samenvatting Niet-nakoming van verbintenissen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1 Communautair

  1. Afdeling 6.1.9 van het Burgerlijk Wetboek

Afdeling 6 van de eerste titel uit het zesde boek van het Burgerlijk Wetboek behandelt de vereisten voor schadevergoeding bij het niet-nakomen van aangegane verbintenissen. Het gaat om de niet-nakoming van iedere in art. 6:1 bedoelde verbintenis. Art. 6:1 geeft aan dat verbintenissen slechts kunnen ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit. Naast de afdeling 6.1.9 zijn bijzondere bepalingen (tevens) van toepassing. Denk hierbij aan bijzondere overeenkomsten, zoals neergelegd in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Er is sprake van aanvullend recht omdat de contractsvrijheid van de partijen voorop staat. De gehele afdeling is een onderdeel van het verbintenissenrecht en geldt in principe tussen de schuldeiser en de schuldenaar. De uitzondering op deze regel vormt art. 6:94 lid 1, waarin de rechter vrijstaat om op verlangen van de schuldenaar een bedongen boete te matigen (art. 6:94 lid 3).

Er staat dus in deze afdeling aangegeven in welke gevallen er een schadevergoedingsplicht bestaat voor de schuldenaar wanneer hij zijn verplichtingen niet-nakomt.

Art. 6:103 bepaalt dat schadevergoeding in beginsel in geld wordt voldaan. Mocht een schuldenaar een vertraging hebben opgelopen in het betalen van een geldsom dan bepaalt art. 6:119 BW dat hij de wettelijke rente over dat bedrag dient te betalen als een vorm van schadevergoeding.

  1. Andere acties in geval van niet-nakoming

Naast het vorderen van schadevergoeding bij niet of ondeugdelijk nakomen van de schuldenaar, kan de schuldeiser vaak ook andere acties instellen.

Als de nakoming mogelijk is, moet de schuldeiser vooral nakoming vorderen. Is er ondeugdelijk gepresteerd dan heeft de schuldeiser het recht op herstel, aanvulling of vervangende prestatie. Zie art. 7:21 lid 1 BW over de koop.

Het komt vaak voor dat nakoming niet zonder schade bij de kant van de schuldeiser mogelijk is. In dit geval wordt er naast de nakoming ook schadevergoeding gevorderd. De schuldeiser kan uiteraard ook alleen voor nakoming of schadevergoeding kiezen. In het arrest Multi Vastgoed tegen Nethou is bepaald dat de schuldeiser in beginsel de keus heeft tussen nakoming en schadevergoeding. De crediteur is niet geheel vrij in zijn vordering. Hij is daarbij gebonden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Daarbij spelen de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij ook een rol.

De schuldeiser kan primair gebruik maken van zijn opschortingsrecht bij een tekortkomende schuldenaar. Zie art. 6:262 BW bij wederkerige overeenkomsten. Opschorten van je eigen prestatie totdat de schuldenaar aan zijn verplichtingen voldoet is een maatregel die als eerste wordt ingesteld. Het behoeft geen ingebrekestelling en is daarmee een geheel andere regeling dan het vorderen van schadevergoeding.

Ook de schuldeiser kan zelf in verzuim geraken. Zie art.6:58 van het Burgerlijk Wetboek. Mocht schuldeisersverzuim intreden dan is verzuim aan de kant van de schuldenaar uitgesloten art. 6:61 BW. De schuldeiser zit dan zelf fout.

In bepaalde situaties kan een schuldeiser ook een vordering wegens dwaling in aanmerking nemen.

2.2 Regeling van ontbinding

Art. 6:265 BW regelt de ontbinding bij wederkerige overeenkomsten. De vereisten voor ontbinding vallen voor het merendeel samen met die voor schadevergoeding. Voor schavergoeding is verzuim altijd vereist. Verzuim is vereist indien de nakoming gewoon mogelijk is door de schuldenaar. De schuldeiser kan pas ontbinden als hij de schuldenaar eerst in gebreke heeft gesteld. Bij blijvende of tijdelijke onmogelijke nakoming is verzuim niet vereist. De schuldenaar kan de overeenkomst dan meteen ontbinden zonder de schuldenaar eerst in verzuim te brengen. De ontbinding is gerechtvaardigd bij iedere tekortkoming in de nakoming, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Zie art. 6:265 lid 1 en lid 2 BW.

Zie art. 6:82 BW voor de regeling van verzuim. De schuldenaar is pas in verzuim, indien de schuldeiser de debiteur bij een schriftelijke aanmaning in gebreke stelt waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.

Soms is aanmaning voor ingebrekestelling niet vereist. Zie hiervoor art. 6.82 lid 2 BW. Dit is het geval indien uit de houding van de schuldenaar duidelijk is dat hij niet zal presteren of indien de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen.

  1. Vereisten voor schadevergoeding

Op grond van art. 6:74 lid 1 BW dient de schuldenaar als hij tekortschiet in zijn verbintenis de schade, die de schuldenaar dientengevolge lijdt te vergoeden. Op de schuldenaar rust de bewijsplicht om vervolgens te bewijzen dat de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Slaagt de beroep op overmacht dan is er geen sprake van wanprestatie. De schuldenaar hoeft de schade van de schuldeiser niet te betalen. Er moet daarnaast ook voldaan zijn aan de eis van causaal verband tussen de tekortkoming en ontstane schade. Voor de vaststelling van causaal verband wordt gebruikt gemaakt van conditio sine qua non. De schade zou niet zijn ontstaan als de schuldenaar niet was tekortgeschoten.

Voor de omvang van de schade is art. 6:98 BW van toepassing. De schade moet de schuldenaar redelijk toe te rekenen zijn.

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen blijvende onmogelijke nakoming en de situatie waarbij de nakoming nog mogelijk is. Is de nakoming blijvend onmogelijk dan is toerekenbaarheid van de tekortkoming de enige is voor de schadeplichtigheid. Verzuim van de debiteur is niet vereist. Het sturen van een ingebrekestelling met een aanmaning heeft geen enkele zin. Zie art. 6:74 lid 2 BW. Is de nakoming nog mogelijk, maar weliswaar met vertraging dan is verzuim van de schuldenaar vereist. Enkele toerekenbaarheid van de tekortkoming is niet voldoende. De schuldeiser moet dus een ingebrekestelling zenden. Zie hiervoor artt. 6:74 lid 2, 81, 82 en 83 BW.

Soms is voor verzuim van de schuldenaar geen ingebrekestelling vereist. Zie hiervoor art. 6:83 sub a, sub b en sub c van het Burgerlijk Wetboek.

  1. Drie soorten schade

Er zijn drie soorten schade wanneer een verbintenis niet wordt nagekomen. Vervangingsschade, vertragingsschade en bijkomende schade. Van vervangingsschade is sprake wanneer de schuldeiser voor een vervangende prestatie op zoek gaat. De vertragingsschade is de schade die de crediteur lijdt omdat de debiteur niet op tijd deugdelijk levert. De gevolgschade wordt ook wel de bijkomende schade genoemd. In het arrest Kinheim/ Pelders werd een omschrijving van gevolgschade gegeven. Gevolgschade is ‘de schade die de schuldeiser niet zou hebben geleden indien aanstonds deugdelijk was gepresteerd en die niet door de vervangende prestatie wordt weggenomen’.

Vertragingsschade en bijkomende schade samen zijn als aanvullende schadevergoeding te kwalificeren.

Bij blijvende onmogelijke nakoming zal vervangende schadevergoeding worden gevorderd. Voor andere gevallen, waarin de prestatie nog mogelijk is, komt op grond van art. 6:85 BW vertragingsschade in aanmerking. De schuldeiser heeft hierop pas recht zodra de schuldenaar in verzuim is geraakt. Bij verzuim heeft de schuldenaar ook recht op vervangingsschade, maar daarvoor is louter verzuim niet voldoende. De schuldeiser dient de schuldeiser op grond van art. 6:87 BW schriftelijk vermelden, dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming wenst.

  1. Punten van kritiek op het wettelijk stelsel 

Het begrip onmogelijkheid is voor de schuldeiser niet meteen duidelijk. Het is pas achteraf vast te stellen of de prestatie (blijvend of tijdelijk) onmogelijk is. Verder is het stelsel veel te gedetailleerd. Daardoor is het te ingewikkeld en dus niet eenvoudig te doorgronden en te hanteren. 

  1. Stelplicht en bewijslast

Krachtens art. 150 Rv moet de schuldeiser het nodige stellen en bewijzen om in aanmerking te komen voor schadevergoeding. De schuldenaar moet op grond van art. 6:75 BW het bestaan van de verbintenis, de tekortkoming in de nakoming, de schade en het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade stellen en bewijzen. Het is vervolgens aan de schuldenaar om aan te tonen, dat de door de crediteur gestelde en bewezen tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Hij moet met andere woorden overmacht bewijzen. Zie art. 6:75 BW. 

Er dient een onderscheid te worden gemaakt resultaats-en inspanningsverbintenissen. De schuldeiser moet bij een resultaatsverbintenis aantonen dat de toegezegde resultaat door de schuldenaar is uitgebleven. Het is aan de schuldenaar aan te tonen dat de oorzaak van het uitblijven van een bepaald resultaat hem niet kan worden toegerekend. Indien het om een inspanningsverbintenis gaat, dan heef de schuldeiser de bewijslast dat de debiteur zich niet voldoende heeft ingespannen.

De crediteur heeft de bewijslast, dat de schuldenaar is tekortgekomen. Hij moe dus ofwel verzuim of onmogelijkheid van nakoming aantonen. Voor verzuim zijn de eisen van ingebrekestelling van belang. De schuldenaar moet om aan schadevergoedingsplicht te ontkomen, bewijzen dat hij geen schuld heeft en dat de tekortkoming niet voor zijn risico komt.

 

Hoofdstuk 2 Het begrip onmogelijkheid

  1. Algemeen

Er wordt binnen de afdeling 6.1.9 een onderscheid gemaakt tussen blijvende onmogelijkheid en tijdelijke onmogelijkheid. Enkel het feit dat de schuldenaar niet kan presteren, zegt nog niets over de vraag of de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend. Voor toerekening moet de onmogelijkheid van presteren aan zijn schuld te wijten zijn of voor zijn risico komen. Er is geen schuld aan de kant van de debiteur als de nakoming een zo grote inspanning of opoffering moet kosten, dat zij in de praktijk als onmogelijk moet worden aangemerkt.

  1. Nakoming is blijvend onmogelijk 

9.1 Communautair

Er worden twee vormen van onmogelijkheid onderscheiden: de absolute en de relatieve onmogelijkheid. De relatieve onmogelijkheid komt in drie varianten voor: de praktische, de morele en de juridische onmogelijkheid.

Bij een blijvende tekortkoming kan de crediteur de prestatie afwijzen en vervangende schadevergoeding eisen of de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden. Van onmogelijkheid is geen sprake, wanneer de schuldenaar de prestatie niet verricht op de manier, die hem oorspronkelijk voor ogen stond, maar wel op andere wijze kan verrichten. Denk aan het leveren van soortzaken. De schuldenaar krijgt niet geleverd van zijn leverancier. Hij kan het echter wel bij andere leveranciers verkrijgen. Zolang deze mogelijkheid bestaat, kan de schuldenaar geen beroep doen op de onmogelijkheid van de prestatie.

9.2 De absolute onmogelijkheid

Absolute onmogelijkheid houdt in, dat het voor een ieder werkelijk onmogelijk is om te presteren.

9.3 Evenredige onmogelijkheid

Praktische onmogelijk is als het theoretisch wel mogelijk is om te presteren, maar in de praktijk gezien de omstadingheden het redelijkerwijs niet gevergd kan worden van de schuldenaar. Denk aan het verkopen en leveren van een zaak aan een derde. De schuldenaar kan dan niet meer nakomen jegens de oorspronkelijke koper.

Van morele onmogelijkheid is sprake wanneer de schuldenaar wegens het gevaar voor zijn leven, vrijheid en gezondheid niet kan presteren. 

Bij juridische of wettelijke onmogelijkheid kun je denken aan een prestatie die verboden is door een overheidsmaatregel. De plicht om een overheidsmaatregel te respecteren ligt hoger dan de verplichting dat de overeenkomsten moeten worden nagekomen. Idem dito geldt het voor supranationale voorschriften. Zie voor de doorwerking van internationaal recht art. 93 GW.

  1. Gevolgen van blijvende onmogelijkheid van de nakoming

Indien de prestatie onmogelijk is, kan de debiteur geen nakoming vorderen omdat de prestatie gewoonweg feitelijk onmogelijk is. Denk aan een verbrande schilderij van Monet. Door de onmogelijkheid om te presteren, verliest ook de verbintenis in beginsel zijn rechtskracht. Er resteren echter nog wel enkele rechtsgevolgen.

Stel dat er sprake is van praktische onmogelijkheid in de nakoming, zodat de schuldeiser geen nakoming kan vorderen. Indien de schuldenaar later in de gelegenheid is om te presteren, dan kan hij deze prestatie niet aanmerken als onverschuldigd gedaan. Er was immers wel een rechtsgrond voor, namelijk de verbintenis. Zie art. 6:203 BW.

Art. 6:79 BW biedt de schuldeiser de mogelijkheid om zich de prestatie te verschaffen. Er moet dan wel sprake zijn van een onmogelijke nakoming. Het gaat dan via executie of verrekening. De verbintenis behoudt zijn rechtskracht ook indien de schuldeiser zijn recht van opschorting uitoefent van art. 6:262 e.v. BW. Hetzelfde geldt voor de ontbinding van de overeenkomt krachtens art. 6:265 BW. Zie art. 6:54 BW waarbij een beroep op het algemene opschortingsrecht wordt belemmerd.

Art. 6:74 lid 2 BW bepaalt dat de onmogelijkheid in de nakoming de schuldenaar moet zijn toe te rekenen. Pas dan ontstaat het recht op schadevergoeding van de schuldeiser. Het betreft hier vervangende schadevergoeding. Er is verder sprake van omzetting van de oorspronkelijke verbintenis in de verbintenis tot betaling van de schadevergoeding. De schuldenaar moet naast de schadevergoeding ook de wettelijke rente betalen op grond van art. 6:83 sub b en 6:119 BW. De schuldenaar is namelijk van rechtswege in verzuim, zodat de wettelijke rente meteen begint te lopen.

Is de prestatie slechts gedeeltelijk onmogelijk, dan kan de schuldeiser voor dat gedeelte vervangende schadevergoeding vorderen op grond van art. 6:74 lid 2 BW.

Het kan voorkomen dat de schuldenaar door onvoorziene omstandigheden de prestatie niet kan verrichten. Voor deze gevallen biedt art. 6:258 BW de mogelijkheid de overeenkomst te wijzigen of te ontbinden. Die omstandigheden moeten van dien aard zijn, dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.

  1. Twee afzonderlijke gevallen van onmogelijkheid

11.1 Gevolgschade, (Kinheim/Pelders)

In rechtsoverweging 3.6 gaf de Hoge Raad de volgende redenering: ‘Wanneer (…) de schuldenaar die ondeugdelijk heeft gepresteerd, nog de gelegenheid heeft alsnog deugdelijk na te komen, bestaat de mogelijkheid dat de schuldeiser ten gevolge van het gebrek in de aanvankelijk geleverde prestatie schade heeft geleden die hij niet zou hebben geleden indien aanstonds deugdelijk was gepresteerd, en die niet door de vervangende prestatie wordt weggenomen’. De nakoming is dan blijvend onmogelijk in de zin van art. 6:74 en 6:81 BW. De schuldeiser hoeft de schuldenaar dan niet eerst door een ingebrekestelling in verzuim stellen. Het begrip gevolgschade kan worden omschreven als schade die definitief geleden is. Dit in tegenstelling tot vertragingsschade. Toch ook bij vertragingsschade kan sprake zijn van definitief geleden schade. Denk aan de gederfde winst als gevolgschade wegens het niet kunnen voldoen aan een opdracht omdat de benodigde machines te laat of verkeerd worden geleverd. Het onderscheid tussen vertragingsschade en gevolgschade is dus moeilijk te maken. Bij gevolgschade is de tekortkoming onherstelbaar. De nakoming wordt dan als blijvend onmogelijk gezien. Bij vertragingsschade is de opheffing van de tekortkoming nog mogelijk.

11.2 Opmerkingen bij gevolgschade als onmogelijkheid

Bij gevolgschade gaat het niet om onmogelijkheid van de prestatie, maar om het toebrengen van schade door ondeugdelijk te presteren. De artikel 6:74 lid 2 BW is dan zonder problemen van toepassing. Op grond van deze artikel is de schuldenaar schadeplichtig. De schuldeiser hoeft geen ingebrekestelling verzenden. Wat betreft de toepassing van art. 6:265 lid 2 BW is enige voorzichtigheid geboden. Krachtens deze artikel krijgt de schuldeiser in geval van blijvende onmogelijkheid het recht om de overeenkomst te ontbinden zonder dat verzuim, dus in beginsel een voorafgaande ingebrekestelling, vereist is.

11.3 Voortdurende verbintenis

Bij het niet nakomen van een voortdurende verbintenis gedurende enige tijd is nakoming over die periode onmogelijk geworden. De nakoming is nog steeds als blijvend onmogelijk aan te merken, ook al is de schuldenaar in staat en bereid daarna de voortdurende prestatie weer na te komen. Bij voortdurende nakoming kun je denken aan huur. Er zijn in dit verband twee arresten van belang.

Van Bommel/Ruijgrok ging over een ernstig geval van achterstallig onderhoud van een verhuurde woning. De Hoge Raad oordeelt dat nakoming van de verplichting van instaan voor gebreken aan de verhuurde zaak, (tijdelijk) onmogelijk is zodat de huurster krachtens art. 6:265 lid 2 zonder voorafgaande ingebrekestelling de overeenkomst kan ontbreken. Toch vond de Hoge Raad in deze zaak dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het onaanvaardbaar was de huurster van haar verplichting tot huurbetaling te ontdoen, wanneer zij nalaat van de gebreken mededeling te doen aan de verhuurder. Hier moest de huurster de verhuurder eerst in gebrekestellen. De verhuurder moet immers in staat zijn de benodigde maatregelen te kunnen nemen. Het was pas anders geweest, wanneer de huurster de verhuurder meerdere malen van de gebrekkige situatie melding had gemaakt, zodat de schuldenaar de benodigde maatregelen kon nemen.

Bij de tweede arrest Schwarz/Gnjatovic ging het om een huurder, die zijn verplichtingen niet na kwam. Dit uitte zich onder meer in het agressieve gedrag van de huurder tegenover medehuurders. De Hoge Raad stelt vast dat het hier om een huurovereenkomst gaat, die voor beide contractspartijen voortdurende verplichtingen inhoudt. Mocht een partij tekortschieten in zijn verplichtingen, ook al kan hij in de toekomst alsnog nakomen, toch wordt deze tekortkoming als blijvend onmogelijk gezien. Dit houdt in dat ontbinding mogelijk is ook zonder dat sprake is van verzuim.

  1. De gevolgen van tijdelijke onmogelijkheid

Bij tijdelijke onmogelijkheid gaat het om dezelfde categorieën van gevallen als bij blijvende onmogelijkheid, maar wel met een verschil van tijdelijke aard. De schuldenaar kan bij tijdelijke onmogelijkheid slechts tijdelijk niet nakomen. Nakoming is dus nog mogelijk. Zij het met vertraging.

De grens tussen tijdelijke onmogelijkheid en blijvende onmogelijkheid is niet zo makkelijk te hanteren. Als het om een tijdelijke invoerverbod gaat van een partij snel bederfelijke goederen dan zal er al gauw sprake zijn van blijvende onmogelijkheid. Gaat het om de levering van zaken, waarbij vertraging geen ernstige gevolgen heeft, dan zal er sprake zijn van een tijdelijke onmogelijkheid in de nakoming. Er is dus bij tijdelijke onmogelijkheid sprake van vertraging. De schuldeiser kan pas nakoming vorderen wanneer de prestatie weer mogelijk is (art. 3:296).

Bij toerekenbare tijdelijke niet-nakoming is de schuldenaar niet van rechtswege schadeplichtig. Zoals wel het geval is bij blijvende onmogelijke nakoming. De schuldeiser moet de schuldenaar eerst een ingebrekestelling verzenden alvorens de schuldenaar in verzuim brengen. Krachtens art. 6:82 lid 2 behoeft ingebrekestelling bij tijdelijke niet-nakoming geen aanmaning te bevatten. Bovendien kan er meteen worden ontbonden. Zie art. 6:265 BW voor ontbinding bij wederkerige overeenkomsten.

 

Hoofdstuk 3 Toerekenbare en niet toerekenbare tekortkoming

  1. Is onmogelijkheid noodzakelijk voor overmacht?

Als hoofdregel geldt dat in gevallen waarin de schuldenaar niet nakomt, terwijl nakoming niet blijvend onmogelijk is, er sprake is van wanprestatie. Vervolgens als nakoming niet blijvend onmogelijk is, moet er worden vastgesteld of de tekortkoming wegens schuld of risico wel of niet aan de debiteur moet worden toegerekend. De tekortkoming moet voor de schuldenaar voorzienbaar zijn geweest. Is dit niet het geval dan is er sprake van overmacht.

  1. Toerekening wegens schuld

Art. 6:74 lid 1 BW bepaalt dat de schuldenaar door een tekortkoming schadeplichtig is, tenzij deze tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Art. 6:75 BW regelt overmacht van de schuldenaar. De tekortkoming moet niet aan zijn schuld te wijten zijn, noch krachtens de wet, de rechtshandeling of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komen.  

Van schuld is sprake, wanneer de schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen.

 Invulling van de risico in art. 6:75 met drie elementen

In de eerste plaats kunnen wettelijke bepalingen bepalen dat bepaalde gedragingen voor risico van de schuldenaar komen. Denk aan de verbintenis waarbij voor de uitvoering gebruik wordt gemaakt van personen of zaken. In de tweede plaats kan de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortvloeit, bepalen dat de tekortkoming aan de schuldenaar moet worden toegerekend. Ook al treft de schuldenaar geen verwijt. In de derde plaats kunnen verkeersopvattingen bepalen dat de schuldenaar toch schadeplichtig is voor de schade.

De schuldenaar kan zijn toerekeningsgebied vergroten door een garantie te geven. Wilt hij zijn toerekening juist verkleinen dan moet hij zich vrij tekenen. Redelijkheid en billijkheid spelen ook een rol bij de toerekening kwestie.

  1. Art. 6:76 BW, hulppersonen

15.1-15.3 Inzicht

 Art. 6:76 BW bepaalt dat de schuldenaar op gelijke wijze aansprakelijk is voor personen van wiens aanwezigheid hij gebruikt maakt bij de uitvoering van de verbintenis. De debiteur is voor gedragingen van de hulppersonen aansprakelijk op gelijke wijze als voor eigen gedragingen. Het maakt dus niet uit wie de schade bij de schuldeiser heeft veroorzaakt. Was het de contractant zelf of diens hulppersoon. De contractant kan dus geen schuld treffen. Dit betekent dus dat het beroep op overmacht ook voor zijn hulppersoon mogelijk is. De schuldenaar moet daar zelf een beroep op doen.

Voor de reikwijdte van art. 6:76 BW is het arrest Geldnet/Kwantum van belang. In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat art. 6:76 BW slechts dan van toepassing is, indien de schuldenaar bij de uitvoering van de verbintenis, gebruikt maakt van hulp van de hulppersonen. Hulp bij de uitvoering van de verbintenis werd in dit arrest door de Hoge Raad beperkt uitgelegd.

15.4 Uitzonderingen op art. 6:76 BW

In het artikel zelf worden geen uitzonderingen gegeven. Toch kan er van het uitgangspunt worden afgeweken op grond van de wet, de rechtshandeling, de verkeersopvattingen en soms ook andere factoren, waaronder de redelijkheid en billijkheid.

  1. Art. 6:76 BW, hulpzaken

16.1 Basisprincipes

Art. 6:77 BW bepaalt als hoofdregel dat schuldenaar aansprakelijk is voor de bij de uitvoering van een verbintenis gebruikte hulpzaken. Er zijn drie uitzonderingen die het artikel noemt. De artikel is van toepassing wanneer de schuldenaar geen verwijt valt te maken, dus geen schuld aan de kant van de schuldenaar is.  De schuldenaar is dan toch aansprakelijk op grond van de risico.

16.2 Uitzonderingen op de hoofdregel van art. 6:77 BW

De eerste uitzondering treft de inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortvloeit. Denk aan de mogelijkheid waarbij de schuldeiser de te gebruiken zaak zelf voorschrijft. De schuldenaar heeft dan geen keuzevrijheid gehad, waardoor zijn beroep op overmacht wordt versterkt.

Ten tweede kunnen de in het verkeer geldende opvattingen de aansprakelijkheid uitsluiten. Het gaat hier om de vraag wie van de partijen zich had verzekerd of had moeten verzekeren. Verder speelt de wederzijdse deskundigheid van partijen een rol. Zie het arrest Smits/Royal Nederland, waarin de Hoge Raad voor de aansprakelijkheid van de bewaarnemer liet meewegen dat hij een professionele en gespecialiseerde bewaarder was.

De omstandigheden van het geval is het derde uitzondering. Het gaat om de verhouding tussen de waarde van de prestatie die de schuldenaar ontvangt, en de hoogte van de schade die hij bij de schuldeiser kan berokkenen. De hoogte van de prestatie van de schuldenaar is in vergelijking met de schade zeer klein, waardoor het niet redelijk is om de schuldenaar aansprakelijk te stellen. Zie het vliegtuigvleugel-arrest.

  1. Exoneratie

17.1-17.2 Algemeen

De schuldenaar kan aan de aansprakelijkheid van art. 6:75 BW ontkomen door zich te exonereren. Het is ook mogelijk om voor bepaalde prestaties zich vrij te tekenen. Een beroep op exoneratie is niet onbegrensd. Er moet eerst worden gekeken of de exoneratie überhaupt geldig is, vervolgens of in een concreet geval een beroep op een geldige exoneratieclausule mogelijk is.

In een aantal gevallen verbiedt de wet een vrijtekening. Zie art. 7:658 BW over de zorgplicht van de werkgever. Krachtens het arrest Bramer/Hofman van de Hoge Raad, sluit de mogelijkheid van een beroep op art. 6:233 en verder BW een beroep op art. 6:248 lid 2 niet uit.

Art. 3:40 BW bepaalt dat een rechtshandeling nietig is wanneer deze wegens inhoud of strekking strijdig is met de openbare orde en of de goede zeden. Een contractspartij kan zich dus niet exonereren voor bepaalde verbintenissen indien deze rechtshandeling in strijd komt met art. 3:40 BW.

17.3 Wanneer is vrijtekening in strijd met de redelijkheid en billijkheid?

In het arrest Saladin/HBU heeft de Hoge Raad een aantal gezichtspunten gegeven om deze vraag te beantwoorden. Het hangt volgens de Hoge Raad van alle omstandigheden van het geval af. Daarbij moet gekeken worden naar de aard en de ernst van de voorzienbare schade, de mate van schuld van de schuldenaar, de strekking van het beding, de wijze waarop het beding is tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen alsmede hun maatschappelijke positie, de onderlinge verhouding en de aard van de overeenkomst waarvan het beding deel uitmaakt.

  1. Garantie 

18.1 Algemeen

Als de schuldenaar een bepaalde garantie verleent aan de schuldeiser dan verkleint hij zijn geslaagde beroep op overmacht. Er zijn twee soorten garanties waarvoor de schuldenaar kan in staan. Kwaliteitsgarantie en zekerheidsgarantie. Bij de eerste staat de schuldenaar in dat de prestatie een bepaalde kwaliteit heeft. Bij de tweede dat een bepaalde gebeurtenis zal plaatsvinden. Garanties kunnen uit rechtshandelingen, de wet of de aard van de verbintenis voortvloeien.

Problemen kunnen ontstaan wanneer een overeenkomst op hetzelfde punt een exoneratie en een garantie bevat. De oplossing voor dit probleem ligt in het specialis-beginsel: een bijzondere garantie gaat boven een algemene exoneratie. Zijn beide factoren als algemeen of specifiek aan te merken, dan moet uitleg de oplossing bieden.

18.2 De gevolgen van exoneratie

Een gevolg van exoneratie is dat het beroep op overmacht wordt beperkt. Een beroep op dwaling zal in geval van een garantie sneller worden aangenomen, terwijl een beroep op onvoorziene omstandigheden minder kans van slagen heeft. Met een negatieve garantie wordt bedoeld dat de rechten van de schuldeiser beknot worden omdat garantie een zeer korte termijn heeft. Van positieve garantie is sprake wanneer de gevolgen van een garantie voor de schuldeiser verder strekken dan alleen een beperkt beroep op overmacht van de schuldenaar.

  1. Verkeersopvattingen

19.1 Inleiding

Art. 6:75 BW noemt nog een derde criterium voor de vaststelling van aansprakelijkheid. Er wordt dan gekeken naar de in het maatschappelijk verkeer levende opvattingen over risicocoverdeling. Er wordt daarbij belang gehecht aan overtuigingen in een bepaalde branche, een maatschappelijke groepering of de maatschappij in brede zin.

19.2 Criteria

De oorzaak van de niet-nakoming wordt aan de schuldenaar toegerekend, indien de verhindering op het moment waarop hij de verbintenis aanging voorzienbaar was. Het gaat niet alleen om de omstandigheden die de schuldenaar kon voorzien, maar ook welke hij behoorde te voorzien.

Indien de schuldenaar niet kan nakomen omdat hij niet over voldoende of geen geld beschikt, dan komt deze risico bij de schuldenaar. Het levert geen overmacht op. Als het om de ziekte van de schuldenaar gaat dan dient er eerst worden gekeken of de schuldenaar de prestatie persoonlijk moet verrichten. Verder moet de ziekte bij de schuldenaar niet aan zijn schuld te wijten zijn. De schuldenaar moet de ziekte ook niet hebben voorzien.

De schuldeiser mag ervan uit gaan dat de schuldenaar de nodige bekwaamheid bezit. Onervarenheid levert geen overmacht op. 

Betreft het een werkstaking van personeel, dan moet er worden gekeken of het was te voorzien of de nakoming van de verbintenis ook op andere wijze kon worden bewerkstelligd.

19.3 Rechtspraak

Het arrest Oerlemans/Driessen is van zeer groot belang. Het ging in het arrest om de verkoop tussen professionele partijen van een industrieel vervaardigd product. De Hoge Raad kwam tot de conclusie in dit arrest dat het verkoop van een industrieel vervaardigd product voor risico van de verkoper komt, ook als deze het gebrek kende noch behoorde te kennen.

19.4 Andere factoren die van belang zijn:

  • De werking van redelijkheid en billijkheid
  • De strekking van de verbintenis (Cijsouw/De Schelde), art. 7:658 BW
  • Invloed van de afgesloten verzekeringen.

In beginsel hebben afgesloten verzekeringen geen invloed op de vraag van toerekening. Toch komt het voor dat verzekeringen degelijk een rol kunnen spelen. Denk aan het feit dat een partij bij het aangaan van een verbintenis een verzekering afsluit. Het kan een aanwijzing zijn voor een verkeersopvatting inzake de vraag voor wiens risico een bepaalde schade komt.

 

Hoofdstuk 4 Regeling van verzuim

  1. Ingebrekestelling met aanmaning, art. 6:82 BW

20.1 Inleiding

Is de nakoming nog mogelijk, dan dient de schuldeiser de schuldenaar in verzuim brengen. Zie art. 6:74 lid 2 BW. In beginsel gaat het via de ingebrekestelling met een schriftelijke aanmaning, waarbij de schuldenaar een redelijke termijn voor nakoming wordt gegund. Blijft de nakoming binnen de gestelde redelijke termijn uit, dan treedt het verzuim van de schuldenaar in (art. 6:82 lid 1).

Het komt voor dat een ingebrekestelling geen aanmaning bevat omdat deze nutteloos is. Art. 6:82 lid 2 is van toepassing wanneer nakoming tijdelijk onmogelijk is, of uit de houding van de debiteur blijkt dat een aanmaning nutteloos zou zijn. Andere gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, worden in art. 6:83 BW genoemd.

20.2 De eis van de schriftelijke mededeling

De schuldeiser dient de schuldenaar schriftelijk in gebreke te stellen. Aan de eis van schriftelijke mededeling is voldaan, indien de schuldeiser een fax of  telexbericht verzendt. In het arrest Vos/Den Hartigh werd door de Hoge Raad bepaald dat door het verlijden van een notariële akte aan de eis van de schriftelijke aanmaning voldaan wordt.

Ingebrekestelling kan als een (bijzondere) verklaring worden bezien. Daarom  is art. 3:37 BW inzake de vorm en werking van verklaringen van toepassing. Exploit kan als een vorm van verklaring voor ingebrekestelling dienen. In het exploit kan de schuldenaar worden gedagvaard. Zie art. 3:37 lid 2 voor deze mogelijkheid. Lid 3 van het artikel bepaalt dat de verklaring voor haar werking de ontvanger moet hebben bereikt. De verzender draagt de bewijslast.

  1. Inhoud van een ingebrekestelling

Een ingebrekestelling dient een duidelijke eis en redelijke termijn te bevatten. De schuldenaar moet precies en duidelijk aangeven wat hij vordert, op welke grond en binnen welke termijn de schuldenaar moet nakomen. Ingebrekestelling is een schriftelijke verklaring van de schuldenaar aan de schuldeiser, waarin de schuldeiser de schuldenaar een redelijke termijn gunt om alsnog na te komen. Het moet de schuldenaar duidelijk worden dat de schuldeiser hem voor de onwenselijke gevolgen aansprakelijk stelt.

De redelijke termijn moet redelijk zijn en vooral duidelijk. Bewoordingen als ´met de meeste spoed´ zijn onduidelijk.

  1. Art. 6:82 lid 2 BW, ingebrekestelling zonder aanmaning

Er zijn twee situaties te noemen waarbij de schuldenaar via ingebrekestelling zonder voorafgaande aanmaning in verzuim raakt. Namelijk wanneer hij tijdelijk niet kan nakomen, of uit zijn houding blijkt dat een aanmaning nutteloos is. Hij moet wel een ingebrekestelling zonder aanmaning ontvangen. Ook wel aansprakelijkstelling genoemd.

Krachtens art. 6:87 BW kan een ingebrekestelling zonder aanmaning, maar ook met worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De schuldenaar kan in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding vorderen.

Wanneer is aanmaning nutteloos?

Niet bij iedere tijdelijke onmogelijkheid in de nakoming is sprake van nutteloze aanmaning van art. 6:82 lid 2 BW. Indien de onmogelijkheid van prestatie korter dan de redelijke termijn die de ingebrekestelling met aanmaning stelt, duurt dan is aan art. 6:82 lid 2 niet voldaan. De aanmaning is derhalve niet nutteloos.

  1. Verzuim zonder ingebrekestelling

23.1 Fatale termijn

Art. 6:83 BW noemt drie gevallen waarin het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Sub a van art. 6:83 a noemt het fatale termijn. Wordt het fatale termijn overschreden dan treedt het verzuim van rechtswege in, tenzij dat termijn een andere strekking heeft. De bewijslast dat een overeengekomen termijn geen fatale werking heeft, rust op de schuldenaar.

  1. De andere twee criteria van art. 6:83 BW

Sub b van art. 6:83 BW noemt twee gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. De verbintenis die voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding als bedoeld in art. 6:74 lid 1 BW en die niet terstond wordt nagekomen.

Krachtens sub c van art. 6:83 BW treedt verzuim van rechtswege in, in gevallen waarbij de crediteur uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van zijn verbintenis zal tekortschieten.

Hoewel art. 6:83 BW aanleiding geeft om het artikel limitatief op te vatten, dient de gegeven opsomming volgens de Parlementaire Geschiedenis uitleggend te worden uitgelegd.

Denk aan de aard van de verbintenis. Het kan van de aard van de verbintenis afhangen, dat op het moment dat de desbetreffende verbintenis niet wordt nagekomen, het verzuim intreedt.

Het geven van een garantie kan meebrengen, dat bij een ondeugdelijke nakoming meteen sprake is van verzuim.

Ook redelijkheid en billijkheid kunnen een rol spelen bij het in verzuim laten raken van de schuldenaar zonder een voorafgaande ingebrekestelling. Denk aan het opzettelijk verkeerd of niet nakomen van de schuldenaar. Bij herhaalde klachten van de schuldeiser en meerdere mislukte pogingen tot herstel, achtte de Hoge Raad in het arrest Automatic Signal/ De Haas een ingebrekestelling overbodig.

      25-27.  Art. 6:84 BW

Tijdens het verzuim van de schuldenaar wordt elke onmogelijkheid van nakoming aan de schuldenaar toegerekend. Ontstaat uit de onmogelijke nakoming schade dan dient de debiteur deze schade te vergoeden, tenzij de schuldeiser de schade ook bij behoorlijke en tijdige nakoming zou hebben geleden.

     28. Art. 6:85 BW

De schuldenaar is tijdens zijn verzuim verplicht de vertragingsschade van de schuldeiser te vergoeden.

     29. Art. 6:86 BW

Op grond van art. 6:86 BW kan de schuldenaar zijn verzuim zuiveren. De schuldeiser moet een voldoende aanbod tot nakoming plus betaling van schade en kosten niet afslaan. Anders geraakt hij in schuldeisersverzuim en eindigt het schuldenaarsverzuim. De schuldenaar heeft dan zijn verzuim gezuiverd.

    30. Omzetting van de verbintenis art. 6:87 BW

Is de schuldenaar in verzuim dan is de schuldeiser bevoegd de oorspronkelijk verbintenis omzetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Iedere schriftelijke mededeling van de omzetting aan de schuldenaar is voldoende. De oorspronkelijk verbintenis gaat door de omzetting teniet. De schuldeiser kan dan geen nakoming meer vorderen. Er vindt geen omzetting plaats, indien de ondergeschikte betekenis van de tekortkoming een omzetting niet rechtvaardigt.

     31. Oorzaken waardoor het verzuim kan eindigen:

  • het tenietgaan van verbintenis. Denk aan omzetting, ontbinding, vernietiging, wijziging
  • zuiveren van verzuim
  • de schuldeiser de schuldenaar bevrijdt van de gevolgen van verzuim
  • de schuldeiser in schuldeisersverzuim geraakt.

 

Hoofdstuk 5 Toerekenbare ondeugdelijke nakoming

     32. Algemeen

De vereisten voor schadevergoeding gelden ook wanner er ondeugdelijk is gepresteerd. Er zijn dus drie gevallen te onderscheiden. Nakoming is onmogelijk, nakoming is alleen met vertraging mogelijk en nakoming is ondeugdelijk geschied.

Is de nakoming ondeugdelijk geschied en is de deugdelijke nakoming niet meer mogelijk, dan is de schuldenaar verplicht om vervangende schadevergoeding te betalen. De oorspronkelijke verbintenis wordt dan van rechtswege omgezet in een verplichting tot vervangende schadevergoeding.

Is daarentegen een juiste nakoming nog mogelijk, dan is er slechts sprake van vertraging in de nakoming. Voor schadevergoeding dient de schuldenaar eerst in verzuim te geraken. Zie art. 6:85 en 6:87 BW.

Het kan voorkomen dat de schuldeiser slechts een gedeeltelijke ondeugdelijke prestatie ontvangt. De schuldeiser kan, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan er voor kiezen de gebrekkige prestatie te accepteren en voor de gebrekkige gedeelte vervangende schadevergoeding vorderen. Lees art. 6:87 en 6:74 lid 2 BW. Art. 6:270 over de gedeeltelijke ontbinding is uiteraard ook van toepassing.

 

Hoofdstuk 6 Niet toerekenbaar tekortschieten

   34-35. Twee speciale bepalingen

Als hoofdregel geldt dat de schuldenaar schadeplichtig is, indien de tekortkoming hem kan worden toegerekend. Zie art. 6:74 BW. In art. 6:78 BW is een uitzondering op deze hoofdregel te vinden. In geval van niet-toerekenbare tekortkoming bidet art. 6:78 de schuldeiser een beperkt recht op schadevergoeding. De schuldenaar moet een voordeel genieten, dat hij bij een behoorlijke nakoming niet zou hebben gehad.

Art. 3:296 bepaalt dat bij een tijdelijke onmogelijkheid geen nakoming kan worden geëist. De nakoming is pas opeisbaar indien de verhindering voor nakoming is opgeheven. Bij gedeeltelijke onmogelijkheid kan de schuldeiser slechts van de mogelijke gedeelte nakoming vorderen.

Lid 2 van art. 6:78 BW

Indien het voordeel in een vordering op een derde bestaat, dan kan de schuldenaar aan zijn schadevergoedingsplicht voldoen door overdracht van die vordering. Zie art. 6:103 BW voor de mogelijkheid van de schuldeiser om zijn schadevergoeding anders dan in geld te verkrijgen.

   36. Executie of verrekening

Art. 6:79 BW biedt de schuldeiser de mogelijkheid zich het verschuldigde te verschaffen door executie of verrekening. Het artikel is niet alleen in het geval van overmacht van de schuldenaar van toepassing, maar ook indien de tekortkoming toerekenbaar is.

 

Hoofdstuk 7  Andere gevolgen van niet-nakoming

   37. De plicht van de schuldeiser om duidelijkheid te verschaffen

37.1 Inleiding

De schuldeiser kan kiezen uit drie vorderingen, indien de schuldenaar tekortschiet. Hij kan nakoming vorderen, schadevergoeding en ontbinding van de wederkerige overeenkomst. Krachtens art. 6:88 BW is de schuldeiser verplicht binnen een redelijke termijn de schuldenaar van de vordering op de hoogte te stellen.

Vordert de schuldeiser nakoming en is daaraan binnen een redelijke termijn niet voldaan, dan kan hij vervolgens weer gebruik maken van zijn rechten, zoals bepaald in art. 6:88 lid 1 BW.

Is er sprake van toerekenbaar tekortschieten in de nakoming, dan maakt de schuldeiser slechts aanspraak op schadevergoeding. Gaat het om een verbintenis tot betaling van een geldsom, dan heeft de schuldeiser het recht op betaling van die geldsom (art. 6:88 lid 1 sub a BW). Bij overmacht kan de schuldeiser nog slechts ontbinden (6:88 lid 1 sub b).

   38. Aantekenen van protest binnen een redelijke termijn

38.1 Inleiding

Op grond van art. 6:89 is de schuldeiser verplicht binnen redelijke termijn de schuldenaar op de hoogte te stellen van het gebrek in de nakoming. Hij dient het meteen na de ontdekking van het gebrek te doen. De schuldeiser kan zich niet verweren door te stellen dat hij het gebrek niet had gezien. Er wordt gekeken of de schuldeiser het gebrek redelijkerwijs had moeten ontdekken.

Wanneer had de schuldeiser het gebrek redelijkerwijs moeten ontdekken? Het antwoord op deze vraag hangt van meerdere factoren af. Er dient naar de concrete verhouding tussen de schuldeiser en de schuldenaar te worden gekeken. Daarbij zijn de aard van de prestatie, de aard van de waarneembaarheid van het gebrek, de inhoud van het contract en gebruiken, de deskundigheid van partijen en de mate van verwijtbaarheid van de schuldenaar van groot belang.

De snelheid van het protest van de schuldeiser hangt van verschillende factoren af. Is de schuldeiser een consument, dan is art. 7:23 BW op hem van toepassing. De schuldeiser heeft dan twee maanden de tijd. Voor de vaststelling van de snelheid voor het instellen van protest spelen factoren als de aard van de overeenkomst, de gebruiken en de onderlinge verhouding van partijen een overwegende rol.

Het gevolg voor het te laat indienen van protest is: het verlies van alle rechten ter zake van de tekortkoming. 

   39. Art. 6:90 BW

Lid 1 van art. 6:90 BW verleent de schuldenaar de bevoegdheid de zaak op een geschikte wijze te doen verkopen aan een ander dan de schuldeiser. Er moet wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. De schuldenaar moet een zaak leveren en dit moet onmogelijk zijn, terwijl de zaak snel bederft. Een andere mogelijkheid is dat de bewaring van het goed zo bezwaarlijk is voor de schuldenaar dat het van hem niet kan worden gevergd.

Lid 2 van art. 6:90 BW

Het gevolg is dat de netto-opbrengst voor de zaak in de plaats treedt. De rechten van de schuldeiser ter zake van de tekortkoming komen niet te vervallen.

 

Hoofdstuk 8 Maatregelen vóór opeisbaarheid

Het kan voorkomen dat de schuldeiser reeds vóór de opeisbaarheid van de vordering erachter komt, dat de schuldenaar niet aan zijn verplichten zal voldoen. De schuldeiser staan hiertoe krachtens art. 6:80 BW bepaalde maatregelen ter beschikking.

Eerste situatie betreft de nakoming die niet zonder tekortkoming kan geschieden. Sub b van het artikel beschrijft een geval waarin de schuldeiser uit de mededelingen van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten.

Ten derde is een beroep op art. 6:80 mogelijk, wanneer de schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal tekortschieten, en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen.

De mogelijkheden voor de schuldeiser

Wanneer de schuldeiser zich op één van de drie gevallen kan beroepen, dan kunnen de volgende gevolgen intreden:

  • vordering van schadevergoeding
  • ontbinding van de wederkerige overeenkomst en
  • opschorting van eigen prestatie.

 

Hoofdstuk 9 Boeteclausule

   43. Inleiding

Boetebeding is geregeld in afdeling 9, paragraaf 4 van boek 6 BW. Als boetebeding wordt aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar in geval van tekortschieten een geldsom dient te betalen of een andere prestatie moet voldoen. Zie art. 6:91 BW.

   44. Art. 6:92 BW

In art. 6:92 wordt het werkingsgebied van een boetebeding besproken. Het artikel noemt drie bepalingen. Is de strekking van een boetebeding niet duidelijk, dan dient het in het voordeel van de schuldenaar te worden uitgelegd. Van deze bepalingen is afwijking door partijen mogelijk, omdat de bepalingen van aanvullend recht zijn.

Art. 6:93 bepaalt dat voor het vorderen van nakoming van het boetebeding eveneens een aanmaning noodzakelijk is, als deze is vereist voor het vorderen van schadevergoeding op grond van de wet. Een bedongen boete kan op verlangen van de schuldenaar door de rechter worden gematigd. Matiging geschied alleen wanneer billijkheid dit klaarblijkelijk vereist. Zie art. 6:94 BW.

Partijen kunnen van de matigingsbevoegdheid van de rechter niet afwijken, op straffe van nietigheid van het beding (art. 6:94 lid 3).

Bij een beslissing tot matiging worden alle relevante omstandigheden van het geval betrokken. Voor de bepalende factoren wordt aansluiting gezocht bij de criteria die redelijkheid en billijkheid invullen. Art. 6:2 en 6:248 BW.

De beslissing van de rechter tot matiging van de boete kan door de Hoge Raad niet worden getoetst. De Hoge Raad der Nederlanden gaat niet over de vaststelling van de feiten. In cassatie komen alleen de rechtsvragen aan de orde. Aangezien bij de matigingsbeslissing naar de feitelijke omstandigheden wordt gekeken, is de Hoge Raad daarom niet bevoegd.

Krachtens lid 1 van het artikel mag de matiging niet tot een lagere bedrag leiden dan schadevergoeding op grond van de wet.

Lid 2 van het artikel als aanvulling

Naast een boete, die is bedoeld in de plaats te treden van een schadevergoeding op grond van de wet, kan de rechter op verlangen van de schuldeiser hem aanvullende schadevergoeding toekennen. Ook hier moet de billijkheid een dergelijke beslissing klaarblijkelijk eisen.

 

Hoofdstuk 10 Begrippen

Wanprestatie: een toerekenbare tekortkoming

Overmacht: een niet toerekenbare tekortkoming

Verzuim: de periode waarin de schuldenaar nog niet heeft gepresteerd terwijl tevens aan een aantal eisen is voldaan. In art. 6:81 BW is verzuim vastgesteld. Het gaat om een gekwalificeerde vorm van vertraging. Aan de vereisten van art. 6:81, 82 en 83 moet zijn voldaan, alvorens het verzuim kan intreden. De vereisten voor verzuim vloeien uit art. 6:81 voort:

  1. Er is een opeisbare vordering.
  2. De prestatie blijft uit of geschiedt ondeugdelijk .
  3. De prestatie is niet reeds blijvend onmogelijk.
  4. De vertraging kan de schuldenaar worden toegerekend.
  5. Er is voldaan aan art. 6:82 en 83.

(Ad 5) Ingebrekestelling is verstuurd en de daarin gestelde termijn is verlopen, dan wel sprake is van een uitzondering op het vereiste van de ingebrekestelling (bijvoorbeeld omdat de schuldeiser uit de mededeling van de schuldenaar heeft begrepen dat deze in de nakoming van zijn verbintenis zal tekortschieten).

Niet-nakomen: alle gevallen waarin de schuldenaar niet presteert. Het begrip is ruim gedefinieerd.

Tekortschieten: alle gevallen waarin de prestatie van de schuldenaar afwijkt van hetgeen de verbintenis vergt.

Debiteur: een persoon die iets aan een ander verschuldigd is  

Crediteur: degene die een vordering heeft op de schuldenaar

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
5394