Collegeaantekeningen EU Politics and Policy


Hoorcollege 1

 

In deze collegereeks wordt de Europese Unie bestudeerd. Er wordt gekeken naar hoe politiek op Europees niveau bedreven wordt en hoe het besluitvormingsproces eruit ziet. Welke stappen moeten doorlopen worden? Daarnaast bestuderen we de Europese integratie in de nationale lidstaten. Waarom integreert de Europese Unie steeds meer? Wie wil dat eigenlijk?

In het eerste hoorcollege wordt ingegaan op de vraag: waarom vindt Europese integratie plaats?

De Europese Unie staat momenteel voor nieuwe uitdagingen. De economie is instabiel, er is sprake van een euro- en schuldencrisis en de solidariteit tussen Noord- en Zuid-Europese landen staat onder druk. Hier moet de EU oplossingen voor zien te vinden.

Daarnaast zijn er ook vraagstukken op het gebied van veiligheid. Een aantal voorbeelden van grote internationale problemen zijn het bestrijden van het Jihadisme, het aanpakken van cybercrime en het Rusland- Oekraïne conflict.
Ten derde zijn er immigratieproblemen waar Europa mee worstelt. Moet ieder land (relatief) evenveel vluchtelingen opnemen? Moeten we überhaupt vluchtelingen opnemen? En zo ja, hoeveel?
Bovenstaande problemen geven aan dat de Europese Unie een grote rol speelt op tal van gebieden.

 

Er zijn twee visies op de toekomst van Europa:

  1. De visie van Guy Verhofstadt: rescue of the nation state: de manier om veiligheid en economische groei veilig te stellen. Hierdoor kunnen de landen los van elkaar blijven bestaan. Zonder EU zouden landen allang samengevoegd zijn door o.a. oorlogen.

  2. De visie van Nigel Farage: End of the nation state: Hoe meer integratie, des te minder economische welvaart en des te minder democratie.

Bij het vak Bestuurskunde I ging het om de vraag hoe de EU werkt. Bij dit vak gaat het om de relatie tussen lidstaten en de Europese Unie, en de vraag welk effect de EU heeft op het leven van de burgers.

Het vertrouwen in de EU als overheid is nooit hoog geweest, maar zit nu op een historisch dieptepunt. Dit komt door de complexiteit en onzichtbaarheid. Burgers zien weinig van wat er in Brussel gebeurt.

 

Europa en integratie

Hoe moeten we de EU eigenlijk zien? Als een staat? Als een confederatie? Een internationale organisatie?

De uitkomst van deze vraag is niet eenduidig. Burgers zullen verschillende antwoorden geven. Dit komt omdat niemand de hele EU overziet. Iedereen ziet maar een deel van de EU, waardoor het soms lijkt op een staat en soms op een confederatie.

Waarom hebben Europese landen besloten om een deel van hun bevoegdheden af te staan aan de Europese Unie? Hier zijn verschillende redenen voor aan te dragen:

  • Europa weer opbouwen na de Tweede Wereldoorlog en behoeden voor een volgende Europese oorlog. De euro en de vrije handel voorkomen oorlog. Oorlog voeren met handelspartners is economisch gezien niet verstandig. Daarnaast zorgt onderlinge afhankelijkheid voor het bedaren van agressieve leiders.

  • Zorgen voor economische stabiliteit

  • Het creëren van een Europese supermacht om te concurreren met economische en politieke grootmachten als China en de Verenigde Staten.

Het resultaat van de onderhandelingen tussen Europese zijn voornamelijk opgestelde internationale verdragen. Denk aan het verdrag van Maastricht en het verdrag van Lissabon.

Het resultaat is ook een land met 500 miljoen inwoners die 24 verschillende talen spreken, 28 lidstaten en tal van Europese instituties (denk aan Europees Parlement, Raad van Ministers, etc.).

In het college wordt een voorbeeld gegeven van het beantwoorden van een onderzoeksvraag. Hiervoor moeten de volgende stappen doorlopen worden:

Bestaan er theorieën uit de wetenschap?

  • Kunnen er antwoorden gehaald worden uit deze theorieën?

  • Formuleer en test de hypothesen.

 

Theorieën

Er bestaan twee theorieën uit de wetenschap die iets zeggen over de Europese integratie. De eerste is het neo-functionalisme. Deze theorie zegt dat integratie het gevolg is van een spill-over. Dit wil zeggen dat op het moment dat er op een bepaald onderdeel wordt samengewerkt, je automatisch op andere onderdelen ook samen gaat werken. Dit komt door onderlinge economische en politieke afhankelijkheid tussen landen. De integratie is dus een geleidelijk proces, wat uiteindelijk zal leiden tot totale integratie van de EU.

Er bestaan functionele en politieke spill-overs. Een functionele spill-over ontstaat als er samengewerkt gaat worden op een gebied wat gerelateerd is aan een ander gebied waarop al samengewerkt wordt. Bij een politieke spill-over wordt een samenwerking die plaatsvind op een bepaald terrein ook gebruikt op een niet-gerelateerd terrein.

De Europese Commissie speelt een centrale rol in dit proces. Zij kan de integratie bevorderen of terugdringen, zonder tussenkomst van de lidstaten.

De hypothesen die opgesteld kunnen worden bij deze theorie om de vraag te beantwoorden zijn:

Integratie is een geleidelijk proces

  • Integratie zal uiteindelijk leiden tot complete integratie van de EU in de lidstaten

De tweede theorie, genaamd intergovernmentalisme, zegt dat integratie ontstaat door het sluiten van overeenkomsten tussen lidstaten van de EU. De grote lidstaten, Duitsland en Frankrijk, spelen hier een grote rol in. Zij hebben namelijk meer zeggenschap in de EU dan de kleine landen. Door deze ‘deals’ tussen landen ontstaat steeds verdergaande integratie in de lidstaten.

De hypothese bij deze theorie luidt: De Europese structuur en het beleid is het gevolg van onderhandelingen tussen de nationale lidstaten van de EU.

 

Hoorcollege 2

Interactie tussen Europese instituties: Raad van Ministers en Europees Parlement

Dit hoorcollege gaat over de interactie die bestaat tussen Europese instituties. Deze keer richt het zich vooral op de relatie tussen de Raad van Ministers en het Europees Parlement.

De Raad van Ministers neemt een centrale positie in binnen de Europese Unie. De lidstaten leveren elk een minister, die de belangen van hun land vertegenwoordigen in de vergaderingen. Welke minister dit is hangt af van het onderwerp van de bijeenkomst.

Er komen op twee manieren besluiten tot stand binnen de Europese Unie. De eerste is intergouvernementeel. Dit houdt in dat beslissingen gemaakt worden door onderhandelingen tussen lidstaten. De Raad van Ministers en de Europese Raad (minister-presidenten) zijn instituties die hieronder vallen. Op dit niveau doen zich nieuwe uitdagingen voor. Denk aan de manier van handelen in crisissituaties (vliegramp, militaire acties van Rusland), het vergroten van het vertrouwen van burgers in de Europese Unie en het verbeteren van het democratisch gehalte van besluitvorming.

De tweede manier van besluiten vindt plaats op supranationaal niveau. Deze instituties staan los van de lidstaten. De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn supranationaal. Er is een machtsstrijd gaande tussen deze twee instituties. De macht verschuift van de Commissie naar het Parlement. Dit komt door het feit dat het Parlement democratisch is gekozen en de Commissie niet. Op basis hiervan eist het Parlement meer bevoegdheden.

 

Raad van Ministers

De Raad van Ministers bestaat uit een minister per lidstaat van de EU. Het heeft een uitvoerende taak en vertegenwoordigd de belangen van de nationale lidstaten. Iedere minister vertegenwoordigd dus zijn eigen land. Per beleidsterrein is de samenstelling van de Raad anders. Onderwerpen waar de lidstaten wat over te zeggen hebben wordt vaker over vergaderd dan over onderwerpen die al volledig zijn overgenomen door de EU (b.v. milieu). Voor het verdrag van Lissabon (2007) had de Raad veel macht, maar is sindsdien steeds verder verschoven naar het Europees Parlement.

Soms wordt er in de Raad gestemd met unanimiteit. Dit houdt in dat alle landen voor een wetsvoorstel moeten stemmen, anders gaat het niet door. Dit gebeurt alleen bij belangrijke besluiten, bijvoorbeeld over belastingen of defensie.

Vaak wordt gestemd met een gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat de landen die voor het voorstel stemmen 65% van de bevolking moeten bevatten en dat 55% van de lidstaten voorstemmen. Daarnaast kan een wetsvoorstel geblokkeerd worden door minimaal vier landen.
Er wordt zelden een wetsvoorstel weggestemd. Dit komt niet omdat iedereen het altijd overal mee eens is, maar is het resultaat van het onderhandelen en compromissen sluiten tussen landen.
De coreper en werkgroepen vertegenwoordigen de minister bij minder belangrijke vergaderingen. Ook bereiden zij de vergaderingen voor en behartigen de belangen van het land waar ze voor werken.
Naast de Raad van Ministers bestaat er ook een Eurogroep. Hier zijn niet alle landen in vertegenwoordigd, maar alleen de landen die de euro als munteenheid hebben. De Nederlander Jeroen Dijsselbloem is voorzitter van deze Eurogroep.

 

Europees Parlement

Parlementen op nationaal niveau hebben doorgaans de volgende taken: maken van wetten, controleren van de regering, verantwoorden van gemaakte wetten en communiceren met de bevolking over beslissingen.

Het Europees Parlement heeft deze taken niet allemaal, of voert ze niet uit. Zo hebben ze bijvoorbeeld geen recht van initiatief. Ze mogen dus geen wetten maken. Ze controleren wel de Commissie op wetgeving en uitvoering. Daarnaast communiceert het Parlement niet met haar bevolking. Beslissingen worden niet uitgelegd, er is weinig media aanwezig en de meeste mensen zijn niet geïnteresseerd in de Europese Unie. Deze taken neemt het Parlement onvoldoende serieus waardoor het vertrouwen van de burgers in de Unie alleen maar verder afneemt. Daarnaast is het voor de bevolking niet duidelijk welke regels Europees zijn gemaakt en welke nationaal.

 

Interactie tussen deze instituties

De normale gang van zaken rondom het nemen van besluiten is als volgt: de Europese Commissie heeft het recht van initiatief, en zal dus met een wetsvoorstel komen. De Europese Raad leest het wetsvoorstel en kan reageren. Daarnaast leest het Europees Parlement het voorstel en kan amendementen indienen. Het doel van deze manier van besluiten is om alle instituties erbij te betrekken zonder de aanwezigheid van een dominante factor.

Er zijn twee soorten regelgeving binnen Europa. De eerste heet regulation, en houdt in dat de wet per direct in alle lidstaten bindend is. De tweede is directive. In dat geval moeten lidstaten een bepaald resultaat bereiken, maar bepalen ze zelf de middelen.

De normale gang van zaken, zoals hierboven beschreven, is echter ingewikkelder dan het lijkt. De Raad en het Parlement hebben namelijk de mogelijkheid om wetsvoorstellen te verwerpen of te amenderen. Hierdoor moet de Commissie met een nieuw of aangepast wetsvoorstel komen. Dit moet weer gelezen worden door zowel de Raad als het Parlement. Dit proces kan zich een aantal malen herhalen. Hierdoor wordt het invoeren van een wet een complex en langdurig proces. Soms duurt het tien jaar voordat een wet aangenomen wordt.

Het gevolg van deze langdradige besluitvormingsprocessen is dat er in een vroeg stadium veelvuldig contact is tussen de Commissie en de Raad. Hierdoor kan het eerste wetsvoorstel aangepast worden naar gelang de wensen die leven in de Raad. Regelmatig is dus bij voorbaat duidelijk of een wetsvoorstel het gaat halen of niet. Het sluiten van deals en het lobbyen in achterkamertjes versnelt het wetgevingsproces. Dit is dus wel effectief en efficiënt, maar er is ook het een en ander op aan te merken. Veel onderhandelingen vinden in achterkamertjes en informeel plaats. Hierdoor is het een onzichtbaar proces. Voor de burger is niet duidelijk hoe een wet tot stand is gekomen. De transparantie is dus slecht.

 

Recente ontwikkelingen

Nog kort wat recente ontwikkelingen op een rij:

  • Door het verdrag van Lissabon is de macht van de Europese Raad van Ministers deels verschoven naar het Europees Parlement.

  • Steeds meer wetsvoorstellen halen het na het eenmaal lezen door de Raad en het Parlement. Dit is het gevolg van intensief contact in een vroeg stadium tussen de instituties. Dit heet ook wel lobbyen.

  • De transparantie van het wetgevingsproces is laag. Hierdoor blijft het vertrouwen in de Europese Unie onder de bevolking laag.

De Raad van Ministers loopt tegen een aantal problemen aan. Een deel van de besluiten wordt direct door de ministers gemaakt, een deel door de coreper en een deel door de ambtelijke werkgroepen. Hierdoor is het een gefragmenteerd proces. Daarnaast is de werkdruk hoog, waardoor haast een negatieve invloed kan spelen op de kwaliteit van het werk. Ten derde is de verhouding tussen grote en kleine lidstaten een blijvend probleem. Hoe serieus moeten de kleine lidstaten genomen worden? Hoe groot mag de rol van grote lidstaten (Duitsland, Frankrijk) zijn? Hier gelden geen duidelijke regels voor, maar beïnvloedt wel de onderlinge relaties tussen de lidstaten.

 

Hoorcollege 3

 

Dit college gaat, net als het vorige hoorcollege, over interactie tussen Europese instituties. Vorige week is de relatie tussen de Europese Raad en het Europees Parlement besproken. Deze week gaat het over de relatie tussen de Europese Commissie en het Europees hof van Justitie.

Recente ontwikkelingen binnen Europa zijn dat het Europees Parlement steeds meer macht krijgt, er veel geregeld wordt met informeel contact tussen de Europese Raad en het Europees Parlement en het steeds minder transparant worden van het besluitvormingsproces. Dit laatste komt door het vele informele contact tussen de instituties. Dat maakt het proces onnavolgbaar voor de burger. Hierdoor daalt het vertrouwen in de Europese Unie.

Hanteert de Europese Unie een tweekamerstelsel?

  • De Europese Raad kan gezien worden als de Senaat (Eerste Kamer in NL). Zij vertegenwoordigen de belangen van hun eigen land, hebben een controlerende taak, zijn medewetgever en zorgen voor het formuleren van buitenlands beleid voor hun eigen land op het gebied van veiligheid.

  • Europees Parlement: Huis van afgevaardigden (Tweede Kamer in NL). Vertegenwoordigen de Europese bevolking. Ze zijn op democratische wijze verkozen. Zijn net als de Europese Raad medewetgever. Ze vertegenwoordigen in principe geen nationale belangen, maar het Europees belang. Ze hebben geen recht van initiatief (in tegenstelling tot Tweede Kamer in NL).

 

Bovenstaande heeft nog betrekking op het vorige college. Vandaag worden de volgende punten besproken:

  • De plaats van de Europese Commissie en het Hof van Justitie in het Europese systeem;

  • Bevoegdheden en actoren van de Commissie;

  • Bevoegdheden en actoren van Hof van Justitie;

  • Interactie tussen deze twee instituties;

 

Plaats van de Europese Commissie en Hof van Justitie

Een overeenkomst tussen deze instituties is dat ze geen directe relatie hebben met de Europese bevolking. De Commissie staat alleen in een directe relatie met de Europese Raad en het Europees Parlement. Deze instituties vertegenwoordigen respectievelijk het nationaal- en Europees belang. Het Hof van Justitie staat los van deze Europese instituties. Zij staan alleen in een directe relatie met de nationale overheden. Later meer hierover.

 

Bevoegdheden en actoren van de Europese Commissie

De huidige Commissie staat onder leiding van de Luxemburger Jean-Claude Juncker, en zit voor de termijn 2014-2019.

In het college wordt de ontwikkeling van de Europese Commissie door de tijd heen beschreven.

In 1950 stond de Commissie vooral bekend als technocratisch, een dictatuur vol met experts die boven politici staan. Er was dus vooral een negatief beeld van de Commissie, die vooral belust was op macht over Europa en haar politici. In 1999 moest de Commissie Santer aftreden, wat zorgde voor een institutionele crisis. Door deze crisis werd duidelijk dat er verantwoording moest worden afgelegd door de Commissie. Door controle van andere instituties zou de macht van de Commissie kleiner gemaakt kunnen worden en crises als deze voorkomen kunnen worden.

De Commissie onderging grote veranderingen. Hierdoor is de Commissie geen dictatuur, maar een democratie geworden. Daarnaast kan het afgerekend worden op haar resultaten door andere instituties (Europees Parlement en de Raad). Door de Commissie onderdeel te laten zijn van institutionele relaties is ze haar onafhankelijke positie, die ze had in 1950, kwijt.

De Europese Commissie bestaat uit 27 commissarissen. Uit iedere lidstaat een. Ze zitten daar echter niet om de belangen van hun land te vertegenwoordigen, maar om de belangen van de Europese Unie te behartigen. De Raad verkiest de leden van de Commissie, maar moeten wel goedgekeurd worden door het Europees Parlement.

Iedere commissaris heeft een eigen portefeuille. Frans Timmermans is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor ‘betere regelgeving’ binnen de Europese Unie. Dit gaat niet alleen over het maken van nieuwe wetten, maar ook het afschaffen van onnodige reguleringen. Net als in het Nederlandse kabinet geldt het principe van collegialiteit. Elke commissaris spreekt namens de hele Commissie. De Commissarissen worden ondersteund door veel ambtenaren, te vergelijken met de ministeries in Nederland.

De functie van de Commissie is ten eerste het bepalen van de agenda. Dit houdt in dat ze nieuw beleid ontwikkelt en daarmee de normale wetgevingsprocedure doorloopt. Ze heeft exclusief het recht van initiatief, waarmee ze dus bepaald welke wetten er gemaakt worden. Het Europees Parlement kan dit dus niet.

De normale wetgevingsprocedure bestaat uit een aantal stappen. De eerste stap is het voorbereiden van een wetsvoorstel, vervolgens het doorlopen van het normale proces en als laatste de implementatie.
Stap twee houdt in dat de Commissie een voorstel doet aan de Raad en het Europees Parlement. Zij lezen (first reading) dit en mogen amendementen indienen. De Commissie beoordeeld deze amendementen en bekijkt of ze bruikbaar zijn. Hierna lezen de Raad en Parlement het voorstel opnieuw (second reading). Dit kan nog een aantal keer herhaalt worden.

De tweede taak van de Commissie is het maken van concrete wetten. Dit houdt in dat ze het maken van regels delegeren, wensen van de Raad en het Parlement omzetten in concrete wetten en toezien op Europese handel en de rol van concurrentie daarin.

De derde taak van de Commissie is het onderhouden van externe contacten en het vertegenwoordigen van Europa in conflicten. Dit kan op allerlei terreinen zijn, denk aan handel en veiligheid.

Haar laatste taak is toezien op het naleven van verdragen. Als het nodig is kan ze lidstaten die de regels niet naleven aanklagen bij het Hof van Justitie. Ze houdt ook scoreborden bij over de naleving van bepaalde regels, zodat de lidstaten met elkaar te vergelijken zijn.

De relatie tussen de Commissie en het Europees Parlement bestaat vooral uit informeel contact over het maken en formuleren van bepaalde wetgeving. Door het afstemmen van de wensen tussen de Commissie en het Parlement kan de wetgevingsprocedure vlotter doorlopen worden.

 

Bevoegdheden en actoren van Europees Hof van Justitie

De Europese rechtbanken zijn: Europees Hof van Justitie, het Gerecht en Europese Ambtenarenzaken.

Het Hof van Justitie is gevestigd in Luxemburg sinds 1951. Lidstaten worden voornamelijk aangeklaagd als afgesloten verdragen niet nageleefd worden.

Het Europees Hof van Justitie is een supranationaal orgaan en heeft bevoegdheden op alle gebieden waar de afgesloten verdragen over gaan. Ze zijn de rechterlijke macht binnen de Europese Unie en zijn sterk voorstander van rechtstreekse werking van regels binnen Europa.

Het Hof van Justitie heeft een direct effect: het gemeenschapsrecht is bindend voor alle lidstaten, ze zijn verplicht het recht te implementeren in hun eigen recht, ook al zijn ze tegenstrijdig met bepaalde grondwetten in een bepaald land. Het Hof van Justitie staat dus boven de nationale rechtbanken.

Er zijn tal van voorbeelden te noemen van besluiten van het Hof die een politiek effect hebben. Een van de voorbeelden zijn dat de Staat aansprakelijk gesteld kan worden bij het niet naleven van het gemeenschapsrecht. Een ander voorbeeld is het bevorderen en verdedigen van het vrije verkeer van goederen en personen.

Voordelen van het bestaan van het Hof zijn dat de verdragen in zijn algemeenheid niet concreet zijn geformuleerd, maar dat ze door het Hof wel consistent nageleefd worden. Het Hof zorgt ook voor een uniforme interpretatie van wetten binnen de lidstaten. Zonder het Hof zou dit niet of slechter gebeuren, waardoor controle en naleving op de tocht komen te staan.

Er zijn echter ook nadelen. Denk aan het teveel bevorderen van integratie van wetten, het negeren van de oorspronkelijke bedoeling van verdragen en het versterken van de gemeenschap ten koste van de lidstaten.

 

Interactie tussen de Europese Commissie en het Hof van Justitie

De Europese Commissie kan lidstaten die verdragen niet naleven aanklagen bij het Hof van Justitie. Gezamenlijk zorgen ze dus voor de naleving van verdragen. Het kan echter ook andersom. Als lidstaten van mening zijn dat een bepaalde wet niet expliciet behoord bij de naleving van een verdrag, kan een lidstaat dit aanhangig maken bij het Hof van Justitie. Als de lidstaat gelijk krijgt, wordt de wet nietig verklaard.

Nationale rechters kunnen zaken doorverwijzen naar het Hof van Justitie.

Het Europees Hof van Justitie staat dus eigenlijk tussen alle instituties, lidstaten en burgers in. Bij het niet naleven van verdragen kunnen deze partijen allen een handeling of wet aanklagen bij de rechterlijke macht van de Europese Unie.

 

 

 

Hoorcollege 4

 

Interne markt en gemeenschappelijk landbouwbeleid

De afgelopen colleges stonden de Europese instituties centraal. Vanaf dit college gaat het over het beleid van deze instituties. Het college van vandaag is opgedeeld in vier delen, te weten:

1. Vergelijking interne markt en landbouwbeleid;

2. Hoe wordt beleid ontwikkeld?

3. Hoe verloopt het contact tussen instituties hierover?

4. Belangrijke onderwerpen.

 

Eerst worden er nog een aantal zaken van het eerste hoorcollege herhaald. Het neo-functionalisme zegt dat integratie het gevolg is van een spill-over. Dit wil zeggen dat op het moment dat er op een bepaald onderdeel wordt samengewerkt, je automatisch op andere onderdelen ook samen gaat werken. Dit komt door onderlinge economische en politieke afhankelijkheid tussen landen. Het liberale intergovernementalisme houdt in dat beleid tot stand komt door onderhandelingen tussen lidstaten. Verdere informatie hierover staat in hoorcollege 1.

 

Vergelijking interne markt en landbouwbeleid

Op de interne markt van de Europese Unie wordt regulerend beleid gevoerd, terwijl met de landbouw een beleid gevoerd wordt van herverdelen. Regulerend beleid houdt in dat er dwingende maatregelen ingevoerd worden met een strenge controle daarop. Dit houdt ook in dat op Europees niveau streng gecontroleerd wordt op het gebied van kartelvorming. Herverdelingsbeleid houdt in dat de verdeling tussen de regio’s eerlijk verdeeld moet zijn. Als een regio minder landbouw heeft dan de anderen, wordt door middel van subsidies de landbouw gestimuleerd.

De interne markt heeft als doel om een gemeenschappelijke markt te creëren voor kapitaal, goederen en personen. Het landbouwbeleid is vooral gemaakt om stabiliteit te realiseren na de chaotische periode van de Tweede Wereldoorlog.
De interne markt behelst het grootste aantal regelgevingen binnen de Europese Unie, en is daarmee de kern van Europa. Een groot deel van het budget van de Europese Unie gaat naar het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dit is ongeveer 45% tegenover 70% in 1970. Het neemt dus af.

 

De interne markt

De interne markt binnen de Europese Unie is gebaseerd op het liberale gedachtengoed. Dit gedachtengoed zegt dat de markt vrijgelaten moet worden en dat daardoor de ideale situatie zal ontstaan. Ook over grenzen heen moet de economie de vrije hand gelaten worden.

Het begin van de vrije markt is ontstaan in 1957 bij het sluiten van het verdrag van Rome. Hierbij werd vastgelegd dat er een gemeenschappelijke markt moest komen. In 1968 werden douanerechten en opslagtarieven weggenomen. In 1985 werd de interne markt voltooid.
De wil van de Europese Unie is om de markt zoveel mogelijk te harmoniseren. Nationale wetgeving mag de economie niet in de weg staan. Opslagtarieven voor buitenlandse leveranciers zijn dus ongewenst. Zoveel mogelijk barrières moeten weggenomen worden, zodat landen eenvoudig handel kunnen bedrijven. Er moet wederzijdse erkenning zijn tussen de economieën van de lidstaten. Dit is vastgelegd in het Witboek in 1985.

De huidige interne markt kent vier vrijheden, te weten goederen, diensten, kapitaal en arbeid. Daarnaast is sprake van verregaande harmonisatie en wederzijdse erkenning. Ook vindt er strenge controle plaats op mededinging en eerlijke concurrentie en is er een gemeenschappelijk buitenlandtarief.
Het oorspronkelijke voorstel voor de interne markt was om het toe te passen op de dienstensector. Daarnaast was nationale wetgeving leidend voor buitenlandse leveranciers. Dit heet het ‘land van herkomst principe’. Linkse partijen in het Europees Parlement maken zich zorgen om de positie van de consument op deze vrije markt en de plaats van het milieu. Als de export toeneemt, wordt er meer getransporteerd, wat schadelijk kan zijn voor het klimaat.
Na dit oorspronkelijke voorstel hebben er beleidswijzigingen plaatsgevonden. De leverancier van diensten moet de positie van consumenten niet schaden, de veiligheid in het oog houden en voldoen aan gezondheids- en milieueisen.
In de praktijk blijkt dat negen van de 27 lidstaten de volledige harmonisatie hebben doorgevoerd. Heel veel landen hebben dit dus niet, of niet volledig, gedaan. Het onderwijs en het openbaar vervoer zijn uitgesloten van deze richtlijnen. Hier behouden de lidstaten dus hun rol als wetgever.

De harmonisatie leidt tot rechten voor de consumenten. De externe leveranciers worden geacht deze scherp in de gaten te houden. Soms worden richtlijnen voor de vrije handel uitgebreid naar terreinen die geen directe relatie hebben met de vrije handel. Denk aan voetbal en het verzamelen van data om terrorisme te bestrijden. Besluiten die geen directe link hebben met de vrije handel, maar waar wel uniforme regels voor worden opgesteld, kunnen aangevochten worden op basis van de openbare orde. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij besluiten die de Europese Unie gemaakt heeft over het al dan niet toestaan van abortus.

De interne markt heeft drie perspectieven. De eerste is het economische perspectief. De vrije handel versterkt de economie. Het levert bijna twee miljoen banen op en laat het BBP stijgen. De welvaart neemt dus waarneembaar toe door de interne markt van de Europese Unie.

Er zijn verschillende stadia waarin de economische integratie zich kan bevinden. De meest verregaande is de volledige integratie, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de handel. Daarnaast is er het stadium van de douane-unie, waarin er veel controles plaatsvinden op buitenlandse leveranciers. Dit zorgt voor kleine belemmeringen. Ten derde is er het stadium van het vrije verkeer van goederen. Ook is er het stadium van de gemeenschappelijke markt, waar vrij verkeer is van kapitaal, goederen en arbeid. Een monetaire unie met een gemeenschappelijke munt, zoals de euro, is het vijfde stadium. Ten slotte is er nog de Economische unie, wat inhoud dat er sprake is van een gemeenschappelijk economisch beleid.
Het tweede perspectief van de vrije markt is de plaats van Europese instituties hierin. De Europese Commissie speelt een grote rol hierin, samen met het Hof van Justitie. De Europese Raad neemt besluiten om de interne markt te voltooien. Het Europees Parlement is betrokken via de normale wetgevingsprocedure.
Het derde perspectief is het theoretische perspectief. Negatieve integratie van richtlijnen houdt het wegnemen van belemmeringen in. Positieve integratie houdt in dat er wetgeving wordt gemaakt en er controles plaatsvinden.

 

 

 

Het landbouwbeleid

De geschiedenis van het gemeenschappelijke landbouwbeleid gaat terug naar het verdrag van Rome. Hier stond onder meer in dat, om de productiviteit te bevorderen, er geïnvesteerd moet worden in technologische vooruitgang. Daarnaast moest er een minimaal inkomen zijn voor boeren, zodat ze blijven bestaan. Ten derde moest de markt gestabiliseerd worden na de Tweede Wereldoorlog. Om consumenten en producenten te beschermen werd er een minimumprijs ingevoerd waar de producten voor verkocht moesten worden. Dit zorgde ervoor dat de producten beschikbaar bleven.

In mei 1962 vond er een langdurig overleg plaats om tot duidelijke uitkomsten te komen over het landbouwbeleid. Uiteindelijk leidde dit tot grote bescherming voor de boeren en het laten uitvoeren van decentrale controles door de Raad.
De principes van het gemeenschappelijk beleid zijn een interne markt creëren en financiële solidariteit laten zien door middel van subsidies en bescherming. Deze bescherming vind onder meer plaats door het vaststellen van minimumprijzen voor de afnemers. Hierdoor hebben boeren de garantie dat zij winst maken op hun producten.

Er zijn verschillende instituties betrokken bij dit beleid. Dit zijn de Raad van Ministers voor Landbouw, Bijzondere Commissie voor Landbouw, de Commissie, het Europees Parlement en een internationale Boerenorganisatie (COPA).

Dit gemeenschappelijke landbouwbeleid leidt niet alleen maar tot betere situaties. Er dreigen enkele gevaren. De eerste is overproductie. Bij het gegarandeerd maken van winst is de verleiding voor boeren groot om meer te produceren, zodat de winst groter wordt. Door deze Europese garanties wordt er teveel geproduceerd. Daarnaast kan het zorgen voor milieuproblemen door overproductie. Als stukken land te intensief worden gebruikt, neemt de kwaliteit af. Ten derde kost dit beleid de Europese Unie veel geld. Uit dit beleid volgt ook een soort overdracht van geld van de consument naar de boeren door de Europese Unie. Dat is niet altijd wenselijk. De bescherming van boeren is zo groot, dat consumenten meer moeten betalen voor hun producten. Daarnaast is het voor externe boeren onmogelijk om hun producten af te zetten in Europa. Dat is dus geen eerlijke concurrentie. Ten slotte is het beleid zeer fraudegevoelig. Door alle subsidies is het een complex geheel geworden, waardoor goede controle kan ontbreken.

In 1992 werd een deel van de maatregelen die opgesteld waren teruggedraaid. De productie werd losgekoppeld van subsidies. Dit houdt in dat een hogere productie dus niet automatisch leidt tot meer subsidie. In 1999 werden de prijzen voor zuivelproducten verlaagd, zodat ze beter betaalbaar werden voor consumenten. Sinds 2003 wordt de hoeveelheid subsidies mede bepaald door het voldoen aan eisen aangaande veiligheid, milieu en kwaliteit. Het gevolg van deze maatregelen is dat de overproductie afnam. Wat nog wel een tekortkoming is, is dat kleine boeren te weinig in bescherming worden genomen ten opzicht van grote bedrijven. Dit is een van de uitdagingen waar de Europese Unie een oplossing voor moet vinden. Andere uitdagingen zijn het duurzamer maken van de landbouw en het laten verhogen van de wereldwijde prijs voor zuivelproducten, zodat de gelijkheid tussen boeren toeneemt.

 

Hoorcollege 5

 

De Economische en Monetaire Unie (EMU)

Het college van vandaag is opgedeeld in drie delen. Ten eerste de overgang van een interne markt naar een EMU. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van wat een EMU inhoudt, en ten slotte worden er enkele oplossingen voor de crisis aangedragen.

 

Overgang interne markt naar EMU

Zoals in het vorige college reeds besproken zijn er verschillende lagen van economische integratie. De eerste is een vrije handelszone zonder beperkingen. Daarna komt de douane-unie en ten derde het vrije verkeer van goederen. Daarna komt de vorm van een gemeenschappelijke markt, waarin diensten, kapitaal en arbeid vrij verhandeld kunnen worden tussen landen. De vijfde laag is het hebben van een gemeenschappelijke munt, ofwel een monetaire unie. De laatste en meest verregaande laag is het hebben van een gemeenschappelijk economisch beleid. Zo ver zijn we inmiddels in de Europese Unie. Europa kan economische richtlijnen afvaardigen die lidstaten verplichten bepaalde handelingen te verrichten om de gemeenschappelijke markt te bevorderen. Een kenmerk van een goede Monetaire Unie is dat alle beslissingen op supranationaal niveau worden genomen door een Europese Bank. Een kenmerk van een economische unie is dat lidstaten zelf hun economische beslissingen mogen nemen, en er geen gemeenschappelijk beleid is.

Een Optimum Currency Area (OCA) ontstaat wanneer er sprake is van verregaande integratie op economisch gebied, en er landen zijn die vergelijkbare economieën hebben. In Europa is dit niet helemaal zo. Noord-Europa heeft sterkere economieën dan Zuid-Europa, waardoor er geen optimale situatie is ontstaan. Daarnaast is de integratie nog niet zover gevorderd dat de Europese Centrale Bank alles kan bepalen. In Europa is dus (nog) geen sprake van een OCA.

De financiële crisis heeft gevolgen gehad voor de situatie binnen de Europese Unie. De rentes op leningen zijn hard gestegen voor zwakke landen zoals Griekenland. Daarnaast is het moeilijk gebleken om de schulden van zwakke lidstaten te kunnen (af)betalen. Een derde probleem is dat landen niet bij machte zijn om zelf hun economie te kunnen stimuleren. Daardoor is het lastig om de economie weer op gang te helpen en het concurrentievermogen zo te versterken.

 

De EMU

Binnen de EMU bestaat een gemeenschappelijk monetair beleid. Zo bepaald de EMU de hoeveelheid geld wat gedrukt wordt en het rentetarief. Dit zijn economisch gezien zeer belangrijke beslissingen die gemaakt moeten worden. Wordt er teveel geld gedrukt, daalt de waarde, maar wordt er te weinig gedrukt, ontstaan er ook problemen. Daarnaast bestaan er binnen de EMU verschillende instituties, te weten het Europese Stelsel van Centrale Banken, de Europese Centrale Bank en de Eurogroep. De Eurogroep gaan vooral over de grote lijn van de beslissingen die de andere instituties moeten nemen.

De EMU is onder andere bedoeld om handelstarieven binnen de Europese Unie weg te nemen. Daarnaast moeten de grote lijnen van het economisch beleid vastgesteld worden, ook wel macro-economisch beleid genoemd. Een derde doel is om de inflatie te beperken. Als de inflatie te hoog oploopt, worden Europese producten in andere werelddelen te duur, waardoor de export van Europese landen afneemt. Dit is slecht voor de economie. Een vierde taak van de EMU is om landen aan normen voor schulden en begrotingstekorten te houden.

Toezicht houden is een van de belangrijkste taak van de financiële instituties. De situaties van nationale lidstaten en grote banken worden nauwlettend in de gaten gehouden. Daarnaast wordt er dikwijls een crisistest op banken uitgevoerd. Bij te grote tekorten wordt op Europees niveau ingegrepen.
Er is een Stabiliteits- en GroeiPact (SGP) samengesteld waarin afspraken staan om landen en banken in nood te kunnen helpen. De procedure bestaat uit verschillende stappen. Allereerst geeft de Europese Commissie advies om het probleem te verhelpen. Vervolgens beslist de Europese Raad wat een lidstaat nodig heeft om uit de slechte situatie te komen. Dit is diverse keren voorgekomen binnen Europa. Door middel van noodleningen zijn bijvoorbeeld Griekenland en Spanje geholpen om haar financiële positie te verbeteren. Als er geen overeenstemming wordt bereikt binnen de Raad, volgen er geen financiële sancties voor het land waar de problemen zijn.

Om oplossingen voor de crisis te bedenken worden diverse instituties geraadpleegd. De Europese Raad speelt een absolute hoofdrol. Daarnaast zijn de Europese Commissie en het Europees Parlement spelen slechts een bijrol. De regeringsleiders spelen dus een grote rol in het bestrijden van de crisis.

Er zijn al een aantal maatregelen genomen om te voorkomen dat landen in grote financiële problemen komen. Zo is er de 3% norm, die inhoudt dat het begrotingstekort per jaar niet meer dan 3% mag zijn. Daarnaast mag de staatsschuld niet verder oplopen dan 60% van het Bruto Binnenlands Product. De sancties die opgelegd worden zijn bijna altijd geldboetes. Dit is discutabel, omdat landen die zich niet aan deze normen kunnen houden al niet veel geld hebben. Een geldboete helpt dus niet direct om haar financiële situatie te verbeteren.
De Europese regels worden verder aangescherpt. Landen moeten begrotingsvoorstellen doen aan de Europese Commissie, die moet worden goedgekeurd. Daarnaast heeft de Europese Commissie de bevoegdheid om extra bezuinigingen te eisen van lidstaten.
De Europese economieën zijn te verschillend van elkaar om een OCA te hebben. De Monetaire Unie is goed ontwikkeld, maar op politiek en economisch gebied zijn nog grote stappen te maken om integratie verder te bevorderen.

 

Oplossingen voor de crisis

Een aantal jaar geleden werden noodlijdende banken geholpen door geld van belastingbetalers, om zo de bank te redden. Een probleem hierbij is dat zwakke landen hun banken niet kunnen helpen. Daar is geen geld beschikbaar om deze banken te hulp te schieten. Daardoor was deze oplossing niet langer houdbaar. Een nieuw plan hiervoor is om een fonds op te richten waarin banken geld storten. Uit dit fonds helpen banken elkaar. Alle landen die lid zijn van de Europese Unie helpen dus indirecte zwakke banken.

De Europese Centrale Bank moet het inflatiepeil scherp in de gaten houden. Dit gebeurt niet door het afdrukken van geld, maar door de economie te stimuleren. Dit kan bijvoorbeeld door het goedkoop aanbieden van leningen aan banken, zodat er meer geld in omloop komt. Een nadeel hiervan is dat banken gemakzuchtig worden met geld. Als het eenvoudig is om een nieuwe lening aan te vragen, komt dit niet ten goede van een scherp uitgavenbeleid bij banken.

De Eurocrisis leidde tot vragen omtrent het bestaansrecht van deze gemeenschappelijke munt. De ECB is er echter alles aan gelegen om de munt te behouden. Dit doet ze door het onbeperkt uitgeven van staatsobligaties aan zwakke landen. Maar ook deze oplossing zorgt, net als de leningen, voor moral hazard bij landen. De absolute prikkel om goed beleid te voeren ontbreekt bij deze oplossing.

Nadeel van de huidige oplossingen zijn dat rijke landen meer betalen dan zwakke landen. Een tweede nadeel is dat zwakke landen niet geprikkeld worden om beter te presteren. De gedachte achter deze oplossingen is dat als landen goedkoop kunnen lenen, het beter mogelijk is om zich aan de Europese richtlijnen te houden.
Een oplossing voor Nederland wordt vooral door de PVV geopperd. Deze partij wil Nederland uit de Europese Unie hebben. Dit wordt ook wel NExit genoemd. Voordelen hiervan zijn dat Nederland nu meer betaald dan dat het oplevert, dus levert het financiële voordelen op. Daarnaast hebben bedrijven nu last van Europese regelgeving, die niet zou bestaan bij een NExit. De nadelen voor de handel is klein. Nederland ligt op een logistiek zeer strategische positie door de haven van Rotterdam en luchthaven Schiphol. De handel met andere Europese landen zal dus blijven bestaan.
Er zijn echter ook nadelen aan een NExit. Wat als Nederland als enige lidstaat uit de Europese Unie stapt? Die gevolgen zijn niet goed te voorspellen. Dit kan voor veel onzekerheid zorgen binnen de economie van Nederland. Een ander nadeel is dat landen die niet bij de Europese Unie horen, zich wel moeten houden aan bepaalde regelgeving op economisch gebied om handel te drijven met EU-landen, maar geen inspraak hebben in het beleid.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
598