Laatste collegeaantekeningen Gedragsstoornissen bij kinderen, Limbisch systeem, Wat is depressie

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


RC B&K Gedragsstoornissen bij kinderen

 

Er komen MRI plaatjes in de tussentoets, dit is in de vorm van een multiplechoice of extended matching vraag.

 

De klimvezels uit de oliva inferior geven foutsignalen door aan de Purkinje vezels.  Hierdoor komt er calcium in de Purkinje cellen. Klimvezels hebben een heleboel synapsen met Purkinje vezels, parallel vezels slechts enkele.  De parallelvezels zorgen dat er PKC’s vrijkomen in de Purkinje cellen. Bij de combinatie van PKC’s en calcium zorgen voor fosforylering van de natrium kanalen en hierdoor verminderen deze. Hierdoor ontstaat een long term depression en heb je iets geleerd of ontleerd.

De parallelvezels ontvangen hun informatie uit de mosvezels. Deze krijgen informatie uit het vestibulair apparaat, de pons en de ruggengraat. Ze stijgen op naar de cerebellaire kernen en de axonen tot de korrelcellaag. Daar verspreiden ze zich als de parallelvezels naar links en naar rechts over de cerebellaire cortex.

 

Het filum terminale is een bindweefselstreng, een extensie van het  ruggenmerg, bedekt met pia mater. Het loopt door tot het staartbeen waar het vastzit zodat het ruggenmerg op de goede plek blijft zitten. De dura mater loopt ook door de hele wervelkolom tot het staartbeen.

 

Saccaden zijn geconjugeerde blikbewegingen heen en weer die zich richten op de belangrijke dingen die interessant zijn. Hierdoor wordt het beeld van de ruimte om je heen scherp.

Nystagmes zijn ook heen en weer gaande oogbewegingen, maar zijn het gevolg van een abnormale situatie. Bijvoorbeeld het volgen van een voorwerp als je uit het raam kijkt in de trein of bij een afwijking van het vestibulair apparaat.

 

De nervus facialis loopt van de hersenen door de porus meatus acousticus internus door het rotsbeen naar het foramen stylomastoideus de schedel uit.

 

Leren gebeurt in de hippocampus. Bij een enige tijd durende hoge frequentie stimulus zullen de AMPA-kanalen fosforileren. Hierdoor worden ze gevoeliger voor nieuwe stimuli. Er is dan iets geleerd. Ont-leren kan ook, door met een lage frequentie te stimuleren. Er komt dan fosfatase vrij wat de AMPA kanalen minder gevoelig maakt.

 

Corticopetaal betekent, zoekend naar de cortex. Corticofugaal betekent, de cortex ontvluchtend.

 

De somatosensorische receptoren zijn er in veel verschillende soorten. Er is ten eerste een onderscheid tussen mechanoreceptoren (beweging), temperatuurreceptoren en nociceptoren (pijn). Dan zijn ze tonisch (actief zolang prikkel er is) of fasisch (actief bij verandering van de prikkel) en hebben een groot of een klein receptief veld.

 

Dermatomen:

  • L4 deel voorzijde bovenbeen, mediale zijde onderbeen en mediale voetrand
  • L5 laterale zijde onderbeen, wreef van de voet en grote teen
  • S1 achterzijde onderbeen laterale voetrand en kleine teen
  • Th4 tepellijn bij de man, net onder de borst bij de vrouw
  • Th10 navel

 

De strengen in het ruggenmerg zijn als volgt:

  • achterzijstreng: gekruisdepiramidebaan
  • voorzijstreng: spinothalame baan = vitale systeem
  • achterstreng: gnostisch systeem

 

De banen om het intermediaire grijs zijn van binnen naar buiten:

  • proprioceptief (lokale verbindingen tot 2 wervels omhoog en omlaag)
  • afdalend
  • opstijgend

 

Van het corticofugale systeem gaat het grootste deel uit de pons naar cerebellum. De corticobulbospinale baan zorgt voor de aansturing van de spieren via de motorneuronen en interneuronen in het ruggenmerg. Het secundaire deel van de rubrospinale baan helpt bij het aansturen. Samen met de banen rechtstreeks uit de pons zorgt het voor de aansturing van de extremiteiten. De houdingsreflexen worden aangestuurd via banen uit nucleus vestibularis, de reticulaire formatie en banen uit het tectum (colliculus superior), waar de informatie van het evenwicht en de visuele input wordt verwerkt.

 

De theorie over het poorstsysteem in het ruggenmerg gaat als volgt. De poort bestaat uit een interneuron en een neuron voor de pijn projectie. Het interneuron inhibeert het neuron voor de pijn projectie. Beide worden deze aangestuurd door zowel een proprioceptieve tonische receptor als een fasische pijnreceptor. De tonische receptor stimuleert het projectie neuron en inhibeert het interneuron en laat daarmee het signaal voor de pijnprojectie door. Het opent de poort. De fasische

receptor inhibeert de projectie en stimuleert het interneuron, zo wordt de poort gesloten. Bij krabben wordt de fasische receptor gestimuleerd.

 

De A-alfa receptoren zijn proprioceptieve skeletpier receptoren.

De A-beta receptoren zijn mechanoreceptoren van de huid.

De A-delta receptoren zijn pijn en temperatuur receptoren.

De C receptoren zijn temperatuur, pijn en jeuk receptoren.

 

HC Limbisch systeem

 

De cortex bestaan uit twee delen, de neocortex en de allocortex. De neocortex heeft zes lagen en alle informatie hieruit komt samen in de thalamus. Het zorgt voor het bewustzijn. De allocortex is oudere schors, het bestaat slechts uit drie lagen en alle informatie hieruit komt samen in de basale ganglia. De allocortex werd eerst de limbic lobe genoemd, het limbisch systeem, bestaande uit de cingulate gyrus, de hippocampus en de gyrus paraphippocampalis. Het zorgt voor de emotie en de motivatie.

 

Het circuit van Papez is de kern van het limbisch systeem. De cingulate gyrus communiceert met de neocortex en zorgt zo voor de bewustwording van de emotie. Verder geeft de cingulate cortex informatie door aan de hippocampus die de hypothalamus aanstuurt. Dehypothalamus zorgt voor de uiting van de emotie in het lichaam (homeostase), door aansturing van het autonome zenuwstelsel en het endocriene systeem. Het beïnvloedt ook de coördinatie van de viscerale en motor reacties en is hierdoor de output van het limbisch systeem. De hypothalamus geeft informatie aan de anterior nucleus van de thalamus die de informatie terugkoppeld aan de cingulate cortex.

 

Bij het limbisch systeem horen ook de orbitofrontale cortex die zorgt voor de emotie. De nucleus accumbens zorgt voor beloning en speelt daardoor ook een grote rol bij een verslaving. De amygdala is de kern van het limbische systeem. De emotie is hiervoor heel belangrijk.

 

De vraag is alleen of de emotie zorgt voor de fysiologische veranderingen, of dat de veranderingen zorgen voor de emotie.

Het is lastig om met emoties proeven uit te voeren omdat ze zo ongrijpbaar zijn.

 

Het limbisch systeem heeft door het toevoegen van de amygdala ook de functies van het geheugen, voedingssgedrag, motivatie en gedrag verkregen. Bij het weghalen van de hippocampus aan beide zijden, ontstaat er geen nieuw geheugen meer.

Bij een bitemporale mediale temporale lobectomie (weghalen van beiden temporaalkwabben) ontstaan er verschillende klachten. Mensen of dieren worden heel geil, hebben geen visuele herkenning meer voor gezichten of objecten, ze worden niet meer bang of boos, maar zijn juist volgzaam, ze eten teveel en onderzoeken alles met hun mond. Bij zo’n ingreep zijn de amygdala en hippocampus verwijderd, hierdoor is het limbisch systeem onderbroken. Dit heet het Klüver-Bucy syndroom. Dit syndroom ontstaat ook wanneer alleen de amygdala wordt verwijderd.

 

De amygdala is een heel complex gebied, het bestaat uit zeer veel verschillende kernen. Opvallend is dat er veel olfactoire input is, geur kan ook makkelijk herinneringen of emoties oproepen. Ook is er in een andere kern veel input vanuit de cingulate gyrus en sensibele input. In een derde kern is er veel input vanuit de hersenstam en basolateraal. Uit de hippocampus komen vezels, de fornix die ook informatie tussen de hemisferen uitwisselen. De fornix ligt aan het piale oppervlak en vormt daar de gyrus dentatus. De amygdala en gyrus parahippocampalis liggen hiernaast.

 

Uit de amygdala komen twee vezelbundels. Beide lopen naar de hypothalamus en de nucleus septalis verder loopt de ene naar de nucleus medialis van de thalamus en de andere naar de nucleus accumbens. Normaal kun je dieren conditioneren voor een bepaalde reactie, wanneer je de amygdala verwijderd, verdwijnt deze reactie. De nucleus centralis in de amygdala zorgt namelijk voor fysieke (autonome) aanpassing via de hypothalamus, gedragsverandering via de periaqueductale grijze stof in de hersenstam en emotionele ervaring via de cerebrale cortex. Verder wordt het brein opgepept tot meer actie.

 

Angst en agressie worden dus door de amygdala geactiveerd. Er zijn twee vormen van agressie, agressie van roofdieren tijdens de jacht en affectieve agressie die via het autonome zenuwstelsel wordt aangestuurd. De amygdala geeft slecht aan dat er agressie moet zijn, de hypothalamus bepaalt de vorm van de agressie.

 

De mediale hypothalamus  stuurt het autonome zenuwstelsel aan voor de affectieve affectie. Dit deel bestaat uit een heleboel kernen. De output gaat via de fascicle longitudinale dorsalis. De laterale hypothalamus zorgt voor de predatoire agressie via dopamine naar het ventrale tegmentale gebied (VTA). Dit deel van de hypothalamus is diffuus en daardoor lastig te onderzoeken.

De VTA licht tussen het corpus mammillare en de nucleus accumbens. Het zorgt voor de beloningen  als je iets goed doet. Ook zorgt het voor stereotypisch gedrag en reflexen bij pijn.

 

De hypothalamus krijgt informatie uit de amygdala en de hippocampus via de fornix en de corpus mammillare. Deze twee banen worden naar verschillende kernen in de thalamus gestuurd. Van hieruit wordt de informatie over ervaringen uit de corpus mamillaris naar de gyrus cingulie vervoerd. De informatie over gedrag uit de amygdala gaat naar de prefrontale cortex.

Zo kan het het via de premotorcortex en de motorcortex gedrag initiëren. De info komt ook uit de achterste pariëtale schors, waar de inzicht in de ruimte zich bevindt.

 

De amygdala ontvangt informatie en stuurt informatie naar de diffuse modulatoire systemen die veel invloed hebben in de hersenen. Deze zijn gelokaliseerd in verschillende kernen: de nucleus raphe (serotonine), de VTA (ventral tegmental area, dopamine), het pontomesencephalotegmentale complex (acetylcholine) en de locus coeruleus (noradrenaline).

 

 

HC Wat is depressie

 

Psychiatrische ziekten zijn een ernstige verstoring van denken, emoties en/of gedrag. Psychiatrie is het specialisme wat zich hiermee bezighoudt. Dit is bijvoorbeeld een verslaving, depressie of buitensporig gedrag. De diagnose wordt bij psychiatrie bijna altijd aan de hand van symptomen gesteld. Hierna wordt er een behandeling bestaande uit psychotherapie gegeven door een psychiater of psycholoog met eventueel medicijnen (door de psychiater). Een psychiater is een medisch specialist, een psycholoog heeft sociale wetenschappen gestudeerd.

 

De ziekten waarbij psychiatrische klachten (kunnen) optreden zijn verdeelt in twee groepen.

De klassieke hersenaandoeningen zoals neuropsychiatrische Parkinson, hersenletsel, dementie en delirium (verwardheid door een infectie of koorts). Onder de multifactoriële aandoeningen vallen psychosen, bipolaire stoornis, depressie, angststoornissen, eetstoornissen en verslaving. Deze ziekten hebben vele factoren als oorzaak niet alleen in de hersen liggende.

 

Psychiatrische stoornissen zijn heel veel voorkomend. Angststoornis brengt na coronaire hartziekten de meeste ziektelast met zich mee en depressie (stemmingsstoornis) staat op de 4e plek. Alchohol (middelengebruik) staat ook in de top tien. Dit zijn ook de meest voorkomende psychische stoornissen. Dementie staat iets lager.

 

De diagnose wordt gesteld aan de hand van een (hetero)anamnese die bestaat uit de klachten en de impact op het dagelijks leven, en de observatie, wat al het mogelijk psychiatrisch onderzoek is.

Het psychiatrisch onderzoek bestaat uit 3 gebieden. Daarnaast worden ook de eerste indrukken en de persoonlijkheid beschreven.

  • De eerste indruk is altijd aanwezig. Ze bestaat uit het uiterlijk (de verzorging), de emoties, houding, het contact, de manier van het presenteren ven de klachten en welke gevoelens bij jou worden opgeroepen.
  • De cognitieve functies (denken) worden beoordeeld aan de hand van
    • het bewustzijn: verlaagd, verhoogd, wisselend, (delier?)
    • de aandacht: vast te houden?
    • oriëntatie: waar iemand is met wie
    • daarna de waarneming: werking zintuigen, hallucinaties, iets zien, horen, voelen wat er niet is, waarbij de hersenen reageren alsof het er wel is
    • denken: innerlijke spraak, interpretaties, vorm, versneld, vertraagd, wijdlopend, incohoerent (met tussenposen), en inhoud preoccupaties (onderwerpen waar mensen steeds op terugkomen) en wanen (ongegronde overtuigingen waar iemand niet vanaf te brengen is)
    • en het testen van het geheugen en intellectuele functies.
  • Voor de affectieve functies (voelen) wordt gekeken naar
    • de stemming: gemoedstoestand over langere duur
    • en het affect: het waarneembare gedrag waarmee emotie wordt uitgedrukt, dit fluctueert  over de tijd
  • Voor de conatieve functies (gedrag) kijkt men naar
    • gedragsintentie, willen, motivatie aandrift
    • motoriek, mimiek en gestiek
    • gedrag en handelen
  • Bij de persoonlijkheid worden tijdens het gesprek opgemerkte eigenschappen beschreven.

 

Psychische ziekten zijn biopsychosociaal van oorzaak. Ze hebben te maken met:

  • neurobiologische ziekten: genetische, lichamelijke disfunctie, of verworven kwetsbaarheden
  • psychologische ziekten, ontwikkelingsgeschiedenis, psychodynamisch (hoe omgaan met wensen, hoe omgaan tegenslagen), leer en gedrag model
  • sociale element, ingrijpende gebeurtenissen in het leven (life=events)

Endocriene ziekten kunnen ook een grote rol spelen, bijvoorbeeld Parkinson. Dit kan depressiviteit en drankproblemen veroorzaken.

 

De aandoening ontstaat door een combinatie van psychologische en biologische factoren. Ook hoe iemand is opgegroeid en welke tegenslagen hij heeft meegemaakt speelt een grote rol. Dit beïnvloedt hoe iemand omgaat met stressvolle life events. Wanneer iemand al een psychische aandoening lijdt kunnen ook kleine dagelijks events een stressvolle situatie opleveren.

De hele voorgeschiedenis van iemand heeft hiermee te maken, hoe iemand mentaal functioneerd, welke biologische beperkingen iemand heeft, hoe iemand zich ontwikkeld, welk trauma iemand meemaakt. Maar ook de opvoeding van de ouders en de sociale contacten door het leven heen.

Neurotisisme is een karaktertrek waarbij iemand angstig reageert op stress. Wanneer iemand slechter reageert op life-events is er een hoger risico op het krijgen van een depressie.

 

Een syndroom diagnose is een classificatie van een bepaalde aandoening. Een structuur diagnose is een overzicht van de biopsychosociale factoren die een rol spelen bij een aandoening.

Er zijn drie soorten factoren die een rol spelen:

  • Predisponerende factoren, die zorgen voor een hoger risico op het krijgen van een aandoening.
  • Luxerende factoren, die de uitlokking zijn voor het begin van een probleem.
  • Onderhoudende factoren die zorgen dat de aandoening niet overgaat

Deze zijn belangrijk om te achterhalen omdat in de behandeling hierop aangegrepen kan worden.

 

Iemand met het syndroom depressie moet in elk geval bijna elke dag het grootste deel van de dag zeer neerslachtig zijn  en/of een ernstig verlies hebben van interesse in bijna alle activiteiten voor het grootste deel van de dag. Dit moet langer dan twee weken aanhouden.

Dan moeten er nog 3 of 4 andere symptomen zijn zoals:

  • slaapproblemen
  • vermoeidheid, verlies van energie
  • eetproblemen, veel of heel weinig en daardoor gewichtsverandering
  • geagiteerd en rusteloos zijn of geremd
  • gevoelens van waardeloosheid of overmatige schuld
  • concentratieproblemen, vertraagd denken, besluiteloosheid
  • terugkerende gedachten aan dood of zelfdoding

Een lichte depressie heeft 5 symptomen normaal 6 of 7 is een matige depressie en 8 of 9 is een ernstige depressie. Een depressie is chronisch wanneer hij langer dan twee jaar aanhoudt. Bij ernstige depressie is medicatie nodig.

 

Er is een grote kans op terugkeer van de depressie. Ook is de kans op vervroegde dood door suicide of cardiovasculaire ziekten hoger. Het is hoog belastend voor de familie en geeft veel verminderde kwaliteit in levensjaren.

 

Er zijn verschillende subtypes depressie:

  • Vitale of melancholische depressie, slapen, eetlust, gewicht en dagschommeling
  • psychotische depressie, met wanen of hallucinaties, ernstige vorm
  • atypische depressie (seizoens gebonden of winterdepressie), meer slapen en eten gewichtstoename, stemming sterk afhankelijk van gebeurtenissen
  • post partum/postnatale depressie bij vrouwen, binnen 4 maanden na geboorte kind

 

Behandeling:

  • lichte depressie:
    • door de huisarts informatie, activering, zelf hulp, lichamelijke activiteit
    • twee keer controle
    • na drie maanden antidepressiva, verwijzing naar psycholoog/psychiater
  • matige/ernstige depressie
    • psychotherapie of medicament
    • suicidaal, dan intensieve begeleiding van psycholoog of psychiater
    • psychotherapie is meestal cognitieve gedragstherapie of interpersoonlijke therapie
    • medicament is SSRI, SNRI of TCA
  • zeer ernstige depressie
    • medicatie

 

Binnen drie maanden is de helft van de patiënten van hun klachten af, een vijfde van de patiënten wordt chronisch depressief. Veel patiënten zijn therapie ontrouw, wanneer de klachten verdwijnen, of juist door de bijwerkingen maken mensen de kuur niet af.

 

RC deel 1

 

De research colleges horen niet bij de toetsstof.

Van de schedelbasis moeten de doorgangen en de bloedvaten en de hersenzenuwen daarbij geleerd worden.

 

In de cortex liggen de vroegst geboren cellen tegen de ventriculaire laag aan in het brein. Daarop komen (iets later) andere lagen cellen, de laatst geboren cellen zijn degene die tegen de pia mater liggen.

 

Het intermediaire grijs in de hersenstam wordt reticulaire formatie genoemd. Hierin zit onder andere de raphe kern en de VTA. De diffuse modulatoire formaties zitten hier dus in. De ascending reticular activating system zijn de opstijgende vezels naar de hersenschors die de hersenen overdag wakker houden.

 

De relaisstation veranderen het signaal (synapteren) en geven het door.

De eerste relais neuron liggen steeds in het spinale ganglion. Zowel van het gnostische als het vitale systeem. Van de trigeminus ligt het relais station in het trigeminus ganglion. Het tweede relais station van het gnostisch systeem ligt in de achterstreng kernen (nucleus gratius en nucleus cuneatus). Voor de trigeminus is het tweede relais station van het gnostisch systeem de nucleus princeps. Het tweede relais station van het vitale systeem is de nucleus proprius in de achterhoorn van het ruggenmerg. De vezels kruisen naar de voorzijstreng en stijgen daar op. De kernen liggen op iedere hoogte in het ruggenmerg. Het tweede relais station van het vitale systeem van de trigeminus is de spinale trigeminuskern. Het derde relais station is de thalamus zelf.

 

De fasiculus gratius zijn de vezels van het gnostisch systeem van het been die lopen naar de nucleus gratius (mediaal). In de fasiculus cuneatus zitten de vezels van de arm eindigend in de nucleus cuneatus (lateraal). Daarna komen ze samen in de lemniscus medialis. Deze is contralateraal.

 

De pijnpoort wordt via de gnostische systeem geopend en via het vitale systeem gesloten. De pijn wordt een paar niveau’s omhoog en omlaag gecommuniceerd. Dit is via de lissauerse randzone, wat in feite het tweede relais neuron is.

 

Een laesie kan de helft van het ruggenmerg geraakt hebben of het hele.

 

Bij een laesie van het gnostisch systeem zal alles wat eronder zit uitvallen. Ook bij een laesie in de voorzijhoorn, het vitale systeem, alles uitvallen. Dit is aan één kant van het lichaam.

Bij syringomyelie wordt alleen het centrale deel van het ruggenmerg beschadigd. Hierdoor ontstaat alleen uitval van het vitale systeem op de hoogte van de verdikking van de laesie, maar wel aan beide kanten. Het vangt namelijk de kruisende banen weg.

 

In de cauda equina liggen spinale zenuwen als deze beschadigd worden heb je een 2e motorneuronlaesie. Dit is omdat er zoveel ruimte is daar zeldzaam.

 

In de corona radiata zijn de corticofugale vezels en de corticopetale vezels gescheiden van elkaar.

 

De nervus trochlearis kruist, de andere hersenzenuwen niet. De kern ligt aan de andere kant als de invloed.

Bovenste deel fascialiskern wordt bilateraal geënerveerd door de eerste motorneuronen het onderste deel uni- en contralateraal geënerveerd.

 

De hersenzenuwkernen worden door de corticobulbospinale baan geïnnerveerd, eerst de motorische deel van de trigeminuskern bilateraal, dan de nucleus fascialis dorsaal, bilateraal en de ventrale contralateraal dan de nucleus ambiguus voor het slikken bilateraal, (glossofaryngeus, vagus en accesorius) en tenslotte de nucleus hypoglossus contralateraal. Dan kruist de spinale baan en innerveert de contralaterale kant van het lichaam en de ongekruisde piramidebaan loopt tot de onderkant van de thorax en innerveert bilateraal.

 

De oculomotorkern (oculomotorius, abducens en trochlearis) wordt niet via dit systeem geïnnerveert, maar via het tectum, ze hebben dus geen rechtstreekse verbinding met de cortex.

 

Kernen worden geïnnerveert, zenuwen vervoeren het signaal en innerveren dus zelf spieren of kernen.

 

Proprioceptieve informatie wordt gebruikt in:

  • Het ruggenmerg zelf voor reflexen.

  • Het cerebellum om goed aan te sturen.

  • De thalamus en de cortex om je gewaar te worden van je positie.

 

Corpus geniculatum laterale bevat cellagen voor het rechter en linker oog. De dikste 6 cellagen zijn het belangrijkst, die zijn ingedeeld in drie soorten verwerking. Iedere soort heeft een linker- en rechteroog laag. Deze verwerken de informatie en voegen links en rechts samen.

 

Schaffercollaterale zijn vezels in de hippocampus die projecteren in een ander deel van de hippocampus op dendrietbomen van cellen die daar liggen. De synaps die daarop ligt kan in kracht gemodificeerd worden tot long term depression en long term potentiation. De andere tak gaat via de fornix naar de corpus mamillare.

 

De vloeistof in je oogbol wordt gemaakt in het corpus cilliare. De musculus ciliaris zorgt voor boller worden van de lens. Het vaatvlies eromheen is het corpus cilliare. Het gaat via de achterste naar de voorste oogkamer. De vloeistof wordt geabsorbeerd door het kanaal van Schwelm rondom de pupil lopend. De vloeistof wordt in cappilairen opgenomen. Als het oogvocht niet wordt afgevoerd heeft iemand glaucoom.

De buitenkant van het oog wordt door het traanvocht bevochtigd.

 

Laterale inhibitie is het inhiberen van neuronen die aan de rand van het veld liggen en het exiteren van neuronen in het midden hierdoor wordt een signaal preciezer. Het contrast wordt groter.

 

De voorzijstreng bevat de spinothalame baan die opstijgt in het ruggenmerg. In de achterzijstreng daalt de gekruisde piramidebaan af. In de mediale voorstreng daalt de ongekruisde piramide baan af.

 

Proximaal is het meest corticaal in het brein.

 

De verschillende kernen in de thalamus hebben allemaal verschillende functies met verschillende neurotransmitters.

 

RC deel 2

 

De neurale buis bestaat eerst uit één laag stamcellen. Dit worden neuroblasten en migreren naar buiten waar ze zich leggen op de neurale buis (ventriculaire laag). Zo vormen ze de verschillende lagen in het ruggenmerg. Na een aantal lagen komen de pia mater eromheen.

 

De ongekruisde piramide baan loopt ventraal mediaal in de voorstreng het ruggenmerg tot halverwege de thorax. Dit is bilaterale innervatie. Het grootste deel kruist in de medulla oblongata en komt in de achterzijstreng. Dit geeft toegang tot de laterale motorkolom en laterale intermediaire grijs. Boven de pons ligt hij aan het ventrale oppervlak, waar de ongekruisde piramidebaan ligt.

 

Het corticofugale systeem is wanneer de vezels net uit de cortex komen, gaat allemaal naar de pons toe. Het gaat door de pons deels verder als corticobulbospinalebaan. De rest synapteerd in de pons.

De corona radiata is het begin, uitgewaaierd. Samen gekomen heet het capsula interna. De witte stof erbuiten is het capsula externa.

 

De extrapiramidale baan bestaat niet, is een concept van vroeger. Dit zijn de stoornissen van de basale ganglia.

 

De rubrospinale baan is naast de piramidebaan gelegen. In de achterzijstreng

 

De meatus acousticus externus is de buitenste gehoorgang. De meatus acousticus internus bevat de nervus vestibulocochlearis en de nervus facialis.

 

Het cerebellaire subcircuit bestaat uit de mos en klimvezels. De mosvezels bevatten de informatie uit de cortex of kernen of ruggenmerg via de pons (gekruisd). Deze geven de informatie aan het cerebellum de kernen en de schors. De output gaat via de thalamus deze kruist nogmaals, en gaat naar de motorcortex. Ze corrigeert de bewegingen van de cortex .

De klimvezels krijgen de informatie wat er zou moeten gebeuren en vergelijkt dit met wat er echt gebeurt. Als dit niet klopt, geeft het dit door.

 

Het foramen rotundum bevat een membraan wat ervoor zorgt dat het geluid in het slakkenhuis ook uitgedoofd kan worden.

 

de nervus ulnaris innerveert de musculus interossei (vinger spreiders en sluiters), de m. adductor pollicis die de duim spreidt of sluit. De nervus radialis strekt de vingers en de n. medialis abduceert de duim, met de musculus opponens pollices.

 

Sensibele ataxie door uitval van het gnostisch systeem zal vaak samen met vitale plaatsvinden omdat de zenuwen bij elkaar samen lopen. In het ruggenmerg vinden er vaak compressies plaats waardoor ook beiden kanten gepakt worden.

 

Plantaire flexie van de voet is de voet naar beneden doen, door de voetbuigers. De voetheffers zorgen voor extensie, de voet naar boven doen.

 

Neglect vindt bijna altijd links plaats, de parietale schors rechts zorgt voor het beeld van de ruimte om iemand heen. Wordt dit rechts beschadigd, valt het linkerbeeld weg. Een neglect is geen homionieme hemi-anopsie. Bij neglect kan men wel het linker gezichtsveld zien. Bij stimulatie van beide gezichtsvelden wordt echter wel het linker genegeerd.

 

De nervus axillaris innerveert de m. deltorideus, waarmee je de schouder optilt.

 

De bewegingen die door het hele lichaam plaatsvinden bij de ziekte van Huntington, chorea, zijn kleine plotse spierschokken. Dit is een defect van de nucleus caudatus en het putamen (corpus striatum). Diskinesie lijkt op chorea, het is een te veel aan bewegingen door een medicijn.

Hemibalisme zijn schokken aan één lichaams helft . Dit zijn hele heftige bewegingen door een laesie nucleus subthalamicus.

Bij de ziekte van Parkinson zijn in de slaap alle symptomen weg. Alle spieren zijn dan slap. Wel worden de mensen wakker wanneer ze zich willen omdraaien en dit niet lukt.

 

Ongekruisd dubbelzien komt door een parese van de nervus abducens. Het extra beeld van het gestoorde oog ligt dan in het temporele blikveld.

 

De vloeistof in het oor, de endolymfe wordt gemaakt in het stria vascularis. Deze vloeistof ligt in de stria media, het vliezig labirint. De perilymfe komt uit het subarachnoidale ruimte, dit is dus liquor cerebrospinalis. Dit ligt in het benig labyrint rond de half cirkelvormige kanalen.

 

De modulatoire systemen regelen de algemene status van het brein.

 

Een perifere laesie van de blaas geeft een slappe blaas die zich overvult en gevoelloos is. Een centrale laesie zorgt voor een blaas die urge continentie heeft. De blaas leegt zich dan te vroeg. Bij een beschadiging van de cauda equina, tweede, perifere motorneuron geeft dus een te volle blaas.

 

Bij een eerste motorneuron laesie worden iemands spieren in het acute stadium slap. De neurotransmitters (glutamaat) uit deze eerste motorneuronen lekken dan en geven extra stimulatie. De interneuronen worden dan meer geïnhibeert en de spier wordt slap. Later krijgen de inhibitoire interneuronen geen signaal meer en worden de spieren spastisch.

 

Het noradrenerge systeem uit de locus coeruleus heeft altijd één uitloper in het cerebellum en één in de cortex. Dit heeft dus heel veel invloed op de status van de hersenen.

 

Bij een piramidebaan laesie waarbij spasticiteit optreedt winnen de sterkste spieren. Dit zijn de spieren die tegen de zwaartekracht in moeten werken. Voor de arm is dit omhoog en voor het been is dit naar voren strekken.

 

De Babinski reflex is voor apen normaal. Bij baby’s treedt deze ook normaal op, het is een voorloper van een grijpreflex. Na de myelinisatie treedt de Babinski reflex niet meer op.

 

Referred pain is de pijn uit een orgaan wat gerepresenteerd wordt in een dermatoom. De sensibele zenuwen komen dan in dezelfde spinale zenuw het myelum in. Bij appendicitis verplaatst deze pijn omdat de buikwand en het peritoneum ook geprikkeld wordt na verloop van tijd.

 

Een laesie van het segment thoracale 9 vind plaats ter hoogte van wervel thoracale 7.

Als bij een hernia de spinale zenuw wordt gepakt, is zowel de sensibel als de motorische zenuw beschadigd.

 

RC deel 3 bespreking proeftoets

 

1: Size principle betreft een grotere reactie bij hogere stimulatie, dit gaat dus over een motorneuronpool. Hierbij worden bij kleine stimulus alleen de kleine motorunits aangestuurd en bij grotere stimulus steeds meer. Een motorunit is of aan of uit, er is geen tussenweg.

 

2: De perfusie van de fovea gaat meestal via de a. cerebri media, bij een deel van de mensen ook via de a. cerebri posterior.

 

3: De nucleus trochlearis wordt aangestuurd via het tectum (de nucleus oculomotiris). De nucleus trigeminus is een sensibele kern. De nucleus facialis heeft twee delen het bovenste deel wordt bilateraal geïnnerveerd het onderste deel contra lateraal.

 

4: De eerste tak van de nervus trigeminus, de n. oftalmicus gaat door de fissura orbitalis superior. De tweede tak de n. maximillaris gaat door het foramen rotundum. De derde tak, de n. mandibularis gaat door het foramen ovale. De n. facialis gaat door de meatus acousticus inferior naar buiten via het foramen stylomastoïdeus.

 

5: De gnostische sensibiliteitsvezels van de romp kruisen in de caudale medulla oblongata.

 

6: Bij een beschadiging van de linker tractus is er een uitval van het rechter blikveld. Een gezichtveld is niet de plaats op de retina, maar het beeld wat je ziet.

 

7: Akinetopsia is het onvermogen om beweging waar te nemen. De achterste pariëtale cortex krijgt de dorsale ‘waar’ stroom vanuit de visuele cortex. De ventrale ‘wat’ stroom gaat naar de temporale cortex.

 

8: De raphe kernen hebben als neurotransmitter serotonine en dit speelt een grote rol bij depressie.

 

9: Over de fibulakop loopt de nervus peroneus, die de voetheffers aanstuurt. Iemand kan wanneer deze beschadigd is niet meer op zijn hakken lopen.

 

10: De nervus ulnaris stuurt de m. interossei aan. Deze wordt geraakt bij een laesie aan de elleboog.

Bij een humerus (bovenarm) fractuur wordt de n. radialis beschadigd. Bij een laesie aan de pols komt de n. medianus in het geding, dit is het Karpal-tunnel syndroom. Hierbij zitten er tintelingen en pijn van de duim tot de halve ringvinger. De n. femoralis wordt bijna niet geraakt omdat hij tussen spieren zit, maar kan bij diabetische polyneuropathie worden beschadigd. In de onderarm komen er niet bepaalde zenuwen in het gevaar (bij kleine ongevallen).

 

11: De corneareflex wordt mogelijk door de nervus trigeminus (sensibel) en nervus fascialis (motorische deel). De n. oftalmicus is ook een sensibele zenuw.

 

12: De nervus abducens stuurt de rectus lateralis aan. Deze zenuw heeft geen andere functies.

 

13: De corneareflex en de aansturing van de ademhaling gaan beiden door de pons. De temporaalkwab verschuift en daardoor wordt de reticulaire formatie deels onderbroken waardoor het bewustzijn verloren gaat.

 

14: Een dikke tong wijst op disartrie en intoxie van het cerebellum. De tong is atactisch en schiet door alsof het cerebellum niet werkt.

 

15: Het tandradfenomeen (rigiditeit) en tremor in rust zijn klassiek voor de ziekte van Parkinson.

 

16: Bij een parese die over gaat in rust is er sprake van myestanea gravis. Hierbij worden cholinestrase remmers toegediend. Bij Parkinson is er een dopamine tekort.

 

17: Bij het breken van het been wordt de n. peroneus geraakt, hierbij is geen reflex. De achillespeesreflex wordt verzorgt door n. tibialis. Deze heeft alleen last van de 1e motorneuronlaesies die mevrouw al had, en zijn dus levendiger.

 

18: Wanneer wervel L5 is gebroken is de cauda equina beschadigd. Dit zijn 2e motorneuronen en geven een slappe parese. De blaas laat zich overvullen en heeft geen gevoel meer.

 

19: Wanneer iemand met de linker kant niet zien bevindt de laesie zich in de rechter hemisfeer. In de occipitaal kwab bevinden zich de oogzenuwbanen.

 

20: Het niet kunnen vinden van bepaalden woorden is een expressieve afasie. Dit bevindt zich in het gebied van Broca, links in de frontaalkwab. In uitzondering kan deze zich ook rechts bevinden. Normaal zit aan de rechterkant de intonatie of emotie van de spraak.

 

21: wordt geschrapt.

 

22: De pink, ringvinger en mediale zijde van de arm behoren tot dermatoom C8.

 

23: De vingerspreiders voor de n. ulnaris gaan via C8. De nervus medianus komt uit een heleboel ruggenmerg segmenten. De bicepsreflex wordt voornamelijk door C6 verzorgt en de tricepsreflex door C7.

 

24: Bij de ziekte van Parkinson wordt een voorloper van de neurotransmitter dopamine gegeven. Dit is L-dopa. Dopamine kan namelijk niet door de bloed-hersenbarrière en L-dopa kan dat wel.

 

25: Alleen On-off kan een nieuw symptoom zijn na een zo lange behandeling.

 

26: Op 5-jarige leeftijd kan een kind zonder ouders bij andere volwassenen blijven functioneren.

 

27: Het gnostische systeem zorgt voor de bewegingszin. Dit ligt in de linker achterstreng.

 

28: Hemiplegie is halfzijdige verlamming. De rechter motorneuroncortex is hiervoor het meest proximaal gelegen.

 

29: De linker cerebellaire hemisfeer stuurt ipsilateraal aan.

 

 

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1065