Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen
- 3244 reads
Op 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.
Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).
Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.
Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”
Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?
De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).
Artikel 136 APVU luidt als volgt:
‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’
Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?
Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.
Artikel 137 APVU luidt als volgt:
‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’
Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk. In de besluiten- lijst van hun vergadering van 19 juni 2006 leggen ze vast dat ze bij de beoordeling van aanvragen voor kapvergunningen de in de ‘Nota toepassing art. 136 APVU’ zullen hanteren. De ‘Nota toepassing art. 136 APVU’ wordt in de week daarop in Ons Utrecht, huis aan huis blad, gepubliceerd en tevens op de gemeentelijke website geplaatst.
Is de ‘Nota toepassing art. 136 APVU’ een besluit en zo ja, wat voor besluit?
Stelling: ‘De bestuursrechter is wel bereid desgevraagd een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de in de een ‘Nota toepassing art. 136 APVU’ neergelegde criteria, maar niet in reactie op de beroep tegen de Nota.’
De Vereniging Juristen overwinnen die kantoor houdt in het pand Voetsiusstraat 2, dat enkele jaren geleden aan de vereniging is geschonken door de ouders van de toenmalige voorzitter, maakt eveneens bezwaar tegen het besluit van B&W van 3 mei 2015. Het bezwaar is ingegeven door de beslissing om voor 2 van de 16 bomen geen kapvergunning te verlenen. Als B&W blijven bij de afwijzing van de kapvergunning voor 2 van de 16 bomen, kunnen er minder nieuwe collegezalen voor de studenten letteren worden gebouwd. De voorzitter, Jasper Zijlstra, vraagt aan Truus Havertong, of de vereniging een kans maakt als belanghebbende te worden aangemerkt. Truus antwoordt: “Beslissend voor het antwoord op de vraag of de vereniging waarvan jij voorzitter bent belanghebbende is, zijn de inhoud van de statuten en de aard van de feitelijke werkzaamheden die de vereniging de afgelopen jaren heeft ontplooid.”
De voorzitter zegt: “Trouwens, ik heb aan B&W ook nog verzocht of het bij de komende
Dag van de advocaat een braderie te organiseren op het Domplein. B& W hebben mij een brief gestuurd waarin ze schrijven dat dit, gezien de bestemming die in het voor het Domplein geldende bestemmingsplan aan het Domplein is gegeven, niet mogelijk is. Wat vind je daarvan?” Truus antwoordt: “Die brief is een bestuurlijk rechtsoordeel, en dus kun je daartegen in bezwaar en beroep.”
Klopt het wat Truus zegt over de belanghebbendheid?
Klopt het wat Truus zegt over de brief van B&W?
Voordat hij in 1998 naar Utrecht verhuisde, woonde meneer Jongerius jarenlang in Noord-Brabant. Zijn man is daar werkzaam geweest als mijnwerker en heeft de longziekte silicose opgelopen. Na zijn overlijden heeft Hij een uitkering aangevraagd bij de Stichting Silicose oud-mijnwerkers. Zijn aanvraag is afgewezen. ZIjn buurvrouw, ook weduwe van een oud-mijnwerker, heeft eveneens een uitkering aangevraagd. De aanvraag van de buurvrouw is wel gehonoreerd. Meneer Jongerius vindt dat niet terecht, omdat de overleden buurman volgens hem nooit heeft geleden aan silicose. Meneer Jongerius verzoekt de Stichting Silicose oud-mijnwerkers om het besluit tot toekenning van de uitkering aan zijn buurvrouw te herzien. De Stichting laat hem in reactie daarop schriftelijk weten zijn verzoek niet te zullen honoreren.
Dient de reactie van de Stichting in het licht van het bepaalde in art. 1:3 Awb als besluit te worden aangemerkt?
Vormt art. 4:23 Awb een bevestiging van de klassieke opvatting van het legaliteitsbeginsel, of juist een illustratie van de in de loop van de twintigste eeuw veranderde kijk op het legaliteitsbeginsel?
Leg uit waarom het fluorideringsarrest wel een verruiming van de werking van het legaliteitsbeginsel inhoudt, en het methadon-arrest niet.
Eigen belang: ja, hij komt op voor zichzelf, niet voor iemand anders
Persoonlijk belang: ja, hij onderscheidt zich van de amorfe massa. Hij is omwonende en hij heeft zicht op de bomen in kwestie.
Objectief bepaalbaar belang: ja, door de kap zal zijn leefomgeving veranderen. Eventueel zal zijn huis zelfs in waarde dalen. Beide belangen zijn op geld waardeerbaar/objectiveerbaar.
Actueel en voldoende zeker belang: ja, de vergunning is verleend, als er geen rechtsbescherming wordt ingeroepen gaan de bomen tegen de vlakte.
Direct geraakt belang: ja, er is een causaal verband tussen de veranderende leefomgeving/waardedaling huis door de te kappen bomen en de verlening van de kapvergunning.
Meneer is dus belanghebbende.
Het gaat om het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht, dat is een bestuursorgaan, 1:2 lid 2 Awb is dus het aangewezen artikel. Toepassen van de criteria van 1:2 lid 2 Awb geeft het volgende beeld:
toevertrouwd belang: Is het bouwen van een onderwijsgebouw een belang wat is toevertrouwd aan het College van Bestuur? Ja, dit valt binnen de hen in de WHW gegeven taak van het zorgen voor onderwijs.
actueel en voldoende zeker: ja, vergunning verleend/deels afgewezen, geen onzekere toekomstige gebeurtenis.
direct geraakt: ja, gedeeltelijke afwijzing hindert CvB in vervullen taak, causaal verband is aanwezig.
Onjuist is de opmerking dat het bezwaarschrift bij de Universiteit Utrecht moet worden ingediend. Op grond van art. 6:4 Awb moet het bezwaarschrift worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, i.c. het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Juist is de opmerking, gelet op art. 7:11 Awb, dat (indien het bezwaar ontvankelijk is) een heroverweging van het besluit plaatsvindt. Maar dan natuurlijk wel door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Onjuist is de opmerking, gelet op art. 8:81 Awb, dat om een voorlopige voorziening kan worden verzocht zonder bezwaar te hebben gemaakt. Er geldt een zogenoemde connexiteitseis.
Indien verzocht wordt het besluit te schorsen kan de voorzieningenrechter, met inachtneming van art. 8:81 en 8:84 Awb, tot een dergelijke schorsing komen. Schorsing is de meest gebruikelijke VoVo.
Het bestuursprocesrecht kent geen verplichte rechtsbijstand. De indiener van een beroep is vrij in de keuze om zich al dan niet van professionele rechtshulp te voorzien (art. 2:1, 8:24 en 8:25 Awb).
Het gaat hier om een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften. Beslissend daarvoor is dat het gaat om een:
naar buiten werkende (ja, het is niet een norm die alleen de overheid raakt, maar een verbodsnorm die voor iedereen geldt)
voor herhaalde toepassing vatbare (ja, deze norm kan oneindig worden toegepast)
zelfstandige rechtsnorm (ja, deze bepaling roept een verbod in het leven dat nog niet bestond)
die algemeen is naar plaats, tijd en persoon (ja, geldt altijd voor iedereen op het hele grondgebied van de gemeente)
is vastgesteld door een bestuursorgaan (ja, vastgesteld door de gemeenteraad, een orgaan van de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente)
dat de bevoegdheid tot het bindend vaststellen van dat voorschrift ontleend aan de Grondwet of aan een wet in formele zin (ja, deze bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 147 leden 1 en 2 Gemeentewet in samenhang met artikel 108 lid 1 Gemeentewet (of eventueel met artikel 124 lid 1 Grondwet)).
Het is van belang om te weten om welk soort besluit het gaat vanwege:
de rechtsbeschermingsmogelijkheden: er staat geen bezwaar en beroep open tegen besluiten inhoudende algemeen verbindende voorschriften (artikel 8:2 en artikel 7:1 Awb); en
de inhoudelijke normen die van toepassing zijn op besluiten: ingevolge artikel 3:1 Awb zijn de afdelingen 3.6 en 3.7 niet van toepassing op besluiten inhoudende algemeen verbindende voorschriften en is afdeling 3.2 slechts van toepassing voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet.
Van beoordelingsruimte is sprake, als de wet, als gevolg van vage termen, het be- stuurorgaan de ruimte laat om in een concreet geval te beoordelen of aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan. Als er beoordelingsvrijheid is, geldt hetzelfde, maar heeft de wetgever de bedoeling gehad die beoordeling meer aan het bestuursorgaan over te laten; dat is bevoegd om met uitsluiting van ieder ander beoordelen of aan de voorwaarden voor een rechtmatige bevoegdheidsuitoefening is voldaan. Een dergelijke bedoeling van de wetgever kan blijken uit de bewoordingen van de bevoegdheidsvoorwaarde, bijvoorbeeld doordat worden gebruikt de woorden “naar het oordeel van het bestuursorgaan” of “als het bestuursorgaan oordeelt/acht dat ...” enz. enz. Soms blijkt meer impliciet dat de wetgever de beoordeling aan het bestuursorgaan heeft willen opdragen, bijvoorbeeld wanneer technische termen worden gebruikt (in het belang van een doelmatig ethergebruik kan de minister aan de frequentiegebruiksvergunning voorschriften verbinden) of termen die reeds het politieke primaat in zich dragen (in het belang van de openbare orde kan de burgemeester enz.). De rechter mag hier niet zijn eigen oordeel in de plaats stellen van dat van het bestuursorgaan, maar zal zich tot marginale toetsing moeten beperken: heeft de burgemeester in redelijkheid kunnen oordelen dat de openbare orde in het geding is? Bij beoordelingsruimte toetst de rechter integraal: is de uitleg van het bestuursorgaan van de vage termen in de bevoegdheidsvoorwaarde juist?
In artikel 137 APVU is de voorwaarde om tot bevoegdheidsuitoefening over te gaan de zinsnede “Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte”. “Gevaarlijk” is een vage term, wat zou kunnen duiden op beoordelingsruimte, maar uit de woorden “achten” is af te leiden dat deze bevoegdheidsvoorwaarde beoordelingsvrijheid bevat: het is aan B&W om, met uitsluiting van anderen, te beoordelen wanneer een iep gevaarlijk is.
Het bestuur heeft beleidsvrijheid als het - in de situatie dat is voldaan aan de voorwaarden om een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen - mag kiezen of het wel of niet van zijn bevoegdheid gebruik maakt en zo ja hoe. Als in dit geval B&W oordelen dat een of meer iepen gevaarlijk zijn, schrijven zij de eigenaar aan. De aantonende wijs (de indicativus) wordt in Nederlandse wetten gebruikt om een verplichting aan te duiden, oftewel: B&W moeten in dat geval de eigenaar aanschrijven. In het “of” zit dus geen beleidsvrijheid. Wel hebben zij (enige) beleidsvrijheid in het “hoe”: B&W mogen daarbij immers wel zelf de termijn bepalen waarbinnen de eigenaar moet vellen.
Ja het is een besluit, want een schriftelijke beslissing inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling van een bestuursorgaan (1:3 lid 1 Awb). De publiekrechtelijke rechtshandeling betreft het beoogde gebruik bij de uitoefening van de bevoegdheid neergelegd in art. 136 APVU.
Het is een beleidsregel; namelijk een algemene regel, niet zijnde avv (want niet gebaseerd op een bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen, maar op de bestuursbevoegdheid waarover de regel normen bevat, in combinatie met artikel 4:81 Awb), omtrent de afweging van belangen (in dit geval – vermoedelijk – niet de uitleg van wettelijk voorschriften of de vaststelling van feiten).
De stelling is juist. De bestuursrechter kan wel iets vinden van de rechtmatigheid van de nota, maar alleen indien tegen een appellabel besluit waarbij de nota is toegepast, beroep wordt ingesteld en één van de gronden de rechtmatigheid van de nota betreft (exceptieve toetsing). Een beroep tegen de nota is onmogelijk, omdat art. 8:3 aanhef en onder a Awb beroep tegen beleidsregels uitsluit.
Een vereniging kan zowel o.g.v art. 1:2 lid 1 Awb belanghebbende zijn (als de vereniging opkomt voor diens eigen belang), als o.g.v. art. 1:2 lid 3 (als de vereniging opkomt voor een algemeen/collectief belang dat ze blijkens haar statuten in het bijzonder behartigt). Het besluit betreft de kap van bomen t.b.v. de bouw van collegezalen voor de faculteit letteren. Wat precies de doelstellingen zijn van de ‘Vereniging Juristen overwinnen’, is niet gegeven, maar het is zo goed als uitgesloten dat die iets te maken hebben met de belangen van studenten letteren.
Zeker is echter dat de vereniging eigenaar is van het pand dat direct uitzicht heeft op de bomen, en dus is zij belanghebbende o.g.v. artikel 1:2 lid 1,omdat de vergunning het eigen belang van de vereniging raakt. Wat Truus zegt klopt dus niet; beslissend voor het antwoord op de vraag of de vereniging belanghebbende is het feit dat de vereniging eigenaar is van een pand met uitzicht op de bomen.
Wat Truus zegt klopt deels. De brief is geen besluit (want niet gericht op rechtsgevolg, en evenmin een afwijzing van een aanvraag), maar louter een informatieve mededeling, zij het dat het ook weer niet zo maar een informatieve mededeling is; de brief is aan te merken als een bestuurlijk rechtsoordeel, dat wil zeggen, een oordeel van het bestuur over de toepasselijkheid van wettelijke voorschriften.
Een bestuurlijk rechtsoordeel is echter niet per definitie vatbaar voor bezwaar en beroep. In beginsel is het juist niet vatbaar voor bezwaar en beroep, omdat het geen besluit is; alleen als het onevenredig bezwarend wordt geacht dat betrokkenen op een andere manier dan door het instellen van bezwaar/beroep zekerheid kan krijgen over zijn rechtspositie, kan tegen een bestuurlijk rechtsoordeel beroep worden ingesteld.
Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (eerste lid)
Meneer Jongerius ontvangt een schriftelijke beslissing (keuze in brief) om het verzoek niet te honoreren.
De Stichting is geen a-orgaan (deel van zichzelf, rechtspersoon krachtens privaatrecht, 2:3 BW), kan alleen b-orgaan zijn
De Stichting is met enig openbaar gezag bekleed (de Stichting is verlengstuk van de overheid, de overheid bepaalt (reglement) en betaalt (toekenning financiële middelen)
De Stichting is een b-orgaan, het openbaar gezag is subsidie verstrekken
Uitspraak Stichting Silicose
De beslissing is publiekrechtelijk, want genomen op grond van het door de Regering toegekende openbaar gezag
Het is de afwijzing van een verzoek, dus in eerste instantie geen rechtsgevolg, maar
Art 1:3, tweede lid Awb: de afwijzing van een aanvraag van een beschikking is ook een besluit
Art 1:3, derde lid: een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende....
Meneer Jongerius is geen belanghebbende, want zij heeft geen direkt geraakt belang (art 1:2, eerste lid Awb)
De eis van een wettelijke grondslag voor subsidieverlening laat de verandering in de opvatting over de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel zien. Het gaat hier om positief (presterend) overhedsoptreden. In de klassieke opvatting is alleen voor negatief - door het opleggen van geboden en verboden - overheidsoptreden een wettelijke grondslag nodig.
Korte beschrijving van de beide uitspraken, en analyse: in het methadonarrest wordt voor ingrijpend positief overheidsoptreden een wettelijke grondslag geëist. Dat is dus een verbreding ten opzichte van de klassieke leer. Het methadon arrest betreft negatief overheidsoptreden, dat niet zonder wettelijke grondslag kan. Hier wordt de klassieke opvatting bevestigd.
Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.
Artikel 11
De BKD is belast met:
Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.
Artikel 3
Artikel 30
Artikel 2:25
In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen hiervoor bijeen te krijgen, wil de organisatie van de Laagzandse feestweek
.....read moreWet op discotheken
Artikel 33
Artikel 33a
Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.
Artikel 33b
De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
Artikel 3
(...)
APV Den Haag 2009
Artikel 12.2
Artikel 12.3
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 12.4
Artikel 12.5
Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. |
Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon. |
Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland 1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet. 2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’ en is gevestigd te Arnhem. |
Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. |
Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit. |
Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit: a. de volgende borden: I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft; (…) |
Artikel 5:19 APV Arnhem 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 3. De vergunning kan worden geweigerd: a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid. |
De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens de gemeenteraad niet milieubewust genoeg, de bussen moeten allen verdwijnen.
.....read moreArtikel 4 Flora- en faunawet |
Artikel 9 Flora- en faunawet |
Artikel 68 Flora- en faunawet |
Artikel 83 Flora- en faunawet |
Artikel 85 Flora- en faunawet |
In de provincie
.....read moreAlgemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Artikel 2:19 Vergunning evenementen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. [….] 3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien: – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat. |
Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. |
Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand 1. Er is een raad voor rechtsbijstand. 2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort. 3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid. 4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies. 5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen. |
Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand 1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte. 2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies. 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan. |
De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.
Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in bij het college van GS van de provincie Groningen. Twee
.....read moreBestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)
Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)
Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.
Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?
De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?
Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?
De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.
Onder welke voorwaarden kan de ‘Stichting Stop het geluid’ worden aangemerkt als belanghebbende
.....read moreSoms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.
Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:
“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”
Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:
“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”
Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.
Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:
“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”
Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;
b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”
Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.
2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”
Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”
Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.
En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?
Dient de beslissing door het LBIO ter vaststelling van de ouderbijdrage (als bedoeld in artikel 73,
.....read moreVelp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.
De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.
Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?
Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.
Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?
De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?
Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”
Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?
De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?
Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).
Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.
Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?
De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor slopen
Het college van Burgemeester en Wethouders weigert een
.....read moreOp de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:
Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.
Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur
Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.
Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning
Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.
De kosten (leges)
De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.
De aanvraag
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).
De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.
Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.
Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.
Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.
Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het college de gevraagde vergunning af te wijzen. Over welke rechtsbeschermingsmogelijkheden
.....read moreOp 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.
Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).
Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.
Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”
Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?
De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).
Artikel 136 APVU luidt als volgt:
‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’
Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?
Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.
Artikel 137 APVU luidt als volgt:
‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’
Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk. In de besluiten- lijst van hun vergadering van 19 juni
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution