Persoonlijkheid en individuele verschillen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

 

  • In deze bundel worden o.a. collegeaantekeningen en oefententamens gedeeld voor het vak Persoonlijkheid en individuele verschillen voor de opleiding Psychologie, Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen. 
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Startpagina RUG - Psychologie - B1
Bundle items:
College-aantekeningen bij Persoonlijkheid en individuele verschillen aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016
Crossroads: activities
This content is used in bundle:

Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Overzicht van de psychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Overzicht van de psychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image
  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Overzicht van de psychologie voor de opleiding Psychologie, jaar 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Startpagina RUG - Psychologie - B1
Theoretische Introductie in de Onderzoeksmethoden: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Theoretische Introductie in de Onderzoeksmethoden: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image
  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Theoretische Introductie in de Onderzoeksmethoden voor de opleiding Psychologie, jaar 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Psychology: Groningen - Bachelor RUG - Summaries and study assistance
Statistiek 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Geschiedenis van de psychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Ontwikkelingspsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Biopsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Biopsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Biopsychologie voor de opleiding Psychologie jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Startpagina RUG - Psychologie - B1
Persoonlijkheid en individuele verschillen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen - Jaargang 2022/2023

Oefenmaterialen Persoonlijkheid en individuele verschillen - RUG

TentamenTests bij Persoonlijkheid en individuele verschillen aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2013

TentamenTests bij Persoonlijkheid en individuele verschillen aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2013


Vragen

Vraag 1

Door welke term wordt het trage, lome, luie type wel aangeduid?

  1. Cholerisch
  2. Sanguinisch
  3. Flegmatisch
  4. Melancholisch

Vraag 2

Onder welk van de volgende functies van maskers zou de “fixed-role”therapie van Kelly vallen?

  1. Beschermingsfunctie
  2. Reserverende functie
  3. Veranderingsfunctie
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 3

Waar is de bestudering van een enkel individu een voorbeeld van?

  1. Nomothetisch onderzoek
  2. Correlationeel onderzoek
  3. Idiografisch onderzoek
  4. Cognitief psychologisch onderzoek

Vraag 4

Welk van de volgende alternatieven is een voorbeeld van een ongestructureerde vragenlijst (unstructured questionnaire)?

  1. Waar/niet waar vragen
  2. Open vragen
  3. Gedwongen keuze vragen
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 5

Wat weten we als dominantie positief correleert met ego-strength?

  1. Ego-strength dominantie veroorzaakt
  2. Dominantie ego-strength veroorzaakt
  3. Mensen die hoog scoren op dominantie ook hoog scoren op ego-strength
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 6

In een experimenteel ontwerp is de gemanipuleerde variabele

  1. De random toegewezen variabele
  2. De onafhankelijke variabele
  3. De afhankelijke variabele
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 7

Wat zijn de twee meest gebruikte persoonlijkheidsdimensies in de geschiedenis van de persoonlijkheidspsychologie?

  1. Conscientiousness en Neuroticism
  2. Neuroticism en Extraversion
  3. Agreeableness en Conscientiousness
  4. Extraversion en Agreeableness

Vraag 8

Welk van de volgende alternatieven vormt een voorbeeld van het gezichtspunt dat eigenschappen “descriptive summaries” zijn?

  1. De socioseksuele orientatie schaal (…)
  2. Theoretische schaalconstructie (1-2-3-4-5)
  3. Eysenck’s theorie (3 hoofdtrekken; extraversie, neuroticisme, psychoot)
  4. De “act-frequency” methode (Act nomination, proto. Judg., rec of act perf)

Vraag 9

Het periodiek systeem van persoonlijkheidseigenschappen heeft

  1. 90 cellen
  2. 80 cellen
  3. 50 cellen
  4. 10 cellen

Vraag 10

Een onderzoeker die eigenschappen eerst definieert alvorens ze te onderzoeken, volgt de

  1. De statistische benadering
  2. De theoretische benadering
  3. Lexicale benadering
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 11

Hoe staat de idee dat persoonlijkheidseigenschappen invloed hebben op de keuze van situaties waarin mensen terechtkomen bekend?

