Case C-390/12 Pfleger
Feiten
I.c. gaat het om een prejudiciële vraag over de uitleg van art. 56 VWEU en het Handvest van de grondrechten van de EU. Dit verzoek is ingediend in het kader van beroepen die Pfleger, Autoart a.s., Vucicevic, Maroxx Software GmbH en Zehetner hebben ingesteld wegens de bestuurlijke sancties die hun waren opgelegd omdat zij kansspelautomaten hadden geëxploiteerd zonder vergunning.
Op meerdere plaatsen in Oostenrijk waren kansspelautomaten in beslag genomen die werden geëxploiteerd zonder vergunning en dus hadden gediend om verboden kansspelen te organiseren. Tegen de inbeslagneming stelden de bovengenoemde eigenaren beroep in.
Zij voerden o.a. aan dat territoriale bevoegdheid ontbrak en dat gezien de voorrang van art. 56 VWEU het Oostenrijkse recht niet had mogen worden toegepast. De Oostenrijkse rechter vroeg het Hof of de nationale vergunningregeling in strijd was met het EU-recht (met name het vrije verkeer van diensten art. 56 VWEU) en de artikelen 15 tot en met 17 (vrijheid van beroep, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op eigendom) van het Handvest van de grondrechten van de EU.
Hof van Justitie
Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan een vergunning voor kansspelautomaten een belemmering zijn van het vrije verkeer van diensten. Zo’n belemmering kan worden gebaseerd op een uitdrukkelijke uitzondering in het EU-Werkingsverdrag, zoals openbare orde, openbare veiligheid of de volksgezondheid. Verder kan een belemmering ook worden gerechtvaardigd met een beroep op dwingende redenen van algemeen belang, zoals consumentenbescherming.
Het Hof oordeelt dat de vergunningregeling voor gokautomaten in strijd is met het vrij verkeer van diensten (art. 56 VWEU). Het Hof stelt dat dit artikel zo moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling zoals die in de hoofdgedingen, voor zover die regeling niet werkelijk beoogt de speler te beschermen of criminaliteit te bestrijden en niet daadwerkelijk beantwoordt aan het streven op samenhangende en stelselmatige wijze de gelegenheden tot spelen te verminderen of de aan deze spelen verbonden criminaliteit te bestrijden.
Zo’n beperkende nationale regeling zoals hier de vergunningregeling, vormt ook een beperking van artt. 15 t/m 17 van het Handvest, die in de omstandigheden van het hoofdgeding niet kan worden gerechtvaardigd volgens de vereisten van artikel 52 lid 1 van het Handvest.
Volgens artikel 52 lid 1 Handvest is zo’n beperking alleen toelaatbaar als zij bij wet is gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigt. Daarnaast kan zij met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel alleen worden gesteld, als zij noodzakelijk is en daadwerkelijk beantwoordt aan door de.....read more
Add new contribution