Oude tentamens met uitwerkingen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


 

Inhoudsopgave

Oefententamen 2011-1 open vragen

Oefententamen 2011-2 meerkeuze

Oefententamen 2010-1 open vragen

Oefententamen 2010-2 meerkeuze

Oefententamen 2010-3 open vragen
 

Oefententamen 2011-1 open vragen

CASUS I

Elsa is destijds geboren uit een relatie van haar moeder, Jessy, met Ton, die inmiddels is overleden. Hij is destijds wel betrokken geweest bij de opvoeding van Elsa, maar heeft haar nooit erkend. Buiten twijfel is dat Ton de biologische vader van Elsa is. Elsa is nu meerderjarig en zou heel graag willen dat Ton ook haar juridische vader wordt.

Vraag 1

Kan Elsa deze wens realiseren?

Vraag 2

Waarom zou dit voor Elsa belangrijk kunnen zijn? Noem vier aspecten, die in het

algemeen het juridisch ouderschap belangrijk maken.

Na het overlijden van Ton ontmoet Jessy een nieuwe partner, Clara, met wie zij na verloop van tijd ook in het huwelijk treedt. Clara heeft een sterke kinderwens en wil daaraan samen met Jessy graag uitvoering geven. Zij raakt zwanger met behulp van een donor, een goede vriend van hen beiden, John, en wil graag dat Jessy ook de juridische ouder wordt van haar aanstaande zoon Bob.

Vraag 3

Kan dat?

Vraag 4

Stel dat het niet doorgaat dat Jessy de juridische ouder van Bob wordt, kan John dan Bob erkennen, ook als Clara het daarmee niet eens is?

CASUS II

Na een huwelijk van zeven jaar besluiten Geert en Anne uit elkaar te gaan. Het heeft eigenlijk nooit goed geboterd tussen hen beiden en tegen beter weten in hebben zij geprobeerd het toch vol te houden. Ook de geboorte van hun zoon, Jimmy, heeft in hun relatie geen verbetering gebracht. Na de echtscheiding zijn er vaak hevige conflicten over de opvoeding van Jimmy. Een beroep op mediation heeft geen uitkomst geboden.

Vraag 5

Welke juridische mogelijkheid staat hier voor hen open om uit deze impasse te komen? Ook na verloop van tijd blijkt de situatie niet te veranderen. Het gedrag van Geert is zo onhoudbaar en onberekenbaar dat Anne Jimmy hier niet langer aan wil bloot stellen. Zij zoekt naar een mogelijkheid om verder alleen de opvoedingsverantwoordelijkheid voor Jimmy te dragen.

Vraag 6

Welke juridische mogelijkheid staat haar hiertoe ter beschikking en heeft deze hier een kans van slagen? Stel dat het haar is gelukt om alleen de opvoedingsverantwoordelijkheid voor Jimmy te krijgen; en dat zij nu elke vorm van contact tussen Geert en zijn zoon afhoudt.

Vraag 7

Welke juridische mogelijkheid heeft Geert dan om dat contact af te dwingen?

Na een aantal jaren ontmoet Anne een partner, met wie zij wel een goede relatie heeft kunnen opbouwen. Ook het contact tussen deze partner en Jimmy verloopt positief.

Zij zou daarom graag met deze nieuwe partner het gezag over Jimmy willen uitoefenen.

Vraag 8

Kan dat?

CASUS III

Het huwelijk van Sandy en Koen is stukgelopen en zij willen scheiden. Over de

verzorging van de kinderen hebben zij goede afspraken gemaakt, maar ten aanzien van de alimentatie lukt dit niet. Sandy vraagt de rechter:

1. een bijdrage vast te stellen in de kosten van haar levensonderhoud van € 1.000,- per maand, en

2. een bijdrage vast te stellen in de kosten van hun minderjarige kinderen Patty

(17) en Koen jr (15) van € 500,- per maand per kind.

Zij vraagt de rechter allereerst een bijdrage vast te stellen in de kosten van haar

levensonderhoud, want - zo stelt zij -: “als ik niet genoeg geld heb om in mijn eigen levensonderhoud te voorzien, kan ik ook financieel niet voor de kinderen zorgen, en daar komt bij dat Koen eigen inkomsten heeft uit zijn krantenwijk en Patty werkt bij de supermarkt”.

Vraag 9

Hoe denkt u over haar verzoek (afgezien van de bedragen)?

De rechter heeft een bijdrage vastgesteld voor de kinderen van € 350,- per maand per kind en een bijdrage voor Sandy van € 150,- per maand. Patty wordt echter binnenkort 18.

Vraag 10

Wat betekent dat voor de onderhoudsplicht van Koen jegens haar en wat verandert er bij de betalingen?

Vraag 11

Inmiddels zijn er 11 jaar verstreken na de echtscheiding. Sandy is bang dat zij binnen afzienbare tijd geen alimentatie meer van Koen zal ontvangen en wil graag de zekerheid dat zij nog een aantal jaar financieel door Koen ondersteund wordt. Is dit mogelijk en zo ja op welke gronden?

Sandy hertrouwt met Sui en twee jaar later wordt hun geluk bekroond met de

geboorte, uit Sui, van een prachtige zoon Bram. Bram is – met instemming van Sandy – verwekt door Pieter.

Vraag 12

Hoe is het juridisch geregeld met de onderhoudsplicht van Sandy jegens Bram?

Vraag 13

Hoe is het juridisch geregeld met de onderhoudsplicht van Pieter jegens Bram?

Antwoorden

Casus I

Vraag 1

Ton’s vaderschap kan door de rechtbank worden vastgesteld (artikel 1:207 BW). Elsa is meerderjarig en kan dit, ondanks het overlijden van Ton, verzoeken.

Vraag 2 

Juridisch ouderschap is relevant voor het erfrecht, voor het naamrecht, voor gezag, de nationaliteit en het omgangsrecht. De voorgenoemde aspecten antwoorden dient u toe te lichten aan de hand van de desbetreffende wetsartikelen.

Vraag 3

De enige mogelijkheid voor Jessy om juridisch ouder te worden is via de weg van de adoptie (artikel 1:227 BW). Het verzoek tot adoptie wordt toegewezen indien de rechtbank dit in het belang van het kind acht en voor de toekomst is te voorzien dat het kind redelijkerwijs niet meer te verwachten heeft van zijn ouder. Omdat het hier om een bekende donor gaat, lijkt dat laatste (zeer) te betwijfelen.

Vraag 4

John kan Bob erkennen op grond van artikel 1:204 BW. Echter voor deze erkenning is toestemming nodig van de moeder (artikel 1:204 lid 1 onder c). Zonder deze toestemming is de erkenning in beginsel nietig, tenzij Bob een verzoek kan doen tot vervangende toestemming (lid 3). Deze vervangende toestemming wordt echter alleen gegeven aan de verwekker van het kind. Uit de casus blijkt dat John donor is. Uit het arrest “Adoptie en Zaaddonor” blijkt dat de donor geen verwekker is. Het is voor John dus niet mogelijk om juridisch ouder te worden van Bob.

Casus II

Vraag 5 

Artikel 1:253a BW geeft de ouders de mogelijkheid om geschillen omtrent de uitoefening van het gezag voor te leggen aan de rechtbank. (Het kan hierbij gaan om een algemeen geschil.) De rechtbank zal beslissen in het belang van het kind.

Vraag 6

De rechter kan op grond van artikel 1:251a BW bepalen dat het gezag over een kind aan slechts één van de ouders toekomt. Dit verzoek wordt toegewezen als blijkt dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en er geen uitzicht is op een verbeterde situatie, het zogenoemde klemcriterium (LJN BI3381). (U diende deze casus toe te passen op het klemcriterium en hier uw conclusie aan te verbinden.)

Vraag 7

Geert heeft recht op omgang met Jimmy op grond van artikel 1:377a BW. Dat Geert geen gezag heeft doet hier niet aan af. Geert is en blijft ouder en heeft op die basis op grond van artikel 1:377a BW recht op omgang met Jimmy.

Vraag 8

Op grond van artikel 1:253t BW kan een ander dan een ouder tot het ouderlijk gezag toetreden. Hiervoor is wel vereist dat die ander in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat en dat Geert niet meer met het ouderlijk gezag is belast. Ook als hij geen gezag meer heeft, blijft hij immers ouder. Dit betekent dat vervolgens dient te worden voldaan aan de vereisten van lid 2.

Daaraan lijkt, hoe summier de informatie uit de casus ook is, wel te zijn voldaan.

Casus III

Vraag 9

Dit verzoek zal op twee punten niet slagen. Ten eerste kent artikel 1:400 BW kent namelijk een voorrangsregeling voor kinderalimentatie. Daarnaast behoeven kinderen niet behoeftig te zijn om recht op alimentatie te hebben. Dat de kinderen een bijbaan hebben doen aan dat recht in beginsel niet af (artikel 392-2 /404-1 BW)

Vraag 10

De alimentatieverplichting voor de ouder loopt in principe volgens de wet door tot het kind 21 is. Vanaf 18 gaat het om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor jong-meerderjarigen. Behoeftigheid en ook niet financiële factoren kunnen nu wel een rol spelen. Wat ook verandert, is dat dit nu een betalingsbijdrage wordt van de ouder rechtstreeks aan het kind.

Vraag 11

Sandy kan voordat drie maanden na de beëindiging van de partneralimentatie zijn verstreken een verzoek bij de rechtbank indienen strekkende tot verlenging van de termijn. Zij moet daartoe aantonen dat de beëindiging van de partneralimentatie zo ingrijpend is van aard dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar kan worden gevergd. Artikel 1:157 lid 5 BW

Vraag 12 

Sandy is geen stiefmoeder maar een mee-moeder. Op grond van artikel 1:394 BW is de man die als levensgezel met de moeder heeft ingestemd met de daad die de verwekking van het kind tot heeft gehad verplicht is te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding. In het arrest van de rechtbank Breda (LJN: BM7254) is bepaald dat, ook al spreekt artikel 1:394 BW uitdrukkelijk van “man”, het artikel ook voor de vrouw geldt. (NB: HR 10 augustus 2001 “Onderhoudsplicht mee-moeder” is achterhaald)

Antwoord vraag 13

Zoals in de casus is gegeven, is Pieter de verwekker van Bram. Op grond van artikel 1:394 BW is hij daarom onderhoudsplichtig.

Oefententamen 2011-2 meerkeuze

Vraag 1

Sjaak en Marja zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. Na 5 jaar besluit Sjaak dat hij toch liever verder wil met Eva en vraagt de echtscheiding aan. Tijdens hun huwelijk bewoonden Sjaak en Marja samen de villa die Sjaak al voor het huwelijk had. Sjaak wil nu van het huis af. De huwelijksgemeenschap is ontbonden maar nog niet verdeeld. Kan Sjaak het huis verkopen en leveren?

a. In de verkoop hoeft Marja niet gekend te worden. Sjaak kan het huis leveren omdat hij bestuursbevoegd is.

b. In de verkoop hoeft Marja niet gekend te worden. Maar nu de gemeenschap wel is ontbonden maar nog niet verdeeld, zijn Sjaak en Marja alleen gezamenlijk bevoegd tot levering van het huis.

c. Omdat het de echtelijke woning betreft, moet Marja toestemming geven voor

levering van het huis. Nu de gemeenschap wel is ontbonden maar nog niet

verdeeld, zijn Sjaak en Marja bovendien alleen gezamenlijk bevoegd tot levering

van het huis.

d. Omdat het de echtelijke woning betreft, moet Marja toestemming geven voor

levering van het huis. Wel kan Sjaak het huis leveren omdat hij bestuursbevoegd is.

Vraag 2

Martijn en Mimi zijn zes jaar getrouwd geweest in gemeenschap van goederen. In 2010 zijn zij gescheiden. De gemeenschap is ontbonden, maar nog niet verdeeld. In 2009 heeft Martijn een reis naar de Seychellen eilanden geboekt bij Sunny Tours, maar is bij de betaling . 3.000 euro - in gebreke gebleven. Wie is er aansprakelijk voor deze schuld, of een deel daarvan?

a. Alleen Martijn voor 3000 euro.

b. Zowel Martijn als Mimi, allebei voor 1500 euro.

c. Martijn voor 3000 euro, Mimi voor 1500 euro.

d. Martijn voor 3000 euro, Mimi voor 3000 euro.

Vraag 3

Carmen en Bart zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. Er waren bij de sluiting van het huwelijk geen privevermogens. Carmen heeft nu een waardevol schilderij verkregen, onder uitsluitingsclausule, dat in de woonkamer wordt opgehangen. Een bevriende kunstkenner wijst erop dat het schilderij dringend schoongemaakt en hersteld moet worden. Bart en Carmen komen dit overeen met Henk, maar de kosten, 980 euro, betalen zij niet, omdat het resultaat hen tegenvalt. Wat geldt voor aansprakelijkheid en draagplicht ten aanzien van deze schuld?

a. Bart is aansprakelijk voor deze gemeenschapsschuld.

b. Bart en Carmen zijn aansprakelijk voor deze prive-schuld van Carmen.

c. Carmen is aansprakelijk voor deze prive-schuld van Carmen.

d. Bart en Carmen zijn aansprakelijk voor deze gemeenschapsschuld.

Vraag 4

Bernadet koopt in een winkel een paar schaatsen, maat 46, als verrassing voor haar echtgenoot Cees. Cees en Bernadet zijn zonder huwelijkse voorwaarden getrouwd. Beiden hebben een arbeidsinkomen, dat maandelijks nagenoeg geheel in de huishouding wordt besteed. Wie heeft het bestuur over de schaatsen?

a. Bernadet omdat zij de schaatsen in de winkel betaalt.

b. Cees omdat de schaatsen voor hem bestemd zijn.

c. Cees en Bernadet samen omdat de schaatsen in de wettelijke gemeenschap van goederen zijn gevallen.

d. Bernadet omdat de schaatsen aan haar geleverd zijn.

Vraag 5

Carrie en Rob zijn geregistreerd partners, met partnerschapsvoorwaarden, die elke gemeenschap uitsluiten. Zij genieten elk een gemiddeld inkomen, dat elke maand haast volledig opgaat in de huishouding. Rob zet zich in zijn vrije tijd in voor het milieu. Een bekende milieu-activist, Gijsbrecht, wil actie voeren tegen de kap van een bos, en zich daartoe in een te bouwen - boomhut 20 meter hoog in een oude beuk, verschansen. Hij vraagt financiele ondersteuning en Rob stort 750 euro op Gijsbrechts rekening. Carrie vindt dit een veel te groot bedrag. Kan zij nog iets doen tegen deze financiele ondersteuning van Gijsbrecht?

a. Ja, zij kan deze rechtshandeling vernietigen omdat haar toestemming hiervoor

vereist is.

b. Neen, het betreft immers Robs prive-vermogen: dan geldt geen

toestemmingseis.

c. Neen, weliswaar is hier toestemming vereist, maar dat geldt niet tegenover

Gijsbrecht, nu deze niet wist of hoefde weten dat Rob geregistreerd partner is

van Carrie.

d. Neen, het geregistreerd partnerschap kent hiervoor geen toestemmingseis.

Vraag 6

Dido en Bob zijn getrouwd zonder huwelijkse voorwaarden. Zowel Dido als

Bernard hebben prive-vermogen uit een erfenis verkregen. Dido laat het echtelijke woonhuis, een gemeenschapsgoed, verbouwen voor 10.000 euro. De aanneemsom wordt niet voldaan. De aannemer verkrijgt een vonnis dat hem (onder meer) het recht geeft zich voor het volledige bedrag van 10.000 euro op het prive vermogen van Dido te verhalen. Het verhaal vindt plaats. Welke bewering is juist?

a. Dido verkrijgt een vordering van 5.000 euro op het prive-vermogen van

Bernard, omdat Bob voor de helft moet bijdragen.

b. Dido verkrijgt een vordering van 5.000 euro op Bob, maar deze mag

verwijzen naar gemeenschapsgoed dat voldoende verhaal biedt.

c. Dido verkrijgt geen vordering, omdat zij alleen aansprakelijk voor deze schuld

was.

d. Dido verkrijgt een vordering van 10.000 euro op het gemeenschappelijk

vermogen, omdat het hier een gemeenschapsschuld betreft.

Vraag 7

Juut en Ben zijn al 20 jaar getrouwd, als dan toch de wens opkomt, bij beiden, om te gaan scheiden. Juut heeft uit erfenis enig tot haar familie horend antiek serviesgoed verkregen (A). Ben heeft een vordering op een verzekeringsmaatschappij in verband met smartengeld na een verkeersongeval (B). Ook moet hij nog voor 700 euro verkeersboetes betalen (C). Ben heeft van zijn vader een kostbaar horloge gekregen, mondeling heeft zijn vader gezegd dat het voor hem alleen bestemd is, en niet in enige gemeenschap van goederen valt (D). Wat valt in de gemeenschap?

a. Categorie (A) tot en met (D) valt in de gemeenschap.

b. Categorie (B) tot en met (D) valt in de gemeenschap.

c. Categorie (A) en (C) vallen in de gemeenschap.

d. Categorie (A) (C) en (D) vallen in de gemeenschap.

Vraag 8

Johan en Carlijn zijn buiten gemeenschap van goederen getrouwd maar er geldt wel een verrekenbeding krachtens hetwelk overgespaard inkomen elk jaar bij helfte moet worden verdeeld. Carlijn heeft echter nooit inkomen gehad. Carlijn heeft wel prive een huis, dat 40.000 euro waard is als Johan er nog eens 40.000 euro (overgespaard inkomen) in investeert. Als Carlijn en Johan willen gaan scheiden, is dat huis 160.000 euro waard. Er is verder nooit overgespaard inkomen geweest. Waarop heeft Johan recht in verband met de investering in het huis?

a. Johan heeft recht op 20.000 euro.

b. Johan heeft recht op 40.000 euro.

c. Johan heeft recht op 60.000 euro.

d. Johan heeft recht op 80.000 euro.

Vraag 9

Harry is overleden. Hij heeft bij testament zijn partner Maartje, hun - nog minderjarige - kinderen Xander en Ellie, en een meerderjarig kind uit een eerdere relatie, Boris, tot erfgenaam benoemd, voor gelijke delen. De erfenis bedraagt 30.000 euro. Floris verwerpt, de anderen aanvaarden, de kinderen beneficiair.

Een jaar later blijkt er een grote fiscale vordering te zijn van maar liefst 33.000 euro. Wie kunnen worden aangesproken en voor welk bedrag?

a. Alleen Maartje.

b. Maartje, Xander en Ellie elk voor een derde van de vordering.

c. Maartje, Xander, Ellie en Floris elk voor een vierde.

d. Maartje, Xander en Ellie, waarbij het deel van Xander en Ellie elk 10.000 is.

Vraag 10

Welke van onderstaande beweringen is onjuist?

a. Plaatsvervulling komt alleen voor in het versterferfrecht.

b. Tegenover een stiefouder kan een kind in de wettelijke verdeling steeds

omzetting van een onopeisbare geldvordering in een recht op goederen verlangen.

c. Als een langstlevende echtgenoot redelijkerwijs in staat is zelf in zijn of haar

verzorging te voorzien, speelt dit in beginsel niet mee bij de beoordeling of die

echtgenoot met succes het vruchtgebruik van de tot de nalatenschap behorende

echtelijke woning van de erfgenamen kan vorderen.

d. Geen van bovenstaande beweringen is onjuist

Vraag 11

Vrijgezel Marcus overlijdt op 35 jarige leeftijd. Hij laat een positief vermogen van 56.000 euro na. Hij heeft geen testament gemaakt. Zijn moeder, twee broers en een zus uit hetzelfde huwelijk leven nog. Uit een later huwelijk van zijn overleden vader zijn nog twee zonen geboren, de jongste is geboren 2 maanden na het overlijden van zijn vader. Op hoeveel euro heeft ieder recht?

a. Moeder heeft recht op 14.000 euro, de broers en zus elk op 12.00 euro, de oudste andere zoon van vader op 6.000 euro.

b. Moeder heeft recht op 14.000 euro, de broers en zus elk op 10.500 euro, de

andere zonen van vader elk op 5050.

c. Moeder, de broers en de zus hebben elk recht op 11.200 euro, de andere zonen van vader elk op 5.600 euro.

d. Moeder heeft recht op 14.000 euro, de broers, de zus en de andere zonen van

vader elk op 8.400 euro.

Vraag 12

Celine overlijdt. Zij was in gemeenschap van goederen gehuwd met Benji. De

gemeenschap heeft een waarde van 600.000 euro. Het echtpaar heeft 2 kinderen Corne en Daantje. Daantje is vooroverleden maar had op haar beurt twee dochters: Fleur en Greta. Er is een testament dat alleen inhoudt dat Corne onterfd wordt. Op welk bedrag heeft Corne recht als hij niet berust in de onterving?

a. nihil

b. 50.000

c. 75.000

d. 100.000

Vraag 13

 Welke uitspraak is onjuist?

a. Een legitieme is opeisbaar vanaf 6 maanden na het overlijden van erflater, maar dit geldt niet wanneer de regeling inzake de wettelijke verdeling van toepassing is op de betrokken nalatenschap.

b. Een afstammeling die een erfenis verwerpt, kan nog wel zijn legitieme inroepen.

c. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt kan geldig een

uiterste wilsbeschikking maken.

d. Geen van bovenstaande uitspraken is onjuist.

Vaag 14

Welke stelling is juist?

a. Als X onherroepelijk veroordeeld is wegens moord op Y met wie hij in

gemeenschap van goederen is getrouwd, is dat geen grond af te wijken van het

principe dat de ontbonden gemeenschap bij helfte wordt verdeeld; ook is X . in

beginsel - erfgenaam van Y.

b. Als X onherroepelijk veroordeeld is wegens moord op Y met wie hij in

gemeenschap van goederen is getrouwd, is dat geen grond af te wijken van het

principe dat de ontbonden gemeenschap bij helfte wordt verdeeld; wel kan X . in

beginsel - geen erfgenaam van Y zijn.

c. Als X onherroepelijk veroordeeld is wegens moord op Y met wie hij in

gemeenschap van goederen is getrouwd, is dat een grond af te wijken van het

principe dat de ontbonden gemeenschap bij helfte wordt verdeeld; wel is X . in

beginsel - erfgenaam van Y.

d. Als X onherroepelijk veroordeeld is wegens moord op Y met wie hij in

gemeenschap van goederen is getrouwd, is dat een grond af te wijken van het

principe dat de ontbonden gemeenschap bij helfte wordt verdeeld; ook kan X . in

beginsel - geen erfgenaam van Y zijn.

Vraag 15

Welke uitspraak is juist?

a. Door te verwerpen eindigt het erfgenaamschap.

b. Door (zuiver) te aanvaarden begint het erfgenaamschap per datum aanvaarding.

c. Door (zuiver) te aanvaarden begint het erfgenaamschap per datum overlijden.

d. Geen van voorgaande uitspraken is juist.

Vraag 16

Welke uitspraak is onjuist?

a. Een legaat is een schuld van de nalatenschap die slechts ten laste van de

nalatenschap wordt voldaan indien de overige schulden ten volle zijn voldaan.

b. Een meerderjarig kind dat niet in familierechtelijke betrekking staat tot de erflater heeft een aanspraak op een som ineens als hij dat voor zijn verzorging nodig heeft.

c. Verklaringen van een overledene over zijn nalatenschap die hij buiten zijn

testament heeft gedaan, kunnen van belang zijn indien het testament zonder acht te slaan op die verklaringen geen duidelijke zin heeft.

d. Geen van bovenstaande uitspraken is onjuist.

Vraag 17

Welke bewering is juist?

a. Bij de uitoefening van het wilsrecht van het kind in de wettelijke verdeling dat

goederen wil in plaats van een onopeisbare geldvordering, kan zaaksvervanging

een rol spelen, in de zin dat voor nagelaten goederen in de plaats gekomen

goederen object van het wilsrecht kunnen zijn.

b. Een aanspraak van een legitimaris kan zelfs geldend gemaakt worden indien de langstlevende echtgenoot met succes een vruchtgebruik over alle goederen van de nalatenschap heeft geclaimd.

c. Door na openvallen van een nalatenschap langdurig stil te zitten verwerpt men

impliciet de erfenis.

d. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 18

Dick is dood. Er is geen testament Zijn echtgenoot Jennifer en hun meerderjarige kinderen Albert en Windsor hebben allen zuiver aanvaard, maar zij zijn nog niet met de afwikkeling van de nalatenschap klaar als Bul Super aanklopt om een zakelijke vordering van 50.000 euro te innen. Wat is juist?

a. Jennifer is aansprakelijk en draagplichtig, de kinderen niet.

b. Jennifer en de kinderen zijn aansprakelijk en draagplichtig.

c. Jennifer en de kinderen zijn aansprakelijk, Jennifer is draagplichtig.

d. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 19

Er zijn diverse verschillen tussen de figuur van de curatele en die van het bewind ter bescherming van meerderjarigen. Wat is onjuist?

a. Een beschermingsbewind kan gedeeltelijk zijn, curatele niet.

b. Curatele laat minder bevoegdheden van de te beschermen persoon in stand dan beschermingsbewind.

c. Degene die met een curandus contracteert vindt meer bescherming dan degene die contracteert met iemand wiens goederen onder beschermingsbewind zijn geplaatst.

d. Curatele wordt altijd gepubliceerd, beschermingsbewind slechts in enkele

specifieke gevallen.

Vraag 20

Brenda (89) is de laatste tijd minder helder van geest aan het worden. Zij woont in een groot huis dat al meer dan een eeuw in de familie is. Er wordt een beschermingsbewind ingesteld over al haar goederen, waarbij haar dochter Lucile de bewindvoerder is. Een jaar na de instelling van het bewind hoort Lucile dat Brenda een paar dagen geleden de kunstcollectie voor een tentoonstelling in Japan heeft uitgeleend aan Endstra.
Wat erg onhandig is nu de familie van plan is die collectie te verkopen. Wat is juist?

a. Tot de uitleen is Brenda niet bevoegd, deze kan vernietigd worden

b. Tot de uitleen is Brenda slechts samen met Lucile bevoegd, deze kan vernietigd worden

c. Tot de uitleen is Brenda niet bevoegd, deze kan vernietigd worden, tenzij

Endstra het bewind niet kende of behoorde te kennen.

d. Tot de uitleen is Brenda slechts samen met Lucile bevoegd, deze kan vernietigd worden, tenzij Endstra het bewind niet kende of behoorde te kennen.

Antwoorden meerkeuzevragen

 

vraag

antwoord

vraag

antwoord

vraag

antwoord

1

b

8

b

15

c

2

c

9

d

16

b

3

b

10

a

17

a

4

d

11

b

18

c

5

a

12

b

19

c

6

d

13

d

20

c

7

c

14

d

 

 

Oefententamen 2010-1 open vragen

CASUS I

Aan Piet komt na een aantal jaren ter ore dat hij uit een vluchtig contact een zoon zou hebben gekregen, Willem geheten. Er komt een ontmoeting tot stand tussen Piet en Willem en dat verloopt voor beiden verrassend positief. Zij blijven elkaar nadien regelmatig zien. Piet wil Willem daarom ook graag als zijn zoon erkennen. Willem is altijd vaderloos gebleven. Willem – inmiddels 15 jaar ‐ aarzelt echter.

Vraag 1

Kan de erkenning door Piet in het uiterste geval ook tegen de wil van Willem tot stand komen? Piet is getrouwd en zijn vrouw voelt zich erg bedreigd door de hele situatie en deelt hem mee dat zij zich tegen een eventuele erkenning door Piet zal verzetten.

Vraag 2

Heeft haar verzet juridisch gezien kans van slagen? Stel dat Willem graag wil dat Piet zijn juridische vader wordt en Piet daar niets voor voelt. Hij beweert ten einde raad dat hij er toch niet zo zeker van is dat hij Willems biologische vader is .

Vraag 3

Kan Willem ook onder deze omstandigheden een poging doen – met kans op succes ‐ om een juridische band met Piet te vestigen? Stel dat er een vergissing in het spel blijkt te zijn en Piet inderdaad niet de biologische vader is van Willem.

Vraag 4

Kan Willem zijn moeder dan dwingen de identiteit van zijn verwekker prijs te geven?

Antwoorden Casus I

Vraag 1

In beginsel is een erkenning die is gedaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het kind van twaalf jaar of ouder nietig (artikel 1:204 lid 1 sub b). Indien Piet – zonder de toestemming van Willem – zijn zoon wil erkennen dan kan hij de rechtbank verzoeken de toestemming van Willem te vervangen door toestemming van de rechtbank. Dit is alleen mogelijk indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden en de man de verwekker van het kind is (artikel 1:204 lid 3). Zie ook arrest vervangende toestemming. In dit geval is er geen aanleiding om aan te nemen dat Piet niet de verwekker is nog dat de moeder van Willem of Willem zelf in hun belangen wordt geschaad. Erkenning tegen de wil van Willem in is in dit geval dus mogelijk (Conclusie). Eventueel noemen bijzonder curator ten behoeve van Willem (artikel 1:212 BW).

Vraag 2

Ingevolge artikel 1:204 lid 1 sub e is een door een op het tijdstip van de erkenning met een andere vrouw gehuwde man gedane erkenning nietig, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen de man en de moeder een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. In dit geval is er geen sprake van een band die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen; er is immers slechts sprake van een vluchtig contact. De vraag is dus of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen Piet en Willem. Deze vraag mag zowel bevestigend als ontkennend beantwoorden.

Vraag 3

Willem kan een beroep doen op artikel 1:207 lid 1 sub b en de rechter verzoeken het vaderschap van Piet vast te stellen. Nu de Piet beweert dat hij er toch niet zo zeker van is dat hij de vader is kan de rechtbank een DNA-onderzoek bevelen. Hiervoor is noodzakelijk en voldoende dat op grond van de ten processe gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de man de verwekker is. De rechter kan oordelen dat de inbreuk van een DNAonderzoek op de lichamelijke integriteit van de man gerechtvaardigd is arrest DNA en bewijs van verwekkerschap. In dit geval kan Willem dus – met kans op succes – een poging doen om het vaderschap van Piet gerechtelijk te laten vaststellen (conclusie). Eventueel noemen bijzonder curator ten behoeve van Willem (artikel 1:212 BW).

Vraag 4

In het arrest Valkenhorst heeft de Hoge Raad bepaald dat het recht van een meerderjarig kind om te weten door wie het is verwekt prevaleert boven het (in het recht op respect voor haar privéleven) recht van de moeder om dit tegenover haar kind verborgen te houden. Het ging hier echter wel om een uitspraak die betrekking heeft op een instelling die beschikte over de gegevens van de moeder; de instelling deed een beroep op de geheimhoudingsplicht. Als de moeder beschikt over de gegevens kun het waarschijnlijk wel afdwingen. Zie ook niet verplichte arrest recht op kennis afstamming.

CASUS II

Peter en Anne besluiten na een huwelijk van een jaar of zeven uit elkaar te gaan. Over de echtscheiding zijn zij het samen wel eens, maar over de vraag hoe na de echtscheiding de opvoeding voor hun dochter Jenna dient te worden geregeld, zijn zij het grondig oneens. Het uitspreken van de echtscheiding loopt daardoor aanzienlijke vertraging op.

Vraag 5

Welke wettelijke bepaling is daar debet aan en welke afspraken dienen Peter en Anne in dit kader te maken om de echtscheiding te kunnen realiseren? Ook nadat de echtscheiding is uitgesproken, blijven de problemen over de opvoeding van Jessica echter aanhouden. Deze verergeren als Anne een nieuwe partner ontmoet, met wie zij praktisch gezien samen voor de opvoeding van Jenna zorgt. Peter onttrekt zich daarom hieraan steeds meer en zou er zelfs helemaal geen moeite mee hebben, als Anne samen met haar nieuwe partner de opvoedingsverantwoordelijkheid voor Jenna ook formeel zou hebben.

Vraag 6

Kan Anne dat ook in juridische zin realiseren?

Jenna vindt het als zij wat ouder is – zij is inmiddels 14 jaar ‐ eigenlijk heel jammer dat zij al vier jaar geen contact meer met Peter heeft gehad en zoekt naar mogelijkheden om daarin verandering te brengen.

Vraag 7

Welke juridische mogelijkheden staan haar daartoe ter beschikking?

Peter is intussen een geregistreerd partnerschap met Lisa aangegaan. Lisa bevalt al spoedig van een zoon, Joost. Omdat hij niet zeker is of hij de biologische vader is, heeft Peter Joost niet erkend.

Vraag 8

Hoe is in deze situatie de opvoedingsverantwoordelijkheid voor Joost geregeld?

Antwoorden Casus II

Vraag 5

Ingevolge artikel 815 lid 2 & 3 Rv j◦ 1:253 a lid 2 dienen Peter en Anne een ouderschapsplan op te stellen. Dit ouderschapsplan dient in ieder geval afspraken te bevatten omtrent:

- de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken verdelen, of het recht en de verplichting tot omgang vormgeven;

- de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen

omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;

- de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.

Vraag 6

Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders – ook na echtscheiding – gezamenlijk met het gezag belast blijven (artikel 1:251 lid 2 BW). Marlies kan op grond van artikel 1:253n BW de rechter verzoeken – op grond van een wijziging van omstandigheden – het gezag voortaan alleen aan haar toe te kennen. Bij een dergelijk verzoek is artikel 1:251a van overeenkomstige toepassing zodat dit verzoek alleen kan worden toegewezen indien:

– er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verandering in zou komen, of

– wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Indien het gezag voortaan aan haar toekomt kan zij – op de voet van artikel 1:253t – nadat zij het gezag drie jaar alleen heeft uitgeoefend en haar partner ten minste een jaar direct voorafgaand aan het verzoek voor Jenna gezorgd heeft de rechter vragen haar samen met haar nieuwe partner met het gezag te belasten. Peter is echter nog steeds wel ouder en dat betekent dat het verzoek wordt afgewezen indien mede in het licht van zijn belangen gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

Vraag 7

Jenna heeft op grond van artikel 1:377a recht op omgang met haar ouders. Peter is (ondanks een eventuele gezagswijziging) nog steeds de juridisch vader van Jenna. De rechter kan op grond van artikel 1:377g, indien blijkt dat Jenna er prijs op stelt (bijvoorbeeld door haar verzoek middels een briefje aan de rechter kenbaar te maken, ambtshalve een beslissing geven op de voet van artikel 1:377a en 1:377b.

Vraag 8

Het geregistreerd partnerschap heeft geen afstammingrechtelijke gevolgen. Peter is dus geen vader geworden van Joost in de zin van artikel 1:199 BW. Ingevolge artikel 1:253sa oefenen een ouder en zijn geregistreerde partner die niet de ouder is over een staande het gp geboren kind gezamenlijk het gezag uit, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder. In dit geval is er geen sprake van een andere ouder zodat Peter dus samen met Lisa het gezag uitoefent (conclusie).

CASUS III: ALIMENTATIE

Niels en Anke zijn na een huwelijk van 7 jaar gescheiden. De

echtscheidingsbeschikking is op 12 januari 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Om de gevolgen van de echtscheiding goed te regelen hebben zij een convenant gesloten. In het convenant hebben zij onder meer de volgende bepalingen opgenomen.

Artikel 1: De beide kinderen van partijen zullen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vader.

Artikel 2

De moeder zal aan de vader een bijdrage ter zake de kosten van verzorging en opvoeding voldoen van € 250,permaand per kind.

Artikel 3

Nu beide ouders een inkomen genieten van ongeveer € 1.400,netto per maand kunnen zij beiden in het eigen levensonderhoud voorzien en zal de een niet gehouden zijn een bijdrage in de kosten van levensonderhoud te voldoen aan de ander.”

Zij hebben in het convenant geen beding van niet‐wijziging opgenomen. Enige tijd na de echtscheiding bedenkt Anke zich dat zij sinds de echtscheiding in verhouding te veel kinderalimentatie betaalt aan Niels. Zij wendt zich tot een advocaat met de vraag of het mogelijk is om – zo mogelijk met terugwerkende kracht ‐ minder alimentatie te gaan betalen. Vaststaat dat Niels en Anke niet bewust hebben willen afwijken van de wettelijke maatstaven.

Vraag 9

U bent de advocaat van Anke. Adviseer haar in de te nemen stappen.

Stel dat Anke bovendien kort geleden haar baan is kwijtgeraakt en

aangewezen is geraakt op een WW‐uitkering.

Vraag 10

Kan Anke nu ook partneralimentatie vorderen?

Zo ja; op welke grond en wat moet Annemiek daarvoor aanvoeren?

Zo nee; waarom niet?

Vraag 11

Op welke datum eindigt in beginsel de door Niels aan Anke te betalen

partneralimentatie? Drie jaar later gaat Anke samenwonen met een nieuwe partner met twee eigen kinderen. Niels is in diezelfde periode hertrouwd, maar woont niet samen met zijn nieuwe vrouw.

Vraag 12

Heeft deze nieuwe situatie invloed op de kinderalimentatie?

Vraag 13

Heeft deze nieuwe situatie invloed op de partneralimentatie?

Antwoorden Casus III

Vraag 9

U bent de advocaat van Anke. Adviseer haar in de te nemen stappen.

Antwoord: Anke dient een verzoek in te dienen bij de rechtbank strekkende tot wijziging van de kinderalimentatie met terugwerkende kracht. Het gaat om een alimentatie die is vastgesteld bij overeenkomst. De overeenkomst kan worden gewijzigd indien zij is aangegaan met een grove miskenning van de wettelijke maatstaven artikel 1:401 lid 5. Anke zal dus moeten aantonen dat er sprake is van grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Wettelijk maatstaf voor de bepaling van alimentatie is de draagkracht van de ouders; de onderhoudsverplichting voor kinderen bestaat ongeacht behoeftigheid (artikel 392 lid 2 j◦ 1:404 BW. Ten aanzien van de termijn is artikel 1:402 BW van toepassing; aan de rechter komt een ruime vrijheid toe om de datum van de wijziging te bepalen. De rechter zal echter terughoudend zijn bij bepaling met terugwerkende kracht.

Stel nu dat Anke in de tussenliggende periode haar baan is kwijtgeraakt en nu aangewezen op een WW-uitkering.

Vraag 10

Kan Anke nu ook partneralimentatie vorderen?

Zo ja; op welke grond en wat moet Anke daarvoor aanvoeren?

Zo nee; waarom niet?

Antwoord:

Ja, zij kan een verzoek tot wijziging van het convenant indienen op grond van een wijziging van omstandigheden zoals bedoeld in artikel 1:401 BW. Anke had immers ten tijde van de echtscheiding een baan waarmee zij een inkomen van ongeveer €1.400,- verwierf daarin is verandering gekomen nu zij haar baan is kwijtgeraakt.

Zij moet daartoe aantonen dat zij nu behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Haar behoefte wordt niet alleen bepaald door haar inkomen, maar ook door hetgeen zij in redelijkheid kan verwerven.

Vraag 11

Op welke datum eindigt in beginsel de door Niels aan Anke te betalen

partneralimentatie?

Antwoord:

Artikel 1:157 lid 4 BW; de termijn voor alimentatie is 12 jaar en vangt aan op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. In casu eindigt de partneralimentatie in beginsel dus op 12 januari 2021.

Vraag 12

Heeft deze nieuwe situatie invloed op de kinderalimentatie?

Antwoord:

Beide ouders hebben naar rato van draagkracht een verplichting tot verstrekking van levensonderhoud voor hun minderjarige kinderen (artikel 1:404 BW). Zowel de verandering bij Niels als die bij Anke zou dus van invloed kunnen zijn.

Nu Niels is hertrouwd is er in beginsel sprake van een stiefouder op wie ook een onderhoudsplicht rust. Hij woont echter niet samen met zijn nieuwe echtgenote; de kinderen behoren dus niet tot haar gezin zodat de onderhoudsverplichting van een stiefouder voor haar niet van toepassing. Artikel 1:392 j◦ 1:395. Anke is slechts gaan samenwonen; op haar nieuwe partnerrust derhalve geen wettelijke onderhoudsplicht. Artikel 1:392 j◦ 1:395. Echter de verandering in de samenstelling van het gezin van Anke is wel iets waar rekening gehouden mee dient te houden bij de bepaling van haar draagkracht/ kosten van haar nieuwe gezin, Zie ook: arrest: kinderalimentatie bij nieuw gezin (arrest 72 AA bundel).

Vraag 13

Heeft deze nieuwe situatie invloed op de partneralimentatie?

Antwoord:Artikel 1:160 BW; de verplichting om alimentatie te betalen eindigt indien de gewezen echtgenoot opnieuw in het huwelijk treedt, dan een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenwoont als waren zij gehuwd of hadden zij hun partnerschap laten registreren. Om aan te nemen of er sprake is van ‘samenwonen als ware zij gehuwd’ moet er sprake zijn van:

- samenwoning;

- gemeenschappelijke huishouding;

- affectieve relatie van duurzame aard;

- wederzijdse verzorging.

Niels is opnieuw in het huwelijk getreden; een eventuele alimentatieverplichting van A aan N is derhalve geëindigd. Anke is gaan samen wonen of een eventuele alimentatieverplichting van N aan A is geëindigd hangt af van de vraag of dit samenwonen kan worden gekwalificeerd als ‘samenwonen als ware zij gehuwd’.

Oefententamen 2010-2 meerkeuze

Vraag 1

Men kan een erfenis aanvaarden, beneficiair aanvaarden dan wel verwerpen. Een verschil tussen de drie keuzes is:

  1. slechts bij verwerping is er sprake van terugwerkende kracht van de keuze tot het moment van overlijden

  2. slechts een zuivere aanvaarding kan zowel impliciet als expliciet geschieden

  3. slechts bij zuivere aanvaarding zijn erfgenamen aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap

  4. slechts bij zuivere en beneficiaire aanvaarding zijn erfgenamen aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap

 

Vraag 2

Welke stelling is onjuist?

  1. Om als ouder bij versterf te kunnen erven van een kind, moet er een familierechtelijke betrekking zijn tussen hen.

  2. Om als legitimaris te kunnen optreden moet er een familierechtelijke betrekking zijn met de erflater.

  3. Een kind dat verwekt is door erflater, maar niet erkend, komt in geen geval een aanspraak op verzorging tegenover de gezamenlijke erfgenamen toe.

  4. Een legaat is een schuld van de nalatenschap.

 

Vraag 3

Betina en Ben zijn gescheiden, tot verdriet van hun zonen Jeroen en Karel. Niet veel later trouwt Ben met Lisa, die 2 kinderen heeft. Als Ben 2 jaar later, zonder testament, overlijdt, willen Jeroen en Karel in plaats van de nog niet opeisbare geldsom, die hen volgens Lisa als aandeel in de nalatenschap van Ben toekomt, liever een aandeel in de eigendom van het appartement van Ben. Hebben zij daar recht op?

 

  1. Neen, ze hadden daarom moeten vragen toen Ben aangifte deed van zijn huwelijk met Lisa.

  2. Ja, maar wel komt Lisa (desgewenst) een vruchtgebruik op de aandelen van Jeroen en Karel in het appartement toe.

  3. Ja. Lisa komt hierbij geen vruchtgebruik op de aandelen van Jeroen en Karel in het appartement toe.

  4. Neen, wel kan dit verlangd worden van de kinderen van Lisa, als zij bij het overlijden op grond van de wet haar erfgenaam zijn.

 

Vraag 4

Sonja is getrouwd met Arno en samen zijn ze ouder van Lis, Kris, Wil en Alex. Sonja had al een dochtertje, Maartje. Lis komt door een noodlottig ongeval te overlijden, zonder testament. Welke rechten op haar nalatenschap zijn er?

 

  1. De nabestaanden hebben allen recht op 1/6 van de waarde van de nalatenschap.

  2. Allen hebben recht op 2/11 van de waarde, maar Maartje komt 1/11 toe.

  3. De nabestaanden hebben allen recht op 1/5 van de waarde, alleen Maartje heeft geen recht op deze nalatenschap.

  4. Arno en Sonja hebben elk recht op ¼ van de waarde, Kris, Wil en Alex op 1/7, Maartje op 1/14.

 

Vraag 5

Mikkie en Mitchell zijn getrouwd en hebben drie kinderen Jenna, Esra en Sofie. Mitchell heeft geen testament opgesteld. Als Mitchell overlijdt, wil Mikkie graag dat Sofie als erfgenaam de auto verkrijgt. De verdere verdeling wil zij volgens de wet laten verlopen. Kan dit?

  1. Ja, als de auto niet meer waard is dan Sofie’s erfdeel kan dat.

  2. Nee, Sofie kan niet op basis van de wettelijke verdeling alleen, in plaats van een geldvordering een auto verkrijgen.

  3. Ja, gedeeltelijke ongedaanmaking van de voor dit geval voorziene wettelijke verdeling is nu mogelijk, en biedt een oplossing.

  4. Ja, als alle betrokkenen hiermee instemmen, kan dit.

 

Vraag 6

Twee stellingen.

I De legitimaire aanspraak is in beginsel een aanspraak op (een deel van de) goederen van de erflater; de legitimaris mag echter ook op een aandeel in de waarde van die goederen aanspraak maken.

II De aanspraak van een onterfde echtgenoot dat in zijn of haar verzorgingsbehoefte wordt voorzien, staat achter ten opzichte van die van de onterfde afstammeling die zijn legitieme inroept.

  1. I is juist, II is juist

  2. I is onjuist, II is onjuist

  3. I is juist II is onjuist

  4. I is onjuist, II is juist

 

Vraag  7

Nadat zijn echtgenote Nadia is overleden, met wie Leo 3 kinderen heeft, vindt Leo het geluk bij Debbie, die 1 kind heeft. Zij gaan een geregistreerd partnerschap aan en wonen pas 6 maanden samen als Leo door een noodlottig ongeval komt te overlijden. Leo heeft geen testament gemaakt. Wat is juist inzake Leo’s nalatenschap?

 

  1. De wettelijke verdeling geldt, maar het kind van Debbie doet daarin niet mee.

  2. De wettelijke verdeling geldt niet, slechts de kinderen van Leo zijn erfgenaam.

  3. De wettelijke verdeling geldt, waarin – naast Leo’s kinderen en Debbie, ook het kind van Debbie als stiefkind meedoet.

  4.  Geen van voorgaande antwoorden is juist.

 

Vraag 8

Welke stelling is onjuist?

  1. Als een kind volgens art. 4:13 lid 3 een geldvordering inzake de nalatenschap van zijn eerst overleden ouder heeft op zijn langstlevende ouder die opnieuw gehuwd is, is de stiefouder bij het overlijden van de langstlevende ouder niet verplicht om in plaats van de geldvordering te voldoen, op verzoek van het kind goederen over te dragen.

 

  1. Indien een kind volgens art. 4:13 lid 3 een geldvordering heeft op zijn stiefouder inzake de nalatenschap van zijn overleden ouder, is de stiefouder verplicht op verzoek van het kind goederen over te dragen ter waarde van de geldvordering. De stiefouder houdt in beginsel het vruchtgebruik op de goederen.

  2. Als nadat een eigen ouder van een  kind is overleden, ook de geregistreerde partner van die ouder overlijdt, terwijl in beide gevallen geen testament is gemaakt, zijn de erfgenamen van de partner verplicht desgevraagd goederen uit de nalatenschap van de eigen ouder over te dragen.

  3.  Indien de langstlevende ouder gaat hertrouwen terwijl een kind volgens art. 4:13 lid 3 een geldvordering heeft op die ouder inzake de nalatenschap van zijn eerder overleden ouder, is de langstlevende ouder verplicht op verzoek van het kind goederen over te dragen ter waarde van de geldvordering. De ouder houdt hierbij niet het vruchtgebruik van de goederen.

 

Vraag 9

Jan overlijdt. Hij heeft een testament gemaakt waarin hij zijn goede vriend Freek tot enig erfgenaam heeft benoemd. De geregistreerde partner van Jan, Anna, en hun door hem erkende dochters Mieke en Isa zijn woest als ze horen dat Freek tot enig erfgenaam is benoemd. Kan Jan Anna en zijn twee dochters op deze manier buiten de nalatenschap houden?

 

  1. Dat kan; Anna en zijn dochters moeten de beschikkingen van Jan in dit opzicht respecteren.

  2. Dat kan; wel kunnen Mieke en Isa hun recht op de legitieme portie inroepen.

  3. Dan kan niet; aangenomen moet worden dat een testament waarin niets wordt nagelaten aan de partner en de kinderen van de erflater, in strijd is met de goede zeden. Het testament van Jan is daarom op grond van artikel 4:44 BW nietig.

  4. Dat kan; maar wel hebben Mieke en Isa recht op een legitieme portie, terwijl aan Anna mogelijk aanspraken op vruchtgebruik ten aanzien van de door Freek verkregen goederen uit de nalatenschap toekomen.

 

Vraag 10

Artikel 1:102 BW regelt de positie van schuldeisers van een echtgenoot ten aanzien van in de gemeenschap gevallen schulden, wanneer de echtgenoot nadat de schuld is ontstaan, is gescheiden. Wat is juist?

 

  1. Het artikel leidt in de regel tot verbetering van de verhaalspositie van die schuldeisers na de scheiding.

  2. Het artikel zorgt er in de regel voor dat die schuldeisers dezelfde verhaalspositie behouden als voor de scheiding.

  3. Het artikel voorkomt niet dat de verhaalspositie van die schuldeisers na echtscheiding in de regel zwakker wordt.

  4. Het artikel verandert niet de verhaalspositie van de schuldeiser, maar alleen de aansprakelijkheid van de echtgenoten.

 

Vraag 11

Rosa en David zijn getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. David heeft bij zijn vaders dood onder uitsluitingsclausule een bedrag van 10.000 euro geërfd. Rosa heeft na een ongeluk op haar scooter een immateriële schadevergoeding ontvangen van 3000 euro. Er is verder een gemeenschappelijke bankrekening waar 5.000 euro op staat. Erwin staat voor 6000 euro in de schuld bij een herenkledingzaak. Wat geldt voor de verhaalbaarheid en draagplicht ten aanzien van deze schuld?

 

  1. Verhaal op de erfenis, de bankrekening en de schadevergoeding van Rosa, tenzij zij andere goederen aanwijst die voldoende verhaal bieden; draagplichtig is de gemeenschap.

  2. Verhaal op de erfenis en de bankrekening; draagplichtig is de gemeenschap.

  3. Verhaal op de erfenis en de bankrekening; draagplichtig is David.

  4. Verhaal op de erfenis, draagplichtig is David.

 

Vraag 12

Adriana en Freddie zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Adriana heeft een huisje geërfd, onder uitsluitingsclausule, waarde 50.000 euro. Na een grondige verbouwing, betaald met gemeenschappelijk geld, gaan zij er wonen. De waarde is dan 150.000 euro Jaren later komt het tot een scheiding, de waarde van het huis is dan 300.000 euro. Wat is juist?

 

  1. Het huis is gemeenschapsgoed omdat meer dan de helft van de waarde ervan uit de gemeenschap komt (zaaksvervanging).

  2. Het huis is van Adriana. Om te bepalen welk bedrag van de waarde aan Freddie toekomt, past men art. 1:136 BW toe.

  3. Het huis is van Adriana. Freddie heeft in beginsel recht op de helft van het geld dat vanuit de gemeenschap in het huis gestoken is, maar de redelijkheid en billijkheid kunnen anders meebrengen.

  4. Het huis is gemeenschapsgoed omdat partijen kennelijk de bedoeling hadden dat het in de gemeenschap zou vallen.

 

Vraag 13

Ally is kapster, en getrouwd met Bas, postbode, in gemeenschap van goederen, Ze leven van hun inkomens. Ally heeft van haar moeder een gouden horloge gekregen en bij de gift is gezegd dat het niet in de gemeenschap van goederen mag vallen. Als ze het horloge een paar jaar later ter gelegenheid van een diner wil omdoen, merkt ze dat het niet loopt. Ze laat het repareren. De kosten vallen tegen, 600 euro. Wat geldt ten aanzien van deze schuld voor de aansprakelijkheid, de verhaalbaarheid en de draagplicht?

 

  1. Ally en Bas zijn aansprakelijk, verhaal kan worden genomen op beider privévermogens, en op de gemeenschap, de draagplicht is bij de gemeenschap.

  2. Ally en Bas zijn aansprakelijk, verhaal kan worden genomen op beider privévermogens, en op de gemeenschap, de draagplicht is bij Ally.

  3. Ally is aansprakelijk, verhaal kan worden genomen op haar privévermogen, en – in beginsel - op de gemeenschap, de draagplicht is bij Ally.

  4. Ally is aansprakelijk, verhaal kan worden genomen op haar privévermogen, de draagplicht is bij Ally.

 

Vraag 14

Kevin heeft van zijn salaris een motorfiets, een Zündapp gekocht. Hij is getrouwd – in gemeenschap van goederen - met Emma, die zeer op de koop tegen is omdat het geld in de huishouding besteed zou moeten worden. Op een moment dat Kevin een congres in Afrika bezoekt, verkoopt zij de Zündapp voor een gering bedrag aan X. Stel dat zij de motorfiets aan X levert, zijn er dan nog juridische problemen te verwachten?

 

  1. Neen, Emma heeft (mede) het bestuur over de Zündapp.

  2. Ja, een titelgebrek maakt dat de overdracht niet slaagt, als Kevin een beroep op dat gebrek doet.

  3. Ja, de vereiste beschikkingsbevoegdheid ontbreekt omdat het bestuur alleen aan Kevin toekomt, al is de motorfiets wel een gemeenschapsgoed.

 

  1. De motorfiets is verknocht aan Kevin, zodat Emma daarover niet geldig kan contracteren.

 

Vraag 15

Joost vraagt aan zijn zus Donna of zij borg wil staan voor een schuld van 50.000 euro die hij heeft aan zijn oude buurman: deze accepteert anders een door Joost voorgestelde afbetaling van een schuld niet en dat zou Joost in grote problemen brengen. Donna vindt het moeilijk Joost iets te weigeren en gaat akkoord. Als Donna dit weken later vertelt aan haar echtgenoot Jakko, is deze woedend. Weliswaar zijn zij buiten gemeenschap van goederen getrouwd, maar dat neemt niet weg dat Donna grote risico’s loopt, die indirect ook hem kunnen treffen, meent hij. Een advocaat zegt dat Jakko de borgtocht kan vernietigen. Is dit juist?

 

  1. Neen, Donna heeft het bestuur over de 50.000 euro, het bedrag waarvoor zij wellicht aangesproken wordt.

  2. Ja, Jakko had volgens de wet toestemming moeten geven voor deze rechtshandeling.

  3. Neen, want Joost en de buurman hoefden niet te weten dat er toestemming van Jakko nodig was voor deze rechtshandeling; aan het ontbreken van toestemming is dan geen gevolg verbonden.

  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

 

Vraag 16

 Elmer is in gemeenschap van goederen getrouwd met Nora. Uit erfenis ontvangt Elmer, onder uitsluitingsclausule, 30.000 euro. Elmer heeft geen privé-rekening, zodat het geld op de gemeenschappelijke rekening van Elmer en Nora wordt gestort. Tussen partijen staat vast dat het geld niet besteed is aan privé-goed of aan betaling van een privé-schuld van Elmer. Elmer en Nora gaan vervolgens scheiden. Er blijkt dan  20.000 euro op de gemeenschappelijke rekening te staan. Wat is juist?

 

  1. Elmer heeft recht op de 20.000 euro, Nora op nihil.

  2. Elmer en Nora hebben elk recht op 10.000 euro.

  3. Elmer heeft recht op de 20.000 euro; Nora heeft een schuld van 5000 euro aan hem.

  4. Elmer heeft recht op de 20.000 euro; Nora heeft een schuld van 10000 euro aan hem.

 

Vraag 17

Toon is een geregistreerd partnerschap aangegaan met Ellie. Er gelden partnerschapsvoorwaarden, waardoor iedere gemeenschap van goederen wordt uitgesloten. Op een dag doet Ellie bij de kruidenier in het dorp voor 20 euro boodschappen. Zij betaalt nog niet, zij is haar portemonnee vergeten. Omdat Ellie kort daarop een heel lange vakantie onderneemt, vraagt de kruidenier zich af of (ook) Toon aansprakelijk is.

 

  1. Toon is hiervoor nooit aansprakelijk omdat Ellie de overeenkomst is aangegaan.

  2. Toon is hiervoor naast Ellie aansprakelijk gelet op de aard van de schuld.

  3. Toon is hiervoor niet aansprakelijk omdat er geen gemeenschap van goederen is.

  4. Toon is hiervoor niet aansprakelijk omdat er geen huwelijk is.

 

Vraag 18

Frank en Inge zijn buiten gemeenschap van goederen getrouwd, maar zijn wel een verrekeningsbeding overeengekomen, krachtens hetwelk elk jaar de overgespaarde inkomsten moeten worden verdeeld. Om verrekening moet op straffe van verval van de verrekeningsplicht binnen drie maanden na afloop van elk jaar zijn gevraagd, staat in de huwelijkse voorwaarden. Als ze 2 jaar getrouwd zijn, bedenkt Inge zich dat er nooit verrekend is. Zij heeft niets verdiend de afgelopen jaren, maar Frank wel: hij heeft daarvan elk jaar 10.000 euro overgespaard. Het eerste jaar heeft hij dat geld in effecten gestoken, de waarde is nu 40.000 euro. Het jaar daarop heeft hij niets belegd. Inge vraagt 5 maanden na afloop van het laatste jaar verrekening van al hetgeen ingevolge het beding te verrekenen valt. Over welk bedrag zal in beginsel verrekend moeten worden?

 

  1. 50. 000 euro

  2. 20.000 euro

  3. 10.000 euro

  4. nihil

 

Vraag 19

Welke stelling is juist?

  1. Op een bewind ter bescherming van meerderjarigen kan niet met succes beroep worden gedaan tegenover derden die het bewind niet kenden, al had van dat bewind inschrijving plaats in de registers van art. 3:16 e.v. BW.

  2. Het bewind ter bescherming van meerderjarigen biedt mede bescherming tegen aansprakelijkheid van de meerderjarige uit onrechtmatige daad.

  3. Na onder bewind stelling is de rechthebbende nog slechts bevoegd tot beschikking over de onder bewind gestelde goederen tezamen met de bewindvoerder.

  4. Na onder bewind stelling is de rechthebbende nog slechts bevoegd tot beheer van de onder bewind gestelde goederen, niet tot beschikking daarover.

 

Vraag 20

Welke stelling is juist?

  1. Curatele leidt tot handelingsonbevoegdheid van de curandus.

  2. Meerderjarigenbewind leidt tot handelingsonbekwaamheid van de meerderjarige ten aanzien van de onder bewind gestelde goederen.

  3. In geval van een lichamelijke stoornis is curatele niet mogelijk.

  4. In geval van volledige geestelijke stoornis is een beschermingsbewind niet mogelijk.

 

Antwoorden MC

vraag

antwoord

vraag

antwoord

1

d

12

c

2

c

13

c

3

b

14

c

4

d

15

b

5

b

16

c

6

b

17

b

7

a

18

a

8

a en d

19

c

9

d

20

c

10

a

 

 

11

b

 

 

Oefententamen 2010-3 open vragen

CASUS I

Marco en Truus beleven moeilijke tijden in hun huwelijk. Marco is steeds vaker depressief en ook al meermalen opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. Voor Truus geheel onverwachts deelt Marco haar in een van zijn moeilijke periodes mee dat hij zijn huwelijk met haar wil beëindigen en een verzoek tot echtscheiding wil indienen. Truus wijt dit aan zijn psychische toestand en wil hiertegen verweer voeren.

Vraag 1

Op basis waarvan zal dit verzoek tot echtscheiding worden ingediend en is er een kans dat Truus’ verweer slaagt?

Stel dat de echtscheiding wordt uitgesproken en dat de conflicten over en weer blijven voortduren. Deze gaan nu steeds vaker over de opvoeding van de kinderen en dan met name over de schoolkeuze. Marco en Truus kunnen hierover onderling geen overeenstemming bereiken.

Vraag 2

Biedt de wet een manier om uit deze impasse te raken en zo ja, welke?

Met het verloop van tijd nemen – na de gestelde echtscheiding - de conflicten alleen maar toe. Het is moeilijk om nog tot beslissingen te komen. Truus is dan ook zo langzamerhand van mening dat met name voor de kinderen de situatie zo niet langer houdbaar is en overweegt de rechter te verzoeken om alleen met de opvoedingsverantwoordelijkheid te worden belast.

Vraag 3

Heeft dit verzoek van Truus kans van slagen?

Vraag 4

En staat hier voor de kinderen een mogelijkheid open om de rechter zelfstandig om een beslissing te vragen?

CASUS II

Johan en Jose kennen elkaar al sinds hun schooltijd en zijn sindsdien met elkaar bevriend. Op een gegeven moment krijgen zij een verhouding met elkaar en al snel blijkt Jose zwanger te zijn. Jose is hier heel blij mee. Zij is echter minder te spreken over het gedrag van Johan – zij vindt hem onverantwoordelijk – en ziet voor hem daarom later geen enkele rol weggelegd in het leven van het te verwachten kindje.

Vraag 5

Kan Jose hier Johans betrokkenheid als vader tegenhouden?

Vraag 6

Stel dat Johan erin slaagt juridisch ouder te worden, welke achternaam zal het inmiddels geboren dochtertje, Lauren, dan krijgen?

Vraag 7

Stel dat Johan er niet in slaagt juridisch ouder te worden, bestaat er dan voor hem een mogelijkheid om een omgangsregeling te doen vestigen?

Vraag 8

Stel – opnieuw – dat Johan er niet in slaagt, in welke vorm ook, een rol te spelen in het leven van Lauren, heeft Lauren dan zelf juridische mogelijkheden om – zo nodig – Johans identiteit te achterhalen, wanneer Jose daarover niets wil zeggen?

Vraag 9

Heeft Lauren ook mogelijkheden om omgang met Johan te verkrijgen als Johan daar niet voor voelt, of zelfs om zijn juridisch vaderschap tegen zijn zin te bewerkstelligen?

CASUS III

In het personen- en familierecht zijn begrippen als family life en de familierechtelijke betrekking van groot belang.

Vraag 10

Waar in wet of verdrag treffen we elk van deze begrippen aan?

Vraag 11

Wat is de betekenis van beide begrippen?

Vraag 12

Kan family life ook een relevante factor zijn voor het ontstaan van een aanspraak op levensonderhoud?

Pieter woont al jaren met zijn moeder Lisa en stiefvader Harold in Arnhem. Zijn vader is armlastig en betaalt geen alimentatie voor Pieter. Op zijn zeventiende gaat Pieter het huis uit, kort na een grote ruzie met Harold, waarbij hij Harold fysiek heeft bedreigd. Hij trekt in bij een kennis. Kort hierop komt het tot een echtscheiding tussen Harold en Lisa.

Vraag 13

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode voor de ruzie?

Vraag 14

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode na de ruzie maar voor de verhuizing?

Vraag 15

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode na de verhuizing maar voor de echtscheiding?

Vraag 16

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode na de echtscheiding?

Antwoorden

CASUS  1

Vraag 1

Het gaat hier om eenzijdig verzoek op basis van art.1:150 BW.

Art. 1:151 vereist hiervoor ‘duurzame ontwrichting’. Truuss verweer dat Marco niet in staat is zijn wil te bepalen – vanwege zijn depressiviteit – zal gezien het arrest HR 6 december 1996 in de omstandigheden van het geval geen kans van slagen hebben. Als ‘de echtgenoot stelt en blijft stellen dat hij hoe dan ook niet meer met de gedaagde echtgenoot kan samenleven’, dan moet die ‘duurzame ontwrichting’, inderdaad worden aangenomen.

Vraag 2

Ouders kunnen op basis van 1:253a BW een geschil over de opvoeding van de kinderen aan de rechter voorleggen. Dat geldt hier dus ook voor Marco en Truus. Zij kunnen de rechter vragen om een beslissing te nemen.

Vraag 3

Hier is art.1:251a van toepassing: de toepassing van het klemcriterium. Dit criterium is ontwikkeld in HR 10/9/1999 (NJ 2000/20). Of er in dit geval sprake van is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders – Marco en Truus – is voor verschillende uitleg vatbaar. Mits goed beargumenteerd, wordt zowel een positieve als een negatieve beantwoording van de vraag of dit klemcriterium hier dient te worden toegepast, gewaardeerd.

Vraag 4
De kinderen staat hier de zogenoemde informele rechtsingang van art.1:251a lid 4 BW ter beschikking. Zij kunnen de rechter informeel benaderen – bijvoorbeeld door middel van het schrijven van een brief(je) – en de rechter kan hier ambtshalve een beslissing nemen. Een bijzondere curator is niet nodig.

CASUS II

Vraag 5

Om in familierechtelijke betrekking te komen staan tot het kind(je), dient Johan het te erkennen, aldus art. 1:199 onder c, BW. Voor een erkenning is de toestemming van de moeder vereist, die zij kan weigeren. Echter de rechter kan deze toestemming op de voet van art.1:204, derde lid, op verzoek van Johan vervangen.
Hier is het arrest ‘Weigering toestemming bij erkenning’ (HR 16/2/2001) van toepassing : is er sprake van reële risico’s dat het kind in zijn ontwikkeling worden bedreigd? Daarvan lijkt hier geen sprake te zijn.

Vraag 6

Wanneer het kind erkend wordt door Johan blijft het de achternaam van de moeder, Jose, houden tenzij er een gemeenschappelijke verklaring van hen beiden is, dat Lauren de achternaam van Johan zal dragen, aldus art.5, tweede lid, BW.

Vraag 7

Hier kan op basis van art.1:377a, lid 2, een omgangsregeling worden vastgesteld. Er moet dan wel sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking.

Bij de beantwoording van die vraag, speelt het arrest van de HR van 22-12-1995, het arrest Jeroen, een belangrijke rol. Een louter biologische band is hiervoor onvoldoende. Of  in dit geval van een nauwe persoonlijke betrekking kan worden gesproken, lijkt zeer de vraag. Wordt deze evenwel wel vastgesteld, dan moet worden beoordeeld of hier niet de  ontzeggingsgronden van het derde lid van toepassing zijn.

(naar deze ontzeggingsgronden hoeft alleen te worden verwezen; het is niet nodig deze op de casus toe te passen).

Vraag 8

Hier is het arrest Valkenhorst I (Hoge Raad, 15-4-1994, NJ 1994, 608 van toepassing.

Het recht van het kind om te weten van wie het afstamt prevaleert boven het recht op privacy van de moeder.

Vraag 9

Lauren heeft op basis van art.1:377g een informele rechtsingang om een verzoek om omgang te doen. Wel moet er ook in haar geval sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking met Johan. Ook in haar geval is het enkele feit dat hij haar biologische vader is onvoldoende (Jeroen). Lauren heeft Lauren op basis van art.1: 207, lid 1, onder b, BW, ook de mogelijkheid om het vaderschap van Johan gerechtelijk te laten vaststellen. Vereist is daarvoor dat hij inderdaad de verwekker is. Een onderzoek daarnaar kan op basis van het arrest (HR 22 - 9-2000) ‘DNA en bewijs van verwekkerschap’ rechtens worden afgedwongen. 

Casus III

In het personen- en familierecht zijn begrippen als family life en de familierechtelijke betrekking van groot belang.

Vraag 10

Waar in wet of verdrag treffen we elk van deze begrippen aan?

Family life: art. 8 EVRM

Nederlandse vertaling van family life (‘nauwe persoonlijke betrekking’): art. 1: 377a BW en art. 1:253t BW familierechtelijke betrekking: art. 1:197 BW

Vraag 11

Wat is de betekenis van beide begrippen?

Zie nr. 6 Compendium

Family life = familie- en gezinsleven, het bestaan van family life behoeft niet samen  te vallen met het bestaan van bloedverwantschap, zie ook Marckx-arrest. Familierechtelijke betreking = ‘het bestaan van juridische bloedverwantschap betekent het bestaan van een rechtsverhouding tussen de bloedverwanten.

Deze rechtsverhouding wordt aangeduid met ‘familierechtelijke betrekking’.  

Vraag 12

Kan family life ook een relevante factor zijn voor het ontstaan van een aanspraak op levensonderhoud?

Nee, family life speelt daarbij geen rol. Levensonderhoud is gebaseerd op bloed- en aanverwantschap, huwelijk (tegenover (ex)echtgenoot en stiefkind) en eventueel op verwekkerschap.

Pieter woont al jaren met zijn moeder Lisa en stiefvader Harold in Arnhem. Zijn vader is armlastig en betaalt geen alimentatie voor Pieter. Op zijn zeventiende gaat Pieter het huis uit, kort na een grote ruzie met Harold, waarbij hij Harold fysiek heeft bedreigd. Hij trekt in bij een kennis. Kort hierop komt het tot een echtscheiding tussen Harold en Lisa.

Vraag 13

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode voor de ruzie?

Ja, op grond van art. 1:395 BW.

Pieter is het minderjarige (17 jaar oud, zie art. 1:233 BW) kind van de echtgenoot van Hans. Peter behoort tot het gezin . Gedurende het huwelijk met Lisa is Harold, als zijnde stiefouder van Pieter, aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode voor de ruzie.

Vraag 14

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode na de ruzie maar voor de verhuizing?

Ja, wangedrag (= een niet-financiële factor) kan bij minderjarigen geen rol spelen. Zie art. 1:399 BW. Hans is dus, ook na de ruzie met Pieter waarbij deze hem fysiek heeft bedreigd, levensonderhoud aan Pieter verschuldigd.

Vraag 15

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode na de verhuizing maar voor de echtscheiding?

Nee, op grond van art. 1:395 BW. Na de verhuizing woont Pieter immers niet meer in het gezin van Harold. Er is dan dus niet meer voldaan aan het in art. 1:395 BW genoemde vereiste ‘de tot zijn gezin behorende minderjarige kinderen van zijn echtgenoot of geregistreerde partner’. Harold is dus in de periode na de verhuizing maar voor de echtscheiding geen levensonderhoud verschuldigd aan Pieter.

Vraag 16

Was Harold aan Pieter levensonderhoud verschuldigd in de periode na de echtscheiding?

Nee, op grond van art. 1:395 BW. Na de echtscheiding tussen Harold en Lisa is Pieter geen stiefkind meer. Art. 1:395 BW stelt duidelijk dat de verplichting van een stiefouder om levensonderhoud te verstrekken, alleen bestaat ‘gedurende zijn huwelijk of zijn geregistreerd partnerschap’. Harold is dus in de periode na de echtscheiding geen levensonderhoud meer verschuldigd aan Pieter.

Tentamen mei 2010 MC vragen

Vraag 1

Als echtgenoten die buiten iedere gemeenschap van goederen zijn getrouwd, wel samen een huis hebben gekocht dat ook aan beiden wordt geleverd, ontstaat

  1. in zoverre wel gemeenschap van goederen.

  2. een gemeenschap in de zin van art. 3:166 e.v. BW.

  3. een gemeenschap vallend onder art. 3:189-2 BW.

 

Vraag 2

Aannemer van Leeuwen heeft een vordering van 20.000 euro op grond van een overeenkomst die hij met Smit is aangegaan. De overeenkomst betreft een opknapbeurt van een tuinschuur, die valt in de gemeenschap van goederen van Smit en zijn vrouw Annemarie.

In de gemeenschappelijke kas is echter nagenoeg niets aanwezig. Alleen Annemarie heeft sinds een jaar privévermogen: een bedrag van 500.000 euro dat aan haar onder uitsluitingsclausule is toegekomen. Over eventuele vruchten van dat bedrag is niets bepaald. Het bedrag levert een rente van 4 % per jaar op.

 

  1. Van Leeuwen kan verhaal nemen op de rente; wel ontstaat dan een vergoedingsrecht van Annemarie op de gemeenschap.

  2. Van Leeuwen kan geen verhaal nemen op de rente.

  3. Van Leeuwen kan verhaal nemen op de rente; er ontstaat geen vergoedingsrecht van Annemarie op de gemeenschap.

 

Vraag 3

Maartje, in gemeenschap van goederen getrouwd met Jos, heeft een gouden zegelring waarop haar familiewapen is aangebracht. Het komt tot een echtscheiding. Wat is juist?

  1. De ring is als verknocht goed niet in de gemeenschap gevallen.

  2. Maartje heeft bij verdeling van de huwelijksgemeenschap recht op toedeling van dit goed tegen de geschatte waarde.

  3. De alternatieven a en b zijn beiden onjuist.

 

Vraag 4

Arie en Shariza zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Er is geen gemeenschap maar wel een verrekeningsbeding krachtens hetwelk overgespaarde inkomsten jaarlijks bij helfte worden gedeeld, met daaraan gekoppeld een vervalbeding: om verrekening moet binnen 3 maanden na afloop van elk jaar zijn gevraagd. Na 2 jaar en 4 maanden heeft Arie het eerste jaar 6000 euro en het tweede jaar 8.000 euro overgespaard. Shariza heeft het eerste jaar 6000 en het tweede jaar 2000 euro overgespaard; verrekend is er nooit. Door Shariza’s gelukkige hand van beleggen, is het bedrag van 6000 euro, dat zij in het eerste jaar gespaard had,  vervijfvoudigd. Omdat Shariza wil scheiden, vragen zij en Arie zich af of nog verrekend moet worden en zo ja, wat het gevolg van die verrekening zou zijn. Kies het juiste alternatief:

 

  1. Shariza dient een bedrag aan Arie te betalen, gelet op haar beleggingsresultaat.

  2. Arie dient een bedrag aan Shariza te betalen.

  3. Er vindt geen verrekening plaats, gelet op het vervalbeding.

 

Vraag 5

Bob en Jacqie zijn zes jaar getrouwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. In 2006 zijn zij gescheiden. De gemeenschap is ontbonden, maar nog niet verdeeld. In 2005 heeft Bob een nieuwe computer besteld, maar is de betaling - 2.000 euro - schuldig gebleven. Na de scheiding heeft Bob op aandrang van de leverancier 500 euro betaald, maar is vervolgens in financiële problemen geraakt. Wat geldt voor de verhaalsmogelijkheden van de leverancier?

 

  1. Alleen verhaal op Bob voor 1500 euro.

  2. Verhaal op Bob voor 1500 euro, op Jacqie voor 1000 euro.

  3. Zowel verhaal op Bob als op Jacqie, allebei voor 1500 euro.

 

Vraag 6

Karel en Naat zijn in 2005 buiten gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Ze bewonen samen een woning in Utrecht, die Karel toebehoort. Karel verkoopt en levert het Perzisch tapijt dat hij geërfd heeft en dat in de zitkamer ligt aan een bevriende verzamelaar. Naat was op dat moment met een vriendin in het buitenland, en is in de overeenkomst niet gekend. Ze is ontsteld dat bij haar terugkomst het tapijt verdwenen is. Kan Naat de overeenkomst tussen Karel en de verzamelaar vernietigen?

 

  1. Nee. De overeenkomst is gewoon geldig.

  2. Nee .Voor de overeenkomst is geen toestemming van Naat vereist, omdat deze op privé-eigendom van Karel betrekking heeft.

  3. Ja, dat kan, aangenomen dat de verzamelaar zich niet op goede trouw kan beroepen.

 

Vraag 7

Welke uitspraak/uitspraken is of zijn juist?

I. De clausule dat een gift niet in een huwelijksgemeenschap zal vallen, is alleen geldig indien die clausule tegelijk met die gift is gemaakt.

II. Het bestuur over goederen die gekocht zijn van het arbeidsinkomen van een in gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoot, komt toe aan de echtgenoot die de koop heeft gedaan.

 

  1. I is juist, II niet.

  2. II is juist, I niet.

  3. I en II zijn beiden juist.

 

Vraag 8

Florine is in gemeenschap van goederen getrouwd met Henk en koopt in zijn afwezigheid een auto bij Walters. De auto wordt niet betaald en Walters wil de betaling daarom zo nodig kwaadschiks afdwingen. Wat is juist?

 

  1. Hij kan Florine of Henk dagvaarden omdat het een gemeenschapschuld betreft.

  2. Hij kan alleen Florine dagvaarden; nu het een gemeenschapschuld betreft, kan verhaal plaatsvinden op goederen der gemeenschap zonder dat Henk voor het verhaal naar eventuele privé-goederen van Florine kan verwijzen.

  3. Hij kan alleen Florine dagvaarden; verhaal kan plaatsvinden op goederen der gemeenschap, maar Henk kan voor dat verhaal naar eventuele privé-goederen van Florine verwijzen.

 

Vraag 9

Het huwelijk tussen Alfie en Betina is geëindigd door het overlijden van Betina. Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren: Cato, Ally, Rik, Roy en Eddie. Alfie hertrouwt met Natascha en zij hebben samen een zoon gekregen, genaamd Sander. Door een ongeluk komt Cato om het leven. Zij heeft geen testament opgemaakt. Op welk deel van de nalatenschap van Cato heeft Sander recht?

 

  1. Op 1/12 deel van de nalatenschap.

  2. Op 1/6 deel van de nalatenschap.

  3. Op geen enkel deel van de nalatenschap

 

Vraag 10

Welke stelling is onjuist?

 

  1. Als een kind volgens art. 4:13 lid 3 een geldvordering inzake de nalatenschap van zijn eerst overleden ouder heeft op zijn langstlevende ouder die opnieuw gehuwd is, is de stiefouder bij het overlijden van de langstlevende ouder verplicht op verzoek van het kind goederen over te dragen in plaats van de vordering te voldoen.

 

  1. Indien de langstlevende ouder gaat hertrouwen terwijl een kind volgens art. 4:13 lid 3 een geldvordering heeft op de langstlevende ouder inzake de nalatenschap van zijn eerst overleden ouder, is de langstlevende ouder verplicht op verzoek van het kind goederen over te dragen ter waarde van de geldvordering. De ouder houdt hierbij in beginsel het vruchtgebruik van de goederen.

  2. Indien een kind overeenkomstig art. 4:13 lid 3 een geldvordering verkrijgt op zijn stiefouder inzake de nalatenschap van zijn langstlevende ouder, is de stiefouder verplicht op verzoek van het kind goederen over te dragen ter waarde van de geldvordering. De stiefouder verkrijgt geen vruchtgebruik op die goederen.

 

Vraag 11

Rusell overlijdt op 80 jarige leeftijd en laat 2 zoons Theo en Marco achter en zijn vrouw Lenie. Tino en Lenie heeft hij onterfd. Verder heeft Rusell niets bepaald in zijn testament. Theo wil zich beroepen op zijn legitieme portie. Hij verzoekt Marco zijn vordering zo snel mogelijk te voldoen, daar hij juist nogal geldzorgen heeft. Marco aarzelt want Lenie meent dat zij recht heeft op vestiging van een vruchtgebruik op het gehele vermogen als bedoeld in art. 4:30 BW.  Heeft Theo onder deze omstandigheden recht op uitbetaling van de legitieme?

 

  1. Uiterlijk 6 maanden na overlijden heeft Theo recht op uitbetaling van zijn legitieme portie.

  2. Vanaf 3 maanden tot 5 jaar na het overlijden van Rusell kan Theo betaling van zijn legitieme portie verkrijgen.

  3. Theo kan geen betaling van zijn legitieme portie verkrijgen zolang Lenie aanspraak maakt op het bedoelde vruchtgebruik.

 

Vraag 12

Worden in boek 4 BW over het erfrecht ook bepaalde aanspraken op levensonderhoud na overlijden van een tot levensonderhoud verplichte geregeld?

 

  1. Ja, in de afdeling over de legitieme.

  2. Nee, erfrecht staat los van alimentatierecht.

  3. Ja, in de afdeling over andere wettelijke rechten.

 

Vraag 13

Menno was getrouwd met Ineke, ze hebben 2 kinderen. Na het overlijden van Menno is Ineke hertrouwd met Bas. Dan overlijdt Ineke. Noch door Menno, noch door Ineke is een testament gemaakt. Hun kinderen willen nu erfrechtelijk maximaal aan hun trekken komen - met Bas – die van plan is opnieuw in het huwelijk te treden - is er geen goede band. Zij kunnen beroep doen op:

 

  1. Art. 20 en 21 van boek 4 BW.

  2. Art. 19 en 21 van boek 4 BW.

  3. Art. 21 en 22 van boek 4 BW.

 

Vraag 14

Welke uitspraak/uitspraken is of zijn juist?

I De legitimaire aanspraak is in beginsel een vordering in geld; de legitimaris mag echter ook op een aandeel in de goederen van de erflater aanspraak maken.

II Men kan alleen erfgenaam bij versterf zijn, als men nog bestaat op het moment dat de nalatenschap openvalt.

 

  1. I is juist, II niet.

  2. II is juist, I niet.

  3. I en II zijn juist.

 

Vraag 15

Welke stelling is onjuist?

a. De keuze om een erfenis - al dan niet zuiver - te aanvaarden, of te verwerpen, werkt niet terug, maar is wel aan termijnen gebonden.

b. Om een stiefkind bij een wettelijke verdeling te kunnen betrekken, is een testament noodzakelijk.

c. De opeisbaarheid van een legitieme kan bij testament worden beperkt maar alleen ten behoeve van bepaalde erfgenamen.

Vraag 16

Welke stelling is juist?

a. Wie een erfstelling zuiver aanvaardt, wordt aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap; wie beneficiair aanvaardt, niet.

b. Als de tot een erfenis geroepen B in de periode waarin hij het keuzerecht kan uitoefenen, goederen uit de nalatenschap verbergt, kan voor schulden van de nalatenschap verhaal worden genomen op het eigen vermogen van B, tenzij hij uiteindelijk verwerpt.

c. Een legataris heeft een vorderingsrecht dat in beginsel ten laste van de gezamenlijke erfgenamen komt.

Vraag 17

Nadat zijn echtgenote Nadia is overleden, met wie Roy 3 kinderen heeft, vindt Roy het geluk bij Debbie, die 1 kind uit een eerdere relatie heeft. Zij hebben een notarieel samenlevingscontract en wonen al 6 jaar samen, als Roy door een noodlottig ongeval komt te overlijden. Roy heeft geen testament gemaakt. Wat is juist inzake Roy’s nalatenschap?

 

  1. De wettelijke verdeling geldt, waarin – naast Roy’s kinderen en Debbie, ook het kind van Debbie als stiefkind meedoet.

  2. De wettelijke verdeling geldt niet, slechts de kinderen van Roy zijn erfgenaam.

  3. De wettelijke verdeling geldt, maar het kind van Debbie doet daarin niet mee.

 

Vraag 18

Danny heeft Selma als geregistreerd partner, samen zijn ze ouder van Lilian, Chris, Willy en Alex. Selma had al een dochtertje, Marike. Lilian komt door een noodlottig ongeval te overlijden, zonder testament. Welke rechten op haar nalatenschap zijn er?

 

  1. Allen 1/6.

  2. Allen 2/11, Marike 1/11.

  3. Danny en Selma elk ¼, Chris, Willy en Alex 1/7, Marike 1/14.

 

Vraag 19

Welke stelling is juist?

 

  1. Onwaardigheid is een wettelijke grond om geen voordeel te kunnen trekken uit een nalatenschap.

  2. Bij de uitleg van testamenten is de rechter minder gebonden aan de tekst (van het testament) dan bij uitleg van een schriftelijk contract.

  3. De langstlevende echtgenoot in een wettelijke verdeling (art. 4: 13 BW) is gehouden een legitieme waarop beroep is gedaan, uit te keren.

Vraag 20

Dominque en Merle zijn in gemeenschap van goederen getrouwd, en hebben 3 kinderen, Allesandro, Stanford en Puck. Puck is overleden, maar heeft 2 kinderen, Eva en Maria. De gemeenschap is 200.000 euro waard op het moment dat ook Dominque, zonder testament, overlijdt. Op welke waarde heeft Maria recht?

 

  1. 12.500

  2. 25.000

  3. 40.000

 

Antwoorden

Vraag

Antwoord

1

B

2

C

3

B

4

A

5

B

6

C

7

A

8

B

9

A

10

C

11

C

12

C

13

A

14

B

15

A

16

C

17

B

18

C

19

A

20

A

 
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1237