk afgenomen.

Vraag 1: Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

 

Vraag 2: Noem vijf middelen die kunnen worden gebruikt bij de behandeling van migraine aanvallen (doseringen zijn niet nodig, toedieningsvorm wel).

 

Vraag 3: Noem vier middelen die kunnen worden gebruikt als profylactische therapie bij migraine. (Doseringen zijn niet nodig.)

Je bent neuroloog. Een 40-jarige vrouw die al jaren bekend is met migraine wordt door haar huisarts naar jou verwezen omdat ze de laatste maanden twee tot vier migraine aanvallen per week heeft die steeds langer duren, namelijk minstens een dag. Tussen de aanvallen door houdt ze last van zeurende hoofdpijn. Ze slikt al maanden 6-8 tabletten paracetamol per dag maar daar heeft ze nauwelijks baat meer bij.

Vraag 4: Wat dien je patiënt.....read more
Access: 
Public
Infectie & Immuniteit (afweer) - Geneeskunde - Bundel

Infectie & Immuniteit (afweer) - Geneeskunde - Bundel

Bevat collegeaantekeningen en oefenmateriaal bij het onderwerpen betreffende het immuunsysteem, infectie en afweer - gebundeld uit blokken van diverse Geneeskunde-curricula van diverse universiteiten (UU, UL, etc).

Stofwisseling - Geneeskunde - Bundel

Stofwisseling - Geneeskunde - Bundel

Bundel met diverse samenvattingen op het gebied van stofwisseling, metabolisme, regulatie.

Medische wetenschappen - Geneeskunde - Bundel

Medische wetenschappen - Geneeskunde - Bundel

Algemeen medisch studiemateriaal omtrent het leren dokteren, opdoen van academische vaardigheden, beroepscompetenties, etc.

Oogheelkunde - Geneeskunde - Bundel
KNO - Geneeskunde - Bundel
Celbiologie - Geneeskunde - Bundel

Celbiologie - Geneeskunde - Bundel

Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij het blokken van verschillende universiteiten van de afgelopen studiejaren. Gebaseerd op vergelijkbare onderwerpen

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG)

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG)

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG) voor de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht en de andere Nederlandse Universitaire Geneeskunde opleidingen.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoek- en navigatie opties op deze website

Wat is de landelijke interuniversitaire Voortgangs Toets Geneeskunde (iVTG)?

  • De iVTG is een bijzondere toets binnen het geneeskunde curriculum aan Nederlandse medische faculteiten waarin je 4x per studiejaar je algemene kennisniveau over Geneeskunde test.
  • De iVTG draagt, mede door
.......read more
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1784
Last updated
08-11-2022