Samenvatting collegeaantekeningen deel 1

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


PD ‘Levertransplantatie’ (4 september 2013)

De inmiddels 48-jarige patiënt was altijd gezond. Ook in haar familie kwamen geen erfelijk overdraagbare ziekten voor.

Toen zij op 19-jarige leeftijd in drie maanden tijd 15 kilo aan lichaamsgewicht aankwam, last kreeg van jeuk, haar ogen een gele kleur kregen en erg moe was, besloot zij naar de dokter te gaan. De dokter onderzocht haar bloedwaarden. Uit dit bloedonderzoek bleek dat haar lever niet optimaal werkte. Deze mevrouw lijdt aan een auto-immuun ziekte, dat wilt zeggen: haar eigen lichaam zet zich af tegen haar lever. De artsen wisten echter niet hoe zij deze mevrouw goed konden helpen en zij werd naar huis gestuurd met medicijnen.

Op 22-jarige leeftijd kwam deze patiënt op de lijst van levertransplantaties te staan. Na vijf jaar was er een donorlever beschikbaar. De overlevingskans na een levertransplantatie was 75%, toch nam zij het besluit om deze transplantatie aan te gaan, aangezien zonder lever leven niet mogelijk is. De patiënt werd voor de levertransplantatie getest op griep en andere ziekten; wanneer zij een griep of een andere ziekte (ontsteking) had mocht zij niet geopereerd worden. De patiënt had geen griep en/of een ziekte, dus mocht zij geopereerd worden. Deze levensreddende operatie duurde 12 uur. Vervolgens moest zij drie dagen lang op de intensive care liggen. Daarna bleef zij nog zes weken lang in het ziekenhuis. Gedurende haar verblijf in het ziekenhuis kreeg zij zowel psychische als lichamelijke hulp.

Na één jaar kon zij het normale leven weer oppakken, maar ze voelt zich niet zoals een doorsnee 48-jarige vrouw zich voelt. Ze heeft beduidend minder energie dan een gemiddelde vrouw, is erg gevoelig voor de griep, moet levenslang medicijnen slikken en moet vaak op controle komen in het ziekenhuis.

PD ‘Blindedarmontsteking’ (5 september 2013)

Toen deze 18-jarige jongen 15 jaar oud was, werd hij wakker met heftige, continue en een vreemde pijn in zijn rechteronderbuik. Ook was hij erg beroerd en had hij 38 graden koorts. Hij had wel eens eerder buikpijn gehad, maar deze keer was de pijn heel heftig en voelde de pijn ongewoon aan.

Nadat hij niet meer kon bewegen van de pijn, besloot zijn moeder de huisartsenpost te bellen. Zij kreeg de mededeling om meteen langs te komen. Onderweg werd de pijn in de rechteronderbuik alsmaar heviger.

In de huisartsenpost werden een aantal vragen gesteld over zijn klachten. Uit deze anamnese bleek dat zijn urine een normale kleur had en er niks opvallend was aan zijn ontlasting. Wel gaf de patiënt duidelijk aan dat bij bewegen de pijn alsmaar heviger wordt.

Aangezien de pijn plotseling is ontstaan en bij bewegen van het lichaam de pijn erger wordt, dacht de arts aan de diagnose blindendarmontsteking (= appendicitis). Om deze diagnose vast te stellen werd een echo gemaakt. Uit deze echo werd vast gesteld dat het inderdaad om een appendicitis gaat.

De patiënt werd gelijk geopereerd, om een mogelijke uitbreiding van de ontsteking te voorkomen. Na één dag in het ziekenhuis te hebben gelegen, mocht hij weer naar huis. Na één week moest hij op controle bij de huisarts. Hij had geen pijn meer van zijn buik, maar hij gaf wel aan dat zijn conditie slechter was geworden.

PD ‘Spastische darm’ (5 september 2013)

Op 16-jarige leeftijd kreeg deze patiënt uit het niets hevige krampen en steken in haar maag. Na ongeveer een uurtje was deze pijn gezakt naar haar rechter onderbuik ook kon zij amper meer bewegen. Zij had wel eens eerder last van krampen gehad, maar dit keer voelde de pijn anders aan.

Aangezien de pijn niet meer te verdragen was, besloot zij de huisartsenpost te bezoeken. Onderweg naar de huisartsenpost werd de pijn heviger. Op de huisartsenpost werd de benodigde anamnese afgelegd. Uit deze anamnese bleek dat zij naast de hevige pijn geen andere bijwerkingen had zoals koorts of braken.

De arts besloot haar door te verwijzen naar het ziekenhuis, om haar bloed te onderzoeken en een echo te laten maken. Uit de echo bleek dat haar blindedarm was opgezet, maar er waren geen ontstekingswaarden in haar bloed te vinden. Hieruit kon geconcludeerd worden dat zij geen appendicitis (blindedarmontsteking) had, want dan zouden er ontstekingswaarden in haar bloed aanwezig zijn. Haar moeder gaf aan dat het waarschijnlijk om een obstipatie gaat, maar de artsen gaven hier geen gehoor aan. De artsen besloten de ‘tijd als diagnose’ te nemen en de volgende ochtend opnieuw een echo te laten maken.

De volgende ochtend werd opnieuw een echo gemaakt. Uit deze echo bleek dat de blindedarm niet meer opgezwollen was. De artsen gaven haar medicijnen tegen obstipatie en inderdaad de pijn nam af. De diagnose werd vastgesteld: een spastische darm. In deze casus is dus duidelijk te merken dat de artsen veel eerder en beter hadden moeten luisteren naar haar moeder. De patiënt heeft nu minder last van verstoppingen doordat zij nu een speciaal eetpatroon heeft. Achteraf bleek dat deze patiënt altijd al last had van verstoppingen, maar in de anamnese werd hier niet duidelijk naar gevraagd: wat voor deze patiënt ‘normaal’ was en wat ‘abnormaal’. Hieruit valt te concluderen dat het goed communiceren met een patiënt de basis is voor juist te kunnen handelen.

HC ‘Met een klacht naar de dokter’ (5 september 2013)

Een patiënt heeft verwacht dat de arts de juiste diagnose stelt, een effectieve behandeling uitvoert en goede zorg verricht.

De beleving van de patiënt is erg belangrijk. Er zijn een aantal belangrijke uitgangspunten bij een huisartsenbezoek. De patiënt moet zijn verhaal kwijt kunnen en zich gehoord voelen. Als arts heb je ook het doel om de patiënt te begrijpen, een diagnose te stellen, behandeling te kiezen en de patiënt tevreden te stellen.

Het belangrijkste doel van een dokter is het bevorderen van subjectieve en objectieve gezondheid. Door middel van medische kennis, juist redeneren en goed te communiceren kan dit doel bereikt worden. Hierbij moet de arts vooral letten op de volgende 5 afspecten:

  • Wat betekent de klacht voor het dagelijksleven van de patient.

  • De juiste diagnose stellen.

  • Een goed voorstel voor een behandeling.

  • Het bevorderen van therapietrouw.

  • Het tevreden stellen van de patient
     

Om het consult zowel patiëntgericht (opvattingen, wensen) als ziektegericht (diagnosestelling) te maken, wordt naar het SCEGS model gekeken:

  • Somatische aspecten (lichamelijke klachten)

  • Cognitieve aspecten (overtuiging, gedachte, verwachting van de patiënt)

  • Emotionele aspecten (zorg, angst, irritatie)

  • Gedragsmatige aspecten (wat doet iemand om de klacht te verergeren / verminderen)

  • Sociale aspecten (gezin, omgeving, werk)

 

Een consult bestaat dus uit verschillende aspecten:

  • Inleiding

  • Reden van het bezoek

  • Vraagverheldering met behulp van de SCEGS (Patiënt staat centraal: wat zijn de verwachtingen en wensen? Vaak door middel van open vragen)

  • Speciële anamnese (diagnostisch aspect met gerichte vragen, afgaande op de hoofdklacht)

  • Algemene anamnese (gaat alle tractus af en geeft een beeld van de gezondheidstoestand van de patiënt)

  • Eventueel lichamelijk onderzoek.

  • Afsluiting (evaluatie. Wat vind ik, hoe verklaar ik het, maar wat vond u eigenlijk)

Er is ALTIJD een vervolgafspraak. De vervolgafspraak kan ook zijn: “we zien elkaar niet terug, tenzij…”.

Belangrijk is dat tijdens het gesprek je niet moet proberen te ‘puzzelen’ of te ‘redden’. Het gaat erom dat de patiënt zijn verhaal kwijt kan. Er zijn dus twee aspecten:

  • Inhoudelijke aspect (letterlijke klacht)

  • Betrekkelijke aspect (wat de bedoeling is met het meedelen)

Health belief = ideeën van mensen met betrekking tot de gevolgen en oorzaken van klachten. Iedereen denkt er anders over. Het is belangrijk als arts deze opvattingen te weten, dit bevordert het begrip en de mate waarin een patiënt advies opvolgt.

Attributies = waardoor deze klacht veroorzaakt is.

Selfefficacy = de mate waarin de patiënt zelf zijn/haar klacht kan verminderen.

HC ‘Anamnese en lichamelijk onderzoek’ (6 september 2013)

Als arts moet je verschillende kwaliteiten bezitten om een anamnese (het uitvragen van de geschiedenis en klacht) te houden. Je moet de goede vragen stellen maar ook met de patiënt meeleven en meedenken. Je moet dus niet alleen de ziekte behandelen, maar ook de patiënt. Om te kijken wat de klachten van de patiënt zijn, gebruiken we de algemene anamnese. Deze bestaat uit de tractus anamnese, speciële anamnese en het lichamelijk onderzoek (LO).

Bij de tractus anamnese gaat de arts elke tractus (orgaansysteem) na en kijkt of er klachten voorkomen. Ze kunnen de artsen bedenken in welke tractus ze de klacht kunnen plaatsen: waar heeft de klacht eigenlijk mee te maken? De algemene anamnese begint met de tractus anamnese.

De speciële anamnese kijkt naar de 7 dimensies van de hoofdklacht.

Deze 7 dimensies zijn:

  • Lokalisatie (waar vindt de klacht plaats, waar heeft de patiënt pijn)

  • Kwaliteit (wat is de klacht)

  • Kwantiteit (hoe erg en hoe vaak komt de klacht voor)

  • Tijdsverloop (wanneer is de klacht begonnen)

  • Context (op welke momenten / onder welke omstandigheden treedt de klacht op)

  • Factoren van invloed (zijn er handelingen die de klacht verergeren of verminderen)

  • Begeleidende verschijnselen (zijn er nog andere klachten bijgekomen en heeft de patiënt zelf een verklaring).

Wanneer het nodig is begint de arts met het lichamelijk onderzoek. Dit gaat via een paar vaste stappen:

  • Inspectie (kijken)

  • Palpatie (voelen. Let hierbij op de reactie van de patiënt).

  • Percussie (bekloppen van het lichaamsoppervlak)

  • Auscultatie (luisteren naar hart en longen)

Het stappenplan van het lichamelijk onderzoek van de buik is een uitzondering, dit stappenplan verloopt via een andere volgorde:

  • Inspectie (kijken)

  • Auscultatie (luisteren naar hart en longen)

  • Percussie (bekloppen van het lichaamsoppervlak)

  • Palpatie (voelen. Let hierbij op de reactie van de patiënt).

In principe zou je denken dat nu de gehele anamnese voltooid is. Echter, nu heeft de arts zich alleen op de ziekte gericht. Ook de achtergrond van de patiënt moet meegenomen worden in het introductiegesprek (zie hc ‘met een klacht naar de dokter’).

PD ‘Het geneeskundig proces’ (6 september 2013)

De patiënt heeft al van jongs af aan last van overgewicht. Hij is als kind ooit opgenomen in het ziekenhuis waar hij onder begeleiding sportte en gewicht verloor. Dit heeft hij zelf echter niet door kunnen zetten. Hij duidt zichzelf aan als ‘emotie-eter’. Op 25-jarige leeftijd bezocht hij de huisarts omdat hij last had van een rughernia door overbelasting, een trombosebeen en longembolie. De patiënt kreeg bloedverdunners voor de behandeling van het trombosebeen.

Later kreeg de patiënt ’s ochtends vaak last van een droge mond en dorst, wat wees op slaap apneu. Ook stopte de patiënt ’s nachts af en toe met ademen, had de patiënt last van hypertensie (hoge bloeddruk) en last van de kniegewrichten door slijtage. Hij kreeg pillen voor de hoge bloeddruk en probeerde meerdere diëten uit om af te vallen, maar dit lukte niet tot nauwelijks.

De patiënt wilde graag een maagband om hem te helpen met afvallen. Hij wilde geen maagverkleining, omdat hij bang was voor te veel complicaties. Toch werd besloten een gastric bypass (maagverkleining) te doen, aangezien vloeibare voedingsproducten zoals sapjes, yoghurt en ijs makkelijk door de maagwand heen zouden kunnen glippen. Het BMI van de patiënt was tegen de 40 aan, dus kwam de patiënt in aanmerking voor een gastric bypass. Als gevolg van deze operatie mag de patiënt absoluut geen koolzuurhoudende dranken, gesmolten kaas en fruitdranken meer.

Na de operatie is de patiënt flink wat kilo’s kwijt geraakt, zijn alle genoemde klachten afgenomen of geheel verdwenen en kan de patiënt meer van zijn leven genieten. Wel heeft de patiënt af en toe nog moeite met snoepen. Om alles goed te laten verlopen is de patiënt nog onder begeleiding van een diëtist, psycholoog en arts.

HC ‘Medische ethiek’ (6 september 2013)

Hoe meer levensreddende machines uitgevonden werden in de vorige eeuw, hoe meer ethische vraagstukken dit met zich mee bracht. Ten eerste waren levensreddende machines schaars, zodat niet iedereen geholpen kon worden en ten tweede werd de vraag: Wat medisch haalbaar is, moeten we dat wel willen?
Ethiek gaat over de fundamentele belangen van mensen. Ethiek is de leer van de moraal. De moraal betreft de waarden en normen die wij in de praktijk nastreven en hanteren.

Er zijn verschillende soorten ethiek. De medische ethiek gaat over de fundamentele belangen van de mensen in de gezondheidszorg.

Veel voorkomende medisch ethieke onderwerpen zijn: abortus, euthanasie, genetica, staken van behandeling, recht op behandeling, wachtlijsten, etc.

In de medische ethiek wordt veel gebruik gemaakt van morele principes bij het maken van keuzes en om het handelen aan te toetsen. De meest belangrijke principes zijn die van het:

  • Niet schaden

  • Goed doen

  • Rechtvaardigheid

  • Respect voor zelfbeschikking

HC ‘Artseneed’ (6 september 2013)

Een belofte die iemand aflegt voordat hij/zij de overgang maakt van niet-ingewijde tot ingewijde noemt men een eed.

De twee doelen van de artseneed zijn:

  • Bij de beroepsgemeenschap van artsen toetreden.

  • De waarden en normen van het beroep arts onderschrijven.

De twee belangrijkste aspecten aan de artseneed zijn:

  • De interne regeling (artsen onderling / binnen de beroepsgroep)

  • De externe regeling (relatie met patiënten / PR / relatie met de maatschappij)

Sinds 2003 is de artseneed geen wettelijke plicht meer. Ondanks dat de eed geen wettelijke plicht heeft, wordt de eed nog steeds afgelegd. Om de volgende redenen wordt de eed nog steeds afgelegd:

  • de eed is een reflectie moment

  • rite de passage (de overgang van niet-ingewijde tot ingewijde)

  • tot een bijzondere beroepsgroep toetreden

  • het is een ceremonie / ritueel

Met name in de oude eed (Hippocrates) staat de arts centraal. Omdat de patiënt ook centraal moet staan in de eed, is de eed in 2003 verandert. Nu staat niet alleen de arts centraal, maar ook de patiënt. De belangrijkste 4 principes die in de nieuwe eed staan zijn: rechtvaardigheid en gelijkheid, het goed doen, niet schaden en respect voor autonomie.

PD 'Medische communicatie' 'Een patiënt op de huisartsenpost (10 september 2013)

De huisartsenpost werkt met het SOEP systeem om een dossier op te stellen. Eerst beschrijf je Subjectief, dat wil zeggen wat de patiënt vertelt. Daarna ga je onderzoeken en beschrijf je Objectief, hoe het lichamelijk met hem is. Vervolgens komt de Evaluatie waarin de diagnose wordt opgesteld. Tot slot is er het Plan wat de behandeling wordt.

Op de huisartsenpost moet een arts er rekening mee houden dat een patiënt zich daar niet op zijn plek voelt. Het is een nieuwe omgeving, niet de gewone praktijk verder is er iets ernstigs anders wacht men meestal tot ze naar hun eigen huisarts kunnen gaan. Hierdoor staat de patiënt al achter. Men zal daardoor niet snel tegen de diagnose ingaan. Hiermee moet je oppassen, want de klachten kunnen dan ernstiger zijn dan ze lijken. Dit veroorzaakt fouten.

Alle artsen maken fouten

Alle artsen willen het goed doen, maar toch maken alle artsen fouten. Vaak is het lastig om over deze fouten te praten en ze worden als dit inderdaad niet gebeurd snel vergeten. Dit heeft grote gevolgen voor zowel arts als patiënt.

Het is heel belangrijk om fouten te herkennen en te erkennen. Ook moet je ze kunnen bespreken, artsen onderling moeten elkaar erop aanspreken, maar je moet de patiënt op de hoogte stellen. Het is heel belangrijk om snel naar de patiënt toe te gaan.

Tijdens een consult is het belangrijk om hardop te denken en uit te leggen hoe je tot bepaalde conclusies komt. Hierdoor kan een patiënt meedenken en eventueel aanvullen of verbeteren. Ook is het belangrijk om veel uitleg te geven. Een patiënt moet weten waar hij of zij aan toe is, hoe de ziekte verder verloopt. Het is hierbij belangrijk om aan te geven wat alarmsymptomen zijn, wanneer een patiënt alarm moet slaan en terug komen (of gelijk de ambulance bellen). Stel een patiënt ook altijd gerust dat hij mag terug komen als er iets veranderd of wanneer hij of zij iets niet vertrouwt, of meer informatie wil.

Voor artsen is het belangrijk om zichzelf te kennen en bescheiden te blijven, wanneer je jezelf overschat komen er meer fouten voor.

Belangrijk:

  • Er bestaan geen prototype patiënten, voor iedere patiënt (vooral wanneer het vrouwen zijn) voelt een ziekte anders dan hoe je het precies leert.

  • Ga niet mee met de diagnosen van andere artsen, als deze juist waren was de patiënt niet terug gekomen.

  • Als iets niet goed aanvoelt, is het niet goed.

  • Houd de drempel laag, zeg altijd dat mensen terug mogen komen.

HC ‘Juridische aspecten’/ ‘Arts-patiënt relatie vanuit het recht’ (10 september 2013)

Wat regelt het (gezondheids)recht?
Rechtsnormen:
Wetten zijn regels die we laten optekenen. We vinden bepaalde zaken soms wel heel nastrevenswaardig, maar er is wel een extra duwtje nodig om te zorgen dat mensen die zaken dan ook echt naleven. Daarom worden er wetten gemaakt.
Algemene kenmerken van het Nederlands recht:

  • schrijft gedrag en handelwijzen voor

  • de regels moeten bekend zijn en gepubliceerd

  • de regels moeten afdwingbaar zijn.

Je moet iets weten van het recht omdat iedereen geacht wordt de wet te kennen en de gezondheidszorg te maken heeft met veel regels. Dit is omdat het recht de zwakkeren (in dit geval de patiënten) probeert te beschermen. De rechten en plichten over en weer moeten duidelijk zijn en er moet een goede kwaliteit van zorg zijn.
Er zijn meerdere rechtsgebieden. Het publieksrecht is een verticaal recht, het gaat over de wetten en verplichtingen tussen overheid en burger. Hieronder valt de wet BIG en het strafrecht. Het privaatrecht/civielrecht is horizontaal, het gaat over de wetten tussen burgers. Hier valt de WGBO onder. Gezondheidsrecht is het recht met betrekking tot de gezondheidszorg en de verhoudingen die zich in de gezondheidszorg afspelen. Het bepaalt hoe een ziekenhuis de kwaliteit van zorg moet waarborgen, wie zich arts mag noemen, wie geneeskundige handelingen mag verrichten en beschrijft de relatie arts-patiënt.
Wat is het doel van de wet BIG?
Het doel van de wet BIG is het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsbeoefenaren. Het uitgangspunt hierbij is de burgers te beschermen tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen en om de keuzevrijheid van patiënten met betrekking tot behandelaars te waarborgen.

In de Wet BIG zijn de volgende belangrijke artikelen opgenomen: de titelbescherming, deze voorbehouden handelingen (de geneeskundige handelingen waarvan het verrichten voorbehouden is aan artsen), verplichting tot het leveren van verantwoorde zorg, toezicht en handhaving (tuchtrecht)en het beroepsgeheim.
Wat regelt de WGBO?
De relatie arts-patiënt is een overeenkomst tot geneeskundige behandeling. Deze is geregeld in de WGBO. De Wet op de Geneeskundig Behandeling Overeenkomst staat in het burgerlijk wetboek en is een regeling, geen echte wet. Het staat onder het hoofdstuk overeenkomsten. In de WGBO staan regels en richtlijnen met betrekking tot goed hulpverlenerschap, medisch beroepsgeheim, dossierplicht(wat er in moet staan en hoe), informatievereiste en het toestemmingsvereiste.

Het uitgangspunt van de WGBO is dat er geen verrichting zal zijn zonder toestemming. Alleen na voldoende informatie (informed consent) en expliciete toestemming worden (ingrijpende)operaties en wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Impliciete toestemming is voldoende bij niet ingrijpende, gangbare verrichtingen, zoals in de keel kijken bij diagnosticeren. Expliciete toestemming wordt vaak mondeling gevraagd, maar moet schriftelijk bij wetenschappelijk onderzoek, erg risicovolle verrichtingen en dubieuze behandelingen. Een uitzondering op de geïnformeerde toestemming is de noodsituatie.
Wat houdt Informed consent in? Het informed consent is een uitwerking van artikel 10 en 11 van het grondrecht. Artikel 10: ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, en artikel 11: ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

Welke informatie moet minimaal worden gegeven voordat sprake kan zijn van informed consent? Er moet informatie worden gegeven over het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. Dit moet wat betreft de aard en het doel van onderzoek en behandeling, gevolgen en risico’s van onderzoek en behandeling, alternatieven van de behandeling, en de gezondheidstoestand en vooruitzichten van de patiënt.
Je moet de patiënt vertellen wat een gemiddelde patiënt zou willen weten. Je vertelt van de behandeling de redelijke alternatieven en de meest voorkomende risico’s. De informatie moet op een duidelijke wijze worden gegeven, dat wil zeggen dat de patiënt het begrijpt, in principe mondeling. Schriftelijke informatie wordt gegeven als aanvulling of op verzoek van de patiënt. Alleen een brochure is niet voldoende. Patiënten hebben ook het recht dingen niet te willen weten. Dit speelt vooral in de genetica.

Door wie en hoe moet toestemming voor behandeling worden gegeven?
Bij minderjarigen vindt men dat je niet in staat bent tot een redelijke afweging van je belangen ter zake (wilsonbekwaam); dat je dus niet bekwaam bent om een bepaalde beslissing te nemen. Tot 12 jaar vindt men dat de gezagdragende ouders moeten beslissen. Aan het kind moet vooraf wel informatie worden gegeven. In de leeftijd van 12-16 jaar is er toestemming nodig van ouders en kind. Als het kind een behandeling wil en de ouders niet, en de arts schat in dat het besluit weloverwogen is, dan is dat wat het kind wil doorslaggevend. Om mee te doen aan medisch wetenschappelijk onderzoek is er wel toestemming van de ouders nodig.
Kinderen van 16-18 jaar zijn ook minderjarigen maar ze besluiten zelf, behalve over medisch wetenschappelijk onderzoek.
Bij meerderjarigen die wilsonbekwaam zijn geven vertegenwoordigers toestemming. Dit gaat in deze volgorde:

  • De curator of mentor (deze zijn door de rechter benoemd)

  • De schriftelijk gemachtigde

  • De echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel

  • Een ouder, kind, broer of zus. (hierin is geen hiërarchie vastgesteld)

Als men een soort vertegenwoordiger niet heeft voor de behandeling wordt deze niet aangesteld, maar gaat men door naar de volgende soort vertegenwoordiger.

Beroepsgeheim
Het beroepsgeheim mag alleen worden doorbroken als er sprake is van een wettelijk voorschrift, toestemming van de patiënt zelf en als de arts zich bevindt in een conflict van plichten. Van een wettelijk voorschrift is sprake bij infectieziekten, die moeten gemeld worden. Van een conflict van plichten is sprake als het belang van een ander zwaarder weegt dan dat van de patiënt.

HC ‘beroepsrollen: de goede dokter’ (10 september 2013)

Een goede dokter moet zowel patiënt- als ziektegericht zijn.

Er zijn altijd lastige discussiepunten rondom professioneel gedrag.

De CanMeds beschrijven de verschillende artsenrollen.
de rol: de eigenschap:

  • Medical expert medisch handelen

  • Communicator communicatie

  • Collaborator samenwerking

  • Scholar kennis/wetenschap

  • Health advocate maatschappelijk handelen

  • Manager organisatie

  • Professional professionaliteit

NB. Professioneel gedrag is in overeenstemming met de normen en waarden en is belang voor het basisvertrouwen.

De attitude is de binnenkant en het gedrag is de buitenkant van iemand. De attitude wordt gevormd door allemaal factoren, zoals normen en waarden, ervaring en persoonlijkheid.

Het is belangrijk om snel naar de patiënt toe te gaan als je een fout hebt gemaakt. Niet alleen om je verontschuldigingen aan te bieden, maar ook om de patiënt zijn verhaal te laten doen, de verantwoordelijkheid te nemen en zelfs om je eigen gevoel te verbeteren: vaak heeft de patiënt er een ander idee over.

Professioneel gedrag heb je nodig in hoe je omgaat met:

  • werk

  • anderen (patiënten en collega’s)

  • jezelf

Onprofessioneel gedrag is het gevolg van gebrek aan een paar punten: nauwgezetheid, instructies opvolgen, leergierigheid en efficiëntie.

Ook verwachten patiënten van alles van hun arts, zoals voorlichting en begrip.

HC ‘Ouderengeneeskunde’ en HC ‘Kwaliteit van leven’ (12 september 2013)

Er komen steeds meer ouderen, dus je komt er later veel mee in aanraking.

Multi-morbiditeit is het hebben van meer dan één ziekte die niet met elkaar in verband staan.

Eén derde van de ouderen hebben hier last van.

Bij co-morbiditeit heeft men ook meer dan één ziekte, maar hierbij wordt de ene ziekte door de andere veroorzaakt.

Ouderdom kan kwetsbaarheid veroorzaken. Dat wil zeggen dat er een verhoogde kans is op ziektes, ziekenhuisopnames en ongelukken. Ook hebben ze meer hulp nodig.

Ziektes maken mensen kwetsbaar, zowel chronische als acute ziektes. Als mensen weinig sociale steun hebben, zijn ze ook kwetsbaarder. Als iemand voor je zorgt ben je minder kwetsbaar.

Slechts een klein deel van de ouderen is kwetsbaar. Helaas kan een niet kwetsbare oudere door een ongeluk acuut in een kwetsbare oudere veranderen.

Wanneer een patiënt meerdere ziektes heeft krijgt hij meerdere medicijnen, deze kunnen dan samen verkeerd werken, en dit veroorzaakt kwetsbaarheid en meer ziekenhuis opnames. Fouten zoals deze met medicijnen worden vaker gemaakt bij ouderen. Als iemand meer dan 5 verschillende medicijnen krijgt is het voor een arts onbegrijpelijk wat er gebeurt.

Een ziekte veroorzaakt een stoornis veroorzaakt een beperking veroorzaakt een handicap.

Osteoartherose is een aandoening/ziekte. Kraakbeen gaat anders groeien en daardoor kunnen je gewrichten niet meer goed functioneren. Dit geeft dus een stoornis: je kan je knie niet goed bewegen. Dit geeft als beperking dat je niet goed meer kunt lopen. Het niet meer naar buiten gaan / geen boodschappen meer kunt doen, dat is de handicap.
Als iemand met klachten komt, kun je bij verschillende stadia hulp bieden.

Er zijn veel mogelijkheden om iemand met beperkingen te helpen. Denk aan mantelzorg, thuiszorg, verpleeghuis, vervoer, maaltijdvoorziening, ga zo maar door. Dit staat allemaal op de dia.

Cure: genezen / in toom houden van ziekte

Care: oplossen beperkingen / handicap

Palliatie: verlichting van symptomen.

De kwaliteit van leven hangt af van 3 aspecten:

  • Lichamelijk

  • Psychisch

  • Sociaal

De lichamelijke kwaliteit is afhankelijk van comfort (genoeg eten, drinken, spullen hebben, gezondheid) en van stimulans (de dingen die je doet, creatieve activiteiten, leren, sporten) deze kwaliteit is niet altijd mogelijk.

Het sociaal welbevinden hangt af van status (leuke baan, huis, auto, ergens goed in zijn), gedragsconfirmatie (gedragen naar de normen en waarden) en affectie (liefhebben)

Voor iedereen is de kwaliteit van leven anders. Dit ligt aan je persoonlijkheid (hoe je het ervaart), maatschappelijke omgevingsfactoren, kenmerken van sociale relaties, omgang met stress, etc. Natuurlijk ligt dit ook aan het soort ziekte dat iemand heeft.

Als iemand veel pijn heeft beperkt dit hem op zo'n manier dat hij ook sociaal geïsoleerd kan worden. In zo'n geval is pijn wegnemen niet de oplossing van het probleem.

Zorgstage en database

De zorgstage gaat om het ontwikkelen van professioneel gedrag.

Beoordeling gaat op afwezigheid, entreetoets, evaluatie, beoordeling stageadres en zorgstage coördinator.

Twee rollen:

  1. Arts, hulpverlener: zorgtaak

  2. Wetenschapper : verbetering van zorg

    1. Hiervoor is het nodig om gegevens te verzamelen in de database.

  3. Ethische aspecten:

    1. Namen van deelnemers blijven in de zorgstelling

  4. Praktisch om te nemen

    1. Oudste patiënt

    2. Meest recent opgenomen patiënt

    3. Patiënt met diabetes mellitus

Doel : gestructureerd gegevens verzamelen met een vragenlijst die op BB staat. Schrijf er even op: dit is mevr. Jansen bijv. Zodat je weet van wie die gegevens zijn. Uiteindelijk mag je het formulier wel mee naar huis nemen, maar de naam is ervan verwijderd (privacy).

Je krijgt later 3 linkjes toegestuurd over hoe je de gegevens in moet voeren. De patiëntcode is de studentnummer, gevolgd met a (oudste patiënt), b (diabetes patiënt) c (meest recent opgenomen). Dit wordt vanzelf nog duidelijk.

De vragen zijn vooral over hoe de patiënt leeft, dit hoef je niet aan de persoon zelf te vragen maar kan je zelf ontdekken of vragen aan de begeleiding. Er zijn maar een paar vragen aan de patiënt zelf.

HC ‘Culturele diversiteit’ (12 september 2013)

De opdracht van culturele diversiteit is niet die van het begrijpen van andere culturen, maar het begrijpen van wat cultuurlijk is aan manieren van omgaan met lichaam en ziekte.
De definitie van etnisch is: een volk betreffend. Etnisch houdt in dat er een gedeelde geschiedenis en/of taal en/of religie en/of cultuur is. Het omvat dus meer dan alleen maar culturele verschillen. Etniciteit verwijst ook naar (gepercipieerde) biologische verschillen: local biologies. Zo zijn Hindoestanen meer vatbaar voor diabetes, en in Afrika hebben veel mensen sikkelcelanemie, wat beschermt tegen malaria. Bij Afro-Amerikanen komt vaak een ernstig hoge bloeddruk voor.
Wat is cultuur?
Het geheel van waarden, normen, regels, gebruiken en opvattingen die het bestaan van mensen vorm en inhoud, betekenis en zin geven. Er zijn dus vijf aspecten van cultuur:
Waarden: wat is belangrijk?
Normen: wat is normaal? / het referentiepunt
Regels: wat mag wel of niet? / wettelijke regels
Gebruiken: gewoonte
Opvattingen: opinie/mening
Cultuur is grotendeels vanzelfsprekend en onbewust. Het is gedeeld, geleerd en voortdurend veranderend.
Voorbeelden:
Culturele diversiteit in lichaamsbeleving
Iedereen heeft wel een zwakke plek in het lichaam. Vaak is dit bij mensen de plek waar ze last van krijgen als ze overwerkt zijn, stress of spanning hebben. Dat komt er dan via de zwakke plek uit. De ‘zwakke plek’ is een cultuurspecifieke manier om met je kwetsbaarheid om te gaan. In veel Afrikaanse culturen is de opvatting dat al het slechte van buiten komt, ze willen zich goed beschermen tegen infecties. Het gevolg hiervan is dat er enorm veel ontsmettingsmiddel over de toonbank gaat. Ook praten over je probleem is iets heel cultuurlijks. Een grove scheiding van de verschillende culturen is die in fijnmazige en grofmazige cultuur.
Fijnmazige cultuur (F-cultuur)
In een fijnmazige cultuur is er sprake van collectivisme, er is een wij-cultuur/groep. Kenmerken zijn dat je je plaats kent in de groep/leeftijd en dat eer belangrijker is dan zelfontplooiing. Ook is schande belangrijker dan schuld en zijn de rolverschillen tussen man en vrouw groot. In een fijnmazige cultuur is er vaak indirecte, impliciete communicatie en een eetcultuur. Bijna alles wordt persoonlijk opgenomen. Agressiviteit is soms geoorloofd.
Grofmazige cultuur (G-cultuur)
In een grofmazige cultuur is er sprake van individualisme, er is een ik-cultuur. Er wordt uitgegaan van gelijkheid en er is veel discussie/uitleg. Persoonlijke ontplooiing is belangrijk. Schuld telt in deze cultuurvorm zwaarder dan schande. De rolverschillen tussen man en vrouw zijn kleiner dan in de fijnmazige cultuur De communicatie is direct en expliciet. Er is een drankcultuur en een scheiding tussen persoonlijk en zakelijk. Agressiviteit wordt beschouwd als onbeschaafd.
Obesitas
De prevalentie van overgewicht en obesitas verschilt per cultuur. Overgewicht bij allochtone kinderen komt meer voor dan bij Nederlandse kinderen. In het onderzoek Diet and overweight perception 2009 van Mary Nicolau werd onder andere onderzoek gedaan naar de eetgewoonten van Surinamers in Amsterdam Zuid-Oost. Hun dieet was deels gezonder; minder zout, meer groente, meer olie en invloed van het acculturatie complex. Acculturatie is de mate waarin je opgaat in je nieuwe cultuur. Ook werden als focusgroepen Turkse en Marokkaanse mannen en vrouwen genomen. Die gaven aan dat gastvrijheid, religie en hun etnische identiteit invloed hadden op hun manier van omgaan met eten. Zo heeft het hebben van een beetje overgewicht een voordeel als je traditionele kleding draagt, omdat dit dan mooier staat. Verder is er natuurlijk traditioneel voedsel, een andere dagindeling, andere snacks, minder beweging dan gewend was in het land van herkomst, de associatie van overgewicht met welvaart en ander idee over gezond eten.
Model cultuur en gezondheid
Bij migranten en gezondheid is er een model van verklarende mechanismen. Verklarende mechanismen zijn genetische verschillen, een (gedwongen) migratieproces, cultuur/acculturatie, de sociaal economische positie en de maatschappelijke context.
Determinanten voor de incidentie en de prognose van gezondheidsproblemen zijn leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving, psychosociale stress en het gebruik van de gezondheidszorg.
Ter conclusie: cultuur is niet alleen van anderen maar ook van jezelf. Culturele diversiteit speelt in vrijwel alle aspecten van de gezondheidszorg een rol, dus wees je bewust van je eigen (voor)oordelen en wees nieuwsgierig. 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1077