Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

 

In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

Bundle items:
Study Notes & Sheet Notes Bestuursrecht: Inleiding - RUG
TentamenTickets Bestuursrecht: Inleiding - RUG
Access: 
Public
This content is used in bundle:

Bestuursrecht 2 - RUG - B2 - Oefenmateriaal

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2018/2019

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2018/2019

Bijlage

Beleidsregels Buitenwettelijk beleid, algemene bijstand, bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag

De gemeente voert buitenwettelijk beleid met betrekking tot onderstaande onderwerpen/kostensoorten.

2.1 Ziektekosten in relatie tot een aanvullende verzekering; - het afsluiten van een aanvullende verzekering behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.
2.2 De kosten van noodzakelijke psychologische zorg
2.3 De kosten van tandheelkundige hulp voor personen vanaf 18 jaar
2.4 De kosten van alternatieve geneeswijzen
(...)
2.7 De kosten van doorbetaling van vaste woonlasten tijdens detentie
2.8 De kosten van de LBIO-bijdrage residentiële opvang
2.9 De ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting

Toelichting op 2.7

Gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet is een persoon wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen uitgesloten van het recht op (algemene en bijzondere) bijstand. Het college kan een uitzondering maken op grond van artikel 16 lid 1 Participatiewet als daartoe zeer dringende redenen zijn. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB moet er dan al sprake zijn van een acute noodsituatie. Maar gezien het feit dat in het levensonderhoud van een gedetineerde reeds wordt voorzien door het ministerie van Justitie zal dat doorgaans niet het geval zijn. Het ten aanzien van gedetineerden gebruikmaken van artikel 16 Participatiewet kan dus niet helemaal worden uitgesloten, maar zal in verreweg de meeste gevallen niet aan de orde zijn.

Omdat het college toch een beleid van bijstandsverlening voor het aanhouden van de woning gedurende detentie wil voeren, kan dit dus alleen op grond van zogenaamd buitenwettelijk beleid. Het college is voorstander van haar afwijkend beleid omdat een dergelijk beleid veel beter aansluit op de resocialisatie van de (ex-)gedetineerde, waarbij terugkeer naar de eigen woning grote voordelen heeft. Daarnaast voorkomt het problemen bij het vinden van nieuwe woonruimte en daarmee gepaard gaande aanvragen voor bijzondere bijstand voor woninginrichting. Ter voorkoming van oneindige bijstandsverlening wordt het redelijk geacht om alleen bij een verwacht verblijf van korter dan 8 maanden in een justitiële inrichting bijstand in de doorbetaling van vaste lasten te verlenen.

Onder verantwoordelijkheid van de sectormanager van de afdeling Sociale zaken is in werkinstructies beschreven aan welke criteria voldaan moet worden om voor bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens detentie in aanmerking te komen. Tevens wordt de toepassing van een periode van 8 maanden nader toegelicht.

Wegenverkeerswet 1994

Hoofdstuk IIA. Aanwijzing bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring vereist is

Artikel 20b

  1. Voorafgaande aan de toelating tot het verkeer op de weg kan Onze Minister een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm 3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, per type of individueel voertuig aanwijzen op grond van zijn veiligheidsaspecten, indien:
    1. De toelating overeenstemt met de in artikel 2, eerste lid, onderdelen
  2. .....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (1)

Bijlage

Beleidsregels Gehandicaptenparkeerplaatsen Den Haag

Visie

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dicht bij een (vakantie)woning te parkeren. Het beleid ten aanzien van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is hier dan ook op gericht. Een zo optimaal mogelijke verdeling van de schaarse parkeerruimte onder de doelgroepen en een zo flexibel mogelijk te gebruiken parkeerareaal zijn daarbij wederom uitgangspunt.

Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats

Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet:

  1. de aanvrager beschikken over een geldige gehandicaptenparkeerkaart;
  2. de auto waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd maximaal 2,55 meter breed zijn en maximaal 7 meter lang zijn;
  3. de aanvrager in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 200 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
  4. de aanvrager niet binnen een straal van 200 meter van de (vakantie)woning gratis kunnen parkeren.
  5. de aanvrager niet alleen kunnen worden gelaten na het uitstappen uit het voertuig, gedurende de tijd die de bestuurder in de regel nodig heeft om het voertuig (elders) te parkeren.

Drank- en Horecawet

Artikel 16

Het is degene, die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verstrekt, verboden daartoe automaten, waaruit de afnemers zelfstandig zodanige drank kunnen betrekken aanwezig te hebben, tenzij deze zich bevinden in hotelkamers, ingericht voor nachtverblijf, welke deel uitmaken van een inrichting waarin het horecabedrijf rechtmatig wordt uitgeoefend.

