Begrippenlijst Interplay: The process of interpersonal communication

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1 Inter-persoonlijke proces.

Channel

Kanaal

Het medium waarmee de boodschap, het bericht van de zender naar de ontvanger wordt gestuurd.

Cognitive Complexity

Cognitieve Complexiteit

Het vermogen om meerdere ‘frameworks’ te maken om zo een situatie vanuit meerdere kanten te bekijken.

Communication

Communicatie

Het gebruik van boodschappen/berichten om zo betekenis(sen) te genereren.

Communication Competence

Communication Competence

Het vermogen om je doelen na te streven op een manier de acceptabel is voor je zelf en voor anderen.

Content Dimension (of a message)

Inhoudelijke Dimensie (van een boodschap/bericht)

De dimensie van een boodschap/bericht die het onderwerp van het gesprek aangeeft.

Dyad

Dyad

Twee sprekers die met elkaar communiceren.

Environment

Omgeving

Zowel de psychische als de fysieke setting van het gesprek als de persoonlijke perspectieven van de mensen die betrokken zijn bij het gesprek.

Feedback

Feedback

Een merkbare reactie van een ontvanger op een bericht van een zender.

Noise (external, physiological & pychological)

Ruis (externe, fysiologische & psychologische)

Externe, fysiologische en psychologische afleidingen die invloed hebben op de accurate verzending en receptie van een bericht.

Qualitative (interpersonal communication)

Kwalitatieve (inter-persoonlijke communicatie)

Communicatie waarbij de mensen die betrokken zijn elkaar behandelen als unieke individuen in plaats van als objecten.

Quantative (interpersonal communication)

Kwantitatieve (inter-persoonlijke communicatie)

Elke communicatie dan ook tussen twee mensen.

Relational Dimension (of a message)

Relationele Dimensie (van een boodschap/bericht)

De dimensie van een boodschap of bericht die aangeeft wat de sociale relatie tussen twee of meer individuen is.

Self-monitoring

Zelfcontrole

Het proces waarbij men naar zijn of haar eigen gedrag kijkt en deze aanpast door middel van observaties.

Transactional Communication

Transactionele Communicatie

Het dynamische process waarbij sprekers door communiceren/interactie samen betekenissen genereren.

Hoofdstuk 2 Inter-persoonlijke communicatie in een veranderende wereld.

Achievement Culture

Prestatie gerichte cultuur

 

In een prestatie gerichte cultuur wordt er grote waarde gehecht aan materieel succes en focust men zich op de taak die voor hen ligt. Een dergelijk cultuur wordt ook wel een masculiene cultuur genoemd.

Asynchronous communication

Asynchrone communicatie

Dit is waarneer er bij communicatie een tijdsinterval zit tussen wanneer er een bericht is verzonden en wanneer er op een bericht wordt geantwoord.

Co-culture

Co-cultuur

Een groep binnen een cultuur met een waargenomen identiteit.

Collectivistic culture

Collectivistische cultuur

Een cultuur waarbinnen de gemeenschap belangrijker is dan het individu. Mensen in een collectivistische cultuur voelen zich loyaal naar elkaar toe en voelen zich geobligeerd om elkaar te helpen.

Culture

Cultuur

Volgens Samovar, Porter en McDaniel is cultuur: ‘ the language, values, beliefs, traditions and customs people share and learn’.

Disinhibition

Disinhibition

Het uitten van berichten/boodschappen zonder na te denken over de mogelijke consequenties.

Ethnocentrism

Etnocentrisme

Dit is een houding waarbij jij je eigen cultuur boven die van een ander plaatst.

High-context culture

High-context culture

Een cultuur die sterk afhankelijk is van verbale en non-verbale signalen om zo de sociale harmonie te behouden.

Individualistic culture

Individualistische cultuur

Tegenovergestelde van een collectivistische cultuur. Bij een individualistische cultuur gaan mensen niet uit van de gemeenschap maar van zichzelf. Zij focussen zich meer op het helpen van zichzelf dan het helpen van anderen.

 

In-group

In-group

Een groep waarmee een individu zichzelf identificeert.

Intercultural communication

Interculturele communicatie

Dit is wanneer er communicatie plaatsvindt tussen de leden van verschillende culturen. De berichten/boodschappen die de individuele leden uit verschillende culturen naar elkaar zenden zijn beïnvloedt door hun verschillende culturele percepties en symbolensystemen.

Low-context culture

Low-context culture

Een cultuur die taal in de eerste plaats gebruikt om gedachten, gevoelens, en ideeën zo helder en logisch mogelijk te uitten.

Nurturing culture

Verzorgende cultuur

Een cultuur waarbij mensen grote waarde hechten aan de steun die zij krijgen uit relaties. Ook wel een vrouwelijke cultuur genoemd.

Out-group

Out-group

Een groep/cultuur die je beschouwt als anders dan jezelf.

Power distance

Power distance

Die mate waarin leden van een samenleving het pikken dat de machtsverhoudingen onevenredig binnen de samenleving verdeeld zijn.

Prejudice

Vooroordelen

Een oneerlijke, foutieve en intolerante houding tegenover anderen die horen bij een ‘out-group’.

Richness

Rijkheid

De kwantiteit van non-verbale signalen die gepaard gaan met gesproken boodschappen/berichten.

Salience

Saillantie

De significantie/waarde die men hecht aan bepaalde personen of situaties.

Social Identity

Sociale identiteit

Dat deel van het zelfconcept dat is gebaseerd op het lidmaatschap bij een bepaalde groep.

Social Media

Sociale Media

Dit is een verzamelnaam voor meerdere bemiddelende communicatie kanalen. Deze kanalen worden primair gebruikt voor persoonlijke doeleinden. Kanalen zijn sms’jes, twitter, email, chatten en netwerk services als facebook en linkedin.

Synchronous Communication

Synchrone communicatie

Communicatie die zich afspeelt in ‘real time’.

Uncertainty avoidence

Uncertainty avoidence

De neiging om als lid van een cultuur dubbelzinnige situaties te vermijden omdat zij zich bedreigt voelen in dit soort situaties.

 

Hoofdstuk 3 Communicatie en de ‘zelf’.

Benevolent lie

Welwillende leugen (leugentje om bestwil)

Een leugen die door diegene die deze vertelt niet gezien wordt als schadelijk of kwaadwillend.

Cognitive conservatism

Cognitief conservatisme

De neiging om te vissen naar informatie die overeenkomt met het bestaande zelfbeeld. Informatie die het zelfbeeld tegenspreekt wordt dan genegeerd.

Equivocal language

Dubbelzinnige taal

Dubbelzinnige taal/uitspraken die meerdere waarschijnlijke betekenissen kunnen hebben.

Face

Face

Het beeld wat een individu van zichzelf naar buiten wil uitdragen zodat anderen hem of haar ook zo gaan zien. Zie: ‘ Presenting self’

Facework

Facework

Acties die mensen ondernemen om het beeld wat zij van zichzelf uitdragen of wat anderen uitdragen te beschermen.

Identity management

Identiteitsmanagement/ Identiteitsbeheer

Communicatie strategieën die mensen gebruiken om hun identiteit te beheren/managen zodat zij de manier waarop anderen naar hen kijken kunnen beïnvloeden.

Johari Window

Johari Window

Een model dat de relatie beschrijft tussen zelfonthulling en zelfbewustzijn.

Lie

Leugen

Een opzettelijke daad van misleiding.

Perceived self

Waargenomen zelf

De persoon waarvan je denkt dat jij diegene bent tijdens openhartige momenten. Deze zelf kan verschillen van de ‘presenting self’ en de ‘ desired self’.

Presenting self

Presenting self

Het beeld wat een persoon naar anderen toe ‘ presenteert’. Deze kan verschillen van de ‘ waargenomen’ zelf (vorige begrip) en de

‘desired self’

Privacy management

Privacybeheer

De keuzes die mensen maken om sommige informatie over zichzelf te openbaren of geheim te houden.

Reference groups

Referentiegroepen

 

Groepen waartegen wij onszelf afzetten/mee vergelijken. Hierdoor wordt ons zelfbeeld en zelfconcept beïnvloedt.

Reflected appraisal

Reflected appraisal

De theorie die stelt dat een persoon zijn zelfbeeld/zelfconcept overeenkomt met de manier waarop anderen hem of haar zien.

Self-concept

Zelfconcept

Een relatief stabiele set van percepties die ieder individu vormt over zichzelf. Zie ook ‘self-esteem’.

Self-disclosure

Zelfonthulling

Het proces waarbij je opzettelijk persoonlijke informatie over jezelf onthuld wat anderen niet over jou hadden kunnen weten

Self-esteem

Eigenwaarde

Het deel van het zelfconcept die evaluaties maakt over het gevoel van eigenwaarde. Zie ‘self-concept’.

Self-fulfilling prophecy

Self-fulfilling prophecy

 

is een voorspelling die direct of indirect leidt tot het uitkomen van die voorspelling. Als je vooraf gaat denken dat een bepaalde situatie uitkomst A gaat krijgen, dan ga je zo handelen dat dit ook uiteindelijk het geval is. (als je maar blijft indenken dat je het tentamen niet gaat halen, is er ook een grotere kans dat je uiteindelijk het niet haalt).

Significant other

Levenspartner

Een persoon waar je veel waarde aan hecht. Zowel aan de persoon zelf als aan zijn of haar meningen over jou of over andere onderwerpen. Jouw zelfconcept wordt beïnvloedt door deze persoon omdat je zoveel waarde hecht aan zijn of haar mening.

Social comparison

Sociale vergelijking

Dit is als je jezelf evalueert door jezelf te vergelijken met anderen.

Social penetration model

Social penetration model

Een model wat de relatie beschrijft in termen van ‘diepte’ en ‘ breedte’.

 

Hoofdstuk 4 Waarnemen van de ander.

Androgynous

Androgynie

Dit is wanneer een persoon zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen bezit.

Attribution

Attributie/toekenning

Het proces waarbij je betekenis geeft aan iemand anders zijn of haar gedrag.

Confirmation bias

Confirmation bias

De neiging om informatie te zoeken en deze zo te organiseren dat dit overeenkomt met de al bestaande meningen.

Empathy

Empathie

Dit is als je jezelf kan plaatsen iemand anders zijn schoenen zodat je jezelf zo kan indenken wat die andere persoon meemaakt/denkt en voelt.

First-order realities

First-order realities

De fysieke observeerbare kwaliteiten van objecten of situaties.

Gender

Gender

De psychologische sekse.

Halo-effect

Halo-effect

De neiging om over het algemeen een positieve impressie te vormen over een ander die louter gebaseerd is op enkele positieve karakteristieken.

Interpretation

Interpretatie

Het proces waarbij betekenis wordt gegeven aan ‘ sense data’.

Narrative

Narratief

De verhalen die we gebruiken/vertellen om onze persoonwereld aan anderen uit te leggen.

Negotiation

Onderhandeling

Een proces waarbij twee of meerdere personen meerdere voorstellen bespreken om zo een oplossing te formuleren waarmee iedereen het eens is.

