Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Bestuurprocesrecht - enkele arresten

Deze samenvatting van arresten binnen het thema thema Bestuurprocesrecht is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

ABRvS 13 jan. 2010 (LJN BK 9023)

Feiten

I.c. gaat het geding tussen appellant en het college van burgemeester en wethouders van Zuidhorn. Bij besluit van 19 november 2007 heeft het college B&W het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van het college, waarbij is geweigerd hem vrijstelling en vergunning te verlenen voor het bouwen van een bedrijfswoning, opnieuw ongegrond verklaard.

Op grond van het 'Bestemmingsplan Grijpskerk Bedrijventerrrein De Rietlanden III' rust op het perceel de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden B2'. Vast staat dat de gevraagde bedrijfswoning gelet op de planvoorschriften niet is toegestaan. Het college heeft in het besluit op bezwaar gesteld dat de vrijstelling in redelijkheid kon worden geweigerd omdat o.a. een bedrijfswoning niet noodzakelijk is voor het schildersbedrijf van de appellant.

De appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in strijd met artikel 7:11 lid 1 Awb, los van de aangevoerde bezwaren, aan het besluit van 19 november 2007 een nieuwe weigeringsgrond ten grondslag heeft gelegd, inhoudende dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor het bedrijf. Het beroep is door de rechtbank Groningen gegrond verklaard en tegen die uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

ABRvS

De Afdeling herhaalt dat uit artikel 7:11 lid1 Awb volgt dat op grondslag van het bezwaar een heroverweging van het besluit plaatsvindt. Die heroverweging is niet gebonden aan de argumenten die in het bezwaarschrift aan de orde zijn gesteld. Volgens het college heeft de rechtbank miskend dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen, omdat een bedrijfswoning niet noodzakelijk is.

Volgens appellant moet het afleveren van goederen bij zijn bedrijfspand worden gezien als onderdeel van het bedrijfsproces, waarvoor een bedrijfswoning nodig is. Hij stelt dat het onwenselijk is als buiten zijn aanwezigheid materiaal wordt afgeleverd bij de loods. Dit kan onwenselijke situaties opleveren, zoals diefstal en schade.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is voor de vraag naar de noodzaak van een bedrijfswoning van belang, of de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht van de aanvrager opeisen, dat op grond daarvan een redelijk belang bestaat om op het perceel te wonen. De aanvrager moet dit redelijke belang aannemelijk maken. Zoals appellant terecht heeft aangevoerd moet bij de beoordeling dan alle bedrijfsactiviteiten in samenhang worden bezien. Uit de stukken komt naar voren dat ten behoeve van het schildersbedrijf vooral op locatie wordt geschilderd. In de loods op het perceel worden o.a. kozijnen en balken geverfd en worden houten delen verlijmd. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor het bedrijf. De activiteiten vergen als zodanig geen voortdurend toezicht. De appellant zou ook andere maatregelen kunnen treffen. Het college heeft terecht onvoldoende grond gezien om aan te nemen dat de bedrijfsprocessen zoveel tijd opeisen, dat een redelijk belang bestaat om op het perceel te wonen. Het betoog slaagt.

De appellant betoogt ook dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de vrijheid toekomt nader invulling te geven aan de voorwaarde, dat de bedrijfswoning de bedrijven op het bedrijventerrein in hun vestigingsmogelijkheden niet mag beperken. Hij vreest voor willekeur, omdat hierover geen beleidsregels bestaan. Dit betoog faalt. Het besluit al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van het college. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college daarbij de ruimte heeft om te bepalen, of aan de toepassingsvoorwaarde is voldaan. Die beleidsvrijheid is begrensd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college terzake gehouden was beleidsregels in de zin van artikel 4:81 van de Awb op te stellen.

 

ABRvS 20 jan. 2010 (LJN BK9935)

Feiten

I.c. gaat het om een uitspraak in het geding tussen enerzijds appellant sub 1, appellant sub 2, en de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht Lidl Nederland GmbH en anderzijds het college van burgemeester en wethouders van Sneek (verweerder).

Bij besluit van 3 maart 2009 heeft het college B&W van Sneek het door appellant sub 2 gemaakte bezwaar tegen het besluit van 31 augustus 2004 tot afwijzing van zijn verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot het supermarktfiliaal Lidl, gegrond verklaard en het besluit van 31 augustus 2004 herroepen. Tegen dit besluit hebben de appellant sub 1 en 2, en Lidl, bij de Raad van State beroep ingesteld.

Het college stelt dat het belang van appellant sub 1 niet rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken zodat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Appellant sub 1 stelt echter dat zj als eigenaar van het pand waarin de supermarkt is gevestigd, een rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. Zij voert hiertoe aan dat als gevolg van een besluit tot handhavend optreden tegen Lidl de waarde van het pand zal dalen.

ABRvS

De Afdeling overweegt dat het mogelijk belang van appellant sub 1 bij het bestreden besluit, waarin is aangekondigd dat handhavend zal worden opgetreden tegen Lidl, voortvloeit uit de contractuele relatie die zij met Lidl is aangegaan. Zij heeft derhalve wellicht een afgeleid belang, maar niet een belang dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken (art. 1:2 lid 1 Awb). Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.

Appellant sub 2 betoogt dat het college bij de nieuwe beslissing op bezwaar ten onrechte heeft verzuimd een nieuw besluit op zijn verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen te nemen. Op grond van artikel 7:11 lid 1 Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats. Het tweede lid stelt dat het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit herroept en het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit neemt.

In het besluit van 3 maart 2009 is volstaan met gegrondverklaring van het bezwaar en herroeping van het primaire besluit van 31 augustus 2004, zonder een besluit te nemen op het nog voorliggende verzoek om handhaving. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:11 lid 2 Awb. De beroepsgrond slaagt.

Lidl voert aan dat het bezwaar van appellant sub 2 ten onrechte gegrond is verklaard omdat geen overtreding heeft plaatsgevonden. Het college heeft geen besluit genomen op het handhavingsverzoek van appellant sub 2. In de brief van 11 maart 2009, waarin Lidl is medegedeeld dat tot handhaving zal worden overgegaan, heeft het college Lidl verzocht aan te tonen dat kan worden voldaan aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit gestelde geluidgrenswaarden. Uit deze handelswijze blijkt dat het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet over voldoende informatie beschikte om tot het nemen van een handhavingsbesluit over te gaan. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met art.3:2 Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De beroepsgrond slaagt.

De Afdeling verklaart de beroepen van appellant sub 2 en Lidl Nederland GmbH gegrond.

Het college moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

ABRvS 4 juli 2005 (AB 2006/62)

Feiten

I.c. gaat het om een geding tussen appellanten (A en anderen) en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Bij onderscheiden besluiten van 15 mei 2002 heeft de staatssecretaris van Justitie aanvragen van appellanten voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard waarna de appellanten bij de Raad van State hoger beroep hebben ingesteld.

Op grond van art. 8:58 lid 1 Awb kunnen partijen tot 10 dagen voor de zitting nadere stukken indienen. De appellanten voeren in hoger beroep aan dat de rechtbank de stukken die zij op 1 oktober 2004 aan de rechtbank hebben toegezonden onterecht buiten beschouwing heeft gelaten, nu die tijdig zijn ingediend en een toelichting op eerder ingediende beroepsgronden vormen. De aan de rechtbank gezonden stukken zijn 13 dagen voor de behandeling van het beroep ter zitting ingediend. Zij bestaan uit een brief met de aanduiding ‘Aanvullende gronden’, vergezeld van 19 producties (totaal 120 pagina's). De rechtbank heeft overwogen dat, met name gezien de datering van de stukken en de omvang van dit aanvullend beroepschrift, niet valt in te zien dat deze niet eerder konden worden ingediend. Zij heeft daarom de stukken buiten beschouwing gelaten. In die stukken hebben appellanten aangevoerd dat in de besluiten geen rekening is gehouden met de mogelijkheid van discriminatoire bestraffing van appellant A en hebben zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, nu hun vroegere buurman, die naar zij betogen deel uitmaakte van dezelfde legereenheid als A, al lang een verblijfsvergunning heeft.