  1. Situationele selectie
  2. Aggregatie (middeling)
  3. Manipulatie (doelgericht gedrag van anderen veranderen)
  4. Evocatie (situatie creëren; reactie opwekken bij anderen)

Vraag 12

Iemand die de neiging heeft het eens te zijn met alle vragen in een vragenlijst geeft waarschijnlijk blijk van de response set:

  1. Extreme antwoorden geven (extreme responding)
  2. Faking
  3. Acquiescence (overal mee eens zijn)
  4. Sociale wenselijkheid

Vraag 13

De theorie van Freud over psychosexuele stadia (orale, anale, enz.) vormt een voorbeeld van persoonlijkheidsverandering op het niveau van analyse van:

  1. Groepsverschillen
  2. De populatie
  3. Individuele uniciteit
  4. Individuele verschillen

Vraag 14

Hoe worden correlaties tussen verschillende metingen (van dezelfde eigenschap) op hetzelfde tijdstip genoemd?

  1. Validiteitscoëfficienten
  2. Rangorde stabiliteit
  3. Stabiliteitscoëfficienten
  4. Gemiddelde niveau stabiliteit

Vraag 15

Hoe werd iemand met een musculair lichaamstype genoemd door Sheldon?

    .....read more
    Access: 
    JoHo members
    Persoonlijkheid en individuele verschillen - RUG - Oefententamen 2010

    Persoonlijkheid en individuele verschillen - RUG - Oefententamen 2010


    Vragen

    Vraag 1

    Welke van de volgende 'scientific standards' komt in Larsen & Buss niet aan de orde bij het evalueren van een persoonlijkheidstheorie?

    1. Comprehensiveness (veelomvattendheid)
    2. Heuristic value (heuristische waarde)
    3. Practical usefulness (praktische bruikbaarheid)
    4. Parsimony (spaarzaamheid)

        Vraag 2

        Wat van het volgende is een voorbeeld van ‘nomothetisch' onderzoek?

        1. Het vergelijken van eerstejaars en ouderejaars studenten op een persoonlijkheidsvragenlijst
        2. Een case study over Sigmund Freud
        3. Genetisch onderzoek bij een hoogbegaafd kind
        4. Ben inhoudsanalyse van de correspondentie tussen twee beroemde romanschrijvers

        Vraag 3

        Welk kennisdomein binnen de persoonlijkheidspsychologie houdt zich voornamelijk bezig met de bestudering van behoeften en motieven?

        1. Het biologische domein
        2. Het intrapsychische domein
        3. Het cognitief-experiëntiële domein
        4. Het aanpassingsdomein

        Vraag 4

        Hoe kan je zien in een 'Twenty Statements Test' dat iemand zich definieert in termen van zijn/haar sociale identiteit? Bij een zelfbeschrijving gebruikt een dergelijk persoon vaker...

        1. zelfstandig naamwoorden
        2. bijvoeglijk naamwoorden
        3. C werkwoorden
        4. bijwoorden

        Vraag 5

        Welke van de volgende opties kun je gebruiken om sociaalwenselijke antwoorden op een persoonlijkheidsvragenlijst te voorkomen of tegen te gaan?

        1. De scores op de persoonlijkheidsvragenlijst corrigeren voor sociaalwenselijkheid m.b.v. de BIDR
        2. Een 'forced-choice' vragenlijst gebruiken
        3. Adjectieven matchen op sociaalwenselijkheid m.b.v. chiasmen
        4. A, B en C zijn correct

        Vraag 6

        Met ‘triangulatie' wordt bedoeld

        1. het meten en weergeven van persoonlijkheidstrekken in een meetkundige ruimte.
        2. een statistische techniek waarmee drie trekken worden vergeleken.
        3. het meten van een persoonlijkheidskenmerk met verschillende typen data.
        4. een methode om persoonlijkheidsprofielen te plotten.

        Vraag 7

        In de oudheid werden door Hippocrates en Galenus typologieën gebruikt waarin reeds elementen van de dispositiebenadering en de biologische benadering in de moderne persoonlijkheidsleer zichtbaar zijn. Welk type lijkt in veel opzichten op de (moderne) 'emotioneel stabiele introvert'?

        1. De melancholicus
        2. De cholericus
        3. De flegmaticus
        4. De sanguinicus

        Vraag 8

        De benadering waarmee men probeert vast te stellen hoeveel een persoon van een bepaalde trek heeft, door middel van het tellers van relevante gedragingen, noemt men:

        1. 'circumplexe' benadering.
        2. 'act frequency' benadering.
        3. rationele benadering van schaalconstructie
        4. factoranalytische benadering van schaalconstructie

        Vraag 9

        Volgens Larsen en Buss bestaat het vijffactoren (Big Five) model uit de volgende vijf trekken:

        1. surgency, sensation seeking, conscientiousness, psychotism, en culture.
        2. extraversion, surgency, agreeableness, intellect, en dominance.
        3. psychoticism, extraversion, neuroticism, agreeableness, en culture.
        4. surgency, agreeableness, conscientiousness, emotional stability en culture.

        Vraag 10

        Het Big Five model is bekritiseerd door een ander model vanwege het ontbreken van een belangrijke persoonlijkheidsdimensie, namelijk Integriteit. Hoe heet dit model?

        1. Het HEXACO model
        2. Eysenck's PEN model
        3. Het BIDR model
        4. Het BAS/BIS model

        Vraag 11

        Persoonlijkheid heeft waarschijnlijk het minste effect op gedrag

        1. in ambiguë, onduidelijke situaties.
        2. bij oudere
        3. .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Persoonlijkheid en individuele verschillen - RUG - Oefententamen 2007

        Persoonlijkheid en individuele verschillen - RUG - Oefententamen 2007


        Vragen

        Vraag 1

        Welke van de volgende vier typen kan worden aangeduid als het ‘vrolijk, vriendelijke’ type?

        1. het sanguistische
        2. het cholerische
        3. het flegmatische
        4. het melancholische

        Vraag 2

        Welk domein vertrouwt het sterkste op de statistische methode om fundamentele eigenschappen te identificeren?

        1. het dispositioneel domein
        2. het biologische domein
        3. het domein van de aanpassing
        4. het sociaal en cultureel domein

        Vraag 3

        Als bij iemand vier keer de persoonlijkheid is beoordeeld, en iedere keer krijgt die persoon dezelfde score, dan weten we dat die beoordeling…

        1. betrouwbaar is
        2. valide is
        3. statistisch significant is
        4. alle bovenstaande antwoorden zijn juist

        Vraag 4

        Als mensen die hoog scoren op extraversie ook hoog scoren op metingen van gelukkig zijn, dan zijn extraversie en gelukkig zijn…

        1. niet gecorreleerd
        2. positief gecorreleerd
        3. negatief gecorreleerd
        4. misschien gecorreleerd, maar er is te weinig informatie om daar iets over te zeggen

        Vraag 5

        Welk van de onderstaande kenmerken is typerend voor iemand met een histrionische persoonlijkheidsstoornis?

        1. gevoel van superioriteit
        2. pathologische jaloezie
        3. excessief aandacht trekken
        4. gebruik van fysiek geweld

        Vraag 6

        Om een theoretische brug te slaan tussen persoonlijkheid en fysiologie zou men:

        1. specifieke condities of stimuli moeten specificeren
        2. een psychologische response moeten specificeren
        3. een fysiologische indicator moeten specificeren
        4. alle bovenstaande antwoorden zijn juist

        Vraag 7

        Een persoon die eerder ’s ochtends koffie drinkt dan ’s avonds is iemand:

        1. met een grotere activiteit in de linker hemisfeer
        2. met een grotere activiteit in de rechter hemisfeer
        3. die hoog scoort op ‘morningness’
        4. die hoog scoort op ‘eveningness’

        Vraag 8

        Hoeveel procent van zijn of haar kinderen heeft een ouder gemeen met elk van zijn of haar kinderen?

        1. 25%
        2. 50%
        3. 75%
        4. 100%

        Vraag 9

        Volgens recent onderzoek (o.a. de studie van Bailey e.a.), blijkt

        1. dat seksuele oriëntatie enigszins erfelijk is
        2. dat homoseksualiteit correleert met gender non-conformiteit
        3. dat gender non-conformiteit tot op zekere hoogte erfelijk is
        4. alle bovenstaande antwoorden zijn juist

        Vraag 10

        De meeste studies waarin getracht wordt specifieke genen aan persoonlijkheid te relateren:

        1. slagen er niet in zo’n relatie te vinden
        2. vinden dat specifieke genen slechts een zeer klein deel van de variatie verklaart
        3. vinden dat specifieke genen een matige hoeveelheid van de variatie verklaart
        4. vinden dat specifieke genen een groot deel van de variatie verklaart

        Vraag 11

        Welk van de volgende mogelijkheden vormt geen evolutionaire functie van emoties?

        1. emoties geleiden mensen in de richting van activiteiten die fitness doen toenemen
        2. emoties kunnen gebruikt worden om andere mensen te exploiteren
        3. emoties kunnen bijdragen aan ‘life satisfaction’
        4. emoties kunnen universeel begrepen worden

        Vraag 12

        De intrapsychische benadering ziet gedrag als

        1. vooral random
        2. vooral veroorzaakt
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        TentamenTests bij Persoonlijkheid en individuele verschillen aan de Rijksuniversiteit Groningen

        TentamenTests bij Persoonlijkheid en individuele verschillen aan de Rijksuniversiteit Groningen


        Vragen

        Vraag 1

        Welk van de volgende vier typen kan worden aangeduid als het ‘onstuimige, grootmoedige’ type?

        1. het sanguïstische
        2. het cholerische
        3. het flegmatische
        4. het melancholische

        Vraag 2

        Het percentage van hun genen dat ooms en tantes gemeen hebben met neven en nichten is ongeveer:

        1. 0%
        2. 12,5%
        3. 25%
        4. 50%

        Vraag 3

        Wat gebeurt er volgens Freud met de hoeveelheid energie in een persoon?

        1. verandert wanneer de persoon verandert
        2. toeneemt met de leeftijd
        3. afneemt met de leeftijd
        4. altijd constant blijft

        Vraag 4

        In psychoanalyse is het zo dat ‘transference’:

        1. tegenproductief is
        2. iets vertelt over iemands onbewuste
        3. onethisch is
        4. psychische energie reduceert

        Vraag 5

        Het dispositionele domein houdt zich bezig met persoonlijkheidsproblemen:

        1. door psychoanalyse
        2. door cognitieve therapie
        3. door persoon in te passen in de juiste omgevingen
        4. door het veranderen van relaties tussen beloning en straf

        Vraag 6

        Eigenschappen in een circumplex die elkaars tegenpolen zijn

        1. correleren niet
        2. correleren positief
        3. correleren negatief
        4. geen van bovenstaande antwoorden is juist

        Vraag 7

        Welke van de volgende begrippen duidt op wat belangrijk is voor mensen?

        1. eigenschappen
        2. emoties
        3. self-esteem needs
        4. waarnemingen

        Vraag 8

        Een andere term voor self-fullfilling prophesies’ is

        1. ‘expectancy confirmation’
        2. ‘assertive mating’
        3. ‘violation of desire’
        4. manipulatie

        Vraag 9

        Welke van de volgende begrippen vormt een subcategorie van persoonlijkheid?

        1. individuele verschillen
        2. karakter
        3. intelligentie
        4. de Big Five

        Vraag 10

        Op welk analyseniveau wordt tegenwoordig het meeste persoonlijkheidsonderzoek gedaan?

        1. ideografische niveau
        2. niveau van de menselijke natuur
        3. het niveau van het unieke
        4. het niveau van verschillen tussen individuen en groepen

        Vraag 11

        Welke benadering heeft als doel specifieke genen te identificeren die verband houden met persoonlijkheidseigenschappen?

        1. adoptiestudies
        2. moleculaire studies
        3. tweelingstudies
        4. alle bovenstaande antwoorden zijn juist

        Vraag 12

        Welk deel van de psyche vertrouwt volgens Freud het meeste op de identificatie van
        het kind met de ouders?

        1. id
        2. ego
        3. superego
        4. alle bovenstaande antwoorden zijn juist

        Vraag 13

        Welk van de volgende alternatieven behoort tot de historische functie van maskers?

        1. verandering
        2. uniciteit
        3. emotionele controle
        4. antwoord b en c zijn beide juist

        Vraag 14

        Het idee dat alle belangrijke verschillen zijn neergeslagen in de natuurlijke taal staat bekend als:

        1. de individuele verschillen hypothese
        2. de lexicale hypothese
        3. factoranalyse
        4. eigenschappentaxonomie

        Vraag 15

        Wanneer is persoonlijkheid het minst stabiel?

        1. in de vroege jeugd
        2. in de latere jeugd
        3. in de adolescentie periode
        4. in de volwassen periode

        Vraag 16

        Emotionele inhoud en emotionele stijl:

        1. correleren op hoge niveaus
        2. correleren op gematigde niveaus
        3. correleren op lage niveaus
        4. correleren helemaal niet

        Vraag 17

        Culturele verschillen komen het duidelijkst

        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Persoonlijkheid en individuele verschillen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
        Follow the author: Psychology Supporter
        Contributions, Comments & Kudos

        Add new contribution

        CAPTCHA
        This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
        Image CAPTCHA
        Enter the characters shown in the image.
        Access level of this page
        • Public
        • WorldSupporters only
        • JoHo members
        • Private
        Statistics
        1948