Overmacht en Noodtoestand Bundel: Verzamelde samenvattingen van arresten en artikelen

 

Verzamelde bijdragen over overmacht en noodtoestand

Bundle items:
De Grote Oorlog en het Nederlandse Overeenkomstenrecht – Neutraliteit, Weerstand en Responsiviteit - van Boom - 2018 - Artikel

De Grote Oorlog en het Nederlandse Overeenkomstenrecht – Neutraliteit, Weerstand en Responsiviteit - van Boom - 2018 - Artikel

Waar gaat dit artikel over?

Nederland heeft tijdens de Eerste Wereldoorlog, ook wel Grote Oorlog genoemd, de neutraliteit weten te bewaren. Dat betekent echter niet dat de oorlog geen gevolgen voor ons land had. In dit artikel gaat het over de invloed van de Grote Oorlog op het Nederlandse overeenkomstenrecht. 

Eerst worden de gevolgen van de oorlog op de Nederlandse maatschappij en economie uiteengezet en tegen deze achtergrond worden de leerstukken onmogelijkheid en overmacht uitgelegd. Dan worden de contractuele goede trouw en onvoorziene omstandigheden besproken in het licht van hun mogelijke verband met de Grote Oorlog. Tenslotte wordt de neutraliteit uiteengezet als factor in het overeenkomstenrecht.

Wat heeft de Grote Oorlog voor de sociaal-economische toestand van Nederland betekend?

Nederland had geen juridisch raamwerk om de directe gevolgen van de oorlog op economisch gebied op te vangen. Zo kon Nederland bijvoorbeeld niet omgaan met het vervlies van vertrouwen in bankinstellingen. De effectenbeurs werd gesloten, noodgeld werd ingevoerd en gerechten werden aangespoord mild te oordelen over debiteuren met betalingsproblemen. Het internationale handelsverkeer kwam stil te liggen, dus werden schaarse goederen gedwongen gedistribueerd.

Nederland werd dus na een lange tijd

......read more
X-NV Noordhollandsche - Arrest

X-NV Noordhollandsche - Arrest

HR 30 maart 2007, JA 2007 / 100 (X-NV Noordhollandsche)

Casus

X is als voetganger door automobilist Y aangereden toen hij buiten de bebouwde kom over een tweebaansweg liep. De maximumsnelheid op de weg bedroeg tachtig kilometer per uur. Ten tijde van het ongeval was het donker en regenachtig. Op de weg was geen straatverlichting aanwezig. X liep met zijn rug naar de achteropkomende auto van Y en heeft niet achterom gekeken. X droeg donkere kleding en had ongeveer zes blikjes bier gedronken. X heeft de WAM-verzekeraar van Y aansprakelijk gesteld. De verzekeraar heeft aansprakelijkheid betwist met een beroep op overmacht en aan opzet grenzende roekeloosheid.

Rechtbank

De rechtbank heeft bovenstaande verweren verworpen en de verzekeraar veroordeeld – op grond van de 50% regel – tot vergoeding van 50% van de schade.

Hof

Het Hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het Hof heeft het beroep op overmacht verworpen, maar wel geoordeeld dat sprake is van aan opzet grenzende roekeloosheid. Het Hof heeft hiertoe overwogen dat het als aan opzet grenzende roekeloosheid moet worden beschouwd dat X in de gegeven omstandigheden in het donkeer, zonder achterom te kijken op een onverlichte weg liep waar 80 kilometer per uur is toegestaan. X wist of had moeten weten dat automobilisten hem niet meer zouden kunnen ontwijken op het moment dat zij hem redelijkerwijs konden waarnemen. Hier doet het alcoholgebruik van X niks aan af.

Hoge Raad

De Hoge Raad kan zich vinden in het oordeel van het Hof. Deze overweegt dat voor aan opzet grenzende roekeloosheid als bedoeld in de 50% regel in beginsel bewustheid van het gevaar bij het slachtoffer is vereist. De bewijslast rust bij de aansprakelijk gestelde partij. Voor het bewijs van de bewustheid kan echter worden volstaan met het bewijs van feiten en omstandigheden

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Chan-a-Hung/Maalsté - Arrest

Chan-a-Hung/Maalsté - Arrest

Chan-a-Hung/Maalsté (HR 04-05-2001, NJ 2002, 214)

Relevante artikelen

Art. 6:162, 6:101 BW jo. 185 WVW.

Onderwerp

Reflexwerking art. 185 WVW; de aansprakelijkheid van een niet door een motorrijtuig vervoerde (vordering door de eigenaar van het motorrijtuig).

Casus

Op 16 december 1993 heeft zich een verkeersongeval voorgedaan tussen de partijen. Maalste, op dat moment 16 jaar reed op zijn bromfiets op het fietspad (dat was toen nog verplicht) en Chan, 33 jaar oud op dat moment, reed op een fiets tegen de toegestane rijrichting in. De aanrijding vond plaats onder slechte weersomstandigheden. Chan bleef ongedeerd, maar Maalste heeft ten gevolge van het ongeval letsel bekomen. Hij is inmiddels voor 14 % arbeidsongeschikt verklaard. Hij was niet verzekerd tegen de financiële gevolgen van het ongeval; Chan wel. De schadeverzekeraar van Chan heeft aangeboden 50 % van de schade te vergoeden, dit is door Maalste afgewezen. Hij vordert Chan aansprakelijk te stellen voor de gehele schade die hij lijdt en nog zal lijden als gevolg van het ongeval, zijn vordering baserende op art. 6: 162 BW.

Rechtsvraag

Kan de volledige aansprakelijkheid bij een verkeersongeval ook geheel voor de bestuurder van een niet-gemotoriseerde voertuig komen?

Rechtsgang

De rechtbank heeft de vordering toegewezen. In beginsel zou Maalsté volgens de rechtbank op grond van eigen schuld ex. art. 6:101, 10% van de schade zelf dienen te betalen, maar de billijkheid staat hieraan in de weg. Derhalve wordt Chan verantwoordelijk gesteld voor 100% van de schade, mede omdat zij tijdens het ongeluk wel verzekerd was en Maalsté niet. Daarbij de andere omstandigheden van het geval.