ABRvS

Moeten de nieuw stukken van appellanten nog worden geaccepteerd? De Afdeling herhaalt dat geen rechtsregel verbiedt dat (mits binnen de wet en goede procesorde) na afloop van de voor het indienen van beroepsgronden gestelde termijn alsnog aanvullende gronden worden ingediend. De aangevoerde nieuwe beroepsgronden vergden i.c. zo een mate van nader onderzoek dat zulks, gelet op het stadium waarin de beroepsprocedure zich ten tijde van de indiening van die gronden bevond, binnen de reguliere termijn die ingevolge de Awb nog restte voor de behandeling van het beroep niet meer mogelijk was. Verder zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die er toe noopten bedoelde gronden alsnog in de procedure te betrekken. Daarbij geldt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij deze gronden niet eerder hadden kunnen aanvoeren. Daarom heeft de rechtbank de nieuwe beroepsgronden, ter bescherming van de goede procesorde, buiten haar beoordeling mogen laten.

Over art. 8:58 lid 1 Awb stelt de Afdeling dat deze bepaling niet voorziet in de mogelijkheid om nog tot tien dagen voor de zitting geheel nieuwe beroepsgronden aan te voeren. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, moet onder nadere stukken in de zin van art. 8:58 lid 1 Awb worden begrepen stukken ter nadere toelichting van de voorgedragen beroepsgronden.

De door appellanten aan de rechtbank toegezonden producties hebben betrekking op de mogelijkheid naar Kroatië terug te keren en hun stelling dat zij getraumatiseerd zijn. Dit geldt als nadere toelichting van eerder aangevoerde beroepsgronden. Deze producties zijn verder niet van zo een omvang, dat om die reden een zinvolle behandeling ter zitting niet zonder uitstel kon plaatsvinden. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken.

Kern: I.c. zijn de stukken kort voor de zitting, maar binnen het termijn van art. 8:58 Awb, ingebracht. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen aanvulling van eerder aangedragen gronden en volstrekt nieuwe gronden. Het 10 dagen termijn moet in acht genomen worden, maar voor het overige moet zo’n aanvulling worden geaccepteerd. Als de aanvulling erg omvangrijk is kan de zitting worden uitgesteld. Met het oog op de bescherming van de goede procesorde kan de rechtbank beslissen zulke nieuwe gronden buiten haar beoordeling te laten. Dit is de bevoegdheid van de rechtbank die door de appelrechter maar terughoudend wordt getoetst.

 

ABRvS 4 april 2007 AB 2007, 196 (BA2231)

Feiten

I.c. gaat het om het geding tussen appellante en de raad der gemeente Terschelling, Bij besluit van 13 januari 2004 heeft de raad der gemeente Terschelling verklaard dat een partiële herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid voor een perceel in Terschelling. Bij besluit van 13 januari 2004 heeft de gemeenteraad krachtens artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling verleend ten behoeve van het bouwen van een woning met garage op het perceel. Bij besluit van 28 januari 2004 heeft het college B&W van Terschelling aan vergunninghouder bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woning met garage op het perceel. Het bezwaar en beroep van de appellante is ongegrond verklaard, waarna de appellante tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld.

De gemeenteraad en het college betogen tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat appellante niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb kan worden aangemerkt. Reeds de hoedanigheid van appellante als eigenares van gronden in de directe nabijheid van het perceel, maakt dat zij een rechtstreeks bij het voorbereidingsbesluit en de verlening van de bouwvergunning betrokken belang heeft in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb.

ABRvS

De Afdeling stelt dat de heroverweging, bedoeld in artikel 7:11 van de Awb, vergt dat de beslissing op bezwaar binnen de directe invloedsfeer van het bestuursorgaan moet worden genomen. De functies van de bezwaarprocedure (beleidsvorming en interne controle) brengen met zich mee dat mandaat van de bevoegdheid om op bezwaar te beslissen niet mag worden verleend aan een niet ondergeschikte. Nu de aard van de bevoegdheid zich in dit geval tegen de mandaatverlening aan het college verzet, is de beslissing op bezwaar voor wat het voorbereidingsbesluit aangaat genomen in strijd met artikel 10:3 lid 1 Awb.

De Afdeling vervolgt door aan te geven dat de gemeenteraad op grond van artikel 30 lid 1 WRO gehouden was terzake van het perceel een bestemmingsplanprocedure te starten, en dat dus (nu ook overigens wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 19 lid 1 WRO) niet in de weg staat aan zijn bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling van het geldende bestemmingsplan voor het bouwplan.

Gezien de gegeven motivering heeft het college van gedeputeerde staten in redelijkheid het algemeen belang bij het vervullen van woningbehoefte op Terschelling mogen laten prevaleren boven het belang bij het behoud van de natuurwaarden op het perceel. Anders dan wat appellante heeft gesteld, was niet de economische gebondenheid van vergunninghouder, maar de woningbehoefte in het algemeen doorslaggevend voor de afweging. Het besluit is niet in strijd met artikel 1 van de Grondwet en de Huisvestingswet genomen.

De conclusie is dat de mandaatverlening door raad aan college i.c. niet was toegestaan.

Kern: Mandaat voor het nemen van een beslissing op bezwaar was in dit geval niet toegestaan. De Awb verzet zich niet in het algemeen tegen mandaatverlening ten behoeve van de beslissing op bezwaar en ook niet zonder meer tegen mandaat aan een ondergeschikte. Wel bestaan enkele beperkingen aan de bevoegdheid tot mandaatverlening. Mandaatverlening mag bijvoorbeeld niet als de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet, zoals i.c. omdat in dit geval het beslissen op bezwaar te belangrijk was om over te laten aan een niet-ondergeschikte. Bovendien besliste de niet-ondergeschikte definitief, zonder dat het orgaan daarop nog kon terugkomen. De raad had de bevoegdheid om op het bezwaarschrift inzake het voorbereidingsbesluit te beslissen niet aan het college (als niet-ondergeschikte) mogen mandateren.

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

Feiten

I.c. gaat het om betrokkene, die is geboren in 1941. Hij heeft diverse medische beperkingen. Dit is de reden waarom hij krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten een vervoersvoorziening in de vorm van een leefkilometervergoeding toegekend heeft gekregen. Met die vergoeding kan hij zich verplaatsen in een eigen auto. Met zijn auto ervaart hij echter steeds meer belemmeringen en daarom wil hij een nieuwe auto aanschaffen. In 2003 heeft hij een vervoersvoorziening aangevraagd in de vorm van een aantal aanpassingen van de nieuw aan te schaffen auto. Het betreft hier de meerkosten van een hoge instap, een automatische versnelling en een aangepaste autostoel.

College B&W van de gemeente Reiderland (appellant) heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat de aangevraagde voorzieningen als algemeen gebruikelijk moeten worden aangemerkt. Het bezwaar is ongegrond verklaard, waarna de betrokkene hoger beroep heeft ingesteld. Hij stelt dat de hoge instap en de automatische versnelling algemeen gebruikelijk zijn. Over de aangepaste autostoel heeft de appellant gesteld dat er geen objectiveerbare medische noodzaak aanwezig is voor het verstrekken daarvan. De betrokkene heeft aangevoerd dat de afwijzing niet op een deugdelijke motivering berust, nu de medisch adviseur van appellant ten onrechte voorbij is gegaan aan overgelegde inlichtingen van de behandelende arts. Ook heeft appellant onzorgvuldig gehandeld door de besluitvorming alleen te baseren op het advies van de Hulpverleningsdienst Groningen en de overige medische stukken niet te laten meewegen.

De rechtbank acht het beroep tegen het besluit gegrond en vernietigd het besluit wegens strijd met art. 3:9 Awb. Het b.o. had zich er van moeten vergewissen dat een ingewonnen medisch advies op een voldoende zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. I.c. is hiervan geen sprake geweest. De appellant heeft aangevoerd dat wel zorgvuldig is gehandeld en gaat in beroep.

CRvB

De Raad geeft aan dat op grond van artikel 6:13 Awb geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Een belanghebbende kan alleen beroep instellen tegen onderdelen van een besluit waartegen hij bezwaar heeft gemaakt, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten tegen een onderdeel geen bezwaar te hebben gemaakt. Aan het besluit liggen beslissingen van appellant ten grondslag over de hoge instap, de automatische versnelling en de aangepaste autostoel. Dit kan worden gezien als onderdelen van een besluit (art. 6:13 Awb). Omdat de betrokkene tegen de beslissingen over de hoge instap en de automatische versnelling geen bezwaar heeft gemaakt, had de rechtbank het beroep in zoverre niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Dat wil zeggen dat de aangevallen uitspraak, m.b.t. de hoge instap en de automatische versnelling, moet worden vernietigd.

