Hoorcollegeaantekeningen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


College 1

Cellen binnen het zenuwstelsel:

  • Neurogliacellen

    • Macroglia cellen

      • Oligodendoryten: myelinistatie in CZS. Deze kan van meerdere cellen een stuk van het axon isoleren (uitlopers)

      • Schwann cellen: myelinisatie in het PZS. Isoleert 1 stuk axon van 1 neuron.

      • Ependymcellen: productie liquor en zorgt voor de circulatie hiervan.

      • Astrocyten: zorgt voor groei en ontwikkeling, invloed op synaptische activiteit en rol bij bloed hersen barriere.

    • Microglia cellen: vreet cellen

  • Neuronen = zenuwcellen. Bestaan uit:

    • Cellichaam

    • Dendriet: info van sensor naar cellichaam

    • Axon: info van cellichaam naar axonterminalia

    • Axonterminalia: bevat neurotransmitter. Deze wordt vrijgelaten wanneer een actiepotentiaal via een axon aan komt.

Een actiepotentiaal gaat via een axon naar een axonterminalia, die laat blaasjes met neurotransmitter los. Deze komen via de synapsspleet op de receptoren van de effector. Er zijn drie manieren om neurotransmitter uit de spleet te krijgen:

  • Diffusie: uitdrijving doordat water heen en weer beweegt langs de spleet.

  • Door astrocyten wordt enzym acetylcholinesterase gemaakt. Dit breek ACh af.

  • Door heropening van het axon.

Er zijn verschillende soorten neuronen. Deze zijn ingedeeld naar vorm (zie afbeelding 1):

  • Unipolaire neuron: deze heeft een cellihaam en 1 axon en worden gebruikt bijvoorbeeld in het oog als staafjes en kegeltjes.

  • Bipolaire neuron: deze heeft een dendriet, een cellichaam en een axon en wordt bijvoorbeeld in het netvlies van het oog gebruikt.

    • Pseudo-unipolaire neuron: deze heeft een perifere tak (van periferie naar cellichaam) en een centrale tak (van cellichaam naar ruggenmerg of hersenstam). Daarnaast heeft deze neuron nog een cellichaam welke net buiten het ruggenmerg ligt.

  • Multipolaire neuron: heeft heel veel dendrieten (dendrietenboom), een cellichaam en 1 axon (met of zonder collaterale axonen).

College 2 macroscopie 1

Regionale indeling centrale zenuwstelsel(zie afbeelding 2):

Het metencephalon bestaat uit het pons en het cerebellum

De hersenstam bestaat uit de medulla oblongate, pons en het mesencephalon (dus niet het cerebellum).

Het telencephalon (zie afbeelding 3) bestaat uit 2 hemisferen die elk wendingen hebben. Daarnaast is zitten de 2 laterale ventrikels er in. Er is een links-rechts verbinding tussen de twee hemisferen, dit heet het corpus callosum. Daarnaast heb je nog de basale ganglia (bewegingen en emoties besturing), hypocampus (geheugen) en amygdala (angst).

Tussen twee hemissheren: fissura sagittalis

Tussen frontale lobe en transversale lobe: sulcus lateralis

Tussen centrale gyri: suclus centralis

De cortex in het telencephalon bevat 6 cellagen:

I

Moleculaire laag

Input van andere corticale gebieden

Input van de thalamus

II

Externe granulaire laag

Input van andere corticale gebieden

Input van de thalamus

III

Externe pyramidale laag

Output naar andere corticale gebieden

IV

Interne granulaire laag

Specifieke input van de thalamus

V

Interne pyramidale laag

Output naar motorische gebieden

VI

Multiforme laag

Output naar de thalamus

 

College 3a macroscopie 2

Diencephalon bestaat uit de thalamus, hypothalamus, hypofyse en epifyse. Daarnaast bevindt de 3 ventrikel zich in dit gedeelte.

Thalamus: bevat een linker en rechter helft, welke communiceren met een commissuur: adhesio interthalamica.

 

Functie: de thalamus is een relay station. Alles komt er binnen en alleen het belangrijkste gaat door.

    • Tussenstation voor alle sensibele informatie naar cortex behalve een deeltje van de reuk informatie.

    • Functie in motoriek

    • Ieder deel kern gebied heeft eigen naam en functie

Hypothalamus: controle van veel basale functies. Iedere deelkern heeft een eigen naam en functie.

Hypofyse: bestaat uit het adenohypofyse en de neurohypofyse, welke beide zorgen voor hormoon-afscheiding.

Epifyse: dit is klierweefsel, geen hersenweefsel. Het zorgt voor een dag-nacht ritme en is belangrijk bij de seksuele rijping. Bij kinderen is deze klier heel groot, maar hij krimpt in de puberteit.

Mesencephalon: bevat onder andere het aquaduct van sylvius (verbinding tussen 3e en 4e ventrikel), tectum, substantia nigra, kernen van hersenzenuwen en banen.

Tectum bestaat uit de colliculus superior (visuele informatie) en de colliculus inferior (auditieve informatie).

Metencephalon: bestaat uit de pons en het cerebellum. Hiertussen zit het 4e ventrikel.

Pons bevat kernen van hersenzenuwen, neuronen die projecteren naar de cerebellum en veel banen. `

Cerebellum speelt een rol in de motoriek en emotionele gedragingen. Deze zit aan de pons vast door pendiculi. Dit zijn bundels van axonen die de cerebellum in en uit gaan. Verder lijkt het cerebellum op de grote hersenen.

Medulla oblongata: bevat vooral kernen van hersenzenuwen en kernen van het tastsysteem. Daarnaast bevat de oblongata veel banen. In de oblongata kruisen de vezels ( = decussatio) van het tastsysteem en van willekeurig motorisch systeem van armen en benen. (in coupe dus ook een vage vlinder te herkennen ipv. een duidelijke).

Medulla spinales: hier zit de grijze stof binnen en de witte stof buiten (zie afbeelding 4).

College 3b: embryologie

In de blastula (zie afbeelding 5) zijn drie soorten: ectoderm, mesoderm, endoderm

Mesoderm: vormt wervelkolom, skelet en spieren

Endoderm: darmstelsel en ademhalingsstelsel.