Het Hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Hoge Raad geeft aan dat in geval van een aanrijding tussen een motorrijtuig en een fietser/ voetganger die krachtens art. 6:162 aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad, voor de

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Chan-a-Hung/Maalste - Arrest

Chan-a-Hung/Maalste - Arrest

Chan-a-Hung/Maalste (HR 04-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1426)

Casus

Een 16-jarige bromfietser komt tijdens slechte weersomstandigheden en in het donker op het fietspad in aanrijding met een 33-jarige fietser, waardoor de bromfietser blijvende letselschade oploopt. De fietser blijft ongedeerd. De fietser reed op hetzelfde fietspad tegen de toegestane rijrichting in. De bromfietser was niet verzekerd tegen de financiële gevolgen van een ongeval als het onderhavige, terwijl de fietser tegen wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd. De bromfietser vordert in de onderhavige procedure te verklaren voor recht dat de fietser op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor zijn schade. Hij meent dat de fietser een ernstige verkeersfout heeft gemaakt en dat hem geen enkele schuld treft. De fietser stelt dat de bromfietser wel een verwijt treft en concludeert dat deze op grond van de ‘reflexwerking’ van artikel 185 WVW 1994 – dat wil zeggen: de eigenaar van een motorrijtuig is, behoudens overmacht, verplicht schade te vergoeden aan niet door dat motorrijtuig vervoerde personen of zaken – en de 50%-regel – dat wil zeggen: indien er een fout is van fietser of voetganger en geen sprake is van overmacht van de bestuurder van het motorrijtuig wordt in ieder geval 50% van de schade van de fietser of voetganger van 14 jaar en ouder ten laste van de eigenaar gebracht – slechts de helft van zijn schade vergoed kan krijgen.

Rechtsvraag

Komt in het onderhavige feitencomplex aan artikel 185 WVW 1994 en de door de Hoge Raad ontwikkelde 50%-regel reflexwerking toe?

Hoge Raad

In het arrest HR 6 februari 1987, NJ 1988, 57 (Saskia Mulder) is

......read more
Slaande Politieagent - Arrest

Slaande Politieagent - Arrest

 

HR 17 november 1987, Slaande Politieagent,  NJ 1988, 809

 

Casus

Een agent van de gemeentepolitie te Winschoten werd bij een verkeerscontrole aangereden door B. De agent pakte hierop zijn pistool en laadde het wapen door. Hierop stopte B. vrijwillig zijn auto maar bij de aanhouding verzette hij zich. Hierop werd B. uit de auto getrokken en gaf de agent B. en klap op het voorhoofd met het pistool waarna onmiddellijk een schot uit dat pistool is afgegaan, waardoor B. zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

 

Hoge Raad

De HR oordeelt dat de cassatiemiddelen, noodweer(exces) en psychische overmacht, weerlegt kunnen worden omdat:

-  a. de voorgenomen aanhouding van B. zonder slaan en zonder gebruik van vuurwapen voltooid had kunnen worden.

-  b. er voor de verdachte niet (meer) een noodweersituatie bestond.

-  c. een toestand waarin de verdachte -5 ½ jaar bij de politie- niet redelijkerwijs weerstand had kunnen en behoren te bieden aan de drang om B. met een doorgeladen vuurwapen te slaan deneinde diens verzet te breken.

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Opticiën - Arrest

Opticiën - Arrest

Opticiën (HR 15-10-1923, NJ 1923,1329)

Casus

Een opticien wordt vervolgd wegens het handelen in strijd met de Vordering op de Winkelsluitingswet. Hij heeft namelijk in strijd met die wet na 21.00 uur nog een bril verkocht. De opticien verweert zich door te stellen dat de persoon aan wie hij de bril verkocht praktisch blind was zonder bril en hij zich daarom genoodzaakt voelde hem te helpen. De opticien wordt wegens overmacht ontslagen van alle rechtsvervolging. Het OM stelt in cassatie dat hier geen sprake is van een toepasselijkheid van art. 40 Sr. In dit arrest werd onder de reikwijdte van overmacht de rechtvaardigende noodtoestand gebracht.

Rechtsvraag

Is hier sprake van overmacht in de zin van art. 40 Sr.?

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde met instemming dat de rechtbank onder deze omstandigheden ‘aan het begrip van overmacht, dat blijkens de geschiedenis der wet ook de toestand van nood omvat, geen geweld heeft aangedaan’. Van noodtoestand kan alleen sprake zijn als voor de zwaarstwegende plicht of het zwaarstwegende belang wordt gekozen: met name is dit het geval als er een mensenleven in het geding is. De opticien werd dan ook geacht te hebben gekozen voor het zwaarste: hij had zijn sociale plicht om zijn hulpbehoevende medemens te helpen gesteld boven de plicht een gemeentelijke verordening te gehoorzamen.

De getuige (de persoon aan wie de bril is verkocht) kon zonder bril niet zien. Daardoor verkeerde hij in zo’n gevaarlijke of in ieder geval zeer hulpbehoevende toestand, dat het voor de opticien een maatschappelijke verplichting was, in deze omstandigheden, hulp te verlenen. De opticien was hiertoe zodanig gedrongen, dat het zijn strafbaarheid opheft.

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Belgische houtzaak (Case 77/69) - Arrest

Belgische houtzaak (Case 77/69) - Arrest

Belgische houtzaak (HvJ 05-05-1970, Zaak 77/69)

Feiten

Dit betreft een inbreukprocedure uit 1970. De Europese Commissie had deze procedure ingesteld tegen België. In België werd belasting geheven op ingevoerd hout. In beginsel was deze belasting hetzelfde als voor binnenlands hout, echter het berustte op een andere grondslag. De Europese Commissie meende dat België de verplichtingen op grond van artikel 95 van het EEG-Verdrag (nu art. 110 VWEU) inzake het verbod op discriminerende binnenlandse belastingen had geschonden.

Nadat de Europese Commissie navraag had gedaan, had België in juni 1967 een wetsontwerp ingediend om genoemde inbreuk op te heffen. Wegens nationale aangelegenheden, had die procedure vertraging opgelopen. Een jaar later werd het wetsontwerp opnieuw ingediend. Toen had de Commissie al een met redenen omkleed advies uitgebracht (art. 258 VWEU). Het termijn werd verlengd omdat er een wetsontwerp liep. Toen in juni 1969 het ontwerp nog niet was aangenomen heeft de Commissie bij het Hof een beroep aanhangig gemaakt wegens schending van een verplichting van artikel 95 van het EEG-Verdrag. Volgens België was het wetsontwerp niet op tijd door het parlement gekomen, omdat het tussentijds ontbonden was. Volgens België was er daarom sprake van overmacht.

Hof van Justitie

Het Hof stelt dat verplichtingen als bedoeld in artikel 95 EEG-Verdrag voor de lidstaten in hun hoedanigheid van lidstaat gelden, ongeacht welk orgaan daadwerkelijk uitvoering geeft aan deze verplichtingen. Het maakt dus niet uit welk orgaan het verzuim veroorzaakt. Ook al gaat het om een constitutioneel onafhankelijk orgaan zoals het parlement. Het door België aangevoerde verweer van overmacht wordt daarom niet gehonoreerd.

Het Hof concludeert dat België zijn verplichtingen niet is nagekomen.

Kern: de aansprakelijkheid van een lidstaat wegens niet-nakoming van een verdragsverplichting kan worden aangenomen ongeacht de vraag welk orgaan daadwerkelijk uitvoering geeft aan de verplichting. Alle organen van een lidstaat zijn

......read more
Hulp bij zelfdoding - Arrest

Hulp bij zelfdoding - Arrest

Hulp bij zelfdodeling (HR 14-03-2017, NJ 2017, 269)

Casus

De 99-jarige moeder van Heringa verbleef in een verzorgingstehuis, leed aan hartfalen, had ernstige rugklachten en was nagenoeg blind. Heringa heeft haar op haar uitdrukkelijke verzoek medicijnen verstrekt die zij heeft ingenomen, waarna zij is overleden. Heringa heeft het hele proces op video opgenomen, waaronder een gesprek met zijn moeder waarin zij zei dat zij klaar was met het leven. De beeldopnamen zijn in de documentaire ‘De laatste wens van Moek. Een zelf geregisseerde dood’ uitgezonden in het programma Netwerk. Heringa is daarop vervolgd wegens strafbare hulp bij zelfdoding (artikel 294 lid 2 Sr). Heringa heeft een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand. Volgens Heringa was er voor hem zo’n noodtoestand, omdat de huisarts had geweigerd medewerking te verlenen aan euthanasie en hij zich moreel verplicht voelde zijn moeder te helpen bij het realiseren van de door haar uitdrukkelijk gewenste pijnloze, vredige en waardige dood. De rechtbank heeft dit beroep verworpen en Heringa schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft dit beroep aanvaard en Heringa ontslagen van alle rechtsvervolging. Het Openbaar Ministerie heeft tegen deze uitspraak cassatie ingesteld. Het Openbaar Ministerie vindt de eisen die het hof heeft gesteld aan het handelen van Heringa niet streng genoeg.

Hoge Raad

Uitzonderlijke omstandigheden kunnen in een individueel geval meebrengen dat gedragingen zoals de in artikel 293 en 294 Sr genoemde handelingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld, niettemin gerechtvaardigd kunnen worden geacht, ook indien het feit is begaan door iemand die de hoedanigheid van arts mist. Dat kan het geval zijn indien moet worden aangenomen dat daarbij is gehandeld in noodtoestand, dat wil zeggen - in het algemeen gesproken - dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Spruijt/Tigchelaar - Arrest

Spruijt/Tigchelaar - Arrest

Spruijt/Tigchelaar (HR 24-10-1997, NJ 1998, 69)

Feiten

Spruijt heeft een auto gehuurd van Tigchelaar Autoverhuur BV. Deze kon zij echter niet op de afgesproken tijd retourneren, omdat de auto tijdens het verhuur is gestolen. Spruijt had in goede trouw de sleutels aan een bekende van haar gegeven, ene G. Deze heeft zich vervolgens de auto toegeëigend, tegen de wil van Spruijt in. De auto van Spruijt is dus gestolen, waardoor zij hem niet heeft kunnen inleveren bij Tigchelaar Autoverhuur BV, op het afgesproken moment.

Procedure en uitspraak

In de procedure staat de vraag centraal of er sprake is geweest van overmacht aan de kant van Spruijt (art. 6:75 BW). In eerste aanleg wordt overmacht aangenomen door de rechtbank. Hierop ging Tigchelaar in Hoger Beroep en kreeg ook gelijk. Spruijt is vervolgens in cassatie gegaan en krijgt bij de Hoge Raad alsnog gelijk: er was sprake van overmacht in de zin van art. 6:75 BW. Spruijt heeft de sleutels in goed vertrouwen weg gegeven. G. was immers een bekende van haar. Er is Spruijt dus geen verwijt te maken en zij heeft dan ook geen schuld, waardoor er sprake is van overmacht en de tekortkoming in de nakoming (terug levering van de auto) niet verwijtbaar is.

Indien de huurder geen verwijt gemaakt kan worden krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen, is zij niet aansprakelijk voor de tekortkoming in de nakoming.

Essentie

Wanneer een auto voor betrekkelijk korte tijd is gehuurd van een professionele verhuurder van auto’s en de huurder niet in staat is die auto binnen de termijn weer aan de huurder af te geven, omdat deze is gestolen zonder dat er sprake is van schuld van de huurder, komt deze tekortkoming van de huurder naar in het verkeerde geldende opvattingen niet voor rekening van die

......read more
Psychische overmacht - Arrest

Psychische overmacht - Arrest

Psychische overmacht (HR 26-05-1992, ECLI: NL:HR:1992:AD1686, NJ 1992, 681)

Casus

I.c. gaat het om een zaak waarin een vrouw haar partner doodschoot. Er was sprake geweest van langdurige ruzie tussen de man en de vrouw. De man had zijn vriendin jarenlang vernederd, getreiterd en bedreigd. Op de fatale avond zou hij haar verkracht hebben, en had hij gedreigd haar de volgende dag te doden en haar dochtertje te verkrachten. Toen hij sliep heeft de vrouw hem met een pistool om het leven gebracht. Zij voerde daarna aan dat zij zich daartoe gedrongen voelde door psychische overmacht.

Aan de vrouw werd doodslag (art. 287 Sr) ten laste gelegd. Haar advocaat beriep zich op psychische overmacht (art. 40 Sr) en op noodweer (art 41 lid 1 Sr).

Het hof achtte echter onvoldoende aannemelijk dat de vrouw op het moment van het begaan van het feit geestelijk in een zodanige toestand verkeerde dat zij niet anders kon of behoorde te handelen dan zij toen heeft gedaan. Het hof meende dat de vrouw anders had moeten handelen, nu het slachtoffer lag te slapen en er dus voor haar andere opties waren om de ervaren bedreiging te beëindigen.

Hoge Raad

De Hoge Raad liet het oordeel van het hof in stand. Het voor de verdachte dreigende gevaar, hoe riskant en bedreigend deze man voor haar ook was, was volgens de Hoge Raad niet zo onmiddellijk, dat er van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding sprake was. De man sliep namelijk op dat moment. De mishandeling die eerder had plaatsgevonden heeft in deze situatie een zeer geringe rol.

Kern

Een beroep op psychische overmacht slaagt niet snel. Hiervoor gelden hoge eisen. Bij psychische overmacht is sprake van een psychische drang, veroorzaakt door een van buiten de dader komende kracht. Deze drang moet de wilsvrijheid van

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
HR 1 september 2007, LJN: BC7923 (Medicinale cannabis) - Arrest

HR 1 september 2007, LJN: BC7923 (Medicinale cannabis) - Arrest

Leerstuk

Noodtoestand (art. 40 Sr).

Rechtsvraag

Zijn bij een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand de bijzondere omstandigheden in het concrete geval van belang?

Casus

Verdachte heeft een spierziekte en zeer veel pijn. Vandaar dat deze cannabis thuis verbouwd voor eigen gebruik. Dit is echter in strijd met de Opiumwet. Het verweer van de raadsman van de verdachte, is dat er sprake is van een noodtoestand.

Hoge Raad

De Advocaat-Generaal zegt dat bij een noodtoestand sprake moet zijn van een actuele en concrete nood, waarbij sprake is van een conflict van plichten. Een snelle keuze is daarbij niet vereist, men kan rustig de tijd nemen om een weloverwogen keuze te maken.

Bij beoordeling van het cassatiemiddel wordt door de Hoge Raad voorop gesteld dat in uitzonderlijke omstandigheden in een individueel geval met zich mee kan brengen dat strafbare gedragingen uit de Opiumwet, niettemin gerechtvaardigd kunnen worden geacht, onder meer indien moet worden aangenomen dat daarbij is gehandeld in een noodtoestand, dat wil zeggen dat de pleger van het feit de zwaarstwegende plichten en belangen heeft laten prevaleren.

Conclusie

Bij een noodtoestand is er sprake van een conflict van plichten, want aan de ene kant is er de plicht om de strafwet niet te overtreden (Opiumwet). Aan de andere kant is er het recht op een dragelijk en menswaardig bestaan en de daaruit voorvloeiende plicht om alles in het werk te stellen om onnodig lijden te voorkomen en de kwaliteit van het leven zo goed mogelijk te laten zijn (dit zegt de A-G letterlijk).

 

...read more
Moord te Capelle aan den IJssel - Arrest

Moord te Capelle aan den IJssel - Arrest

Moord te Capelle aan den IJssel (HR 30-11-2004, NJ 2005, 94)

Leerstuk

Psychische overmacht (art. 40 Sr) en culpa in causa.

Rechtsvraag

Staat culpa in causa een beroep op psychische overmacht in de weg?

Casus

De verdachte reed met George mee naar het huis van Ansje. Verdachte kende George als iemand die wel eens had vastgezeten en voor wie hij al enkele weken geleden een vuurwapen geregeld had. Tijdens de rit vertelde George aan de verdachte dat hij van plan was samen met Ansje K. van geld en drugs te beroven. Bij Ansje thuis werd de beroving verder besproken. Daarbij werd ook besproken dat K. na de beroving zou worden gedood. Ook de verdachte deed naar eigen zeggen mee. Ansje belde vervolgens naar K. Deze kwam naar het huis van Ansje. Daarna ging men met zijn vieren naar het huis van K. K. werd door George onder bedreiging met een revolver meegevoerd. In de woning van K. aangekomen werd deze doorzocht. De verdachte had van George een pistool in handen gekregen en moest op K. letten. Toen George en Ansje de buit hadden verzameld, werd K. naar de woning van Ansje gebracht. In de woning kreeg de verdachte van George een vuurwapen en moest hij K in de gaten houden. Ansje en de verdachte liepen naar de berging van haar woning. Ansje maakte de deur los. Toen werd K. door George doodgeschoten. De volgende dag hebben George en de verdachte het lijk van K. in de kofferbak van zijn auto gelegd en heeft George de auto in Rotterdam geparkeerd.

Rechtsgang

De overwegingen van de rechtbank zijn in dit arrest niet opgenomen. Het Hof stelt de dolus/culpa in causa als algemene voorwaarde voor een beroep op psychische overmacht, zonder aan een inhoudelijke toetsing hiervan toe te komen, heeft het

......read more
Straathandel - Arrest - ABRvS 30 maart 2001 (ECLI:NL:RVS:2001:AB1224)

Straathandel - Arrest - ABRvS 30 maart 2001 (ECLI:NL:RVS:2001:AB1224)

Feiten

Bij besluit van 5 september 1997 heeft het Dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid (appellant) met toepassing artikel S.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening op de straathandel, de vergunning van A. voor een vaste plaats op de markt ingetrokken voor de duur van vier weken.

Op grond van artikel S.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening op de straathandel kunnen burgemeester en wethouders, indien het bepaalde in artikel 3.9 geen toepassing vindt, de vergunning voor een vaste plaats voor ten hoogste vier achtereenvolgende weken intrekken, als de marktplaatshouder zich schuldig maakt aan wangedrag. Appellant heeft met toepassing van artikel S.3, de vergunning voor een vaste plaats van A. voor de duur van één week ingetrokken, omdat A. C. met een metalen stang van een kledingrek lichamelijk letsel heeft toegebracht. De strafrechter heeft A hiervoor een taakstraf opgelegd en daarbij ook bepaald dat hij aan C een schadevergoeding moet betalen.

A. betoogt tevergeefs dat appellant niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellant, volgens hem, ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat tegen de uitspraak geen hoger beroep zal worden ingesteld. Blijkens de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota van appellant is echter slechts verklaard dat, wanneer A. kan aantonen dat zijn gedrag zozeer is uitgelokt dat hij in een toestand van overmacht verkeerde, het onwaarschijnlijk is dat appellant hoger beroep zal instellen.

A. heeft zich schuldig gemaakt aan wangedrag, zodat appellant bevoegd was tot het opleggen van een maatregel op grond van artikel S.3. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door appellant getroffen maatregel, naast de door de strafrechter aan A opgelegde taakstraf, niet als evenredig kan worden aangemerkt. Volgens de rechtbank had kunnen worden volstaan met bijvoorbeeld een waarschuwing. Met het oordeel van de rechtbank over de

......read more
Staat/Royal Nederland - Arrest

Staat/Royal Nederland - Arrest

Staat/Royal Nederland, HR 16 februari 1996, NJ 1996, 393.

Relevante artikelen:

Art. 185 WVW jo. 6:101 BW.

Onderwerp:

Vestiging aansprakelijkheid; beroep op overmacht (bij slachtoffers van 14 jaar en ouder).

Casus:

Een volwassen fietser, meneer Plomp, fietst door rood en wordt hierbij aangereden door een bus die langzaam het kruispunt nadert. De vraag is of er aan de zijde van de buschauffeur, Ketelaar, sprake is van overmacht. Plomp is zeer ernstig gewond geraakt. Van belang is wel dat er sprake was van slecht zicht door een laagstaande scherpe zon. (De staat vordert schade vergoeding van de verzekeringsmaatschappij van de buschauffeur omdat zij loonschade heeft geleden. De fietser werkte voor de staat.)

Rechtsvraag:

Is er sprake van overmacht?

Rechtsgang:

De Rechtbank en het Hof nemen overmacht aan. Het Hof voegt hieraan toe dat het zo
onwaarschijnlijk was dat een volwassen fietser vlak achter een stilstaande bus door het rode licht zou rijden dat Ketelaar hier geen rekening mee hoefde te houden.
De Hoge Raad bevestigt het vonnis van de Hof. Ketelaar diende rekening te houden met
weggebruikers die fouten maken, maar onder de huidige omstandigheden behoefde de bestuurder geen rekening te houden met de in het onderhavige geval door Plomp begane fout.

Leerstuk:

Bestuurders dienen in beginsel rekening te houden met weggebruikers die in strijd handelen met verkeersregels. Er zijn echter uitzonderingen mogelijk. Dit ligt aan de omstandigheden van het geval.

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
HR 29 mei 2009, NJ 2009, 245 (Van der Graaf Oost-Europa c.s./A.I.G. Europe) - Arrest

HR 29 mei 2009, NJ 2009, 245 (Van der Graaf Oost-Europa c.s./A.I.G. Europe) - Arrest

Onderwerp: Doorbreking limit (art. 23 CMR)

 

Casus:

Van der Graaf c.s. zijn op 28 november 1997 een vervoersovereenkomst aangegaan met Philips Industrie voor het vervoerd over de weg van een zending huishoudelijke elektrische apparaten van Groningen naar Moskou. Op deze overeenkomst is het CMR verdrag van toepassing. Blijkens de CMR-vrachtbrief geldt als geadresseerde van de lading Stroyinvest te Moskou. De lading heeft Stroyinvest echter niet bereikt, maar is aan iemand anders, Dyker, afgeleverd. Met de vrachtwagenchauffeur Vasilenko is een interview gehouden waarin hij een verklaring voor zijn handelswijze gaf. Daarin kwam naar voren dat toen Vasilenko was aangekomen bij het op de CMR vrachtbrief vermelde afleveradres, hij het op de vrachtbrief opgegeven nummer en Dyker aan de lijn kreeg. De vertegenwoordigers van Dyker hebben toen de relevante documenten in ontvangst genomen en Vasilenko heeft toen op aanwijzing van de vertegenwoordigers van Dyker de zending gelost. Van der Graaf c.s. stellen dat in geen geval sprake is van opzet of grove schuld in de zin van artikel 29 CMR-verdrag, die een doorbreking van de aansprakelijkheid op grond van artikel 23 CMR-verdrag rechtvaardigt.

 

Rechtbank en Hof:

Naar de mening van de rechtbank staat vast dat Vasilenko de douanedocument niet aan de douanemedewerkers heeft gegeven, maar aan voor hem onbekende personen van wie hij de identiteit niet heeft vastgesteld en gecontroleerd. Dat de plaats en wijze waar de lading is afgeleverd, niet op de vrachtbrief is vermeld en gebeurde op initiatief van onbekende personen. Dit had bij Vasilenko zodanige argwaan moeten wekken dat hij zich van deze wijze van aflevering van de lading had moeten onthouden. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op overmacht van Van der Graaf faalt. Van der Graaf c.s. hebben niet voldaan aan de op hen rustende processuele verplichting om hun stellingen

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
HR 17 april 1998, NJ 1998, 602 (Oegema/Amev) - Arrest

HR 17 april 1998, NJ 1998, 602 (Oegema/Amev) - Arrest

Onderwerp: Internationaal wegvervoer, CMR, 8:1098

 

Casus:

Een transport van Oegema wordt in Italië overvallen. De chauffeur had de vrachtwagencombinatie op een niet beveiligde parkeerplaats gezet, nadat bleek dat er niemand aanwezig was op het afleveradres en hij anders het Rijtijdenbesluit zou overtreden. De vervoerder, Oegema, doet een beroep op overmacht; art. 17 lid 2 Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR); de gebeurtenissen waren niet te voorkomen en de gevolgen waren onvermijdelijk.

 

De ladingverzekeraar (Amev) is van mening dat de vervoerder aansprakelijk is voor de gehele schade en vordert schadevergoeding van de wegvervoerder op grond van artikel 17 lid 1 CMR. Gesteld wordt dat de vervoerder geen beroep kan doen op art. 17 lid 2 CMR aangezien de chauffeur uit had moeten wijken naar de verderop gelegen beveiligde parkeerplaats, die slechts 50-60 km van de fabriek lag. De Rechtbank vindt het beroep op overmacht gegrond en wijst de vordering van Amev af. Het Hof vernietigt het arrest van de Rechtbank en stelt Amev in het gelijk.

 

Hoge Raad:

De vervoerder kan pas een geldig beroep doen op overmacht ingevolge art. 17 lid 2 CMR, als hij kan bewijzen dat hij, en daarmee ook diens hulppersonen, alle mogelijke maatregelen die van een goed vervoerder verwacht mogen worden heeft genomen om de schade te voorkomen

 

Dat was in deze zaak niet zo want het was algemeen bekend dat in Italië veel overvallen op vrachtwagens plaats vinden, daarnaast was de chauffeur al 2 keer geconfronteerd met een overval en had deze de instructie van zijn baas om nooit op een onbeveiligde parkeerplaats te gaan staan, maar altijd door moest rijden naar een beveiligde parking. De mogelijke overtreding van het Rijtijdenbesluit doet hier niets aan af, aangezien uit de gegevens niet

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Gerechtshof Amsterdam, N.V Koninklijke Paketvaartmij tegen de Repoeblik Maloekoe Selatan - Arrest

Gerechtshof Amsterdam, N.V Koninklijke Paketvaartmij tegen de Repoeblik Maloekoe Selatan - Arrest

Gerechtshof Amsterdam, N.V Koninklijke Paketvaartmij  tegen de Repoeblik Maloekoe Selatan
 

 In het arrest "NV Koninklijke Paketvaartmij tegen de RMS" baseert het Hof een belangrijk deel van zijn argumentatie op het  "zelfbeschikkingsrecht" van de bevolking van de Zuid-Molukken. Dit zelfbeschikkingsrecht van Zuid Molukken staat centraal.

 

Volgens het Hof is de bevolking van het gebied der Zuid-Molukken een bevolking van een gebied welke (op grond van de overeenkomsten van Linggadjati en Renville) in aanmerking kon komen voor de uitoefening van het zellfbeschikkingsrecht en als zodanig het recht had om langs de daarbij aangegeven weg te trachten dit zelfbeschikkingsrecht te verwezenlijken.
Deze mogelijkheid tot zelfbeschikking is aan deze bevolking ontnomen doordat een onder de leiding staande eenheidsstaat voor geheel Indonesië in het leven was geroepen.
En gezien de tijdsduur, aard en omvang voldeed het gebied van de Zuid-Molukken aan de eisen van stabiliteit en effectiviteit, zodat het als gezag van een bestaande staat kon worden aangemerkt.

Het Hof erkende hierbij dat ook al kon het Zuid-Molukse gezag zich niet tegen de overmacht van Indonesie kon handhaven, dit geen beletsel opleverde om het niet als een zelfstandige staat aan te nemen en haar persona standi in judicio in het geding toe te kennen.

 

...read more
Hof Amsterdam 21 december 1945, NJ 1946, 254 Diefstal in noodtoestand - Arrest

Hof Amsterdam 21 december 1945, NJ 1946, 254 Diefstal in noodtoestand - Arrest

Verdachte heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog elektriciteit gestolen (art. 310 Sr) teneinde drie onderduikers en een kind te verzorgen alsmede het in stand houden van een in zijn woning gevestigd verzetscentrum.

Verdachte stelde terecht het Landsbelang boven het belang om de wet na te leven.

 

Het hof neemt overmacht in de zin van noodtoestand aan omdat hij de diefstal niet achterwege kon laten zonder een bepaald Landsbelang schade toe te brengen. Dat Landsbelang was volgens het hof: " het belang, dat de in zijn woning verblijvende onderduikers behoorlijk dienden verzorgd te blijven, het in de woning gevestigde centrum van verzet der ondergrondsche beweging diende in stand te blijven en de aldaar geregeld verrichte werkzaamheden voortgang dienden te hebben".

 

Trefwoorden:  Rechtvaardigingsgronden

Overmacht in de zin van noodtoestand

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Van den Hemel/ Royal - Arrest

Van den Hemel/ Royal - Arrest

HR 24 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA4002, NJ 2000, 172 (Van den Hemel/ Royal)

 

Casus

Eiser tot cassatie is aansprakelijk gesteld voor de materiële schade die veroorzaakt is doordat hij met zijn auto frontaal is aangereden tegen de bebakeningseenheid die ten doel had het verkeer van de rechter – naar de linkerijstrook te dirigeren. Hij beriep zich op overmacht als bedoeld in art. 31 lid 1 WVW, subsidiair op schuld van de wegbeheerder als bedoeld in art. 31 lid 6 WVW en voerde aan dat de verlichting van de bebakeningseenheid niet naar behoren functioneerde waardoor de bebakeningseenheid slecht zichtbaar was en dat de situatie ter plaatse onoverzichtelijk was, mede door de verlichting van het hiervoor vermelde tankstation. Rechtbank en hof hebben dit verweer verworpen.

 

Hoge Raad

Wegbeheerders moeten verkeerstekens en bebakening zo plaatsen dat ook verkeer dat harder rijdt dan is toegestaan en minder oplettend is dan vereist, voldoende wordt gewaarschuwd en vervolgens gelegenheid heeft zich aan de omstandigheden aan te passen. De overige klachten miskennen de grenzen van hetgeen in cassatie nog aan de orde kan komen, allemaal van feitelijke aard. De aangevallen oordelen zijn evenwel niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwerpt het verzoek.

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Geldnet/Kwantum - Arrest

Geldnet/Kwantum - Arrest

Geldnet/Kwantum (HR 14-06-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0657)

Onderwerp

Aansprakelijkheid voor hulppersonen. Art. 6:76 BW

Casus

Geldnet heeft zich bij een in 1990 gesloten overeenkomst verbonden meerdere malen per week geld over de weg te vervoeren vanaf een aantal filialen van Kwantum naar een geldtelcentrale van de bank. Op vrijdag 22 september 1995 heeft Geldnet bij een viertal filialen gelden opgehaald en die tijdelijk opgeslagen in haar eigen depot. De volgende dag zijn die gelden gestolen bij een gewapende roofoverval die mede was beraamd en mede werd uitgevoerd door een medewerker van Geldnet (hierna G. te noemen). In de onderhavige procedure verwijt Kwantum Geldnet wanprestatie te hebben gepleegd en zij vordert op die grond schadevergoeding. Geldnet beroept zich op overmacht in de zin van art. 8:1098 BW en op het feit dat G. niet als hulppersoon in de zin van art. 6:76 BW is te beschouwen. De rechtsvraag is nu of G. kan worden aangemerkt als hulppersoon van Geldnet in de zin van art. 6:76 BW.

Rechtbank en hof

De rechtbank heeft overwogen dat Geldnet goede argumenten heeft aangedragen om te concluderen dat G. op het moment van de overval niet als hulppersoon kon worden aangemerkt nu niet valt in te zien dat de gedragingen van G. bij de overval strekten ter uitvoering van de vervoerovereenkomst. De rechtbank heeft dit geschilpunt verder buiten beschouwing gelaten, het beroep op overmacht van Geldnet verworpen en Geldnet veroordeeld tot betaling van ƒ11,72, vermeerderd met de wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen. Het hof heeft bepaald dat G. moet worden aangemerkt als hulppersoon van Geldnet en heeft het beroep op overmacht van Geldnet verworpen. De overwegingen daarbij zijn dat een redelijke uitleg van art. 6:76 meebrengt, dat als personen van wier hulp Geldnet bij de uitvoering van de overeenkomst gebruikmaakt

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Anja Kellenaers - Arrest

Anja Kellenaers - Arrest

Anja Kellenaers, HR 24 december 1993, NJ 1995, 236

 

Relevante artikelen

Art. 185 WVW jo. 6:101 BW

Onderwerp

Aansprakelijkheid, eigen schuld bij kinderen van 14 jaar en ouder

Casus
Anja is een meisje van 14 jaar en 8 maanden die zonder uit te kijken van uit de oprit van haar huis een 80 km/uur weg oprijd. Zij wordt geschept door meneer Sikes die op dat moment op het midden van de weg rijdt met een snelheid van 50 km/uur. Sikes wordt aangesproken tot vergoeding van de schade. Hij verweert zich met een primair beroep op overmacht en subsidiair op eigen schuld.

Rechtsvraag

Kan er in casu een beroep op overmacht of eigen schuld van het slachtoffer gedaan worden?

Rechtsgang
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding af en honoreert Sikes' beroep op overmacht.

Het Hof vernietigt deze uitspraak en wijst de schadevergoeding toe. Zij stelt dat er van overmacht geen sprake is. Sikes had meer rechts moeten houden gezien hij wist dat daar een gezin met veel kinderen woonde. Ook Sikes beroep op eigen schuld wordt ter zijde gesteld.

Het beroep in cassatie richt zich op 's Hofs overmachtsoordeel als op de afwijzing van eigen schuld van het slachtoffer.

De HR oordeelt dat de overmachtsklachten die zien op de vestiging, geen succes hebben. Er is Sikes wel degelijk een verwijt te maken.
Zij gaat dan ook in op de eigen schuld van het slachtoffer, de omvang van de aansprakelijkheid in r.o. 3.4.3.  
Het Hof heeft de 100% regel toegepast, deze houdt in dat een kind onder de 14 jaar geen eigen schuld is toe te rekenen bij verkeersaansprakelijkheid. Tenzij er sprake is van aan opzet grenzende roekeloosheid. Anja was ten tijde van het ongeval

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Iza/Vrerink - Arrest

Iza/Vrerink - Arrest

Iza/Vrerink, HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566

 

Relevante artikelen

Art. 185 WVW jo. 6:101 BW

Onderwerp

Omvang aansprakelijkheid; eigen schuld bij ouderen

Casus
Mevrouw Van Duiven, 67 jaar, wordt in het donker aangereden door Vrerink. De verzekeraar van Van Duiven, IZA, wil vervolgens de schade op Vrerink verhalen. Vrerink stelt dat Van Duiven zelf een risico heeft genomen door op een ongelukkig moment de weg op te gaan en dus eigen schuld heeft, en daarom hoogstens voor 20% aansprakelijk is. IZA stelt dat Vrerink zodanig onoplettend en onachtzaam gereden heeft dat zij de volledige schuld draagt.

Rechtsvraag

Wat is in casu de omvang van de aansprakelijkheid voor Vrerink?

Rechtsgang
De rechtbank en het Hof stellen Vrerink in het gelijk, en stellen haar slechts voor 20% aansprakelijk.

IZA gaat in cassatie en voert hierbij aan dat het Hof had moeten onderzoeken en moeten motiveren of de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de over en weer gemaakte fouten en de andere omstandigheden van het geval een andere verdeling van de schade eist. Zoals bepaalt is in voorgaande arresten. Van Duiven behoort  tot een kwetsbare groep wegens haar leeftijd en dat zij derhalve speciale bescherming dient te genieten.

De Hoge Raad overwoog dat de billijkheid moest uitmaken wat de verdeling van de aansprakelijkheid zou zijn. Zij stelt dat het niet mogelijk is om een dergelijke kwetsbare groep te onderscheiden, omdat het voor buitenstaanders onmogelijk is om te weten of iemand onder deze groep valt of niet. De Hoge Raad stelt dat er geen sprake was van een overmachtssituatie. De vaste causale verdeling dient volgens de Hoge Raad 50% te zijn. Indien de billijkheid een andere verdeling eist kan de aansprakelijkheid anders worden verdeeld.

Leerstuk
·    Ook voor

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Marbeth Van Uitregt (De Bakker/Van Uitregt) - Arrest

Marbeth Van Uitregt (De Bakker/Van Uitregt) - Arrest

Marbeth Van Uitregt, HR 31 mei 1991, NJ 1991, 721.

 

Rechtsartikelen

Art. 185 WVW jo. 6:101 BW

Onderwerp

Vestiging van aansprakelijkheid; beroep op overmacht bij kinderen jonger dan 14 jaar

Casus
Marbeth (10 jaar) is betrokken geraakt bij een ongeluk door zonder uit te kijken een uitrit uit te rijden. Haar zicht werd belemmerd door begroeiing. Meneer De Backer reed op de 80 km weg en kon niet zien dat Marbeth de uitrit verliet. Hij kende echter wel de straat en wist dat er in het huis jonge kinderen woonde. Hij reed toen 60 km per uur. Marbeth heeft door het ongeluk ernstige schade geleden en haar wettelijke vertegenwoordiger vordert schadevergoeding.
De Backer beroept zich op overmacht, en indien dit niet aannemelijk is dat Marbeth eigen schuld heeft aan dit ongeval.

Rechtsvraag

Kan meneer De Backer een beroep doen op overmacht waardoor hij niet aansprakelijk is?

Rechtsgang
Het Hof heeft het beroep op overmacht verworpen, maar heeft op grond van medeschuld van Marbeth het bedrag der schadevergoeding beperkt met 20%.
Het Hof stelt dat hij alleen een beroep op overmacht kan doen, indien hem geen verwijt kan worden gemaakt oftewel als hij aannemelijk maakt dat hij bij zijn rijgedrag rekening heeft gehouden met deze mogelijkheid. Het Hof oordeelde dat Backer dit niet aannemelijk heeft gemaakt en dus geen succesvol beroep op overmacht kan doen.

De Hoge Raad betoogt echter dat schadevergoeding in beginsel geheel voor de rekening van de bestuurder komt,  tenzij het gedrag van het kind aangeduid kan worden als opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid (zoals in het arrest Ingrid Kolkman). Het Hof heeft niet vastgesteld of het gedrag van Marbeth als opzettelijk of aan opzet grenzende roekeloosheid gekenmerkt kan worden.  

Ten aanzien van

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Ingrid Kolkman - Arrest

Ingrid Kolkman - Arrest

Ingrid Kolkman, HR 1 juni 1990, NJ 1991, 720

 

Rechtsartikelen

Art. 185 WVW

Onderwerp

Omvang van aansprakelijkheid; eigen schuld bij kinderen onder de 14 jaar

Casus
De 13-jarige Ingrid steekt op haar fiets een voorrangsweg over en automobilist Loohuis kan haar niet meer ontwijken. Ingrid raakt ernstig verwond en vordert schadevergoeding van Loohuis. Loohuis stelt zich echter op het standpunt dat hij niet volledig aansprakelijk is, omdat het aannemelijk is dat de aanrijding te wijten is aan overmacht, bestaande in min of meer verkeersfouten van Ingrid. Die verkeersfouten van Ingrid waren zo onwaarschijnlijk, alsdus Loohuis, dat hij met de mogelijkheid van die fouten naar redelijkheid en billijkheid geen rekening kon of behoefte te houden. Indien overmacht niet aannemelijk wordt bevonden, is Loohuis van mening wegens medeschuld slechts gedeeltelijk aansprakelijk te zijn.  Oftewel wordt het volgende door Loohuis aangedragen:

Primair: de aanrijding is te wijten aan overmacht, bestaande uit een of meer verkeersfouten van Ingrid, welke feiten zo onwaarschijnlijk waren dat Loohuis daar geen rekening mee kon of behoefde te houden.
Subsidiair: als overmacht niet aannemelijk is, dan is Ingrid door medeschuld aansprakelijk voor een deel van de schade.

Rechtsvraag

Kan een beroep op overmacht door bestuurder van het motorvoertuig slagen, indien de medeschuld van het slachtoffer wordt aangenomen en kan dat leiden tot vermindering van de aansprakelijkheid van de bestuurder?

Rechtsgang
Door het Hof wordt het primaire verweer omtrent overmacht verworpen, maar wordt het subsidiaire verweer toegewezen. Tevens bepaalt het Hof dat in dit geval ieder de helft van de schade draagt.
Beide partijen gaan in cassatie.

De Hoge Raad beoordeelt eerst de het primaire verweer omtrent overmacht en stelt vast dat aan de omstandigheden van het geval beoordeelt kan worden, dat niet kan worden gezegd kan

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
GAFLIC - MULDER (SASKIA MULDER) - Arrest

GAFLIC - MULDER (SASKIA MULDER) - Arrest

GAFLIC - MULDER (SASKIA MULDER) NJ 1988, 57, HR 6 februari 1987

Reflex-werking van art. 31 WVW. Het betreft hier de vraag of het art. 31-risico niet doorwerkt indien het slachtoffer (alle) schuld aan het ongeval heeft, met als gevolg dat de schade aan de zijde van de automobilist voor zijn rekening blijft.

CASUS
Auto en fietser krijgen een aanrijding, te wijten aan schuld van de fietser wordt schade toegebracht aan de auto. De fietser vergoedt slechts helft van de schade, met een beroep op art. 31, inhoudende dat de overige schade voor rekening van de auto-eigenaar moet blijven.

KANTONRECHTBANK
Verwerpt, namelijk art. 31 is niet van toepassing, er is sprake van een onrechtmatige daad, dus schade valt onder de werking van art. 1401.

HOGE RAAD
Art. 31 is er ter bescherming van niet gemotoriseerde verkeersdeelnemers. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij het hanteren van de regels van het gemene recht. Met name indien aan de zijnde van de auto-eigenaar geen sprake is van overmacht in de zin van art. 31; van overmacht is sprake indien de fouten van de fietser voor de eigenaar zo onwaarschijnlijk waren dat hij bij zijn verkeersgedrag met deze mogelijkheid geen rekening hoefde te houden. (Jan de Waard) Geen overmacht?, dan blijft een deel van de schade voor zijn rekening, afhangende van de mate waarin de fout van de fietser enerzijds en van de in het licht van art. 31 anderzijds aan het motorrijtuig toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.
Opmerking:    dit arrest was voor de Hoge Raad gekomen door cassatie in het belang van de wet.
Opmerking:    van Dunne spreekt hier van een verdere afkalving van het schuldbeginsel. Is er nog wel ruimte voor het schuldbegrip van art. 1401

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Noodtoestand en Opiumwet - Arrest

Noodtoestand en Opiumwet - Arrest

Noodtoestand en Opiumwet (HR 16-09-2008, LJN BC 7923)

Casus

Verdachte heeft de ziekte MS en heeft baat bij hennep als medicijn. Omdat de hennep van de coffeeshop (vanwege de groeimiddelen) en van de apotheek (vanwege de bestraling) van matige kwaliteit is, heeft hij besloten zelf hennep te gaan telen. Doordat de ontheffing alleen aangevraagd kan worden door instellingen en bedrijven, bestond er voor hem geen mogelijkheid om legaal te gaan telen. Er bestaat daarom een belangenconflict, tussen enerzijds het naleven van de Opiumwet en anderzijds het dragelijk maken van het leven van een patiënt. Verdachte koos in casu voor dit laatste.

Rechtsvraag

Is er een juiste belangenafweging gemaakt en kon er dus een beroep op overmacht in de zin van een noodtoestand worden gedaan?

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft besloten dat gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld, toch gerechtvaardigd kunnen worden wanneer er gehandeld is in noodtoestand. Dit houdt in dat de pleger van de gedraging heeft moeten kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen en daarbij de zwaarstwegende heeft laten prevaleren.

Wanneer echter de wetgever een uitzonderingsregeling heeft vastgesteld, kan er niet in zijn algemeenheid gezegd worden dat een beroep op noodtoestand is uitgesloten. Het kan namelijk, zij het bij hoge uitzondering, dan toch worden toegewezen. De bijzondere omstandigheden van het geval dienen dit te bepalen.

In casu is verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de noodtoestand kon worden aangenomen.

 

Vragen

Vraag 1 

Voor welk delict stond de verdachte terecht?

Vraag 2 

Welke uitspraak heeft het hof gegeven?

Vraag 3

Waarom is het hof van mening dat verdachtes beroep op noodtoestand aanvaard moet worden?

Vraag 4

Hoe omschrijft de Hoge Raad (overmacht-)noodtoestand?

Vraag 5

In casu heeft de wetgever een bijzonder regeling in de Opiumwet opgenomen in verband met de geneeskundige toepassing

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Access: 
Public
Check all content related to:
Follow the author: Law Supporter
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Statistics
432