Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen
- 3244 reads
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Artikel 2:19 Vergunning evenementen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. [….] 3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien: – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat. |
Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. |
Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand 1. Er is een raad voor rechtsbijstand. 2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort. 3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid. 4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies. 5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen. |
Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand 1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte. 2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies. 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan. |
De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.
Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in bij het college van GS van de provincie Groningen. Twee weken later volgt een reactie: de aangevraagde incidentele subsidie wordt afgewezen. Is het afwijzen van een subsidieaanvraag positief of negatief overheidsoptreden? Leg uit waarom het onderscheid relevant is in het bestuursrecht.
Leg uit wat moet worden verstaan onder beoordelingsruimte en onder beoordelingsvrijheid en geef aan of daarvan sprake is in artikel 2.19 APV Groningen.
Stel dat Leve de Koning (LVK), een rechtspersoon in de zin van artikel 2:2 BW, zich garant heeft gesteld voor een lening die de Stichting Behoudt de monarchie bij de bank heeft afgesloten. De LVK wil opkomen tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag (zie vraag 1). Is de LVK belanghebbende bij het besluit?
Ook de Bewonersvereniging Binnenstad Oost en de Stichting Dierenwelzijn hebben bezwaren tegen de op 18 maart 2014 verleende evenementenvergunning. De Bewonersvereniging Binnenstad Oost vreest geluidsoverlast van het aanwezige publiek en voor het vele afval wat op straat zal belanden. De Stichting Dierenwelzijn heeft enkel bezwaar tegen de bepaling in de vergunning op grond waarvan het mogelijk wordt gemaakt dat enkele paarden een rol spelen bij het onderdeel oudhollandse spelletjes. De Stichting Dierenwelzijn, die blijkens haar statuten opkomt voor de belangen van alle dieren, vreest voor het welzijn van de paarden te midden van alle drukte. Leg uit welk verschil bestaat tussen de wijze waarop zal worden bepaald of de Bewonersvereniging Binnenstad Oost aan te merken is als belanghebbende en de wijze waarop dat zal gebeuren voor de Stichting Dierenwelzijn.
Paula Bosvelt woont aan de doorgaans zo rustige Ossenmarkt waar de koninklijke route ook langs zal komen.
Paula vreest geluidsoverlast. Zij besluit een advocaat van het kantoor Trip in Groningen, de heer Jasper van Veen, in de arm te nemen. Omdat Paula behoorlijk krap bij kas zit, vraagt Jasper namens haar een zogenaamde toevoeging aan bij de Raad voor de Rechtsbijstand (zie de bepalingen uit de Wet op de Rechtsbijstand). In een brief van 25 maart 2014 deelt een ambtenaar namens het bestuur van de Raad voor de Rechtsbijstand mede dat er geen toevoeging zal worden verstrekt. Is het bestuur van de Raad voor de Rechtsbijstand aan te merken als een bestuursorgaan?
Stel dat de burgemeester in 2011 het volgende heeft vastgelegd en bekendgemaakt:
‘Evenementenvergunningen worden niet verleend voor evenementen op en rondom de ossenmarkt indien daarbij geluidshinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.’
Ziet u een mogelijkheid voor de burgemeester om de evenementenvergunning voor de uitvoering van de koninklijke optocht rechtmatig te verlenen?
Stelling: ‘Het besluit tot vaststellen van een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de taak van de democratische verkozen gemeenteraad en daarover kan de bestuursrechter geen oordeel vellen, maar dat neemt niet weg dat de hoofdstukken 2 t/m 4 Awb daarop van toepassing zijn.’ Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is.
Het evenement zal waarschijnlijk grote groepen belangstellenden naar de Groninger binnenstad trekken. Gezien het onrustige wereldbeeld de laatste jaren wordt er sterk rekening gehouden met de mogelijkheid van een aanslag. Om meer veiligheid te bieden aan zowel de burgers als het koningshuis besluit de burgemeester daarom tijdelijk delen van de binnenstad, waaronder de ossenmarkt, aan te merken als veiligheidsrisicogebied in de zin van art. 6:10 APV. Ingevolge art. 151b Gemeentewet jo. 52 Wet Wapens en Munitie heeft dat tot gevolg dat de Officier van Justitie kan bepalen dat daar preventief mag worden gefouilleerd op de aanwezigheid van wapens en munitie. Kan tegen de beslissing van de burgemeester worden geprocedeerd bij de bestuursrechter?
Stel dat rechtsbescherming open staat tegen de beslissing van de burgemeester om de Ossenmarkt aan te merken als veiligheidsrisicogebied. Paula Bosveldt (u bekend van vraag 3) heeft het nu helemaal gehad met het evenement en de heisa daar omheen. Paula heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit en daarnaast een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank. In de procedure bij de rechtbank Noord- Nederland voert Paula aan dat de openbare orde niet daadwerkelijk in gevaar was of is. Volgens recente cijfers zullen de bezoekersaantallen lager uitvallen dan verwacht. Hoe zal de rechter de beslissing van de burgemeester, gelet op de stelling van Paula, dienen te toetsen?
Het kerkgenootschap van de Nieuwe Kerk verheugd zich zeer op het bezoek van de koning. Aangezien Koning Willem-Alexander protestant is, hopen zij dat de kerk positief in de belangstelling zal komen te staan. Om ook een steentje bij te dragen aan alle feestelijkheden, is de kerk van plan om een braderie te organiseren op het terrein van de kerk. Het kerkgenootschap (in de zin van art. 2:2 lid 1 BW) vraagt zich af of dit in strijd is met het bestemmingsplan. Daarom vraagt dit het college van B&W, het bevoegde bestuursorgaan, om opheldering. In een brief stelt de dienstdoende ambtenaar namens het college van B&W dat gebruik van het terrein van de kerk voor een braderie in strijd is met de regels van het bestemmingsplan. Kan het kerkgenootschap in rechte iets ondernemen tegen deze brief?
Stelling: ‘De bestuursrechter toetst een besluit van een bestuursorgaan altijd aan het recht zoals dat geldt ten tijde van zijn uitspraak.’ Leg uit of, en in hoeverre, de stelling juist of onjuist is.
Geef twee voorbeelden van juridische instrumenten in de Awb die de bestuursrechter kan gebruiken om uitvoering te geven aan de hem opgelegde verplichting in artikel 8:41a Awb.
Het afwijzen van een subsidieaanvraag is te zien als positief overheidsoptreden, je kijkt namelijk altijd naar de ‘beginpositie’, dus de subsidie zelf. Subsidie is positief overheidsoptreden, het is namelijk een gunst van de overheid, in plaats van een beperking in de vrijheid van een burger (dat is negatief overheidsoptreden). Het onderscheid is zeker van belang bij het bestuursrecht gezien het legaliteitsbeginsel. Voor negatief overheidsoptreden is namelijk altijd wettelijke grondslag vereist, terwijl dit bij positief overheidsoptreden alleen vereist is als het ingrijpend overheidsoptreden is. Dit blijkt uit het arrest ‘Fluoridering’.
Van beoordelingsruimte is er sprake als een bestuursorgaan aan de hand van vage termen in een wettelijk voorschrift, een bevoegdheid krijgt om in een concreet geval te beoordelen of er aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan. Van beoordelingsvrijheid is er sprake als een bestuursorgaan, met uitzondering van ieder ander, door de wet de vrijheid heeft gekregen om te beoordelen of er aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan. Dit is te onderscheiden in expliciete en impliciete beoordelingsvrijheid.
In art. 2.19 APV Groningen is er sprake van beoordelingsruimte door de termen ‘evenement’, ‘gevarieerd programma’, enz. Er is geen sprake van beoordelingsvrijheid.
LVK is een rechtspersoon dus kan belanghebbende zijn op grond van art. 1:2 lid 1 (het gaat hier om een eigen belang en niet om hun statutaire doelstelling, vandaar lid 1 ipv lid 3). Hierdoor moeten ze voldoen aan de EPOAD-criteria.
