Oefen het schema, zowel dat van bestuursorgaan als dat van belanghebbende, goed op verschillende instanties en personen. Je zal beide schema's op iedere instantie of persoon moeten kunnen toepassen. Op hoor- en werkcolleges krijg je veel voorbeelden waarmee je je schema's leert toepassen
de grondslagen van het Nederlandse
Je leert wat een staat is en krijgt inzicht in de staatkundige organisatie van Nederland en de samenstelling van de overheidsorganen en hun bevoegdheden. Je leert ook hoe volksvertegenwoordiging en rechter controle uitoefenen op het gebruik van die bevoegdheden en krijgt inzicht in de beginselen die ten grondslag liggen aan de verhouding tussen de burger en de overheid.
Begrippen als ‘staat,’ ‘rechtsstaat,’ ‘democratie’ en ‘overheidsbevoegdheid’ staan centraal in dit vak.
Belangrijke begrippen zijn: beginselen rechtsstaat, monisme en dualisme, attributie en delegatie en mandaat, toetsingsverbod, legaliteitsbeginsel, decentralisatie en deconcentratie, autonomie en medebewind, begrenzing van staatsmacht, spreiding van overheidsbevoegdheden, verantwoordingsplicht en controle op overheidsoptreden, preventief en repressief en positief toezicht, democratie en gelijkwaardigheid
Drie belangrijke onderwerpen voor dit vak zijn: Toetsing aan de Grondwet door de rechten, Beperkingssysteem, Attributie/delegatie van bevoegdheden
Drie belangrijke onderwerpen zijn: Toetsing aan de Grondwet door de rechten; Beperkingssysteem; en Attributie/delegatie van bevoegdheden
Het wetgevingstraject (van initiatief tot ratificatie) is belangrijk om precies te doorgronden. Hier wordt bijna altijd wel naar gevraagd!
Staatsrecht bestaat vooral uit het recht over onze constituitionele monarchie, bijvoorbeeld over hoe onze staat is vormgegeven en wie er kiesrecht hebben, waar Bestuursrecht gaat over de verhoudingen tussen overheid en burgers, denk hierbij aan zaken als vergunningen.
Onderbouw je antwoord altijd met wetsartikelen. Het zijn vaak vragen met een kort en feitelijk antwoord maar het antwoord is meestal te vinden in de wetbundel (en vaak in de Grondwet) dus zet het artikel erbij
Je moet precies weten waar de regering, het parlement en de Staten-Generaal uit bestaan.
In je eerste jaar krijg je vooral staatsrecht, wat relatief veel lijkt op maatschappijleer van de middelbare school. Leer dit vak dus ook hetzelfde als dat je dat vroeger gedaan hebt, voornamelijk is het een kwestie van het kennen van alle feitjes en begrippen.
Het bestuursrecht is 'het recht van, voor, en tegen de overheid'. Om het vak goed te begrijpen is kennis over drie die 'functies' van belang. Deze drie functies kunnen vertaald worden naar kern
Het tentamen bestaat uit meerkeuzevragen (tweekeuze- en vierkeuzevragen) en een essayvraag. Feitelijk bestaat de essayvraag uit een aantal open kennisvragen. Beantwoord deze zo specifiek mogelijk, bijvoorbeeld door relevante verwijzingen naar artikelen of arresten te gebruiken in je antwoord. Het weglaten van belangrijke informatie kost je punten!
Het tentamen bestaat uit open vragen en Multiple Choice vragen; er wordt dus een vrij brede kennisbasis van je verlangd op het gebied van argumentatie, begrip, feiten en begrippen. Je krijgt niet veel ruimte voor het antwoord; antwoorden moeten dus kort en krachtig zijn. Het zijn vaak vragen met een kort en feitelijk antwoord maar het antwoord is meestal te....... read more
Is de volgende stelling juist of onjuist: als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kunnen zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel – namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.
Add new contribution