Ectoderm: verdikt tot neuraal ectoderm wat de CZS, netvlies, zenuwen. Het neurale ectoderm zal zich vormen doordat de neurale plaat dicht vouwt tot een kanaal. Hieruit kan het gehele CZS vormen. Het rostrale deel van dit kanaal zal de hersenen, hersenstam en omliggend weefsel vormen en het caudale deel zal het ruggenmerg en omliggend weefsel vormen. Wanneer er craniaal een defect optreedt met de sluiting van de neurale buis, zal de hersen/schedel en huid niet goed ontwikkelen (anencephalie). Gebeurt dit caudaal dan zal de wervelkolom en/of huid niet ontwikkelen (spina bifida).

De neurale buis (zie afbeelding 6,7) bestaat uit meerdere delen:

  • Prosencephalon

  • Mesencephalon

  • Rhombencephalon

  • Medulla spinales

Deze delen ontwikkelen zich weer verder (zie afbeelding 8):

  • Telencephalon en diencephalon uit het prosencephalon

  • Mesensephalon

  • Metencephalon en myelencephalon (medulla oblongata) uit het rhombencephalon.

In deze buis zit het telencephalon helemaal rostraal, doordat deze nog verder moet groeien klapt hij als het ware over de rest van de hersengedeelten heen. Hierdoor krijgt het cerebrale cortex een gebogen structuur.

 

 

College 4: viscero- en neurocranium

Het schedel bestaat uit een aantal delen:

Neurocranium

  • Os frontale  sinus frontalis

  • Os parientale

  • Os temporale  meatus acousticus externus en processus matoideus.

  • Os sphenoidale  sinus sphenoidalis en sella turcica (hierin ligt de hypofyse). Daarnaast nog canalis opticus, fissura (spleet) orbitalis superior en inferior.

  • Os ethmoidale  lamina cribrosa en sellulae etmoidales

  • Os occipitale  condylus occipitalis en foramen magnum

Viscerocranium

  • Os frontale

  • Os sphenoidale

  • Os ethmoidale

  • Vomer

  • Os temporale

  • Mandibula  art. Temperomandibularis beweegt protusie en retractile door m. temporalis en m. masseter. Kop: caput mandibulae en kom: fossa mandibularis.

  • Maxilla  sinus maxilla

  • Os palatum

  • Os nasale

  • Concha nasale inferior

  • Os zygomaticum

  • Os lacrimale

Gehoorbeenderen in pars patrosa van het os temporale

  • Malleus

  • Incus

  • Stapes

Keel: os hyoideum

Schedelnaden (zie afbeelding 9):

  • Sutura frontale

  • Sutura coronalis

  • Pterion (hier komen verschillende schedelnaden bij elkaar).

In het viscerocranium zitten een aantal foramina (zie afbeelding 10):

  • Foramen supra-orbitale

  • Foramen infra-orbitale

  • Foramen mentale

Ademhalen via de neus (via de mond):

  • Cavitas nasi (cavitas oris)

  • Nasopharynx (deze valt dan weg)

  • Oropharynx

  • Laryngopharynx

  • Via het larynx (strottehoofd) de trachea in.

Slikken:

  • Cavitas oris

  • Oropharynx

  • Laryngopharynx

  • Oesophagus

De stemvorming wordt gedaan met de cartilago epiglottica en cartilago thyroidea (schildkraakbeen).

College 5: hersenvliezen en ventrikels

Er zijn drie hersenvliezen (zie afbeelding 11):

  • Dura mater: is hard en loopt vlak over de hersenen heen. Hij bestaat uit twee lagen:

    • Periostale laag (aan de schedel zijde)

    • Meningeale laag (aan de zijde van het brein)

      • In principe geen ruimte tussen schedel en periostale laag van het dura mater. Wanneer dit wel gebeurt heet dit epiduraal.

      • In de menigeale laag van het dura mater zit een invouwing. Deze heten de falx cerebri en tentorium cerebelli. Deze hebben een werking in de veneuze stroom, doordat er veneuze sinussen worden gevormd tussen de meningeale laag en de periostale laag.

  • Arachnoidea mater: bevat veel aderen doordat er ruimte wordt gevormd door de stijve dura en de wendingen van de hersenen.

    • Wanneer er ruimte zit tussen de dura en de arachnoidea heet dit subduraal. Dit hoort niet zo te zijn.

  • Pia mater: volgt de wendingen van de hersenen en ruggenmerg. Wanneer er ruimte zit tussen de arachnoidea en pia heet dit subarachnoid. Deze ruimte hoort er wel te zijn, doordat er ruimte wordt gecreëerd door de wendingen van de hersenen en de stijve dura. Er zijn een aantal locaties met een relatief grote subarachnoidale ruimte (cisterna).

Alle maters volgen niet alleen de hersenen, maar ook het ruggenmerg. Dit gebeurt in dezelfde volgorde als bij de hersenen.

De meningen zijn rijk geïnnerveerd en dus gevoelig. De hersenen zijn niet gevoelig.

Om de hersenen stroom liquor. Dit wordt aangemaakt in de ventrikels (zie afbeelding 12) in de hersenen door ependymcellen. Deze bestaan uit 1e,2e,3e ventrikel, aquaduct van Silvius en 4e ventrikel. Vanuit het 4e ventrikel gaat het liquor door foramen van magendie en foraminae van Luschka naar onder naar het ruggenmerg. Waarna het weer terug omhoog gaat naar richting de falx cerebri de sinus sagittalis superior in via de subarachnoidale ruimte.

Foramen monroe zorgt ervoor dat het liquor van de laterale ventrikels naar de derde ventrikel kan.

Opname van liquor gebeurt in de sinus sagittalis superior door de granulationes arachnoideae. Dit zijn kleine uitstulpingen van de subarachnoidale ruimte in de sinus sagittalis superior waar ook liquor in stroomt. Door druk wordt dit door de arachnoidea mater en de meningeale laag van het dura mater gedrukt het veneuze bloed in. (ook via de neus door de lamina cribrosa in het os ethmoidale)

Liquor heeft als functie: schokdemping en transport van neurochemische stoffen.

 

College 6: bloedvaten (arteriele bloed-hersen barriere)

De a. vertebralis (zie afbeelding 13) gaat via de foramen vertibralis van de wervelkolom omhoog, waar hij via de hersenstam verder loopt. Bij de pons komt hij bij elkaar en wordt het de a. basilaris. Deze gaat via de foramen magnum de schedel in.

De a. carotis communis (zie afbeelding 13) splitst bij de bifurcatio carotides in a. carotis externa en a. carotis interna. De a. carotis externa zorgt voor de bloedvoorziening van het aangezicht via de a. facialis en de mater door de a. maxillaris (met aftakking naar de hersenvliezen door a. meningea anterior/ media/ posterior. Deze gaat door foramen spinosum door het schedel). De a. carotis interna gaat door het canalis caroticus in het os temporale de schedel in en komt vervolgens via het foramen lacerum in de middelste schedelgroeve in.

Klap tegen het pterion kan een epidurale bloeding veroorzaken. Dit is een bloeding van de a. meningea media tussen de schedel en de dura mater. Door de druk die het bloed uit oefent op de hersenen zullen de hersenen weggedrukt worden. de enige uitgang is foramen magnum waar de hersenstam doorheen loopt. Deze zal dan worden ingeklemd, met dood tot gevolg.

Cirkel van Willis: anastomosis

Input (zie afbeelding 14):

  • A. carotis interna dextra

  • A. carotis interna sinistra

  • A. basilaris

 

Output (zie afbeelding 15):

  • A. cerebri anterior dextra/sinistra

  • A. cerebri media dextra/ sinistra

  • A. cerebri posterior dextra/ sinistra

Tussen de input en output vaten zitten 3 anastomosen (zie afbeelding 16):

  • A. communicans anterior

  • A. communicans posterior dextra/ sinistra

Er zitten veel variaties in de cirkel van Willis, maar doordat het een anastomoon is komt er eigenlijk altijd genoeg bloed bij de hersenen.

Vanuit de output vaten worden de hersenen van bloed voorzien:

  • A. cerebri anterior: bebloed parientale deel en tussen de twee hemisferen in (gyrus cinguli)

  • A. cerebri media: bebloed het temporale deel van de hersenen

  • A. cerebri posterior: bebloed occipitaal vooral en het onderste gedeelte van de temporale lobe.

Het cerebellum wordt door 3 arteriën voorzien van bloed (zie afbeelding 17):

  • A. superior cerebelli

  • A. inferior anterior cerebelli

  • A. inferior posterior cerebelli

Het ruggenmerg wordt van bloed voorzien door aftakkingen van de arteria vertebralis.

Bloed-hersenweefsel barrière: er zit een verschil in de capillairwand tussen normale capillairen en capillairen in de hersenen. Normale capillairwanden zijn een cellaag dik. De capillairwanden in het CZS zijn omsloten met de voetjes van astrocyten. Hierdoor kunnen er eigenlijk geen stoffen doorheen, behalve O2, CO­2, glucose en afvalstoffen. Hierdoor moet er rekening gehouden worden met het toedienen van medicijnen. Op oplossing kan zijn om via de neusholte toe te dienen. Doordat hier via het lamina cribrosa openingen zijn naar de hersenen.

Bloed-liquor barrière: in de ventrikels bevinden zich haarvaten die omringt worden door een speciale laag epitheelcellen die een redelijk dichte overgang vormen. Hier kunnen ook alleen de benodigde stoffen doorheen. Op sommige plekken in de hersenen zijn openingen tussen liquor en hersenweefsel. Hierdoor kunnen stoffen gewoon het weefsel bereiken.

College 7: veneuze bloedvaten

Er zijn drie manieren van bloedafvoer van de hersenen:

  • Vanaf diepliggende structuren (witte stof, basale ganglia en diencephalon) via diepe venen naar sinus-systeem.

  • Van cortex en onderliggende witte stof via oppervlakkige cerebrale venen naar sinus-systeem (zie afbeelding 18).

  • Als laatste vanaf de rest.

Bridging veins: oppervlakkige vaten naar de sinus. Deze komen vanaf onder het arachnoid door het arachnoidea en steken over naar de sinus via de dura. Wanneer er atrofie van de hersenen op treedt, kan het gebeuren dat de bridging venes scheuren (subdurale bloeding).

Tijdens alzheimer hebben patiënten veel minder cellen en synapsen dan gezonde hersenen. Daarnaast treedt er plaque op. Dit is een abnormale clustering van proteine filementen die tussen zenuwcellen optreden. Als laatste zullen dode zenuwcellen tangles bevatten, dit is een ander proteïne.

Veneuze sinussen in de mater:

  • Sinus sagittalis superior

  • Sinus sagittalis inferior confluens sinus

  • Sinus rectus

  • Sinus transversus

  • Sinus sigmoideus (door foramen jugulare naar v. jugularis interna)

De v. jugularis interna komt uit in de v. brachiocephalica sinistra, welke samen met de dextra uitkomt in de v. cava superior.

Er zijn twee soorten cerebro vasculair accident (CVA):

  • Herseninfarct (geen bloed toevoer)

    • Kortdurend (TIA)

    • langdurend

  • Hersenbloeding (door een aneurysma)

Epidurale bloeding: tussen schedel en dura. Vaak door a. meningea media.

Subdurale bloeding: tussen dura en arachnoid. Vaak door ruptuus van de Bridging veins.

Subarachnoidale bloeding: tussen arachnoid en pia. Vaak door ruptuur in het arteriele systeem van de cirkel van Willis.

Intracerebrale bloeding: in het hersenweefsel zelf. Vaak door ruptuur van kleine vaatjes van het arterieel systeem in de hersenen.

 

College 7b: inleiding hersenzenuwen

Hersenzenuwen (zie afbeelding 19) kunnen over gedeeltes verschillend zijn. Er zitten dan verschillende zenuwen bij elkaar in een bundel. Daarnaast zal vanuit de hersenzenuwen wel parasympatische informatie naar spieren gaan, maar geen sympathische info. Dat komt omdat sympathische aansturing vooral vanuit de medulla spinales gaat. Parasympatische aansturing komt vooral vanuit de hersenstam.

I

n. olfactorius

Reuk

II

n. opticus

Zien

III

n. oculomotorius

Oogbewegingen, pupilreflex

IV

n. trochlearis

Oogbewegingen

V

n. trigeminus

Gevoel van gezicht en kauwbewegingen

VI

n. abducens

Oogbewegingen

VII

n. facialis

Aangezichtsspieren, smaak

VIII

n. vestibulocochlearis

Evenwicht en gehoor

IX

n. glossopharyngeus

Keelspieren, smaak

X

n. vagus

Motorisch+sensorisch parasympatische innervatie

XI

n. accessorius

Schouder/halsspieren

XII

n. hypoglossus

Tongspieren

 

“Ooo, tante Toos at fruit van groenteboer Vermeulen als hapje”

Al deze zenuwen zitten aan beide kanten van de hersenstam.

 

N. olfactorius (I) (input): informatie komt vanuit de receptoren (bipolaire cellen) in het neusslijmvlies in de neusholte. De axonen gaan door het lamina cribrosa van het os ethmoidale naar bulbe olfactorius. Hier worden geuren gesorteerd op soort.

Normaal gesproken gaat alle binnengekomen informatie door naar de thalamus, om vervolgens door te gaan naar de cortex. Dit is anders bij een deel van de reuk. Vanuit de bulbus olfactorius gaan signalen via de tractus olfactorius direct naar de thalamus en een deel direct naar het rhinencephalon.

Samenvattend:

n. olfactorius is specifiek sensibel voor reuk.

 

College 8: visueel systeem (hersenzenuwen II, III, IV, VI)

De bouw van het oog (zie afbeelding 20): (links = mediaal = nasale hemiretina) (rechts = lateraal = temporele hemiretina)

Iris: is bindweefsel met een pigment laag wat zorgt voor de oogkleur. Deze wordt bewogen door de m. sphincter pupillae, de m. dilator pupillae en de m. ciliaris. De lens zit vast aan de m. ciliaris door middel van lensbandjes.

Wenkbrauwen: beschermen het oog tegen zweet en ander vocht. (motoriek somatomotorisch)

Ooglid: bescherming tegen bijvoorbeeld uitdroging en vel licht. De wimpers op een ooglid beschemen het oog tegen vuil en fel licht. (motoriek somatomotorisch)

Traanklieren: produceren het traanvocht om het oog te beschermen tegen uitdroging en stofjes. (motoriek autonoom, parasympatisch)

Traanbuis: voert overtollig traanvocht af naar de neusholte. (motoriek autonoom, parasympatisch)

In de oogkas zitten twee gaten:

  • Canalis opticus

  • Fissura orbitalis superior

Oogbewegingen:

Een oog heeft een aantal spieren (zie afbeelding 21):

  • M. rectus superior

  • M. rectus inferior

  • M. rectus lateralis

  • M. rectus medius

  • M. obliquus superior: loopt via een trachlea, waardoor hij kan zorgen voor een mediorotatie, abductie en depressie.

  • M. obliquus inferior: loopt onder het oog langs van lateraal naar mediaal.

De spieren zitten via bindweefsel vast aan elkaar.

Het aansturen van de oogspieren verloopt bewust en onbewust. Skeletspieren zijn dwarsgestreepte spieren en zorgen voor bewuste aansturing. Dus vanuit de cortex zullen de motor cortex en andere corticale gebieden betrokken zijn. Afhankelijk van de oogbeweging.

Een bewuste oogbeweging zal vanuit de cortex:

  • Saccades: vanuit de frontale lobe en parientale lobe via interneuronen naar superiore colliculus. Vanuit daar gaat het signaal naar de mediale longitudinale fasciculus en naar een hersenkern in de hersenstam. Dit kan door interneuronen.

  • Volgbewegingen: vanuit de superior temporale lobe gaan signalen naar twee kernen in de hersenstam. Deze kernen communiceren via interneuronen.

n. oculomotorius (III): innerveert de m. rectus superior, medialis en inverior, de m. obliquus inferior en de m. levator palpebrae. Parasympatisch zal deze ook de m. sphincter pupilae (pupil vernauwing) en de m. ciliaris (lensbolling) regelen. Hij is gebonden aan de nucl. Oculomotorius in het mesencephalon onder de colliculus superior.

n. trochlearis (IV): innerveert de m. obliquus superior. Deze zenuw heeft dus een motorische functie. Daarnaast zal deze gebonden zijn aan de nucl. Trochlearis in de hersenstam.

n. abducens (VI): innerveert de m. rectus lateralis. Deze zenuw heeft dus een motorische functie. Daarnaast zal deze gebonden zijn aan de nucl. abducens in de pons van het metencephalon

Deze zenuwen gaan via de fissure orbitalis superior naar de oogspieren.

Wanneer iemand naar links wil kijken (zie afbeelding 22) moeten twee soorten spieren geactiveerd worden. In het linker oog de laterale spier door n. abducens en het rechter oog de mediale spier door n. oculomotorius. Dit kan gecontroleerd worden uitgevoerd door interneuronen tussen de nucl VI en III. Deze interneuronen heten mediale longitudinale fasciculus (MLF). Eerst wordt nucl. VI geactiveerd waarna nucl. III wordt geactiveerd door de MLF. Deze MLF loopt van de linker nucl. VI naar de rechter III.

 

 

College 9: visueel systeem: centrale verwerking 1

Retina zijde: van buiten naar binnen

  • Pigmentlaag

  • Buitenste cellaag (zie afbeelding 23):

    • Staafjes

    • Kegeltjes

  • Buitenste synapslaag met extra horizontale cellen

  • Binneste cellaag: bipolaire cellen

  • Binnenste synapslaag met extra amacrine cellen

  • Ganglion cellaag

  • N. opticus

Staafjes: liggen niet in de fovea. Ze worden geactiveerd bij lage lichtintensiteit en zorgen ervoor dat we zwart/grijs kunnen zien.

Kegeltjes: er zijn 3 soorten en liggen met name in de fovea, maar ook eromheen. Ze zorgen ervoor dat we met daglicht kleuren kunnen zien. Ze reageren op rood, groen en blauw.

Licht in het oog moet door alle lagen in het netvlies (zie afbeelding 24) voordat het bij de receptoren komt. Dit is alleen niet zo in de fovea. De binnenste lagen zijn wat opzij geschoven, waardoor licht wel direct naar de receptoren kan. Het lichaam is erop aangepast, waardoor er altijd wordt geprobeerd om licht op de fovea te krijgen.

Er is in het oog ook een stukje waar we niets zien. Dit heet de blinde vlek (zie afbeelding 25,26). Hier gaan alle optische zenuwen door de cellagen heen de nervus opticus in. Dit heet de discus nervi optici.

Er worden meerdere staafjes gebonden door 1 bipolaire cel, terwijl 1 kegeltje wordt verbonden met 1 bipolaire cel. De bipolaire cellen worden een op een verbonden met een ganglion cel, welke naar de n. opticus gaat.

Er zijn ook nog horizontale cellen in de buitenste synapslaag. Deze cellen zorgen voor licht-donker adaptatie, door middel van dopamine.

In de binnenste synapslaag zijn ook horizontale cellen. De amacrine cellen. Deze zorgen voor stemming en slaap. Ze geven indoleamines af.

Ganglioncellen in het oog zijn op te delen in twee delen:

  • P(arvo) ganglioncellen: voor vorm en kleur

  • M(agno) ganglioncellen: voor beweging en locatie

Deze ganglioncellen kunnen samenwerken (zie afbeelding 27). Dus wanneer je een rode bal op je af ziet komen zijn beide ganglioncellen geactiveerd. Daarnaast zijn de ganglioncellen lichtgevoelig en projecteren dit naar de hypothalamus, zodat deze het dag en nacht ritme kan regelen.

Samenvattend: de nervus opticus is dus specifiek sensibel voor zien.

De nervus opticus gaat via het chiasma opticum naar de tractus opticus. In het ciasma opticum kruist een gedeelte van de nervus opticus naar de andere zijde. Hierdoor komt de rechterkant van beide retina’s bij elkaar en de linkerkant van beide retina’s bij elkaar. Dit zorgt ervoor dat mensen 3D kunnen zien, doordat ze een binoculaire zone krijgen. Daarbuiten licht de rechter en linker monoculaire zone.

Bij uitval van de rechter n. opticus: rechter oog is blind.

Bij uitval van de rechter tractus opticus: homonieme hemianopsie sinister. Dus de linkerkant van beide ogen is blind.

Bij uitval van het chiasma opticum: heteronieme bitemporale hemianopsie. Hierbij ontstaat tunnelvisie.

De axonen in de tractus opticus kunnen vier bestemmingen hebben:

  1. Via synaps in corpus geniculatum laterals (= deelkern van de thalamus) naar de cortex  bewustwording van wat je ziet.

  2. Pretectum  aansturing pupilreflex en lens accommodatie.

  3. Colliculus superior  aansturing van de hoofd en nek bewegingen

  4. Nucleus suprachiasmaticus (deelkern van de hypothalamus)  dag en nacht ritme.

Let er wel op dat de linker hersenhelft informatie ontvangt van het contralaterale visuele veld. Dit houdt in dat wat je ziet aan de rechterkant, dus naar de linker hersenhelft.

De thalamus is retinotopisch ingesteld (Zie afbeelding 28). Daarnaast is laag 3 t/m 6 ingesteld voor informatie van de parvocellulaire ganglioncellen en laag 1-2 voor de magnocellulaire ganglioncellen. Laag 2, 3 en 5 krijgen informatie van ipsilateraal en laag 1, 4 en 6 van contra lateraal.

Bij beweging van een gekleurd voorwerp in het linker visuele veld, zullen kegeltjes en staafjes in beide ogen dit opvangen en doorgeven aan de P en M ganglioncellen. Dit gaat naar de rechter thalamus. De P ganglioncellen geven het door aan laag 3 + 5 rechts en 4 + 6 links van de parvocellulaire lagen (voor vorm en kleur) en de M ganglioncellen geven het door aan laag 1 links en laag 2 rechts van de magnocellulaire lagen (voor locatie en beweging). Dit gaat door naar de rechter visuele cortex.

De primaire visuele cortex ligt in lobus occipitalis. Deze heeft vooral cellen in laag IV voor specifieke input van de thalamus. Vanuit de primaire cortex kan de informatie 2 kanten op: de waar stroom (magnocellulaire systeem). Dit is om locatie en beweging te begrijpen. Deze informatie bevindt zich in de postparientale cortex. Daarnaast kan het de wat stroom (parvocellulaire systeem) op, dit is voor herkennen van vorm en kleur in de gyrus temporalis inferior.

College 10 a: visueel systeem: centrale verwerking 2

Pupil vernauwing verloopt parasympatisch via de m. sphincter papilae en pupilverwijding verloopt sympathisch. Wanneer licht op de retina van 1 oog komt, zullen de axonen van de ganlioncellen via n. opticus naar het pretectum gaan. Vanuit daar gaat het bilateraal naar de nucleus van Edinger-Westphal in het mesencephalon (= nucl. Accessorius nervi oculomotorii). Deze nucleus zal een signaal naar de m. sphincter puilae sturen. De axonen lopen mee in de nervus oculomotorius.

Pupilverwijding gaat sympathisch. Wanneer licht op de retina via n. opticus bij de hypothalamus terecht komt gaat het naar het ruggenmerg T1-T3. Vanuit daar gaan sympathische motoneuronen naar de m. dilator pupilae. Deze neuronen lopen mee met a. carotis interna.

De m. ciliaris zorgt voor de lensbolling. Zo kan er een scherp beeld op de retina komen.

Colliculus superior: basale onbewuste informatie verwerking waar het visuele beeld is. Dus niet wat het is. Dit is een aanzet tot motoriek in verband met basale reacties.

College 10b: hersenzenuw V

De nervus trigeminus splitst zich in drie gedeeltes (zie afbeelding 29):

  • N. V1: nervus ophthalmicus door foramen supra-orbitalis

  • N. V2: nervus maxillaris door foramen infra-orbitalis

  • N. V3: nervus mandibularis door foramen mentalis

De zenuwen van de trigeminus zijn pseudo-unipolaire neuronen. Ze hebben cellen in de ganglion trigeminale, vanwaar info naar de nucl trgeminus (zie afbeelding 30) gaat. Deze bestaat uit 4 delen, waarvan 3 delen input delen zijn en 1 deel is motorisch. Wanneer de tweede nucl wordt geactiveerd, moet de input eerst afdalen naar de derde cel om vanuit daar weer naar boven te gaan naar de hoofdgebieden. Pijn en tast informatie gaat naar verschillende delen van de thalamus. Axonen van de motor trigeminus lopen mee met de n. V3 naar de m. temporalis, de m. masseter en spiertjes van gehoorbeentjes (m. tensor tympani). De motor trigeminus wordt geactiveerd door interneuronen vanuit de nucl mesenephale trigeminus.

Samengevat: n. trigeminus is specifiek sensibel voor smaak, maar ook sensibel in het aangezicht en propriocepsis van de kauwspieren. Motorisch voor de kauwspieren en parasympatisch voor de traan- en speekselklieren.

College 11: auditief systeem

Gehoorsverlies:

  • Communicatie problemen

  • Ontwikkelingsproblemen

  • Motorische problemen

Cochleair implantaat: een elektronisch implantaat dat geluid omzet in elektrische pulsen die de gehoorzenuw direct stimuleert. Deze neemt de functie van buiten-, midden- en binnenoor inclusief de trilhaartjes in de cochlea of slakkenhuis over.

Auditory brainstem implant: voor mensen die geen functionele gehoorzenuw meer hebben. In dit geval is het mogelijk om een impantaat toe te passen dat wordt aangebracht op het niveau van de hersenstam.

De mens kan horen tussen de 20 en 20.000 hertz.

Anatomie van het oor (zie afbeelding 31):

  • Buitenoor: auris externa

  • Binnenoor: auris interna

  • Midden oor: auris media.

    • Bevat het trommelvlies (membrana tympanica), trommelholte (cavitas tympanica, met ossicula auditoria (de gehoorsbeentjes)) en de buis van eustachius (tuba auditiva).

  • Oorschelp: auricula

    • Bestaat uit elastisch kraakbeen die door oorspieren vast zit. Innervatie door n. VII.

  • Buitenste gehoorgang: meatus acusticus externa.

    • Bestaat uit lateraal deel (huid met haren en cerumenklieren) en een mediaal deel (benige deel is een uitholling in het os temporale: pars petrosa = huid zonder haren en cerumenklieren)

De tuba auditiva gaat tijdens slikken even open staan, waardoor er een open verbinding met het nasopharynx is. Hierdoor kan de luchtdruk aan beide zijden van het trommelvlies gelijk blijven.

De cavitas tympanica is gevuld met lucht en bevat de drie gehoorbeentjes, welke op hun plaats worden gehouden door ligamenten.

  • Hamer = malleus

    • Manubrium mallei

    • Caput mallei

  • Aambeeld = incus

  • Stijgbeugel = stapes

Geluidstrillingen worden van het trommelvlies overgegeven aan het manubrium mallei, caput mallei naar de incus. Vanaf hier gaat het door naar de stapes en vervolgens naar het ovale venster.

Er zijn twee middenoorspieren die de regulatie van de geluidstrillingen regelen:

  • M. tensor tympani (insertie pees aan de malleus)

  • M. stapedius (insertiepees aan de stapus)

Wanneer er hard geluid wordt geregistreerd dan spannen de middenoorspieren zich aan, waardoor er demping geregeld kan worden.

Vanaf het ovale venster worden de trillingen doorgegeven aan de conchlea (zie afbeelding 32). Dit bestaat uit een benig labyrinth en een vliezig labyrinth. Het benig labyrinth is een inkeping in het pars petrosa van het os temporale en bestaat uit de canales semicircularis (half cirkelvormige kanalen), het cochlea (slakkenhuis) en het vestibulum. Het is gevuld met perilymfe. Het vliezig labyrinth is een vlies dat in het benige licht en is gevuld met endolymfe.

Perilymfe lijkt qua samenstelling sterk op liquor cerebrospinalis en bevindt zich in de gehele perilymfatische ruimte. Het is nog niet duidelijk waar het vandaan komt. Endolymfe wordt geproduceerd op verschillende plaatsen in het vliezige labyrint, oa. Door de stria vascularis.

De doorsnede van de cochlea laat zien hoe een winding van de cochlea eruit ziet (zie afbeelding 33).

Een geluidsgolf komt vanaf het ovale venster en gaat door het scala vestibularis de gehele cochlea rond naar de scala tympani. Binnen in zit de ductus cochlearis. Hierop zit het orgaan van corti, welke bestaat uit vier rijen van haarcellen. Door de drukgolf worden de haartjes gebogen. De buigingen van de binnenste rij zorgen voor het gehoor, doordat de buigingen van deze rij worden opgevangen door het tectoriaal membraan33, welke vast zit aan de n. cochlearis.

De cochlearis is tonotopisch opgesteld. Hoge tonen worden gedetecteerd in het begin van de cochlearis en lage tonen pas later in de cochlearis.

De n. VIII bestaat uit de n. cochlearis en de n. vestibularis. Deze gaan samen met de n. facialis door de meatus acousticus internus (zie afbeelding 34).

De nucl. Cochlearis zit laag in de pons van het metencephalon of medulla oblongata.

College 12: auditief systeem 2

In de coupe van de medulla zie je de cochleaire kernen zitten. Deze is opgedeeld in 2 hoofd delen, waarvan 1 weer opgedeeld is in 2 delen. Alle delen zijn tonotopisch georganiseerd (zie afbeelding 35).

  • Nucleus cohlearis dorsalis (posterior): geluidswaarneming + verticale locatie van geluid.

  • Nucleus cochlearis ventralis (anterior)

    • Pars posteroventralis

    • Pars anteroventralis

Nucleus cochlearis ventralis pars posteroventralis (zie afbeelding 36): signalen komen vanaf de n. VIII naar deze nucleus. Vanaf hier gaan ze bilateraal naar nucleus oliva superior in de pons. Hier word de regulatie van de haargevoeligheid geregeld. Wanneer geluid te hard is zal de nucl. ovliva superior een signaal terug sturen gelijk door naar de n. VIII waardoor de buitenste rijen haarcellen worden geïnnerveerd. Hierdoor zal er een andere trilling overdracht zijn op het basilair membraan. Dit zorgt voor demping. Daarnaast gaan signalen naar de bipolaire cellen van de binnenste haarcellen. Deze haarcellen zullen minder signalen doorgeven aan de n. VIII, wat ook weer zorgt voor demping.

Een signaal vanaf de nucl. oliva superior gaat naar beide oren!

Nucleus cochlearis ventralis pars anteroventralis (zie afbeelding 37): signalen komen vanaf de n. VIII naar deze nucleus en gaan bilateraal naar de nucleus oliva superior. Deze zal de geluidswaarneming en de horizontale locatie van het geluid regelen. Hiervoor zijn twee systemen, waardoor er verschillende soorten cellen aanwezig zijn:

  • Neuronen in verschillende delen ontvangen verschillende toonhoogtes

  • Neuronen gevoelig voor tijdsverschillen van info bij verschillende dendrieten.

  • Neuronen die binnen de nucleus inhibitie geven.

De twee systemen van horizontale geluidslocalisering zijn gevoelig voor de lage frequentie tonen, waardoor time difference bekend wordt en hoge frequentie tonen, waardoor de intensity difference bekend wordt.

De cellen die gevoelig zijn voor tijdsverschil zitten in het midden van de nucl. oliva superior. Beide oren geven hun signaal daar af, waardoor het verschil kan worden

berekend door de cellen. Dit is gelijk met de intensiteit. Deze cellen zitten alleen mediaal en lateraal.

De signalen gaan vanaf de nucl. oliva superior in de pons met de laterale lemniscus naar de colliculus inferior in het mesencephalon (zie afbeelding 38) .

Nucleus cochlearis dorsalis: ook deze nucleus krijgt signalen door vanuit de n. VIII. De signalen worden doorgegeven aan de colliculus inferior aan de contra-laterale zijde van de hersenstam. De colliculus inferior krijgt de auditieve info en somatosensibele informatie vanuit het ruggenmerg, waardoor acoustomotorische functies kunnen worden geregeld zoals de orientatie van het hoofd en het lichaam ten opzichte van het geluid. Dit gebeurt via de tectospinale baan.

Bewustwording: vanuit de colliculus inferior in het mesencephalon gaat de brachium van de colliculus naar het corpus geniculate mediale van de thalamus in het diencephalon. Dit gaat ook weer bilateraal. Vanuit de thalamus gaat informatie naar gyrus temporalis superior. Dit is het gehoorcentrum (Wernicke’s area = interpretatie van taal) (Broca’s area = motorische planning van taal). Hiervandaan gaan er twee routes naar andere delen in de cortex:

  • De waar route: naar postparientale deel van de cortex. Hier wordt de bewustwording van de localisatie van geluid geregeld. Vanuit hier kan ook een route naar prefrontaal en premotor gaan voor planning en uitvoering van motorische acties, zoals oogbewegingen.

  • De wat route: naar premotor en orbitofrontaal. Hier wordt de bewustwording van wat je hoort geregeld.

De colliculus inferior, het corpus geniculate mediale (thalamus) en gyrus temporalis superior zijn allemaal tonotopisch ingedeeld.

Afasie: niet kunnen zeggen wat je wilt.

Wernicke afasie: moeite met begrijpen van taal (je hoort chinees), lezen schrijven vaak moeilijk, spreekt met foute woorden en/of niet bestaande woorden.

Broca afasie: praten in telegramstijl, woordvind problemen, begrip gesproken taal en geschreven taal vaak goed.

College 13: vestibulair systeem

Het vestibulaire systeem(zie afbeelding 39,40)heeft een aantal doelen:

  • Bewustwording van hoofd en lichaamspositie.

  • Motorisch reflex: directe aanpassing van de hoofd en romppositie (mediale en laterale vestibulaire banen).

  • Betrokken bij de aansturing van oogbewegingen: banen zitten onder andere in de hersenstam en gaan naar de cerebellum.

  • Handhaving van balans: connecties binnen het cerebellum.

De kennis over de positie van het hoofd is essentieel voor het visueel, auditief en motorisch systeem.

In het vliezig labyrint in de semicircualiare kanalen zitten haarcellen (cupula) die de verplaatsing van endolymfe detecteren.

De cupula’s zitten in de ampullae semicircularii (verdikkingen aan het einde van de semicirculaire kanalen), in de utriculus en de sacculus. Versnellingen of afremmingen van translaties (lineaire accelaration) worden gedetecteerd door de utriculus en de sacculus (horizontaal en verticaal), maar versnellingen en afremmingen van rotaties (angulaire accelaration) worden door de 3 half cirkelvormige kanalen gedetecteerd. In de macula utriculi zitten meer haarcellen dan de macula sacculi (zie afbeelding 41).

De utriculus en de sacculus noemen we samen otolithic organs (zie afbeelding 42). Er zitten miljoenen otoconiaatjes in het oor. Dit zijn calciumcarbonaat steentjes. Wanneer het endolymfe gaat stromen door bewegingen van het hoofd zal door de versnelling een verschuiving van het otoliet membraan t.o.v. de epitheellaag optreden. Hierdoor buigen de haartjes en dit geeft een verandering van de actiepotentialen. Doordat de haartjes in verschillende richtingen staan, is er een gevoeligheid in verschillende richtingen.

Wanneer het hoofd in neutrale stand staat is de macula utriculi horizontaal. Wanneer er horizontale versnelling optreed zal een deel van de haarcellen maximaal worden geactiveerd en een deel maximaal worden geinhibeerd. Hierdoor zal er informatie zijn over de mate en richting van lineaire hrozontale versnellingen van het hoofd in alle horizontale richtingen.

De macula sacculi is in neutrale stand verticaal. Bij verticale versnelling zal een deel van de haarcellen maximaal worden geactiveerd en een deel maximaal geinhibeerd. Daarnaast is een del van de haarcellen ook gevoelig voor horizontale verplaatsingen. Hierdoor geeft de sacculus informatie over de mate en richting van de lineaire verticale versnelling van het hoofd in alle verticale richtingen (+ lineaire horizontale versnelling).

Er is altijd een vuurpatroon aanwezig. Wanneer je je hoofd draait naar links dan neemt het vuurpatroon in je linker utriculus af en je rechter toe. Deze signalen worden doorgegeven aan je n. vasitubaris die samen met de n. facialis door meatus acousitcus internus gaan naar de vestibulaire kernen in de overgang van pons en medulla oblongata. Deze bestaat uit subdelen. Vanaf de vestibulaire kernen gaan signalen twee kanten op:

  • Afdalend via de tractus vestibulospinalis medialis: naar cervicale en hoog thoracale ruggenmerg en naar motoneuronen nekspieren (hoofd en nek positie). Dit gebeurt via bilaterale projectie.

  • Afdalend via de tractus vestibulospinalis lateralis: naar premotor interneuronen in de nek, rug en buikspieren naar alle niveau’s in het ruggenmerg. Dit gebeurt ipsilateraal en zorgt voor houding en balans.

Coördinatie van balans: vestibulair stuurt het labyrinth via relay in de pons inforamtie door aan de cerebellaire cortex naar de vestibulaire kernen in de hersenstam. Dit gaat via de vestibulospinale banen naar het ruggenmerg, waardoor balans wordt gehandhaafd.

Bewustwording zal komend wanneer signalen uit de n. vestibularis naar de thalamus gaan en vanuit daar naar de cortex. Vestibulaire bewustwording gebeurt in de gyrus postcentralis en de lobus post parietalis. Vanaf deze plekken gaan er ook signalen door naar de premotor cortex in de lobus insularis voor motoriek van het hoofd en nek.

Er zijn 5 soorten oogbewegingen:

  • Saccades: snelle sprongbewegingen (3/sec)

  • Vergence movements: beide ogen zien scherp

    • Convergent: van ver weg naar dichtbij (ogen dichter bij elkaar)

    • Divergent: van dichtbij naar ver weg (ogen uit elkaar)

  • Gladde volgbewegingen: beeld in de fovea houden (mid temporale gyrus voor bewustwording).

  • Vestibulo-oculaire reflex (zie afbeelding 43): beeld op retina stilzetten tijdens het bewegen van het hoofd. Wanneer je hoofd naar rechts draait, draaien je ogen naar links om het beeld stil te zetten. Hiervoor hebben de vestibulaire kernen aan de rechter kant van de hersen stam een verbinding met de nucl. VI aan de linker kant van de hersenstam.

  • Optokinetische reflexen: beeld op retina stilzetten tijdens het bewegen van het hoofd. Dit zijn reflexen waardoor de ogen rytmische onwillekeurige bewegingen maken op grond van de bewegingen in de omgeving.

Gladde volgbewegingen en vestibulo-oculaire reflexen zijn onder invloed van de vestibulaire nucleus (zie afbeelding 44).

Samengevat: er zijn meerdere banen:

  • Opstijgende banen: voor bewustwording van het hoofd (+ lichaams) positie naar de cortex en vandaar uit eventueel aansturing voor lichaamsmotoriek.

  • Afdalende banen voor het aanzetten tot directe aanpassing hoofd en romppositie (via mediale en laterale vestibulaire banen)

  • Banen o.a. binnen de hersenstam en naar cerebellum, betrokken bij de aansturing van de oogbewegingen

  • Connecties met het cerebellum voor de handhaving van de balans.

College 14a: hersenzenuw VII

Nervus facialis innerveert aangezichtsspieren door de motoneuronen in de facialis en krijgt smaak binnen.

  • Somatomotorische motoneuronen: dwarsgestreepte spieren

  • Parasympatische motoneuronen: gladde spieren en klieren

De nucl. facialis is opgedeeld in een bovenste deel en een onder deel. Dit is ook in de gezicht spieren te onderscheiden. De bovenste gezichtspieren worden geïnnerveerd door het bovenste gedeelte van de nucl. facialis en de onderste spieren worden geïnnerveerd door het onderste gedeelte.

De cellichamen in de motoneuronen in de nucl. facialis innerveert via axonen in de n. facialis spieren aan. De nervus facialis gaat via de meatus acousticus internus in het pars petrosa van het os temporalis naar de spieren. Daarnaast wordt de oorspeekselklier aangestuurd door deze nervus.

De mimische spieren zijn verantwoordelijk voor de motoriek van het lichaam:

  • Expressie (tonen van emoties)

  • Spreken, articulatie

  • Opname van voedsel

Om deze motorische bewegingen te laten zien wordt de nucl. facialis aangestuurd door de motorische cortex, emotionele (corticale) gebieden (vanuit het limbische systeem naar hersenstam, naar aangezichtspieren) en door hersenstamgebieden.

De nervus facialis kan vier soorten informatie geven:

  • Motorisch: aangezichtsspieren!!

  • Parasympatisch: traan- en speekselklier worden geïnnerveerd (n. salvatorius loopt mee).

  • Specifiek sensorisch

    • Smaak: 2/3 deel van de tong en palatum

  • Sensibel

    • Tast gaat nucleus principalis

    • Pijn gaat naar nucleus spinalis

College 14b: hersenzenuwen smaak en vicerosensibiliteit

Smaak papillen op de tong: dit zijn kleine haarcellen die smaak moleculen opvangen en signalen doorgeven aan de nerve via perifere uitlopers van speudo-unipolaire cellen. Deze cellen lopen mee in n. V3, VII, IX, X (zie afbeelding 45). cellichamen van diverse ganglia gaan met de centrale uitlopers van n. VII, IX, X de hersenstam in.

Smaak gaat naar nucleus solitarius (rostrale deel). Vanaf de nucl. solitarius gaat de input naar de talamus en dan door naar de insulaire cortex en naar de somatosensibele cortex in de gyrus postsentralis. Zoals in het plaatje (zie afbeelding 46) te zien zijn, zijn er meerdere zenuwen betrokken bij smaak. Alle zenuwen geven hun info af aan nucl. solitarius.

Viscera: grotere organen

  • In de borst: ademhalingsorganen

  • In de buik: spijsverteringsorganen

  • In de bekken: voortplantingsorganen

Viscerosensibel: gevoel vanuit de viscera:

  • Chemosensatie: pH, temp, PO2, PCO2

  • Viscerale sensatie: pharynx, oesophagus

Chemosensatie wordt waargenomen in de glomus caroticum in de a. caroticus communis bij de bifurcatio carotidis. Deze bevat perifere chemoreceptoren die de PO2, PCO2, pH en de temperatuur kunnen meten. Daarnaast zijn in de sinus caroticus (verdikking in de a. carotis interna) baroreceptoren. Deze meten de bloeddruk.

Viscerale sensatie (zie afbeelding 47): er zijn perifere uitlopers, die mee lopen in de n. glossopharyngeus, vanuit de sinus caroticus naar de nucl. solitarius.

 

College 15a: n. IX, X, XI, XII (zie afbeelding 49)

IX: n. glossopharyngeus (zie afbeelding 48): keelspieren, sensibel keel, speekselklier, smaak en viscerosensibiliteit.

Motorisch: innervatie pharynxspieren, palatumspieren en enkele glossusspieren.

De aansturing van de keelspieren wordt geregeld vanaf een groep motoneuronen. Er is dus geen nucl. glossopharyngeus. De motoneuronen liggen in de nucl. ambiguus.

Sensibel: de nervus glossopharyngeus loopt mee naar de nucl. trigeminus.

Specifiek sensibel voor smaak: hiervoor zal de nervus IX naar de nucl. solitarius gaan in de medulla oblongata. Vanuit deze nucleus gaat het signaal door naar de thalamus, waarna het door gaat naar de insulare lobe, voor bewustwording.

Viscerosensibel: glomus caroticus en de sinus caroticus kunnen informatie afgeven aan de perifere uitlopers van de glossopharyngeus. Zie college 14b.

Parasympatische vezels: innervatie van de oorspeekselklier vanuit de nucl. salivatorius inferior.

X: n. vagus: motorisch parasympatische innervatie + chemo, visceraal sensibel, smaak en slikken.

Specifiek- (smaak) en visceraal sensibel: de n. vagus gaat naar de nucl. solitarius.

Sensibel: larynx, pharynx en oor gaat de nervus naar de nucl. trigeminus.

Motorisch: parasympatische output vanaf de nucl. dorsalis motor vagus. De n. vagus innerveert hart, maag en dunne darm. Dit gebeurt parasympatisch, dus glad spierweefsel.

XI: n. accessorius spinalis: motoneuronen uit de nucl. spinale accesorius die de m. trapezius en m. sternocleidomastoideus innerveren.

XII: n. hypoglossus: innerveert (bijna) alle glossusspieren. Signalen gaat naar de nucl. hypoglossus.

 

bijlage_samenvatting_neuroanatomie_1.pdf

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
566