Eigen belang: LVK heeft een eigen belang, ze willen niet door de bank worden aangesproken voor de lening.
Persoonlijk belang: Ze moeten zich voldoende afscheiden van de amorfe massa, dat doen ze wel want niet iedereen heeft belang bij deze lening, het gaat echt om hun zelf. - Objectief bepaalbaar: Ook hieraan wordt voldaan, het gaat niet alleen om een gevoel dat ze hebben maar om een geldbedrag.
Actueel, voldoende zeker belang: Wordt aan voldaan, het gaat niet om de toekomst want als het niet verleend wordt komen ze misschien financieel in de problemen. - Direct geraakt belang: Nee, ze hebben een afgeleid belang, namelijk afgeleid van de stichting. Hier loopt het bovendien parallel mee, dus zijn ze geen belanghebbende.
De Bewonersvereniging Binnenstad Oost behartigt een collectief belang op grond van lid 3, namelijk het belang van de bewoners, terwijl de Stichting Dierenwelzijn een algemeen belang behartigt. Bij een collectief belang is er sprake van een groep individuen die een bundeling van gezamenlijke belangen hebben, en de feitelijke werkzaamheden worden geacht in die bundeling te liggen, deze hoeven dus niet nog een keer extra bewezen te worden. Er hoeft dus alleen nog maar gekeken te worden naar de statutaire doelstelling. Bij de Stichting Dierenwelzijn, die een algemeen belang behartigt, moet er nog wél gekeken worden of ze wel voldoende feitelijke werkzaamheden (zoals reclame maken, een website/nieuwsbrief hebben, omwonenden informeren) hebben die dat belang behartigen én een statutaire doelstelling hebben. Verder moeten ze beide nog eraan voldoen dat ze een actueel en direct geraakt belang hebben. Ook blijkt dit uit het arrest ‘Stichting openbare ruimte’.
Om een bestuursorgaan te zijn moet je aan een paar criteria voldoen, art. 1:1Awb. Het bestuur van de Raad voor de Rechtsbijstand is ten eerste niet uitgezonderd in art. 1:1 Awb.
Verder is de Raad op de Rechtsbijstand een rechtspersoon, art. 2 lid Wet op de Rechtsbijstand, een publiekrechtelijke rechtspersoon want het is gecreëerd door de Wet op de Rechtsbijstand en dat is een wet in formele zin, het bestuur is hier een orgaan van blijkt uit art. 2 lid 4 jo. Art. 3 lid 1, dus ze horen erbij en zijn er een orgaan van. Het is dus een bestuursorgaan, en wel een a-orgaan als in art. 1:1 lid 1 sub a Awb.
Hetgeen de burgemeester in 2011 heeft vastgesteld, is te kwalificeren als een beleidsregel. Op grond van artikel 4:84 Awb heeft een bestuursorgaan in beginsel de plicht om te handelen volgens de vastgestelde beleidsregels, maar kan er van een beleidsregel worden afgeweken indien er sprake is van gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doel(en). Men dient hier dus uiteen te zetten of er sprake is van bijzondere omstandigheden die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De bevoegdheid om een APV vast te stellen is op grond van art. 147 Gemeentewet aan de gemeenteraad verleent. Het betreft een algemeen verbindend voorschrift. Tegen algemeen verbindende voorschriften staat op grond van art. 8:3 eerste lid (a) Awb geen beroep open bij de bestuursrechter. Het betreft echter wel een besluit. Hoofdstuk 3 Awb geeft aan dat op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, hoofdstuk 3 slechts beperkt van toepassing is. Ongeacht of er beroep mogelijk is, blijft een algemeen verbindend voorschrift een besluit en daarmee zijn hoofdstuk 2 tot en met 4 Awb van toepassing.
De burgemeester neemt hier een besluit om een gebied aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open bij de bestuursrechter. Hiervoor is wel vereist dat men belanghebbende is.