Organisation

Organisatie

Die stap in het perceptieproces waarbij de informatie op een logische betekenisvolle wijze wordt geordend.

Perception Checking

Perception Checking

Een drieledige methode waarbij de juistheid van interpretaties wordt nagegaan. Deze bestaat uit een beschrijving van de situatie, ten minste twee mogelijke interpretaties en een verzoeking naar confirmatie van de interpretaties

Psychological sex type

Psychologische sekse

Dit is waneer een persoon, ongeacht zijn of haar biologische sekse, zich zowel mannelijk, vrouwelijk of androgeen of onverschillig (zowel niet mannelijk of vrouwelijk) kan gedragen. De term ‘gender’ is een ander veelgebruikt woord voor psychological sex type.

Punctuation

Interpunctie

Dit is het proces waarmee de causale orde van gebeurtenissen wordt bepaald.

Second-order realities

Second-order realities

Percepties die opkomen wanneer er betekenis wordt gegeven aan ‘first-order realities’.

Selection

Selectie

Een fase in het perceptieproces waarbij een communicator/spreker deelneemt aan een stimulus uit de omgeving. Selectie is ook waarop sprekers/communicatoren dialectische spanningen beheren door te reageren op één kant van het dialectische spectrum en de andere kant te negeren.

Self-serving bias

Self-serving bias

De neiging om jezelf zeer positief te beoordelen terwijl je op anderen zeer kritisch bent.

Standpoint theory

Standpoint theory

Een wetenschappelijke tak die zich bezighoudt met hoe ieders positie in de maatschappij ieders visie over de maatschappij en over individuen vormt.

Stereotyping

Stereotypering

Het overdrijven van overtuigingen middels een categoriserend systeem.

 

Hoofdstuk 5 Taal.

Abstraction ladder

Abstractieniveau

Een reeks van meer abstracte en minder abstracte termen die een gebeurtenis of object beschrijven.

Ambiguous language

Dubbelzinnige taal

Taal die bestaat uit worden en zinnen die over meer dan 1 betekenis beschikken.

Assertiveness

Assertiviteit

Dit is wanneer iemand helder en direct zijn of haar gedachtes, gevoelens en behoeftes duidelijk maakt.

But’ statement

But’ statement

Een statement waarbij het tweede gedeelte van de zin de betekenis van het eerste gedeelte tegenspreekt en hiermee wegneemt. Bv. Ik zou je graag willen helpen, maar ik heb geen tijd want dan mis ik de bus.

Convergence

Convergentie

Dit is wanneer je jouw eigen taalgebruik zo aanpast dat deze lijkt op het taalgebruik van je gesprekspartner waarmee jij je op dat moment wil identificeren.

Divergence

Afwijking

Dit bereikt het tegenovergestelde van ‘ convergence’. Hier pas je ook je taalgebruik aan, maar juist door deze extra anders te laten klinken dan diegene waarmee je spreekt zodat je afstand neemt van die persoon. Zo laat je merken dat jij je juist niet wil identificeren met die persoon.

Evaluative language

Evaluatieve taal

Dit is het gebruik van woorden als goed, slecht, vreselijk, juist en verkeerd.  Evaluatieve taal is een uitting van een bepaalde waardering van gebeurtenissen, bijvoorbeeld een situatie is vervelend of leuk, of iemand is mooi of lelijk. Je moet eerst iets voor jezelf constateren, voordat je het kan beschrijven.

Euphemism

Eufemisme

Een eufemisme is een woord, zinsdeel of een hele zin waarmee iets vriendelijker wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is. Je verhult een vervelende boodschap door er een positief sausje over heen te gooien, hierdoor komt de klap iets minder hard aan bij de ander.

Factual statement

Feitelijke verklaring

Een statement wat als goed of fout kan worden beoordeeld.

I” langauge

Ik” taal

Een statement dat beschrijft wat de sprekers reactie is op iemand anders zijn gedrag zonder te oordelen.

Inferential statement

Inferentiële verklaring

Een statement wat gebaseerd is op een interpretatie van bewijsstukken.

It” statement

It” statement

Een statement waarbij de ‘het’ het persoonlijk voornaamwoord ‘ ik’ vervangt. Hierdoor wordt het statement minder direct en meer ontwijkend.

Linguistic relativism

Linguistisch relativisme

De notie/het geloof dat de taal die individuen gebruiken een grote invloed hebben op jouw percepties.

Opinion statement

Mening gevend statement

Een statement dat gebaseerd is op de overtuigingen van de spreker.

Phonological rules

Fonologische regels

Regels die bepalen welke geluiden er in een taal worden uitgesproken.

Powerless speech mannerisms

Powerless speech mannerisms

Verschillende manieren van taalgebruik die naar anderen toe communiceren dat de spreker weinig macht heeft. ( dit is als de spreker vaak struikelt over zijn woorden, of aarzelt etc.)

Pragmatic rules

Pragmatische regels

Regels die de interpretatie van taal bepalen, deze interpretatie wordt bepaald door de sociale context.

Racist language

Racistische taal

Dit is taalgebruik wanneer de spreker door middel van wat hij of zij zegt leden van een bepaalde raciale groep als inferieur bestempeld, en hun eigen cultuur ziet als superieur.

Relative language

Vergelijkende taal

Dit is als woorden hun betekenis krijgen door middel van vergelijking.

Sapir-Whorf Hypothesis

Sapir-Whorf Hypothesis

De meest bekende declaratie van linguïstisch relativisme geformuleerd door Benjamin Whorf en Edward Sapir.

Semantic rules

Semantische regels

Regels die de betekenis van taal beheren, in tegenstelling tot regels die de structuur van taal beheren.

Sexist language

Seksistisch taalgebruik

Dit zijn woorden, zinnen en uitspraken die onnodig onderscheidt maken tussen mannen en vrouwen, of een van de twee sekse uitsluit, bagatelliseert of beperkt.

Static evaluation

Statische evaluatie

Dit is als je mensen of objecten behandeld alsof deze onveranderlijk zijn.

Syntactic rules

Syntactische regels

Regels die de manieren beheren waarop wij gebruik kunnen maken van symbolen/gebaren. Zij gaan dus niet over de betekenis van een symbool of gebaar.

We” language

Wij” taal

Hierbij maak je gebruik van het persoonvoornaamwoord ‘wij’ om aan te geven dat het onderwerp wat besproken wordt zowel de zender als de ontvanger in een gesprek aangaat.

You” language

Jij” taal

Een statement waarmee je door het gebruik van ‘ jij’ een oordeel geeft over een andere persoon of iemand anders zijn gedrag.

 

Hoofdstuk 6 Non-verbale communicatie.

Chronemics

Chronemics

Dit is de studie die onderzoek doet naar de manier waarop mensen hun tijd gebruiken en indelen.

Disfluencies

Disfluencies

Niet-taalkundige verwoordingen zoals ‘ uhm’ en ‘hmm hmm’.

Emblems

Emblemen/symbolen

Opzettelijk non-verbaal gedrag die zeer precieze betekenissen dragen. De betekenis van dit gedrag wordt door alle leden van een culturele groep begrepen.

Haptics

Haptics

Dit is de studie die onderzoek doet naar de aanraking binnen menselijke communicatie.

Intimate distance

Intimate distance

Een van de vier ‘distance zones’ van Hall die gaat van huidcontact tot 18 inches (45,7 cm.)

Kinesics

Kinesics

De studie die onderzoek doet naar de beweging van het lichaam.

Manipulators

Manipulatoren

Dit zijn bewegingen van het lichaam die andere delen van het lichaam verzorgen, masseren, wrijven, vasthouden, knijpen of op een andere manier manipuleert

Nonverbal communication

Non-vebale communicatie

Dit is als er berichten/boodschappen worden overgebracht zonder gebruik te maken van verbale middelen. Bijv. Door gezichtsuitdrukkingen, of door lichaamstaal.

Oculesics

Oculesics

De studie die onderzoek doet naar de manier waarop men met ogen kan communiceren.

Paralanguage

Paralanguage

Non-verbale manieren van vocale expressie (de toonhoogte, snelheid en de toon).

Personal distance

Persoonlijke afstand

Een van de vier ‘distance zones’ van Hall die gaat van 18 inches (45,7 cm.) tot 4 feet (1 m en 21,9 cm).

Personal space

Persoonlijke ruimte

De afstand die we behouden tussen onszelf en anderen.

Proxemics

Proxemics

De studie die onderzoek doet naar de manier waarop mensen afstand gebruiken.

Public distance

Publieke afstand

Een van de vier ‘distance zones’ van Hall die gaat over alle afstand vanaf 12 feet (3m en 65,7cm)

Regulators

Regulatoren

Non-verbale signalen die helpen bij het onder controle houden van de verbale communicatie

Social distance

Sociale afstand

Een van de vier ‘distance zones’ van Hall die gaat van 4 (1m.29,7) tot 12 feet (3m65,7 cm.)

Territory

Grondgebied/ territorium

Een stilstaande/stationaire plek die is geclaimd door een mens of dier.

 

Hoofdstuk 7 Luisteren, ontvangen en antwoorden

Advising Adviseren

Dit is wanneer iemand suggesties doet naar aanleiding van een probleemsituatie wat jij aan hem of haar vertelt om jou op deze manier te helpen bij het oplossen van het probleem.

Ambushing In het nou drijven van

Wanneer iemand aandachtig naar jou luistert om zo datgene wat jij zegt te gebruiken als munitie om jou aan te vallen.

Analyzing Analyseren

Dit is wanneer diegene die naar jou luistert vervolgens datgene wat jij vertelt hardop analyseert zodat jij als spreker weet dat de luisteraar jou goed begrepen heeft.

Attending Aanwezig zijn

Fase in het luisterproces waarin de communicator zich enkel focust op 1 boodschap en probeert alle andere berichten uit te sluiten.

Closed questions Gesloten vragen

Een vraag waarbij er keuze is uit een gelimiteerd aantal antwoorden (zoals een vraag je alleen met een ‘ja’ of ‘nee’ kan beantwoorden.

Counterfeit question

Vermomde vraag

Vermomde vragen die eigenlijk een boodschap willen overbrengen in plaats van informatie willen uitlokken

Defensive listening Defensief luisteren

Wanneer de ontvanger/luisteraar een bericht opvat als een persoonlijke aanval.

Empathizing empathiseren/inleven

Wanneer de ontvanger/luisteraar zich identificeert met de spreker zijn of haar emoties en percepties.

Evaluating Evalueren

Dit is als de ontvanger/luisteraar het gedrag of de gedachtes van de zender evalueert en impliceert dat de persoon die evalueert ook geschikt is om te oordelen over iemand anders zijn of haar gedrag en/of gedachten.

Filling in the gaps Filling in the gaps

Een gewoonte van de luisteraar om telkens zinnen/verhalen af te maken voordat de spreker deze heeft uitgesproken.

Hearing Horen

Dit is de eerste stap in het luisterproces waarbij geluidsgolven worden ontvangen door de luisteraar/ontvanger.

Insulated listening Insulated listening

Dit is wanneer de luisteraar alle negatieve informatie negeert.

Listening Luisteren

Het proces van luisteren en antwoorden op iemands boodschap/bericht.

Listening fidelity Listening fidelity

De mate van congruentie tussen wat een luisteraar begrijpt en wat de zender door middel van te communiceren probeerde over te brengen.

Mindful listening Aandachtig luisteren

Aandachtig luisteren zodat je doordachte antwoorden kan geven op iemands bericht.

Mindless listening Gedachteloos/hersenloos luisteren

Dit is als je automatisch, geroutineerd antwoordt geeft / reageert op datgene wat iemand aan jou verteld.

Open questions Openvragen

Vragen waarbij je niet wordt gelimiteerd tot een beperkt aantal antwoorden. Je kunt dus elk gewenst antwoord geven.

Paraphrasing Omschrijven

Dit is wanneer de luisteraar het ontvangen bericht van de zender in zijn of haar eigen woorden omschrijft.

Pseudolistening Pseudo-luisteren

Wanneer de luisteraar eigenlijk met zijn gedachte totaal ergens anders zit, maar net doet alsof hij of zij aandachtig aan het luisteren is.

Questioning Ondervragen

Dit is een reactievorm van een luisteraar. Met een dergelijke reactie vraagt de luisteraar aan zender vraagt om meer informatie.

Remembering Onthouden

Een fase in het luisterproces waarbij een boodschap/bericht weer in het geheugen naar boven wordt gehaald.

Responding Antwoorden

Reactie waarmee een luisteraar antwoord geeft op iemands vraag of boodschap. Dit soort reactief geven waardevolle feedback aan de zender zodat hij of zij er van uit kan gaan dat het bericht is aangekomen.

Selective listening Selectief luisteren

Dit is wanneer de luisteraar enkel antwoordt geeft of reageert op datgene wat hij of zij interessant vindt.

Silent listening Silent listening

De luisteraar blijft aandachtig/oplettend en non-verbaal responsief zonder verbale feedback te geven.

Stage hogging Stage hogging

Dit is wanneer de luisteraar meer bezig is met het maken van zijn of haar punt dan het begrijpen van de spreker.

Supporting Steunen

Dit is als de luisteraar op en ondersteunende manier met zijn of haar reactie duidelijk maakt solidair te zijn met de gevoelens/emoties van de spreker.

Understanding Begrijpen

Een fase van het luisterproces waarbij de ontvanger betekenis geeft aan een boodschap/bericht.

 

Hoofdstuk 8 Emoties

Communication apprehension Communication apprehension

Angstgevoelens waar sommige mensen last van hebben bij het vooruitzicht van communiceren in een onbekende of moeilijke context.

Debilitative emotions Debilitative emotions

Zeer intense langdurige emoties die voorkomen dat een persoon normaal kan functioneren in het dagelijks leven.

Emotional contagion Emotional contagion

Het proces waarbij emoties van de ene naar de andere persoon worden overgedragen.

Emotional intelligence Emotionele intelligentie

Het vermogen om je eigen emoties onder controle te houden maar ook de emoties van anderen te begrijpen.

Emotion labour Emotion labour

Het onder controle houden of zelfs onderdrukken van emoties in situaties waarin dit gepast en noodzakelijk is.

Facilitative emotions faciliterende emoties

Emoties die helpen bij het goed functioneren in het dagelijks leven.

Fallacy of approval Fallacy of approval

Het irrationele geloof dat het van vitaal belang is om van iedereen met wie je communiceert hun goedkeuring te krijgen.

Fallacy of catastrophic expectations Fallacy of catastrophic expectations

Het irrationele geloof dat het ergst mogelijke scenario uit gaat komen.

Fallacy of causation Fallacy of causation

Het irrationele geloof dat emoties veroorzaakt worden door anderen en niet door de persoon die de emoties voelt.

Fallacy of helplessness Fallacy of helplessness

Het irrationele geloof dat voldoening in het leven bepaald wordt door dingen om je heen die niet in jouw macht liggen.

Fallacy of overgeneralization Fallacy of overgeneralization

Het irrationele geloof dat (1) conclusies (vaak negatieve) gebaseerd zijn op beperkt bewijs, of (2) communicatoren hun tekortkomingen overdrijven.

Fallacy of perfection Fallacy of perfection

Het irrationele geloof dat je als communicator te alle tijden elke situatie met compleet zelfvertrouwen en ‘skill’ aan moet kunnen.

Fallacy of should Fallacy of should

Het irrationele geloof dat mensen zich altijd op hun best mogelijke manier horen te gedragen.

Reappraisal Heroverweging

De manieren waarop we de betekenis van een emotioneel geladen gebeurtenis heroverwegen zodat de emotionele impact ervan veranderd.

Rumination Rumination

Terugkerende gedachtes die niets te maken hebben met de huidige omgeving maar die blijkbaar toch zonder impuls van de omgeving bij jou terug naar boven komt.

Self-talk Self-talk

De non-verbale interne dialoog die ons denkproces voorstelt

 

Hoofdstuk 9 Dynamiek van inter-persoonlijke relaties

Avoiding Negeren, elkaar uit de weg gaan

Een fase in de relatie waar de partners elkaar uit de weg gaan en contact minimaal is.

Bonding Bonden

Een relationele ontwikkelingsfase waarbij de partners symbolische publieke gebaren maken waardoor de rest weet dat hun relatie bestaat.

Circumscribing Circumscribing

Een fase in de relatie waar de parters elkaar steeds minder gaan zien en zij zich steeds minder verplicht tot elkaar voelen.

Comparison level(CL) Comparison level(CL)

De minimale standaard voor iemand anders zijn gedrag die de andere partner tolereert.

Comparison level of alternatives (Clalt) Comparison level of alternatives (Clalt)

Een vergelijking tussen de beloningen die een persoon in een huidige situatie ontvangt en de beloningen die de persoon zou kunnen verwachten te ontvangen met anderen.

Connection-autonomy dialectic Connection-autonomy dialectic

De spanning in een relatie tussen de behoefte aan integratie en de behoefte aan onafhankelijkheid.

Conventionality-uniqueness dialectic Conventionality-uniqueness dialectic

De spanning in een relatie tussen de behoefte om je zo te gedragen zoals anderen dat van jou verwachten en de behoefte om juist je individualiteit te benadrukken door je te gedragen op een manier die anderen zouden afkeuren.

Dialectical tensions Dialectische spanningen

Relationele spanningen die opkomen wanneer twee tegenovergestelde of onverenigbare krachten tegelijkertijd bestaan.

Differentiating Onderscheiden

Een stage in een relatie waar beide partners weer meer hun eigen individualiteit laten zien nadat zij innig aan elkaar gehecht zijn geraakt.

Experimenting Experimenteren

Een vroege stage in de relatie waar beide partners bij elkaar opzoek gaan naar overeenkomsten (common ground). Als het experimenteren goed gaat zal de relatie zich waarschijnlijk intensiveren, als het niet succesvol is, dan zal de relatie waarschijnlijk bij deze stage stoppen.

Expression-privacy dialectic Expression-privacy dialectic

De spanning in een relatie tussen de behoefte om open en de behoefte gesloten te zijn.

Inclusion-selection dialectic Inclusion-selection dialectic

De spanning tussen de wens van een paar om betrokken te zijn bij de rest van de wereld en de behoefte om je juist met zijn tweeën af te sluiten voor de rest van de wereld en jullie eigen leven samen te leven zonder de inmenging/bemoeienis van anderen.

Initiating initiëren

De eerste stage binnen relationele ontwikkeling waarbij de mensen die betrokken zijn laten weten dat ze in elkaar geïnteresseerd zijn.

Integrating integreren

Een stage in de relatie waarin de mensen die betrokken zijn één gezamenlijke identiteit vormen.

Integration-separation dialectic Integration-separation dialectic

De spanning tussen de behoefte aan verbondenheid met anderen en de behoefte aan onafhankelijkheid.

Intensifying intensivering

Fase in de relatie die volgt op experimenteren. De partners groeien steeds meer naar elkaar toe doordat zij steeds meer contact hebben en zij zichzelf steeds meer kunnen openstellen bij elkaar(zelfonthulling).

Metacommunication Metacommunication

Berichten/boodschappen (vaak in relationele context) die terugrefereren naar andere berichten/boodschappen. Communiceren over communicatie.

 

Openness-closedness dialectic Openness-closedness dialectic

De spanning tussen de behoefte om eerlijk en open te zijn en de behoefte om gesloten en privé te blijven.

Predictability-novelty dialectic Predictability-novelty dialectic

De spanning in een relatie tussen de behoefte voor een voorspelbare relationele partner en de behoefte aan een minder voorspelbare, meer spontane partner.

Relational maintenance Relational maintenance

Communicatie die als doel heeft om de relatie zo soepel en leuk mogelijk te laten verlopen (bijv. Je open opstellen, je gedragen op een positieve manier, en je partner op het hart drukken dat je grote waarde hecht aan de relatie).

Relational transgressions Relational transgressions

Dit is wanneer er impliciete of expliciete voorwaarden van een relatie worden geschonden. (een vriend of vriendin roddelt over jou, of je partner gaat vreemd etc.).

Revelation-concealment dialectic Revelation-concealment dialectic

De spanning die een paar voelt tussen het compleet eerlijk en open zijn met de rest van de wereld en tussen de behoefte om juist dingen voor anderen te verbergen en voor zichzelf te houden.

Stability-change dialectic Stability-change dialectic

De spanning tussen de behoefte om de relatie voorspelbaar te houden en de behoefte om voor vernieuwing en verandering.

Stagnating Stagneren

Een stage/fase in de relatie waarin de mensen die betrokken zijn minder enthousiast worden en steeds meer geroutineerd met elkaar omgaan.

Terminating Beëindigen

 

Dit is de laatste fase in een relatie, die het einde ervan betekent. Één of beide partners weten en erkennen dat de relatie over is.

 

Hoofdstuk 10 Communicatieklimaat

Aggressiveness Agressiviteit

Verbale aanvallen die ervoor zorgen dat iemand anders zijn of haar zelfconcept wordt vernederd. Dit kan ook psychologische pijn veroorzaken.

Ambiguous response Dubbelzinnige reactie

Een dubbelzinnige reactie, deze kan meerdere dingen betekenen waardoor de ontvanger nog steeds niet weet wat het standpunt is van de zender.

Argumentativeness Argumentativeness

Over bepaalde zaken/onderwerpen je standpunt(en) presenteren en verdedigen terwijl je andere standpunten over dat onderwerp probeert te ontkrachten.

Certainty Zekerheid

Dit is als de ene persoon dogmatisch een mening boven die van alle andere zet en stelt dat hij/zij of diegene gelijk heeft zonder andere meningen in overweging te nemen door te stellen dat die het niet waard zijn om over na te denken. Dit soort gedrag kan volgens Gibb bij anderen defensief gedrag uitlokken.

Communication climate Communicatieklimaat

De emotionele toon van een relatie tussen één of meerdere individuen.

Complaining Klagen

Een bericht waaruit blijkt dat je het niet eens bent met de andere persoon.

Confirming communication Confirming communication

Een bericht waaruit blijkt dat je geeft om de andere persoon en respect hebt voor diegene. Uit de communicatie blijkt dat een persoon wordt gewaardeerd door de ander.

Controlling communication Controlling communication

Volgens Gibb zijn dit berichten waarmee de ene persoon bij de ander een bepaalde reactie wil uitlokken wat kan leiden tot defensief gedrag.

Defensiveness Defensiviteit

De poging van een persoon om zijn of haar ‘presenting self’ te beschermen als hij/zij denkt dat deze wordt aangevallen.

Description Omschrijving

Een bericht/boodschap dat aantoont wat het standpunt van een bepaald persoon is, zonder dat deze een oordeel velt over anderen.

Disagreeing message Disagreeing message

Een bericht wat aan de ander laat weten dat jij het niet eens bent met wat hij of zij zegt.

Disconfirming communication Disconfirming communication

Een reactie die overbrengt dat jij eigenlijk niet echt meer geeft om wat de ander zegt, denkt, voelt of doet. De andere persoon wordt dus niet gewaardeerd.

Empathy Empathie

De mogelijkheid om door de ogen van iemand anders te kijken zodat je eerder de percepties en gevoelens van een ander begrijpt.

Equality Gelijkheid

Volgens Chip een vorm van ondersteunende communicatie die suggereert dat de zender de ontvanger respecteert.

Evaluation Evaluatie

Een bericht dat laat blijken dat de zender oordeelt over datgene wat de ontvanger eerder zei. Dit kan leiden tot defensief gedrag.

Face Face

Dit is het beeld van een individu die hij of zij graag naar buiten wil brengen (zie ‘presenting self’ ).

Face-threatening acts Face-threatening acts

Acties, handelingen die kunnen leiden tot gezichtsverlies.

Impersonal response Onpersoonlijke reactie

Een onpersoonlijke reactie wat oppervlakkig en/of afgezaagd overkomt waaruit blijkt dat je niet echt om de ander geeft.

Impervious response Ondoordringbare reactie

Een ondoordringbare reactie die overkomt alsof je de pogingen van een ander om te communiceert negeert.

Incongruous response Onlogische reactie

Een reactie/antwoord bestaande uit twee delen wat overkomt alsof je datgene wat je in het eerste deel zei, in het tweede gedeelte (vaak non-verbaal) ontkracht. (bijv. ‘ Ik heb erg veel zin om die film te zien!’ terwijl je gezichtsuitdrukking vervolgens zegt dat je er helemaal geen zin in hebt).

Interrupting response Onderbrekende reactie

Een reactie waarmee je de ander onderbreekt. Dit kan op de ander erg ongeïnteresseerd overkomen.

Irrelevant response Irrelevante reactie

Een irrelevante reactie die niets te maken heeft met datgene wat er net is gezegd.

Neutrality Neutraliteit

Een houding wat defensief gedrag uitlokt bij de ander. In dit geval stelt de zender zich onverschillig op jegens de ontvanger.

Presenting self Presenting self

Het beeld wat een persoon over zichzelf naar anderen toe presenteert. Dit beeld kan identiek zijn met of verschillen van de waargenomen en de gewenste zelf.

Problem orientation Problem orientation

Een ondersteunende stijl van communicatie waarbij de betrokken personen proberen om samen te werken om zo het probleem op te lossen in plaats van te proberen om hun eigen oplossen aan elkaar op te leggen.

Provisionalism Provisionalism

Een ondersteunende stijl van communicatie waarbij de zender zich ruimdenkend opstelt en open staat voor ideeën en meningen van anderen.

Sandwich- method
Sandwich-methode

Dit is als je een nare/negatieve boodschap als het ware inpakt tussen twee leuke/positieve boodschappen zodat de klap wat minder hard aankomt bij de andere persoon.

Spiral Spiraalvormig communicatiepatroon

Een wederkerige spiraalvormige communicatiepatroon waarbij berichten/boodschappen elkaar aanvullen/versterken. Zie ook ‘Escalatory spiral’ en ‘De-escalatory spiral’.

 

Spontanity Spontaniteit

Ondersteunend communicatief gedrag waarbij de zender een bericht zendt zonder dat deze de ontvanger hiermee probeert te manipuleren.

Strategy Strategisch communiceren

Communicatie waarmee je defensief bij de ander uitlokt. Dit is volgens Gibb wanneer de zender probeert om de ontvanger te manipuleren of te bedriegen.

Superiority Superioriteit

Communicatie waarmee je defensief bij de ander uitlokt. Dit is volgens Gibb wanneer de zender impliceert of constateert dat de ontvanger niet zijn of haar respect verdient.

Tangential response Tangential response

Dit is wanneer de ontvanger op een bepaalde manier antwoord geeft op datgene wat de zender zei waarmee de ontvanger het gespreksonderwerp veranderd.

 

 

Hoofdstuk 11 Omgaan met conflict

Accommodation Accommodation

Een ‘verlies-win’ conflictstijl waarin een persoon verschilt van mening ten opzicht van de ander.

Avoidance Avoidance

Een ‘ verlies-verlies’ conflict stijl waarbij mensen het conflict uit de weg gaan.

Collaboration Collaboration

Een ‘win-win’ conflict stijl waarbij beide personen krijgen wat ze willen.

Competition Competition

Een ‘win-verlies’ conflict stijl waarbij de ene persoon wint en de andere persoon verliest.

Complementary conflict style Complementary conflict style

Wanneer de personen die betrokken zijn bij een conflict allemaal verschillende maar wel elkaar versterkende conflict stijlen gebruiken.

Compromise Compromis

Een confictstijl waarbij iedere partij in een conflict een deel krijgen van wat zij willen zodat iedereen deels tevreden is over hoe uiteindelijk het conflict opgelost is omdat iedereen deels gelijk en deels ongelijk krijgt.

Conflict Conflict

Een onenigheid tussen ten minste twee personen die verschillende doelen voor ogen hebben, niet gelijke beloningen krijgen en of door de andere persoon bij het behalen van zijn of haar doelen onderdrukt wordt.

Conflict ritual Conflict ritueel

Een conflict patroon wat zich telkens weer herhaalt.

De-escalatory spiral De-escalatory spiral

Een zich herhalend communicatie patroon waarbij de onvijandige houding van de ene persoon er voor zorgt dat de ander zich ook minder vijandig gaat gedragen. Zo loopt het conflict niet uit de hand.

Direct agression Directe agressie

Een uiting/gedraging van de zender die op de ontvanger als vijandig overkomt omdat het de positie en de waardigheid van de ontvanger aanvalt.

Dysfunctional conflict Disfunctioneel conflict

Een schadelijk conflict dat gekarakteriseerd wordt door communicatie die dwingend, onwillig, en ongeconcentreerd overkomt. Dit soort conflicten resulteert vaak in een win-verlies uitkomst waardoor de relatie zoveel schade oploopt dat het moeilijk gaat worden om deze nog te redden.

Escalatory spiral Escalatory spiral

Een zich herhalend communicatie patroon waarbij de aanval van de ene persoon leidt tot aanvallend gedrag van de andere persoon. Door een dergelijke spiraal kan het conflict uit de hand lopen.

Functional conflict Functioneel conflict

Een gunstig, heilzaam conflict wat gekarakteriseerd wordt door communicatie die respectvol, welwillend en geconcentreerd overkomt waardoorn er een goede oplossing wordt gevonden en een relatie alleen maar sterker kan worden.

Parallel conflict style Parallel conflict style

Dit is wanneer betrokken individuen bij een conflict eerst complementaire maar naarmate de tijd verstrijkt dezelfde conflictstijl gaan gebruiken.

Passive agression
Passief-agressief gedrag

En indirect uiting van iemands ongenoegen op een manier dat de ontvanger eigenlijk niet doorheeft dat de zender geïrriteerd of boos is.

Symmetrical conflict style Symmetrical conflict style

Dit is wanneer betrokkenen bij een conflict allemaal de conflictstijl gebruiken.

Win-win problem solving Win-win problem solving

Een aanpak waarbij een conflict op zo’n manier wordt opgelost dat iedereen wint.

 

Hoofdstuk 12 Inter-persoonlijke contexten: vrienden, familie en intieme relaties

Boundaries Grenzen

De grenzen die binnen een familie worden gehandhaafd. Dit zijn bijvoorbeeld grenzen voor welke onderwerpen er wel niet worden besproken, hoe bepaalde onderwerpen worden besproken en met wie de familieleden buiten de familie mogen omgaan.

Chaotic family Chaotische familie

Een familie waarbij het niet duidelijk is wie de leiding neemt of een familie waar er helemaal geen leider is, er dramatische rolwisselingen zijn, waarbij het niet duidelijk is wie welke rol vervult en er is sprake van impulsieve besluitvorming.

Conversation orientation Gespreksorientatie

De mate waarin families openstaan voor een discussie klimaat waarin veel verschillende onderwerpen kunnen worden besproken.

Disengaged family Disengaged family

Familie met te weinig samenhang waarbij de leden zich weinig tot niet verplicht voelen om zich aan elkaar te hechten.

Enmeshed family Enmeshed family

Familie met zoveel samenhang waardoor er weinig onafhankelijkheid is en waar men verwacht dat iedereen zeer loyaal naar elkaar toe is.

Expectancy violation Expectancy violation

Dit is wanneer we vinden dat anderen zich op een onverwachte, niet gepaste manier gedragen.

Family Familie

Familie is een systeem met ten minste twee of meerdere personen die van elkaar afhankelijk zijn, een gemeenschappelijke geschiedenis en toekomst met elkaar delen, en verwachten invloed te hebben op elkaars leven.

Friendship Vriendschap

Een vrijwillige inter-persoonlijke relatie die zorgt voor sociale steun.

Intimacy Intimiteit

Een toestand die bereikt wordt door intellectuele, emotionele en/of fysieke nabijheid/verbondenheid evenals door gezamenlijke activiteiten.

Relational commitment Relationele engagement

Een belofte, expliciet of impliciet, die je aan iemand doet die betrokken is in de relatie en ervoor zorgt dat deze relatie succesvol wordt.

Rigid family Stijve familie

Familie waarbij sprake is van autoritair leiderschap, strikte discipline en waarbij iedereen weet dat hij of zij een bepaalde rol te vervullen heeft en deze rollen zijn niet flexibel. Verder staan de gestelde regels niet ter discussie en kunnen niet veranderd worden.

System Systeem

Een groep, zoals een ‘family’ waarvan de leden zo met elkaar communiceren dat zij een groep vormen.

 

Access: 
Public
This content is related to:
Samenvatting Interplay: The Process of Interpersonal Communication (Adler)
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
wereldstage wereldroute

Tussenjaar of sta je op het punt op kamers te gaan?

Wereldroute biedt jou een leerzaam en onvergetelijk Student Prepare Program aan

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1206 1