Verder overweegt de Raad dat in bepalingen 7:12 lid 1, 3:49, en 3:9 Awb besloten ligt dat een besluit dat berust op het advies van een medisch adviseur, zodanig inzichtelijk gemotiveerd moet zijn dat de belanghebbende zich daartegen gericht teweer kan stellen. Dit betekent dat duidelijk moet zijn op grond van welke vormen van onderzoek en op basis van welke gegevens de adviseur tot zijn bevindingen is gekomen. Indien de belanghebbende het medische advies op een of meer punten concreet onderbouwd weerspreekt, het niet met de in artikel 3:9 van de Awb neergelegde vergewisplicht in overeenstemming is dat het bestuursorgaan daaraan zonder meer voorbijgaat door te volharden in de enkele verwijzing naar het advies.

De Raad stelt vast dat het besluit van 11 november 2004, voor zover dit betrekking heeft op de aangepaste autostoel, in strijd is met de artikelen 3:9 en 7:12 lid 1 Awb.

ABRvS 6 augustus 2003, AI0801, 200206222/1

Feiten

Bij besluit van 2 februari 1999 heeft het college B&W van Brummen appellant op straffe van een dwangsom gelast diverse niet voor agrarische doeleinden bestemde materialen op een perceel te verwijderen en verwijderd te houden. Het bezwaar van de appellant is ongegrond verklaard. Hierna heeft de rechtbank het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Het college heeft het besluit herroepen, de hoogte van de dwangsom teruggebracht en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Het beroep van de appellant is door de rechtbank hierna ongegrond verklaard. Waarna de appellant hoger beroep heeft ingesteld.

ABRvS

De appellant stelt dat het besluit van 2 februari 1999 is ingetrokken door het besluit van 2 februari 2000 en dat de grondslag voor handhaving van de dwangsom bij de beslissing op bezwaar is weggevallen. De rechtbank is appellant, m.u.v. bepaalde onderdelen, niet gevolgd in het betoog dat het gebruik van de in de dwangsombeschikking opgesomde materialen niet in strijd is met de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan en het college daarom niet tot het opleggen van de last kon besluiten. Appellant heeft tegen die uitspraak geen rechtsmiddel aangewend. In beroep tegen de opnieuw genomen beslissing op bezwaar heeft appellant dit betoog herhaald. De rechtbank heeft hierover overwogen dat, nu appellant tegen haar uitspraak van 16 februari 2001 geen hoger beroep heeft ingesteld, dit betoog niet andermaal aan een beoordeling kan worden onderworpen en is bij haar toetsing deswege van de rechtmatigheid van dit onderdeel van de beslissing op bezwaar uitgegaan. Appellant komt tevergeefs op tegen de aldus door de rechtbank vastgestelde omvang van het geding.

De Afdeling is van oordeel dat het niet instellen van hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank tot gevolg heeft dat, als in beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar beroepsgronden worden aangevoerd, die door de rechtbank in die eerdere uitspraak zonder voorbehoud zijn verworpen, de rechtbank van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over die beroepsgronden moet uitgaan. Het ten tweede male beoordelen van door de rechtbank eerder uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen beroepsgronden, miskent het gezag van de rechterlijke uitspraak waartegen geen rechtsmiddel is aangewend. De rechtszekerheid brengt met zich dat het betrokken b.o. en belanghebbenden mogen uitgaan van de rechtmatigheid van het besluit, voor zover hiertegen beroepsgronden zijn gericht en de rechtbank deze uitdrukkelijk heeft verworpen. Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat het niet instellen van hoger beroep tegen uitspraken, waarin beroepsgronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen, niet aan betrokkene kan worden tegengeworpen, met name als tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep is ingesteld, omdat betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat deze beroepsgronden in beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar opnieuw voor een inhoudelijke beoordeling aan de rechtbank konden worden voorgelegd. I.c. hoeft dit niet te worden onderzocht, omdat dit niet leidt tot een ander oordeel.

Kern: niet betwiste feiten of grieven in de procedure worden uiteindelijk als waar aangenomen. De Afdeling stelt dat het niet instellen van hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank tot gevolg heeft dat, als in beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar beroepsgronden worden aangevoerd die door de rechtbank in die eerdere uitspraak uitdrukkelijk zijn verworpen, zonder dat daartegen hoger beroep is ingesteld, de rechtbank van de juistheid van dit eerder gegeven oordeel over die beroepsgronden moet uitgaan. De rechter beoordeeld deze gronden niet opnieuw, omdat dit anders het gezag van de rechterlijke uitspraak waartegen geen rechtsmiddel is aangewend zou miskennen.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Statistics
875