Bij dit besluit is sprake van een ruime beoordelingsmarge voor de burgemeester. De rechter zal zich bij de beoordeling van een aanwijzingsbesluit terughoudend moeten opstellen en zal hij slechts kunnen toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat gebiedsaanwijzing in verband met (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde noodzakelijk was, en of de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de aanwijzing heeft kunnen komen.
Het is een informatieve mededeling, zij het dat het ook weer niet zo maar een informatieve mededeling is; de brief is aan te merken als een bestuurlijk rechtsoordeel, dat wil zeggen, een oordeel van het bestuur over de toepasselijkheid van wettelijke voorschriften.
Een bestuurlijk rechtsoordeel is echter niet per definitie vatbaar voor bezwaar en beroep. In beginsel is het juist niet vatbaar voor bezwaar en beroep, omdat het geen besluit is; alleen als het onevenredig bezwarend wordt geacht dat betrokkenen op een andere manier dan door het instellen van bezwaar/beroep zekerheid kan krijgen over zijn rechtspositie, kan tegen een bestuurlijk rechtsoordeel beroep worden ingesteld.
Dat is onjuist. Dit zou de rechtszekerheid ook niet ten goede komen. De bestuursrechter toetst een besluit van een bestuursorgaan aan het recht dat gold ten tijde van het nemen van het besluit.
De bestuursrechter kan bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, art. 8:71 Awb.
De bestuursrechter kan bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, art. 8:71 Awb.
Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.
Artikel 11
De BKD is belast met:
Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.
Artikel 3
Artikel 30
Artikel 2:25
In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen hiervoor bijeen te krijgen, wil de organisatie van de Laagzandse feestweek
.....read moreWet op discotheken
Artikel 33
Artikel 33a
Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.
Artikel 33b
De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
Artikel 3
(...)
APV Den Haag 2009
Artikel 12.2
Artikel 12.3
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 12.4
Artikel 12.5
Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. |
Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon. |
Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland 1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet. 2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’ en is gevestigd te Arnhem. |
Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. |
Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit. |
Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit: a. de volgende borden: I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft; (…) |
Artikel 5:19 APV Arnhem 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 3. De vergunning kan worden geweigerd: a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid. |
De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens de gemeenteraad niet milieubewust genoeg, de bussen moeten allen verdwijnen.
.....read moreArtikel 4 Flora- en faunawet |
Artikel 9 Flora- en faunawet |
Artikel 68 Flora- en faunawet |
Artikel 83 Flora- en faunawet |
Artikel 85 Flora- en faunawet |
In de provincie
.....read moreAlgemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Artikel 2:19 Vergunning evenementen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. [….] 3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien: – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat. |
Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. |
Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand 1. Er is een raad voor rechtsbijstand. 2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort. 3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid. 4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies. 5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen. |
Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand 1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte. 2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies. 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan. |
De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.
Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in bij het college van GS van de provincie Groningen. Twee
.....read moreBestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)
Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)
Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.
Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?
De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?
Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?
De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.
Onder welke voorwaarden kan de ‘Stichting Stop het geluid’ worden aangemerkt als belanghebbende
.....read moreSoms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.
Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:
“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”
Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:
“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”
Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.
Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:
“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”
Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;
b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”
Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.
2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”
Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”
Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.
En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?
Dient de beslissing door het LBIO ter vaststelling van de ouderbijdrage (als bedoeld in artikel 73,
.....read moreVelp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.
De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.
Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?
Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.
Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?
De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?
Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”
Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?
De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?
Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).
Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.
Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?
De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor slopen
Het college van Burgemeester en Wethouders weigert een
.....read moreOp de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:
Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.
Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur
Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.
Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning
Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.
De kosten (leges)
De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.
De aanvraag
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).
De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.
Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.
Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.
Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.
Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het college de gevraagde vergunning af te wijzen. Over welke rechtsbeschermingsmogelijkheden
.....read moreOp 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.
Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).
Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.
Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”
Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?
De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).
Artikel 136 APVU luidt als volgt:
‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’
Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?
Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.
Artikel 137 APVU luidt als volgt:
‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’
Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk. In de besluiten- lijst van hun vergadering van 19 juni
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution