Figuur 1: Oefententamen Testtheorie en testgebruik - RUG Psychologie - BA2
- 1625 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Na een advertentie voor werving van studenten voor een callcenter worden na een selectieprocedure van 200 sollicitanten er 80 aangenomen. De toevalskans (de fractie geschikten op basis van toeval aangenomen) is 0.60 en de verwachte succesratio (de fractie succesvolle kandidaten binnen de aangenomen groep) is 0.80. Hoe groot is het aantal ten onrechte afgewezen personen?
Welke uitspraak is onjuist?
Welke uitspraak is onjuist?
Het Rasch-model uit de item-response theorie wordt ook wel 1-parameter logistisch model genoemd. Wat is de reden daarvan?
In de transformatie van ruwe scores naar genormaliseerde standaardscores wordt eerst de cumulatieve proportie (cp) en vervolgens de gecorrigeerde cumulatieve proportie (cp-p/2) uitgerekend. De reden voor die correctie is dat:
Test i heeft een betrouwbaarheid van .51 en de geobserveerde testscores hebben een standaarddeviatie van 3. Wat is de standaardmeetfout van deze test?
Het typerende kenmerk van een norm als kenmerk van een test is:
Hieronder zijn verschillende typen antwoorden op een niveautest gegeven. Welk(e) van die antwoorden kan/kunnen omgezet worden in een dichotome score?
Een test wordt gebruikt in een eenvoudig selectie model. Het voordeel van een test met een hoge validiteit is, dat:
Bij onderzoek naar de predictieve validiteit van een test is het absoluut noodzakelijk dat:
Volgens het Birnbaum-model wordt de kans dat een persoon j met θj een specifieke respons (juist/fout) geeft op item h behalve de vaardigheid θjbepaald door:
Voor de individuele diagnostische praktijk is het eventuele verschil tussen de scores op twee subtests van groot belang. De twee subtests X en Y hebben een zeer behoorlijke betrouwbaarheid van respectievelijk 0.78 en 0.88. Welk ander gegeven is van belang om de betrouwbaarheid van de verschilscores te kunnen bepalen?
De score van een proefpersoon op een test is 70, het gemiddelde is 100, de standaarddeviatie van de test is 15, de alphacoëfficiënt is 0.90 en de standaardmeetfout is 5. De betrouwbare score is geschat op 73. Het betrouwbaarheidsinterval rond de betrouwbare score is ongeveer:
Volgens de klassieke testtheorie is de geobserveerde variantie (s2x) de som van de betrouwbare variantie (s2t) en de errorvariantie (s2e) dus: s2x = s2t + s2e. Deze formule geldt:
Welke van onderstaande beweringen over de in het boek behandelde gokcorrectie is niet juist?
Onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen twee beoordelaars levert de onderstaande tabel op:
|
| Beoordelaar 1 |
|
|
|
| Categorie A | Categorie B | Totaal |
Beoordelaar 2 | Categorie A | 4 | 1 | 5 |
| Categorie B | 1 | 4 | 5 |
| Totaal | 5 | 5 | 10 |
De waarde van Cohens Kappa is gelijk aan:
Wat is het bezwaar van een item dat gebaseerd is op matching of toeschrijving?
Welke van de onderstaande uitspraken over de effectiviteit van een enkelvoudige selectie is waar?
Wanneer een onderzoeker wil achterhalen of een test meet wat hij zegt te meten, dan doet hij onderzoek naar:
Om een rekentest bestaande uit 10 meerkeuzevragen te kunnen normeren, wordt deze afgenomen bij een grote groep respondenten. De onderzoeker wil voor de beschrijving van de items gebruik maken van een model uit de item response theorie. Welk van de onderstaande standpunten is juist?
Wanneer men testscores corrigeert voor gissen, heeft dat tot gevolg dat:
De alphacoëfficiënt is een
Welke uitspraak is juist?
Hoe kan je nagaan of een juiste score op een meerkeuzevraag van een toets het gevolg is van gissen?
Een vraag in een studietoets met meerkeuzevragen functioneert goed wanneer
Waarmee heeft intersubjectiviteit vooral te maken?
De directeur van een zorginstelling voor kinderen met een verstandelijke beperking wil nieuwe pedagogische medewerkers aannemen. Voor de selectie van medewerkers maakt hij gebruik van een eenvoudig selectiemodel. De resultaten hiervan staan vermeld in de onderstaande tabel. Wat is de toevalskans van deze tabel?
|
| Testprestatie |
|
|
| Onvoldoende | Voldoende |
Criteriumprestatie | Voldoende | 4 | 1 |
| Onvoldoende | 1 | 4 |
Welke van de volgende soorten validiteit wordt door de APA voorgesteld?
Het gemiddelde van ruwe somscores (X-scores) is gelijk aan het gemiddelde van de ervan afgeleide z-scores.
Een z-score van -1.5 drukt uit:
Testconstructeurs zijn zeer geïnteresseerd in de Rxx, de item-totaal correlatie. Deze maat wordt gebruikt om te beoordelen of:
Een student heeft tijdens een toets die bestaat uit 20 meerkeuzevragen met twee antwoordopties 15 vragen goed en 5 vragen fout beantwoord. Neem aan dat er aan de voorwaarden voor de gokcorrectie is voldaan. Wat wordt de gecorrigeerde score na toepassing van de gokcorrectie?
Welk bezwaar hebben Drenth & Sijtsma tegen het wegen van testitems?
Een goed testitem voldoet aan bepaalde eisen. Welke van de volgende eigenschappen wordt niet gezien als een belangrijk kenmerk van een goed testitem?
Een aantal studenten dat is gezakt voor een tentamen doet mee aan de herkansing. Ze hebben zich echter niet beter voorbereid dan op het eerste tentamen. Toch slagen enkele van hen nu wel. Kan geconcludeerd worden dat de herkansing makkelijker was dan het eerste tentamen?
Validiteit wordt door Drenth en Sijtsma omschreven als:
Volgens de theorie is de item-respons score op een item afhankelijk van:
Test I heeft een kleinere standaardmeetfout dan test II. Heeft test I dan ook een grotere betrouwbaarheid (Rxx) dan test II? (Gebruik voor je antwoord de formule voor de standaardmeetfout)
Twee parallelle tests, bestaande uit evenveel items, worden bij een grote groep respondenten afgenomen. De ruwe scores van beide testen blijken een correlatie van 0.67 te hebben. De onderzoeker besluit om beide testen te combineren tot één grote test. Wat zal de betrouwbaarheid van de nieuwe test zijn?
De chronologische leeftijd zoals die gebruikt wordt bij de berekening van het kalenderleeftijd Stanford-Binet IQ staat eigenlijk voor:
Een assumptie voor de meest gebruikte formule voor toevalscorrectie is de volgende:
Wanneer testscores bij elkaar worden opgeteld, welk schaaltype is dan zeker niet aan de orde?
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 403-412
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 352-355
B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 283-284
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 264
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 184
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 203-204
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 43
D
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 52-53
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 352-356
B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 274-276
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 214-242
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 227-230
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 201-202
B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 156-160
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 47-49
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 128-129
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 405-406
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 368-369
B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 263
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 158
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 215
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 185
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 139
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 138
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 46
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 405
B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 334
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 182
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 465-466
C
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 156-158
B
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 45
A
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 328
B
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 203-204
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 206-210
C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 21
A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 156-157
D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 54
Deze TentamenTest is gebaseerd op het jaar 2013.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution