Hoorcollegeaantekeningen 5-6

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


College 5 Fysieke stoornissen en gezondheidspsychologie (26 mei)

 

Er zijn verschillende factoren die onze gezondheid beïnvloeden. In dit college worden psychologische en sociale factoren behandeld. Zo hebben onze gewoontes en levensstijl direct invloed op onze gezondheid. Hierbij kun je denken aan roken, drinken, sporten, drinken etc. Niet alleen gewoontes van ons hebben een invloed, maar ook onze coping- strategieën, stress en sociale omgeving etc.

 

Doodsoorzaken

In het begin van de twintigste eeuw was de grootste doodsoorzaak infectieziekten, zoals influenza, tuberculose, pneumonie en gastro-intestinale infecties. Sinds deze ontdekking, is het jaarlijkse percentage van het aantal doden ten gevolge van de infectieziekten verminderd van 39% naar 5,5%.

 

Een van de grootste doodsoorzaken in Europa zijn cardiovasculaire stoornissen en kanker. Vergeleken met de rest van de wereld, is dit meestal een gevolg van een ongezonde leefstijl. Niet-communiceerbare aandoeningen zoals CVA, kanker en COPD zijn verantwoordelijk voor 80% van de doden in Europa. Hartaandoeningen en beroertes zijn de belangrijkste oorzaken (50%) van een te vroege dood (voor de 65e). Kanker leidt bij 20% tot de dood, terwijl wonden en vergiftigingen voor 9% tot dood geleid hebben. Het verminderen van de mortaliteit en meer informatie over de oorzaken heeft gezorgd voor nieuwe domeinen, zoals de bijdrage van psychologische-, sociale- en gedragsfactoren aan gezondheid en ziekte.

 

Impact van psychologische en sociale factoren op de fysieke gezondheid

Een aantal sociale factoren die een grote invloed hebben op onze gezondheid zijn; stress, werk, werkloosheid, sociale support, sociale uitsluiting, sociale uitsluiting etc. Zo hebben mensen met een hogere status vaak meer stress. Ook werkloosheid kan zorgen voor veel stress en uiteindelijk ziekte. Wat heel belangrijk is bij het omgaan met stress en ziekte is sociale support. Hoe hoger het niveau van sociale support hoe minder stress er wordt ervaren.

 

Ongeveer 50% van de mortaliteit in het Westen wordt veroorzaakt door levensstijl. Voorbeelden zijn: roken, fysieke inactiviteit, niet voldoende rusten en slapen, slechte eetgewoonten, alcohol en drugsmisbruik, geen condooms gebruiken, overgewicht hebben, gevaarlijk rijden etc. etc.

 

Psychosociale factoren kan gezondheid en fysieke aandoeningen op twee manieren beïnvloeden:

  1. Psychologische en sociale factoren (bijvoorbeeld stress) kunnen biologische processen verstoren. Dit kan leiden tot fysieke stoornissen en ziektes.

  1. Ongezonde gedrags- en levensstijl factoren vergroot de kans dat mensen aandoeningen ontwikkelen.

 

1. Psychosociale factoren

Stress

Stress is de fysiologische reactie van een individu op een stressor. Stress heeft invloed op psychologische effecten die kunnen leiden tot gezondheidsproblemen. Een belangrijk punt is dat stress invloed heeft op ons immuunsysteem. Dit blijk ook uit het feit dat stress van het vorige jaar de kans op verkoudheid vergroot, wonden minder snel genezen en er minder snel antilichamen worden aangemaakt na een griepprik. Stress kan op twee verschillende manieren invloed hebben op ons lichaam. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de psychologische gevolgen en de fysieke gevolgen.

 

General Adaption Syndrome (GAS)

Dit model begint met de stressor. Als deze aanhoudt komt de persoon in de:

  • Alarmfase. Het lichaam reageert op gevaar of bedreiging en er zijn veranderingen in het lichaam die de verdraagzaamheid van de stress verminderen. Hartslag gaat omhoog, bloedvaten verwijden etc.

  • Resistentie fase. In deze fase zal het lichaam reageren en zal er naar streven het lichaam weer in homeostase (balans) te brengen. Dit probeert het lichaam te bereiken door verschillende coping mechanismen toe te passen als reactie op de stressor. Het endocriene-systeem scheidt stoffen af die de bloeddruk en spierspanning vergroten waardoor het immuunsysteem geactiveerd wordt (tegen infecties).

  • Uitputtings-fase, als bovenstaande fase niet op de juiste manier gebeurd, of als de stressor te lang aanhoud. Biochemische weerstand verbruikt de lichamelijke middelden tot deze zijn uitgeput, wat kan leiden tot dood. Cathecholamines en corticosteroïden blijven hoog, waardoor een ziekten veroorzaakt kan worden. Aanhouden stressoren kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat er meer cortisol wordt aangemaakt, dit kan uiteindelijk zorgen voor een hoge bloeddruk als het lichaam dit blijft produceren. Een schematische weergave van het GAS is te vinden in de collegesheets, pagina 6.

 

Een aantal effecten van stress op het lichaam:

  • Ons brein wordt alerter.

  • Spijsvertering zal langzamer werken

  • Meer stresshormonen zullen worden geproduceerd

  • Bloeddruk stijgt

  • Huidproblemen zoals eczeem of psoriasis.

  • Spierspanning

Voor meer effecten kun je de collegesheets bekijken op pagina 7 en 8.

 

Stress en de immuunrespons

De common cold studies zijn studies die gedaan zijn naar de impact van stress op het immuunsysteem.

Blootstelling aan virussen is nodig om verkoudheid te ontwikkelen, maar het stressniveau dat iemand op dat moment ervaart speelt een groot rol of de blootstelling als resultaat een verkoudheid heeft. De kwaliteit en kwantiteit van sociale relaties is gerelateerd aan of iemand een verkoudheid ontwikkeld bij blootstelling aan het virus. Een optimistische cognitieve stijl beschermt een individu tegen het ontwikkelen hiervan. Stress is namelijk gelinkt aan een verlaagde functionering van het immuunsysteem. Problemen met relaties, het zorgen voor chronisch zieke familieleden (alzheimer patiënten bijvoorbeeld) en depressie leidt tot de onderdrukking van het immuunsysteem.

 

Omgaan met stress en/of ziekte

Er zijn verschillende effectieve manieren om te leren omgaan met stress, bijvoorbeeld relaxatieoefeningen en mediatie. Ook kunnen biofeedback, stress management therapieën, sociale support, zelf- hypnose en gezond gedrag bijdragen aan het verminderen van stress.

Een van de meest effectieve methode is het gebruik van cognitieve therapieën, Dit blijkt zelfs vele malen beter te werken dan antidepressiva.

 

2. Ongezond gedrag en levensstijlfactoren

Na roken is obesitas de grootste doodsoorzaak. Hieronder staan de psychosociale effecten op drie verschillende fysieke ziekten besproken (HIV/AIDS, Kanker en coronaire hartziekten).

 

HIV en aids

HIV staat voor ‘Human Immunodeficiency Virus’. Het is een virus die het immuunsysteem van de mens verzwakt. Hiv-positieve mensen zijn kwetsbaar voor infecties die normaliter niet gevaarlijk zouden zijn. AIDS staat voor ‘Acquired Immune Deficiency Syndrome’. Wanneer iemand Hiv-positief is, betekent het niet gelijk dat iemand ook AIDS heeft. De tijd van het besmet raken met de infectie tot aan het ontwikkelen van AIDS varieert tussen de 7,3 en de 10 jaar. Men wordt met AIDS gediagnosticeerd wanneer HIV het immuunsysteem ernstig beschadigd heeft. Vaak is het dan zo ernstig dat iemand ziek is geworden van de infectie of een specifieke vorm van kanker heeft ontwikkeld (bijvoorbeeld PCP, een soort van pneumonie, of Kaposi sarcoom, een vorm van kanker).

 

Het aantal CD4 cellen worden gemeten om te bepalen hoe werkzaam het immuunsysteem nog is. CD4 cellen zijn witte bloedcellen. HIV dringt deze cellen binnen en vernietigt ze. Een afname in de CD4 cellen betekent dat de weerstand zwakker wordt. De virale lading staat voor het aantal Hiv-virus deeltjes in het bloed (per milliliter). Wanneer deze hoog is, dan is de kans groter dat de weerstand sneller zal afnemen.

 

Sinds 1996 is er meer antiretrovirale medicijnen beschikbaar. Een combinatietherapie (cocktail) is een combinatie van drie of vier verschillende anti-HIV medicijnen (HAART) die volgens strikte richtlijnen ingenomen worden. De medicijnen hebben vaak verschillende bijwerkingen, zoals misselijkheid, overgeven diarree en lipodystrofie (verandering in vet-opslag). Waar men vaak in de behandeling tegenaan loopt, is het feit dat HIV zichzelf blijft reproduceren met als gevolg dat het virus immuun wordt voor de medicijnen. Ook zijn er geen lange termijn effecten beschikbaar. Het gebruiken van de medicijnen betekent niet dat het krijgen van aids voorkomen wordt.

 

Hiv heeft ook invloed op de kwaliteit van leven. De patiënten leiden vaak aan stemmingsstoornissen, als gevolg van symptomen en bijwerkingen. Psychologische problemen en levensgebeurtenissen kunnen leiden tot het verwaarlozen van de medicijninname. Dit leidt tot morbiditeit en vooruitgang van de ziekte. Psychologische factoren hebben een invloed op het immuunsysteem. Dezelfde factoren kunnen de vooruitgang van Hiv beïnvloeden.

 

Onderzoek

Uit een onderzoek van Burrack, JAMA (1993) blijkt dat mensen die depressief zijn 38% meer CD4 en T-cellen verliezen in een jaar dan mensen zonder depressie. Uit een meer recente studie van Leserman (2008) blijkt dat hoge stress, depressie en weinig sociale support geassocieerd zijn met een snellere progressie tot ziekte.

 

Cognitieve gedrag stress management programma

Cognitive-Behavioral Stress Management Program (CBSM) was eigenlijk als interventie voor HIV ontwikkeld, maar wordt nu ook voor andere aandoeningen, zoals kanker, gebruikt. Dit programma bestaat uit verschillende componenten: cognitieve-gedragstherapie, relaxatie oefeningen en assertiviteitstraining. Uit onderzoek is gebleken dat de CBSM het niveau van angst, woede en stress verlaagd. Eén jaar nadat de interventie toegepast was, bleek ook dat het immuunsysteem verbeterd was door een hoger niveau van T-cellen. Een review naar deze behandelingsvorm stelt dat de meeste studies positieve veranderingen vinden in stress, depressie, angst, globaal psychologisch functioneren, sociale support en de kwaliteit van het leven. Er zijn echter gemixte resultaten voor de gezondheidsstatus uitkomst.
 

Kanker

Kanker is eigenlijk een disfunctie in de celdeling en groei. De groei van cellen is namelijk excessief (snel en ongecontroleerd). Er zijn verschillende behandelmethoden voor kanker waaronder: wegsnijden, radiotherapie, chemotherapie en hormoonbehandelingen. Vaak is er sprake van een combinatie. De patiënten vertonen vaak fysieke symptomen, psychologische problemen en veranderingen in sociale relaties en activiteiten.

 

De patiënt is vaak extreem moe en uitgeput (fatigue), waarbij uitrusten niet helpt. Ook is er vaak sprake van pijn, verlies van eetlust en gewichtsverlies, misselijkheid en overgeven, obstipatie en diarree, haarverlies en functionele disfuncties (verlies van spraak, seksuele problemen). Emotionele reacties (angst, onzekerheid, verdriet, woede en verlies van zelfwaarde en autonomie) kunnen fysieke symptomen (vermoeidheid, gewichtsverlies, slaap- en concentratieproblemen) veroorzaken. Op sociaal gebied gebeurt er veel met een ziek patiënt. Bij een zieke patiënt verandert er veel in de relaties met families, vrienden en de partner. Er zijn veel storingen in de relatie, twijfels, hopeloosheid etc. Ook vinden er veranderingen plaats op werk.

 

Maar er kunnen ook positieve kanten aan de ziekte zitten zoals; persoonlijke groei. Dit is te verklaren doordat levensbedreigende diagnoses iemand zijn fundamentele warden en doelstellingen uitdagen door gevoelens van onzekerheid, kwetsbaarheid en zinloosheid. Er is dan een uiteindelijke re-evaluatie van de doelen. De onbereikbare doelen worden opgegeven en nieuwe zinvolle doelen worden gevonden wat leidt tot een grotere waardering voor het leven in het algemeen en intieme relatie (benefit finding).

 

Onderzoek

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat sociale steun een van de belangrijkste helpende factoren is in het omgaan met een ziekte.

Er zijn bepaalde risicofactoren die de ontwikkeling van kanker bevorderen zoals; negatieve emoties, hopeloosheid, hulpeloosheid en weinig sociale steun. Emotionele reacties kunnen de fysieke reacties veroorzaken zoals vermoeidheid, gewichtsverlies, slaap tekort etc. Deze bijwerkingen komen meestal ook voor bij de behandelingen van kanker.

 

Coronaire hartziekten (CHD)

Een coronaire hartziekte (CHD) is een blokkering van de slagaders, die verantwoordelijk zijn voor de bloedtoevoer naar de hartspier. Voorbeelden van aandoeningen zijn:

  • Atherosclerose: borstpijn als gevolg van gedeeltelijke obstructie van de slagaders (plaques).

  • Angina pectoris: in de slagaders heeft een vettige (of plaque) substantie zich gevestigd. Deze vettige substantie vormt een obstructie in de slagaders.

  • Ischemie: een bloed deficiëntie van een lichaamsdeel, veroorzaakt door vernauwing van de slagaders door plaque. Meer mannen dan vrouwen overlijden hieraan.

  • Hartaanval (=myocardiaal infarct): de dood van een hartweefsel wanneer een bepaalde slagader verstopt raakt met plaque.

Angst en depressie zijn de meest voorkomende psychologische gevolgen van CHD en ontstaan bij 10-20% van de patiënten. Ook heeft CHD sociale gevolgen: er ontstaan moeilijkheden bij het terugkeren naar werk, in de familierollen en dagelijkse activiteiten.

 

Risicofactoren voor het ontwikkelen van CHD zijn: genetische factoren en gedragsfactoren, zoals roken, fysieke activiteit, ongezonde eetgewoontes en obesitas. Ook psychosociale factoren spelen een belangrijke rol. Hieronder vallen depressie en angst, temperament factors en chronische life-stressors (lage SES, slechte sociale support, werk/huwelijk/verzorgings-stress). Depressie is een onafhankelijke risicofactor in de etiologie van CHD. Het risico CHD te ontwikkelen is afhankelijk van de ernst van de depressie. Zodra er sprake is van CHD heeft depressie een negatieve invloed op de prognose, waardoor het risico op verdere cardiale gebeurtenissen en mortaliteit toeneemt.

Een behandeling tegen depressie (medicatie of psychotherapie) leidt tot een bescheiden vermindering van depressieve symptomen bij patiënten met CHZ, maar verbetert niet significant hartresultaten.

 

Recentelijk is er meer aandacht voor de personaliteitstypes als risicofactoren voor het ontwikkelen van CHD. Iemand die het type A gedragspatroon bezit wordt gedefinieerd als iemand die snel praat, toegewijd is aan het werk, competitief is, ongeduldig is, zijn humeur gemakkelijk verliest, een sterk gevoel van tijdurgentie heeft, probeert om verschillende taken uit te voeren en anderen onderbreekt. Type A gedrag blijkt echter geen goede voorspeller voor CHD. Het vijandige component ervan is de enige risicofactor.

 

Iemand die het type D gedragspatroon bezit wordt gedefinieerd als gestrest, met een hoog level van negatieve affectie en een hoog level van sociale inhibitie. Type D is onderzocht als een onafhankelijke factor voor de prognose van patiënten met CHD en hieruit blijkt dat de vroege type D-studies de prognostische relevantie hadden overschat.

 

Behandeling van CHD

Stress management of gezondheidsonderwijs of deze twee programma’s gecombineerd blijken substantiële effecten te hebben op de mortaliteit. Een meer recente studie toont aan dat de lifestyle modificatie programma’s substantiële effecten hebben op mortaliteit.

 

College 6: Drugs en medicatie (2 juni)

 

In het eerste deel van het college is verteld over de geschiedenis van middelenmisbruik. Dit is echter geen tentamenstof.

 

Perspectieven

Niveaus van betrokkenheid:

  • Middelen gebruik: dit is de inname van psychoactieve stoffen in matige hoeveelheden, waardoor het sociale educatieve of beroepsmatige functioneren niet wordt gehinderd.

  • Middelen intoxicatie: de fysiologische reactie op geconsumeerde middelen.

  • Middelen misbruik: dit wordt bepaald door in welke mate er sprake is van verstoring van het vermogen tot onderwijs, werk en relaties. Daarnaast ook afhankelijk of de gebruiker zichzelf in gevaarlijke situaties brengt.

  • Middelen afhankelijkheid: wanneer gesproken wordt over ‘middelen afhankelijkheid’ bedoelen we meestal dat er sprake is van een verslaving. Dit wordt ten eerste gekenmerkt door tolerantie, je hebt steeds meer van het middel nodig om hetzelfde effect te bereiken. Ten tweede zijn er ontrekkingsverschijnselen. Ten derde vindt er drug-zoekend gedrag plaats (psychologische afhankelijkheid).In het ergste geval ontstaat ‘craving’ (een extreme behoefte aan het middel waar men aan verslaafd is).

 

Het meest verslavend zijn stoffen die snel worden opgenomen en een kortdurende werking hebben. Hierdoor duurt het veel korter voordat men weer wat van het middel nodig heeft om het gewenste effect te bereiken.

 

DSM

Verslaving wordt tegenwoordig gezien/erkend als een chronische stoornis, terwijl het 10 jaar geleden nog als een morele zwakheid werd gezien. Volgens de DSM moet men tolerant zijn voor het middel, het middel over langere tijd (of in behoorlijke hoeveelheden) gebruiken, de meeste tijd besteden aan de verslaving en beperkt worden in het dagelijks functioneren en de gezondheid.

 

Kerncijfers

Volgens de meest recente kerncijfers uit de verslavingszorg (2012) zijn er zo’n 66.094 patiënten met een verslaving. Vaak wordt ‘slechts’ één middel gebruikt en binnen deze groep zijn er meer mannen dan vrouwen (78:22). De gemiddelde leeftijd is 41,2 jaar en 78% hiervan is in Nederland geboren.

 

Depressants

Depressants zorgen voor een verlaging van de activiteit van het centrale zenuwstelsel.

De hoofdgroepen zijn alcohol, kalmerings- (sedativa) en slaapmiddelen, en anxiolytica medicatie.

 

Alcohol

Het effect dat optreed bij alcohol is dat er inhibitie ontstaat van de inhibitie-paden in onze hersenen. Door alcohol wordt GABA extra actief. GABA heeft een remmende werking op signaaloverdracht van zenuwcellen, waardoor je je rustig voelt. De mate van verslaving is hoog, net als de mate van beschadiging. Het is echter over het algemeen wel sociaal geaccepteerd.

 

Door overmatig alcoholgebruik kunnen vele beschadigende effecten optreden. Voorbeelden hiervan zijn: Delirium tremens (met tremors en hallucinaties), Alcohol dementie, het (Wernicke)-Korsakoff syndroom (waarbij sprake is van thiamine deficiëntie) en het Foetaal alcohol syndroom (FAS).

Uit de statistieken blijkt dat 2,5 miljoen mensen per jaar overlijden ten gevolge van alcohol. Opvallend is dat in Nederland (2011) 19% van de kinderen van twaalf jaar oud al eens alcohol gedronken heeft. Tussen de leeftijd van 20-30 is er sprake van de hoogste mate van overmatig drinken (ongeveer 17%). In vergelijking met andere landen in de EU scoort Nederland zeer goed wat betreft het percentage alcoholconsumptie, namelijk laag.

 

Kalmeringsmiddelen en anxiolytica

In Nederland zijn er bijna geen barbituraten. De depressants ‘Kalmeringsmiddelen (sedativa) en anxiolytica zijn net als alcohol zeer verslavend, maar minder beschadigend. Ze zijn indien voorgeschreven sociaal geaccepteerd.

 

Benzodiazepines (kalmeringsmiddelen)

Deze kunnen verslavend zijn na 3-6 weken gebruik en worden chronisch gebruikt bij oudere mensen en mensen die chronisch ziek zijn. Het gebruik van benzodiazepines in Nederland is laag sinds de verzekeringsmaatschappijen in 2009 stopte met de vergoeding ervan. Ongeveer 30-40% van de mensen die hard drugs gebruiken, gebruiken ook regelmatig benzodiazepines. In 2009 had 10% van de Nederlandse volwassenen benzodiazepine in het voorgaande jaar gebruikt. In 2011 had zo’n 9% van de kinderen van 15/16 jaar voorgeschreven benzodiazepines gebruikt en ook 9% niet-voorgeschreven. Twee keer zoveel vrouwen als mannen gebruikt benzodiazepines.

 

Stimulantia

Stimulantia is het middel dat het meest gebruikt wordt van alle psychoactieve middelen. Het verhoogt de alertheid en het energielevel. De bloeddruk wordt verhoogd en insomnia en een gebrek aan honger wordt veroorzaakt. De hoofdgroepen stimulantia zijn: amfetamine, cocaïne, nicotine en cafeïne. Stimulantia zijn verslavend, maar minder verslavend dan depressants. Daarnaast zorgen ze voor milde tot gemiddelde beschadiging. Er is een gemiddelde sociale acceptatie.

 

Amfetamine

Amfetamine stimuleert het centrale zenuwstelsel door de norepineprhine en dopamine activiteit te verhogen. Varianten van amfetamine zijn meth-amfetamines (ook wel crystal meth genoemd) en MDMA (ecstasy). Nederland is de grootste producent van ecstasy in de wereld.

 

Ecstasy

In vergelijking met amfetamine gebruiken twee keer zoveel mensen ecstasy in Nederland. Er zijn er twee keer zoveel mannen dan vrouwen die regelmatig ecstasy en amfetamines gebruiken. 24% van het ecstasy gebruik vindt plaats op feestjes. Tegenwoordig bevatten 92% van de ecstasy-pillen enkel MDMA, terwijl er vroeger veel andere ‘rotzooi’ doorheen zat.

 

Meth-amfetamine

Komt weinig voor in Nederland en is relatief duur in vergelijking met amfetamine. Het is echter een groot probleem in Amerika.

 

Cocaïne

Er zijn twee soorten cocaïne, namelijk ‘Crack cocaïne’ en ‘Poeder cocaïne’. Crack cocaïne is gevaarlijker, schadelijker en meer verslavend dan ‘Poeder cocaïne’. Cocaïne is duur, 1 gram is ongeveer 50-70 euro.

 

Ongeveer 5% van de Nederlandse volwassenen heeft ooit cocaïne gebruikt. Drie keer zoveel mannen als vrouwen gebruiken cocaïne. Cocaïne wordt weer meer populair en is ook steeds meer ‘puur’. In Amerika is cocaïne populairder dan in Europa (15% ten opzichte van 4,5%).

 

Nicotine en cafeïne

Roken is de grootste oorzaak voor vroegtijdige dood in Nederland. Wereldwijd overlijden er ongeveer 600.000 mensen als gevolg van passief roken. Dit houdt in dat je niet zelf rookt maar passief ‘meerookt’ wanneer mensen in jouw omgeving veel roken. Er zijn meer vrouwen dan mannen die roken en als gevolg hiervan ook meer vrouwen die overlijden aan longkanker en COPD.

 

Opiaten

Deze zijn zeer effectief in pijnvermindering. Synthetische opiaten stimuleren de natuurlijke opiaten in het systeem in de hersenen. Het gaat vooral om het endorfine/enkefaline systeem. -Hoofdgroepen opiaten zijn heroïne, methadon en morfine/morfine-gerelateerde (pijn) medicatie.

 

Heroïne

Heeft verschillende onttrekking-verschijnselen, echter bij alcohol en barbituraten zijn deze erger en duren deze langer. Heroïne is niet zo populair meer, het wordt gezien als de ‘loser drug’ en de leeftijd van de mensen die heroïne gebruiken stijgt. Heroïneverslaving is het meest dodelijk van alle verslavingen. Wel 20-25% van de mensen die heroïne gebruiken overlijd vroegtijdig. De voornaamste oorzaken hiervan zijn overdosis en suïcide.

 

Methadon wordt gebruikt om een heroïneverslaving te behandelen. Naast de significante gezondheidsbevorderingen nemen patiënten de kans om hun methadongebruik te stoppen. Methadon bereikt een stabiele staat in het lichaam waardoor er minder kans is op een overdosis.

 

Morfine en andere medicatie

Morfine wordt veel voorgeschreven als pijnmedicatie. In Amerika worden ‘op de straat’ vooral oxcycodone en hydrocodone gebruikt en in Europa meer benzodiazepines (valium, seresta).

 

Hallucinogenen

Deze beïnvloeden en verstoren alle hoofdzintuigen en verhogen het niveau van dopamine in de hersenen.

 

Cannabis

Dit is gemaakt van de ‘hemp-plant’ in twee substanties: Marihuana en hasjiesj (gedroogde resin). Over het algemeen wordt het gerookt (met tabak) of geïnhaleerd met behulp van (water)pijpen.

Het meest verslavende ingrediënt van cannabis is THC (tetra hydro cannabinal), wat in de hersenen opereert als een neurotransmitter (anadamine). Meer is hier echter niet over bekend. Cannabis kan gebruikt worden voor medische redenen, recreatieve redenen of voor problematische redenen. Vroeger dacht men dat cannabis niet verslavend was, maar dit is wel het geval.

Het is het meest gebruikte illegale middel in Nederland (meer dan 460.000 regelmatige gebruikers). In 2013 is zijn cannabis producten die THC levels van meer dan 15% bevatten op de ‘opium 1’ lijst geplaatst. De concentratie THC in Marihuana geproduceerd in Nederland is verlaagd van 20% naar 13,5%. Met Over het algemeen proberen jonge mensen cannabis, maar stoppen zij met het gebruik na hun 25e. Dit geldt voor Nederland. In Frankrijk en Amerika wordt er veel meer cannabis gebruikt.

Bij zo’n 40.000 mensen in Nederland is er sprake van middelenmisbruik ten aanzien van cannabis, bij 30.000 is er sprake van een cannabis-verslaving. Regelmatig cannabisgebruik is geassocieerd met meer sociale en psychiatrische problemen.

 

LSD

Wordt niet veel (meer) gebruikt.

 

Andere hallucinogenen

Er zijn veel andere hallucinogenen en vaak worden zij gebruikt voor allerlei religieuze en/of culturele ceremonieën.

  • Psilocybine (paddo’s en padden likken)

  • Mescaline (cactusplant)

  • DMT (Virola boom)

  • LAA (zaden van de ‘morning glory plant’)

  • Qat (in Ethiopië en Somalië)

 

Andere soorten drugsmisbruik

Een andere manier van drugsmisbruik zijn inhalants (inhaleren van middelen). Deze zijn zeer slecht voor je hersenen. Voorbeelden zijn lijm, Petrol, nagellakremover en lachgas.

 

Ook gebruiken sommige mensen GHB (Gamma-hydroxy-butyrate). Dit is relatief nieuw. Wanneer men dit dagelijks gebruikt is er sprake van een verslaving binnen een paar weken. Er treden acute ontrekkingsverschijnselen op wanneer men het niet meer gebruikt, wat zeer schadelijk is. Er zijn zes speciale GHB-klinieken in Nederland, omdat het een groot probleem is. GHB is redelijk goedkoop (5 ml kost €4,00). Het wordt ongeveer op hetzelfde niveau gebruikt als amfetamines. In eerste instantie lijkt GHB op alcohol (dronken gevoel), vervolgens lijkt het op ecstasy. Er is snel sprake van een overdosis wat kan leiden tot convulsies, misselijkheid, geheugenverlies en coma. Er is echter geen antidotum bekend en het is gemakkelijk thuis te maken. Wanneer iemand verslaafd raakt aan GHB moet diegene dag en nacht om de 2-4 uur GHB innemen. Het percentage van mensen die behandeling zochten voor GHB is sinds 2007 gestegen met 1200%.

 

Oorzaken van middelen-gerelateerde stoornissen

Biologische dimensies

  • Er zijn genetische kwetsbaarheden bekend vanuit tweelingstudies voor roken, drugsgebruik en alcoholisme. Het gebruik van een middel wordt bepaald door omgevingsfactoren en de verkregen mate van misbruik en/of afhankelijkheid door genetische factoren.

  • Neurobiologische invloeden hebben te maken met het feit dat als iets aangenaams gebeurt het beloningscentrum in onze hersenen wordt geactiveerd. Ons geheugen slaat het niveau van genot voor elke specifieke activiteit op. Dit stimuleert ons om opnieuw te zoeken naar deze activiteit door het mechanisme genaamd ‘aandacht bias’. Veel middelen zijn erg plezierig. Dit ‘plezier niveau’ is in het dagelijkse leven (zonder middelen) niet te bereiken.

Psychosociale dimensies

  • Positieve reinforcement zorgt er voor dat wanneer iets goed voelt, je dit vaker zult doen.

  • Negatieve reinforcement zorgt ervoor dat wanneer iets slecht voelt, je dit niet vaker zult doen. Het voorkomen van onprettige gevoelens als een kater en ontrekkingsverschijnselen is ook een sterke gedragsstimulus. Vaak vervangt negatieve reinforcement positieve reinforcement.

  • Cognitieve factoren hebben ook invloed. De verwachting dat iets een positieve ervaring is vergroot de waarschijnlijkheid ervan. Een voorbeeld is dat je ouders zeggen: ‘alcohol is lekker’.

  • Ook sociale dimensies zijn belangrijk, bijvoorbeeld blootstelling en nadoen.

 

Geïntegreerd model

Er is sprake van een geïntegreerd model. Dit model is zichtbaar op slide 73 van college 6.

 

Behandeling van middelen-gerelateerde stoornissen

Biologische behandelingen

  • Agonist substitutie houdt in dat de (illegale) drug vervangen wordt door een veiligere, vaak voorgeschreven drug met hetzelfde effect. Methadon wordt als agonist gebruikt voor opiatenmisbruik en nicotinekauwging voor sigaretten.

  • Een antagonist behandeling is het geven van een geneesmiddel dat de werking van de middelen die misbruikt worden blokkeert om de cyclus van positieve versterking breken. Naltrexon wordt als antagonist gebruikt voor alcoholmisbruik en opiatenmisbruik

  • Een aversieve behandeling houdt in dat geneesmiddelen worden toegeschreven om zowel de cyclus van positieve versterking te breken, maar ook om een negatieve associatie aan de het gebruik van het middel te geven. Disulfiram wordt gebruikt als aversieve behandeling bij alcoholmisbruik. Dit blijkt echter niet heel effectief te zijn.

 

Psychosociale behandelingen

  • Er zijn in Nederland vier soorten intramurale voorzieningen. Allereerst is er Detox voor een kort verblijf. Daarnaast zijn er therapeutische gemeenschappen, maar deze zijn op het moment aan het inkrimpen. Ook zijn er ‘dubbele diagnose behandelingen’, als er sprake is van zowel een verslaving als een psychiatrische stoornis. Tenslotte zijn er Privéklinieken voor rijke mensen en beroemdheden.

  • Zelfhulpgroepen worden steeds populairder. Voorbeelden zijn AA (alcoholmisbruik), CA (cocaïnemisbruik) en NA (meerdere en/of verschillende soorten misbruik). Deze zelfhulpgroepen zijn zeer effectief wanneer ze goed worden uitgevoerd en moeten altijd besproken worden bij de behandeling van een verslaving.

  • Cure vs. Care houdt in dat sommige programma's streven naar volledige onthouding, terwijl anderen proberen de om schade te beperken. De methadonprogramma's en heroïne prescriptie programma's zijn voorbeelden van zorgprogramma's. De meeste therapeutische gemeenschappen streven naar volledige onthouding.

  • Psychologische interventies worden ook toegepast. Een uitgebreide behandeling van verslaving moet het volgende bevatten:

  • Contingency management

  • Community Reinforcement Approach (CRA)

  • Motivational interviewing

  • Cognitieve gedragstherapie

 

Operant conditioneren

Volgens Skinner heeft verslavingsgedrag alles met operante conditioneren te maken: verslavende stoffen zijn volgens hem ongeconditioneerde reinforcers (versterkers) van gedrag. Drugs oefenen invloed uit op het loslaten of heropnemen van stoffen door synapsen. Het kan bijvoorbeeld heropname van een neurotransmitter blokkeren. Alcohol richt veel schade aan bij de hersenen, maar vooral aan het spraakgebied. Alcohol geeft echter wel een ontspannen gevoel, evenals benzodiazepines. Wil je echter gestimuleerd worden, dan heb je meer aan amfetamine, cocaïne of nicotine. Bij amfetaminegebruik (speed) krijg je een enorme energiestoot en een verhoogd zelfvertrouwen. Bij een langdurig gebruik is er echter gevaar voor psychoses.

 

Bij onderzoek naar effect van beloningen, blijken beloningen die af en toe optreden een langduriger effect te hebben dan beloningen die altijd optreden. Gokken is hierdoor erg verslavend. Het gebruik van drugs is op zich een type operante geconditioneerd gedrag, dit is gevoelig voor omgevingsfactoren.

 

Preventie

Iedereen vind preventie belangrijk maar tegenwoordig wil niemand er meer voor betalen. De effectiviteit van preventie wat betreft wereldwijde programma’s is nooit goed bewezen.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
499