Artikel 44a

  1. De burgemeester kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding binnen zijn gemeente van het bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, derde, vierde en vijfde lid, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vierde lid, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, behoudens het derde lid, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, of 38 gestelde.
  2. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste € 100 000 bedraagt.

(...)

Artikel 44b

  1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete bepaalt.

(...)

Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet

Artikel 1

Als bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet wordt vastgesteld de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 2

Voor in de bijlage omschreven overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de bestuurlijke boete die opgelegd kan worden.

Artikel 3

  1. Het in kolom I van de bijlage genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan minder dan vijftig werknemers telde.

(...)

Bijlage bij het Besluit bestuurlijke boete Drank-.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (2)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2017/2018 (2)

Bijlage

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Artikel 1:66 lid 2

Indien uit een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62 of anderszins blijkt dat het kindercentrum, de voor- ziening voor gastouderopvang of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften zal voldoen, kan het college zolang die situatie zich voordoet, de houder verbieden dat kindercentrum, die voorziening voor gastou- deropvang of dat gastouderbureau in exploitatie te nemen of te houden.

Artikel 1.72

  1. Het college kan degene die een verplichting als bedoeld bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59, een afspraak als bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs, een aanwijzing onderscheidenlijk een bevel als bedoeld in artikel 1.65 of een vordering tot medewerking als bedoeld in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht niet nakomt dan wel handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 1.66, een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 45 000.

  2. In afwijking van het eerste lid kan de overtreding niet met een bestuurlijke boete worden afgedaan, indien de overtreding opzettelijk of roekeloos geschiedt en een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen tot gevolg heeft.

Winkeltijdenwet

Artikel 2

  1. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:

    1. op zondag;

    2. op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op eerste en tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur;

    3. op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur.

  2. Het is voorts verboden op de in het eerste lid bedoelde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

Artikel 3

  1. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden.

  2. De gemeenteraad kan bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in de verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op daartoe strekkend verzoek ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verboden te verlenen.

  3. De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Verordening winkeltijden gemeente Gorinchem 2012

Artikel 5

Zon- en/of feestdagenregeling

De verboden, vervat in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de wet, gelden niet op ten hoogste twaalf, door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen zon- en/of feestdagen per kalenderjaar.

Volledigheidshalve, omdat deze bepaling ontbreekt in de Vermande-wettenbundel:

Titel.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (1)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (1)

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: S. Blankenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd tot verwijdering van haar fiets wegens overtreding van artikel 5:12, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor Den Haag (APV). Daarbij is een begunstigingstermijn van 30 minuten gegeven, waarna de fiets feitelijk is verwijderd en opgeslagen. Dit besluit is op 13 november 2015 aan eiseres bekend gemaakt.

Bij besluit van 16 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2016.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door [persoon] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 oktober 2015, onder toepassing van bestuursdwang, de fiets van eiseres verwijderd en deze vervolgens opgeslagen wegens overtreding van artikel 5.12, eerste lid, van de APV. De beslissing om bestuursdwang toe te passen is op 13 november 2015 aan eiseres bekend gemaakt toen zij haar fiets kwam ophalen. De fiets stond op 28 oktober 2015 op het Koningin Julianaplein te Den Haag, gelegen voor het Centraal Station, binnen het van de rest van het Koningin Julianaplein afgescheiden gebied waarin fietsenrekken zijn geplaatst. Blijkens de in het dossier aanwezige foto was de fiets niet geplaatst in het fietsenrek, maar aan de buitenkant (zijkant) van het fietsenrek en daaraan vastgezet met een hangslot. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.

2. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

3. Ingevolge artikel 125, eerste en tweede lid, Gemeentewet, is het College bevoegd om bestuursdwang toe te passen, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert. Ingevolge artikel 5:12, eerste lid, van de APV is het verboden fietsen of bromfietsen buiten de daarvoor bestemde parkeervoorzieningen te laten staan op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen weg of weggedeelte. Bij besluit van 3 juni 2014 (DSB/2014.356) heeft verweerder een gebied rondom het Centraal Station, waarbinnen het Koningin Julianaplein valt, aangewezen als plaats, bedoeld in artikel 5:12 van de APV waar het verboden is (brom)fietsen buiten de daarvoor bestemde ruimtes te zetten dan wel te laten staan.

4.1. Eiseres voert aan dat niet duidelijk is wat het primaire besluit is. Voor zover het op 28 oktober 2015 aan de fiets gehechte label een besluit is, is het niet duidelijk wie het.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (2)

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen 2016/2017 (2)

Uitspraak

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2014 heeft het college appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) te beëindigen door de op het perceel, kadastraal bekend gemeente Beesd, sectie [.], nr. [....], aanwezige blokhut te verwijderen en verwijderd te houden.

Bij besluit van 6 januari 2015 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 juni 2015 heeft de rechtbank het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

(...)
4. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

Ingevolge artikel 2.3a, eerste lid, is het verboden een bouwwerk of deel daarvan dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten.

Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied, eerste herziening" rust op het perceel de bestemming "Uiterwaarden.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor, voor zover van belang, recreatielandjes, uitsluitend voor zover de gronden als zodanig op de plankaart zijn aangegeven.

Ingevolge het tweede lid, onder e, aanhef en onderdeel 1, geldt voor de bebouwing ten dienste van recreatielandjes dat, voor zover van belang, per perceel uitsluitend de bebouwing is toegestaan die voor wat betreft locatie, aantal, bouwhoogte en oppervlakte is opgenomen in de bij deze voorschriften behorende bijlage 3 'Overzicht Lingelandjes'.

Ingevolge het vierde lid, onder i, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, sub e, en toestaan dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen per afzonderlijk recreatielandje wordt vergroot met 50%, tot een maximum van 20 m2 per recreatielandje en met dien verstande dat

  • het aantal gebouwen per recreatielandje na vrijstelling niet meer dan 1 bedraagt;
  • het gebouw en de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landschappelijk, met gebruikmaking van gebiedseigen groen, worden ingepast, een en ander blijkend uit een door de op het recreatielandje rechthebbende overgelegd inrichtingsplan.

Ingevolge artikel 18, onderdeel A, onder 1, mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

Ingevolge het tweede.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2015/2016

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2015/2016

Uitspraak

201500929/1/A1.

ECLI:NL:RVS:2015:3025

Datum uitspraak: 30 september 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2014 in zaak nr. 14/1082 in het

geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Wageningen.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college de op 8 mei 2000 aan [appellante] verleende monumentenvergunning, de op 24 juli 2000 aan haar verleende bouwvergunning en de op 24 juli 2000 aan haar verleende sloopvergunning voor de verbouwing en restauratie van het pand op het perceel [locatie] te Wageningen ingetrokken.

Bij uitspraak van 18 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.F. Maat, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De aan [appellante] in 2000 verleende vergunningen hebben betrekking op de verbouwing en restauratie van het monumentale pand op het perceel [locatie] te Wageningen. Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college die vergunningen ingetrokken.

[appellante] heeft het pand op 31 december 2012 aan De Stichting Gemeente Wageningen Knapt Op (hierna: de Stichting) verkocht. [appellante] heeft desalniettemin nog belang bij de beoordelingvan het door haar ingestelde hoger beroep dan wel beroep nu de ingetrokken vergunningen aan haar zijn verleend en zij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade lijdt als gevolg van het besluit waarbij de vergunningen zijn ingetrokken.

2. Ingevolge artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, voor zover gedurende 26 weken, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

3. De bij besluit van 8 mei 2000 en afzonderlijke besluiten van 24 juli 2000 door het college verleende vergunningen worden gelet op de Invoeringswet Wabo gelijkgesteld met een omgevingsvergunning. Vaststaat dat niet binnen de in artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo genoemde termijn handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunningen, zodat het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bevoegd is om de verleende vergunningen in te trekken.

4. Tussen partijen is in geschil of het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het college heeft aan het besluit tot intrekking ten grondslag gelegd dat er gedurende.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2015/2016

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2015/2016

 

Bijlagen

Bijlage 1

Instantie: Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak: 24-06-2015

Zaaknummer: 15-2552 WWB

Rechtsgebieden: Socialezekerheidsrecht

Uitspraak:

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 maart 2014, 13/3400, 13/6260 en 13/6261 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Houten (college)

Procesverloop

Namens appellante heeft mr. K.C van Zetten, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2015. Namens appellante is verschenen mr. Van Zetten. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C.J. Vriesekoop.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Maatregel

1.1. Appellante heeft zich op 4 juli 2012 gemeld voor een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij de intake is met appellante gesproken over het project Morgen Starten (project). Tijdens dit gesprek heeft appellante te kennen gegeven dat zij elf weken zwanger is en in verband daarmee niet kan werken. Op verzoek van het college heeft de verzekeringsarts, A. Eikelenboom, op 24 juli 2012 een medisch onderzoek verricht naar de belastbaarheid en beperkingen van appellante. De verzekeringsarts heeft in een rapportage van 24 juli 2012 vastgesteld dat appellante, medisch gezien, in staat is om gedurende 15-20 uur per week, maximaal 3 tot 4 uur per dag, werkzaamheden te verrichten. Geadviseerd wordt om geen zwaar fysiek werk te verrichten, zoals zwaar tillen, duwen of trekken, maar rustig - mogelijk administratief - werk te verrichten. Vervolgens heeft op 27 juli 2012 een gesprek met appellante plaatsgevonden over deelname aan het project, waarbij is meegedeeld dat rekening kan worden gehouden met de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen. Tijdens dit gesprek heeft appellante wederom deelname aan het project geweigerd.

1.2. Bij besluit van 7 september 2012 heeft het college aan appellante met ingang van 4 juli 2012 bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande. Voorts heeft het college bij dat besluit, bij wijze van maatregel, de bijstand van appellante met ingang van 4 juli 2012 voor de duur van één maand met 100% verlaagd op de grond dat appellante heeft geweigerd om algemeen geaccepteerd werk te aanvaarden bij het project.

1.3. Bij besluit van 25 mei 2013 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 7 september 2012 gedeeltelijk gegrond verklaard en de maatregel gewijzigd in een verlaging van de bijstand met € 400,-. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante verwijtbaar geen gebruik heeft gemaakt van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB.

Intrekking en terugvordering

1.4. Per 29 november 2012 staat appellante in de gemeentelijke basisadministratie.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2014/2015

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen winter 2014/2015

Bijlagen

Bijlage 1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Delta Park Neeltje Jans B.V. (hierna: Delta Park), gevestigd te Vrouwenpolder, gemeente Veere, appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 december 2013 in zaak nr. 13/2916 in het geding tussen:

Delta Park en de minister van Infrastructuur en Milieu.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2013 heeft de minister aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Windpark OSK B.V. (hierna: vergunninghoudster) een vergunning als bedoeld in artikel 6.5, aanhef en onder c, van de Waterwet in samenhang met de artikelen 6.12 en 6.14 van het Waterbesluit verleend voor het oprichten en behouden van een windmolenpark in de buitenbeschermingszone van de Oosterscheldekering.

De vergunning is verleend tot en met 31 december 2032.

Bij uitspraak van 5 december 2013 heeft de rechtbank het door Delta Park daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Delta Park hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2014, waar Delta Park, vertegenwoordigd door haar directeur, bijgestaan door mr. S.M.L.W. van Boven, advocaat te Middelburg, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. de Bruijne, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, als partij gehoord.

Overwegingen

  1. Ter zitting heeft Delta Park haar hogerberoepsgrond met betrekking tot de buitenbeschermingszone, die na toekomstige verzwaringen dient als extra reserve voor de bescherming van de waterkering, ingetrokken.
  2. Vergunninghoudster heeft vergunning gevraagd voor het oprichten en behouden van een windmolenpark in de Oosterscheldekering. Het windpark wordt opgericht op de voormalige bouwdokdammen van het voormalige werkeiland Neeltje Jans. Op dit eiland exploiteert Delta Park een themapark met onder meer een voorlichtingscentrum over de Deltawerken en een rondvaartboot.
  3. Delta Park betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Waterwet een ruime doelstelling heeft die het toetsingskader vormt voor besluiten als hier aan de orde. Volgens Delta Park heeft de rechtbank zich ten onrechte aangesloten bij het oordeel van de Afdeling in haar uitspraak van 14 augustus 2013 in zaak nr. 201300283/1/A4. Zij verwijst in dit verband naar de geschiedenis van de totstandkoming van de Waterwet (Kamerstukken II 2006-2007, 30 818, nr. 3, blz. 7-16) en betoogt dat het toetsingskader van de Waterwet zich niet beperkt tot artikel 2.1 van deze wet. Volgens haar heeft de minister ten onrechte niet beoordeeld of het realiseren van het windmolenpark in een bestemmingsplan is vastgelegd en is het onduidelijk of het windmolenpark voldoet aan de veiligheidseisen voor het personeel en de bezoekers van Delta Park. Dit laatste is volgens Delta Park van belang, omdat zij deel uitmaakt van een watersysteem met een maatschappelijke functie. Delta Park betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat voornoemde belangen moesten worden meegewogen.
  4. .....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2014/2015

Bestuursrecht 2 - RUG - Oefententamen herfst 2014/2015

Vragen

Vraag 1

Op 8 februari 2014 gaat een controleambtenaar op bezoek bij het jeugdhonk om toezicht te houden op de naleving van de Drank- en Horecawet, onder andere op de regel dat er geen (sterke) drank wordt verkocht aan jongeren onder de 18 jaar. De controleambtenaar ziet aan de bar in het jeugdhonk een jongen om een Malibu-Jus vragen waarna het barmeisje de jongen vraagt zich te legitimeren en dat deze aangeeft zich niet te kunnen legitimeren. Hierop zegt de jongen die na de eerste jongen was binnengekomen (hierna: de tweede jongen), dat hij zich wel zou legitimeren. Nadat het barmeisje het legitimatiebewijs van de tweede jongen had bekeken, rekent zij de Malibu-Jus af met de eerste jongen - die zich niet kon legitimeren -, aldus de controleambtenaar. De controleambtenaar stelt een proces-verbaal op waarna de burgemeester van Rhenen op grond van artikel 20 lid 1 Drank- en Horecawet een bestuurlijke boete oplegt.

  1. Kan de burgemeester de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van (onder andere) artikel 20 lid 1 van de Drank- en Horecawet delegeren en/of mandateren aan het afdelingshoofd Handhaving van de gemeente Rhenen? (drie punten)
  2. Stel (los van het antwoord op vraag 1a) dat er inderdaad een rechtsgeldige Mandateringsregeling bestaat voor het opleggen van bestuurlijke boetes op grond van de Drank- en Horecawet door het afdelingshoofd Handhaving. Het afdelingshoofd is voornemens een bestuurlijke boete op te leggen naar aanleiding van het proces-verbaal van de controleambtenaar. De burgemeester heeft echter het proces-verbaal ook gelezen en is van mening dat het opleggen van een bestuurlijke boete niet juist is, omdat het volgens hem niet duidelijk is of de Malibu-Jus aan de eerste of de tweede jongen is verstrekt. Wat kan de burgemeester nu doen? (twee punten)

Vraag 2

  1. Moest de controleambtenaar zich bij binnenkomst van het jeugdhonk bekendmaken en legitimeren? (twee punten)
  2. 2Op de avond dat de controleambtenaar de overtreding constateert gaat hij in gesprek met de eigenaar over het voorval en over het eventueel opleggen van een bestuurlijke boete door de burgemeester naar aanleiding hiervan. De eigenaar weigert echter antwoord te geven op de vragen en de controleambtenaar zegt hierop dat de eigenaar wel verplicht is antwoord te geven, gelet op het bepaalde in artikel 5:16 en 5:20 lid 1 Awb. Heeft de controleambtenaar gelijk? (drie punten)

Vraag 3

De eigenaar van het jeugdhonk zegt dat hij zijn personeel goed heeft geïnformeerd en maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat alcoholhoudende drank wordt verstrekt aan personen jongen dan 18 jaar en dat hem daarom geen boete kan worden opgelegd. Zo staat telkens in de personeelsgids gemeld dat om legitimatie moet worden gevraagd en draait de eigenaar een filmpje af voor nieuwe medewerkers die betrekking heeft op jongeren onder de 18 jaar. Waar doet de eigenaar een beroep op? (drie punten).....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

Access: 
Public

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2018/2019

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2018/2019

Bijlage

Landbouwkwaliteitswet

Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.

Artikel 11
De BKD is belast met:

  1. het toezicht op de naleving van regels ten aanzien van teeltmateriaal van bloembollen;
  2. de keuring van teeltmateriaal van bloembollen.

Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.

Drank- en Horecawet 2019 (bewerkt)

Artikel 3

  1. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.

Artikel 30

  1. De burgemeester kan ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
  2. De burgemeester kan voorts ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, voor een aaneengesloten periode van ten hoogste drie dagen indien naar zijn oordeel sprake is van een sociaal-cultureel evenement.
  3. Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt gesteld op het formulier model C of een elektronische informatiedrager.
  4. De burgemeester kan hygiënevoorschriften verbinden aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid.

APV Langsingerland

Artikel 2:25

  1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
  2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
    1. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 75 personen;
    2. het evenement tussen 7.00 en 21.00 uur plaats vindt;
    3. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 20.00 uur;
    4. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten.

Vragen

In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen hiervoor bijeen te krijgen, wil de organisatie van de Laagzandse feestweek

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2017/2018

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2017/2018

Vragen

Wet op discotheken

Artikel 33

  1. Er is een discothekenautoriteit.
  2. De discothekenautoriteit is gevestigd te ’s-Gravenhage.
  3. De discothekenautoriteit heeft rechtspersoonlijkheid.

Artikel 33a

Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.

Artikel 33b

De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergun­ningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)

Artikel 3

  1. Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking in­trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
    1. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benut­ten, of
    2. strafbare feiten te plegen.

(...)

APV Den Haag 2009

Artikel 12.2

  1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een discotheek te vestigen of te exploiteren.
  2. De burgemeester kan uitsluitend voor maximaal 3 (drie) discotheken een vergunning ver­lenen voor die delen van de gemeente die op de van de verordening deel uitmakende kaart zijn aan­gegeven, waarbij per zone maximaal 1 (één) vergunning kan worden verleend.

Artikel 12.3

De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  1. een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de discotheek en in welk aantal drankbarren worden opgesteld;
  2. een verklaring waaruit blijkt, dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;
  3. een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechts­persoon is, vandegene(n) die de onderneming krachtens de bij te voegen statuten vertegenwoordig(en)t en van de beheerder(s).

Artikel 12.4

  1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd. De beslissing wordt alleen verdaagd als de complexiteit van de aanvraag dat noodzakelijk maakt
  2. Op aanvragen om vergunning wordt beslist in de volgorde waarin de aanvragen, met bijbehorende bescheiden, zijn ontvangen.

Artikel 12.5

  1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraag­baar.
  2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder(s) vermeld.
  3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:
    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2016/2017

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2016/2017

    Vragen

    Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen

    1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies.

    Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen

    1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon.

    Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland

    1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet.

    2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’  en is gevestigd te Arnhem.

    Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland

    De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn:

    a. het algemeen bestuur;

    b. het dagelijks bestuur;

    c. de voorzitter.

    Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994

    1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

    Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer 

    De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:  a. de volgende borden:

    I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft;

    (…)

    Artikel 5:19 APV Arnhem 

    1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

    2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

    3. De vergunning kan worden geweigerd:

    a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 

    4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid.

    De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens de gemeenteraad niet milieubewust genoeg, de bussen moeten allen verdwijnen.

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2015/2016

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2015/2016

    Vragen

    Artikel 4 Flora- en faunawet
    1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt:
    a. alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; (…)
    2. Als beschermde inheemse diersoort kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen diersoorten die van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd; (…)
    3. De aanwijzing van een diersoort als beschermde inheemse diersoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.

    Artikel 9 Flora- en faunawet
    Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

    Artikel 68 Flora- en faunawet
    1. Gedeputeerde staten kunnen, indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 9:
    a. ter voorkoming van schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;
    b. ter voorkoming van schade aan flora en fauna; (…)

    Artikel 83 Flora- en faunawet
    1. Er is een Faunafonds, dat tot taak heeft:
    a. het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;
    b. het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten;
    c. gedeputeerde staten van de provincies van advies te dienen over de uitvoering van taken, hen bij of krachtens deze wet opgedragen; (…)
    2. Het Faunafonds tracht de in het eerste lid omschreven doelen te bereiken door het ter hand nemen of bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, het bevorderen van voorlichting en opleiding en door het treffen van andere maatregelen, die voor de verwezenlijking van de in het eerste lid omschreven doelen van belang kunnen zijn.
    3. Het Faunafonds bezit rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel te 's-Gravenhage.

    Artikel 85 Flora- en faunawet
    1. Het bestuur van het Faunafonds bestaat uit negen leden, waaronder de voorzitter.
    2. De leden van het bestuur hebben op persoonlijke titel zitting in het bestuur en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.
    3. De leden bezitten deskundigheid op het gebied van jacht, landbouw, natuurbescherming en dierenwelzijn.

    In de provincie

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2014/2015

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2014/2015

    Vragen

    Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen

    Artikel 2:19 Vergunning evenementen

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. [….]

    3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien:

    – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of

    – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat.

    Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

    Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand

    1. Er is een raad voor rechtsbijstand.

    2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort.

    3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid.

    4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies.

    5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen.

    Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand

    1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte.

    2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies.

    3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

    De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.

    Vraag 1a

    Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in bij het college van GS van de provincie Groningen. Twee

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2012/2013

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2012/2013

    Vragen

    Bestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)

    Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)

    • Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
    • In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 gelden voor het aanvragen van een vergunning de volgende termijnen en criteria:
    • voor aanvragen voor een vergunning voor grote evenementen geldt een termijn van veertien weken;
    • voor aanvragen voor een vergunning voor middelgrote evenementen geldt een termijn van zes weken;
    • voor zeer grootschalige evenementen wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd en geldt een termijn van 14 weken;
    • aanvragen voor evenementenvergunningen kunnen slechts per kalenderjaar worden ingediend. Aanvragen voor meerdere achtereenvolgende kalenderjaren worden niet in behandeling genomen.
    • Naast de weigeringsgronden genoemd in artikel 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien:
    • de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich naar het oordeel van de burgemeester verzetten tegen het houden van een evenement of
    • door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat.
    • De burgemeester kan gebieden en periodes aanwijzen waarin beperkingen worden gesteld aan het aantal te houden evenementen.

    Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.

    Vraag 1a

    Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?

    Vraag 1b

    De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?

    Vraag 2

    Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?

    De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.

    Vraag 3a

    Onder welke voorwaarden kan de ‘Stichting Stop het geluid’ worden aangemerkt als belanghebbende

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (1)

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (1)

    Vragen

    Soms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.

    Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:

    “De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”

    Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:

    “De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”

    Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.

    Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:

    “De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”

    Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:

    “In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;

    b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”

    Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:


    “1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.

    2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”

    Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:

    “Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”

    Vraag 1a

    Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.

    Vraag 2a

    En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?

    Dient de beslissing door het LBIO ter vaststelling van de ouderbijdrage (als bedoeld in artikel 73,

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (2)

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (2)

    Vragen

    Velp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.

    De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.

    Vraag 1

    Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?

    Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.

    Vraag 2a

    Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?

    Vraag 2b

    De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?

    Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”

    Vraag 3a

    Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?

    Vraag 3b

    De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?

    Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).

    Vraag 4a

    Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.

    Vraag 4b

    Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?

    De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:

    Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor slopen

    Het college van Burgemeester en Wethouders weigert een

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (1)

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (1)

    Vragen

    Op de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:

    Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.

    Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur

    Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.

    Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning

    Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.

    De kosten (leges)

    De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.

    De aanvraag

    Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).

    De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.

    Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.

    Vraag 1a

    Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.

    Vraag 1b

    Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.

    Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het college de gevraagde vergunning af te wijzen. Over welke rechtsbeschermingsmogelijkheden

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (2)

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (2)

    Vragen

    Op 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.

    Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).

    Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.

    Vraag 1a

    Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?

    Vraag 1b

    Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?

    Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”

    Vraag 2

    Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?

    De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).

    Artikel 136 APVU luidt als volgt:

    ‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’

    Vraag 3a

    Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?

    Vraag 3b

    Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.

    Artikel 137 APVU luidt als volgt:

    ‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’

    Vraag 4

    Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?

    Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk. In de besluiten- lijst van hun vergadering van 19 juni

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

    Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

    In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

    Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

    Access: 
    Public

    Study Notes & Sheet Notes Bestuursrecht: Inleiding - RUG

    Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

    Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

    Image

    Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het het vak Bestuursrecht 1 in 2015-2016.

    College 1

    Wat is bestuursrecht?

    Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

    We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

    Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

    De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

    Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

    De verhouding tot andere gebieden

    Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij geschillen in het bestuursrecht altijd algemene belangen meespelen. Het privaatrecht regelt dan ook de rechtsbetrekking tussen burgers terwijl in het bestuursrecht de.....read more

    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

    Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

    In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

    Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

    Access: 
    Public

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1

    Vragen

    Casus I

    Vragen naar aanleiding van het arrest Vuurwerkvrije zone Hilversum ABRvS ECLI:NL:RVS:2016:3342

    Vraag 1a

    Wat was er in dit arrest aan de hand? Tegen welk besluit wordt er geprocedeerd? Op welk besluit is dat in rechte bestreden besluit gebaseerd? En op welke wet in formele zin is het besluit uiteindelijk gebaseerd?

    Vraag 1b

    Wie zijn opgekomen tegen het bestreden besluit en waarom?

    Vraag 1c

    Hoe heeft het college de bevoegdheid voor de Aanwijzingsbesluit verkregen?

    Vraag 2a

    In het arrest speelt o.a. de vraag of art. 2.7.3 APV onverbindend is, gelet op art. 172 en art. 160 Gemeentewet. Leg uit waarom die vraag is gerezen en welk antwoord de Afdeling bestuursrechtspraak geeft.

    Vraag 2b

    Zoek de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rb. Midden-Nederland in deze zaak (ECLI:NL:RBMNE:2014:6907) op rechtspraak.nl. Welke redenering volgde de Voorzieningenrechter om tot een andersluidend oordeel te komen dan de Afdeling bestuursrechtspraak?

    Vraag 2c

    In het arrest Fluoridering (HR 22 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AD2208) overwoog de Hoge Raad: ‘dat de toevoeging van stoffen aan het drinkwater teneinde daar- mee een geheel buiten de eigenlijke drinkwatervoorziening gelegen doel te dienen daarom een maatregel is van zo ingrijpende aard dat, zonder wettelijke grondslag, niet kan worden aangenomen dat een waterleidingbedrijf daartoe bij de vervulling van de hem in art. 4 lid 1 van de Wet opgedragen taak de vrijheid heeft ́. Is het instellen van een vuurwerkvrije zone zo ingrijpend dat het gemeentebestuur van Hilversum daartoe niet de vrijheid heeft zonder wettelijke grondslag? Leg uit.

    Vraag 2d

    Het begrip ‘zo ingrijpend’ uit het Fluorideringsarrest is nogal onbepaald. Is overheidshandelen nog mogelijk, indien dat niet is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheidsgrondslag?

    Vraag 2e

    Leg uit waarom zowel art. 89 lid 2 Grondwet, Methadonbriefarrest als het Fluorideringsarrest relevant zijn voor het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.

    Vraag 3a

    De appellanten voerden tegen de regeling van de vuurwerkvrije zone in de APV aan, dat de regeling onverbindend zou zijn, omdat het in strijd is met het Vuurwerkbesluit. Wat is het oordeel van de ABRvS?

    Vraag 3b

    In rechtsoverweging 6.2 van bovenstaande uitspraak wordt ingegaan op het in art. 3:4 Awb gecodificeerde specialiteitsbeginsel. Wat houdt dat beginsel in en op welke wijze is het gerelateerd aan het legaliteitsbeginsel?

    Vraag 3c

    Zijn er redenen om de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel in de sociale rechtsstaat uit te breiden tot (feitelijk) ingrijpend overheidsoptreden?

    Casus II

    Vragen naar aanleiding van het arrest Wielerronde ’s-Gravendeel ARRvS 02-06-1986, ECLI:NL:RVS:1986:AM9455

    Vraag 1

    Wat is er in dit arrest aan de hand? Tegen welk(e) besluit(en) van het college van B&W procedeert de heer D. Visser?

    Vraag 2

    In bovenstaand geschil blijkt de gemeente ’s-Gravendeel het parcours van de op 18 augustus 1984 te houden wielerronde te hebben verpacht aan het comite van de R.C. De Hoeksche Renners. Is die rechtshandeling publiekrechtelijk van aard?

    Vraag 3a

    De Drank- en Horecawet (nu art. 35 DHW) biedt het gemeentebestuur

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2

    Vragen

    Vraag 1

    Geef voor alle onderdelen aan in hoeverre het daar al dan niet gaat om krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub a Awb, bestuursorganen ex art. 1:1 lid 1 sub b Awb dan wel uitgezonderde organen ex art. 1:1 lid 2 Awb.

    1. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
    2. Minister van Economische zaken en Klimaat Wiebes;
    3. De gemeente Loppersum
    4. Wethouder Pier Prins
    5. Overheidsdienst Groningen
    6. Voorzitter van de stichting Gronings landschap
    7. Secretaresse mevrouw W. Seytenbach van het ministerie van Economische zaken en Klimaat
    8. De Tweede kamer
    9. De secretaris-generaal van het ministerie van Algemene zaken
    10. Koning Willem-Alexander

    Casus I

    Vragen naar aanleiding van het arrest Het Belgisch diploma voor sociale hygiëne Rb. Den Haag 20-03-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6929

    Vraag 1

    Wat is de rechtsvraag?

    Vraag 2

    Wie is eiseres en wie is verweerster?

    Vraag 3

    Blijkens haar uitspraak heeft de rechtbank ambtshalve een oordeel gegeven over de vraag of verweerster een bestuursorgaan is. Leg aan de hand van de relevante bepaling uit de Awb uit op welke wijze de rechtbank tot een antwoord is gekomen.

    Vraag 4a

    De rechtbank stelt het volgende: “uit het voorgaande volgt dat verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 sub b Awb. Is het naar uw oordeel relevant of verweerster een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb of in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb is?

    Vraag 4b

    De rechtbank vervolgt: “hieruit volgt dat de brief van 27 februari 2012 als besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt waartegen bezwaar gemaakt kon worden”. Is naar uw oordeel –gelet op de relevante bepalingen uit hoofdstuk I van de AWB- steeds sprake van een besluit in de zin van de awb als een bestuursorgaan een brief schrijft?

    Vraag 5

    De rechtbank overweegt ook: “Anders dan verweerster betoogt is de rechtbank van oordeel dat voor het in rekening brengen van kosten voor een aanvraag door verweerster een wettelijke grondslag is vereist” – Bent u het –gelet op de stof van de eerste collegeweek van het vak Bestuursrecht 1- eens met het oordeel van de Rechtbank?

    Casus II

    Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Stek Jeugdhulp ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3318

    Vraag 1

    Beschrijf de casus.

    Vraag 2

    Waarom meent de appellant van doen te hebben met een bestuursorgaan?

    Casus III

    Vragen naar aanleiding van het arrest Het vooringenomen gemeenteraadslid ABRvS 20-03-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4957

    Vraag 1

    Wat is de casus en welke rechtsvraag moet er beantwoord worden?

    Vraag 2

    Is een gemeenteraadslid een bestuursorgaan? En de gemeenteraad?

    Vraag 3

    Geef aan waarom de Afdeling oordeelt dat artikel 28 van de Gemeentewet strikt moet worden uitgelegd.

    Vraag 4

    Onder welke omstandigheden zal de bestuursrechter volgens de afdeling moeten oordelen dat een besluit (op bezwaar) van de gemeenteraad in strijd is met artikel 2:4

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3

    Vragen

    Casus I

    Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Leefbaar Buitengebied & Stichting VROM? ABRvS 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431

    Vraag 1

    Waar gaat dit arrest over?

    Vraag 2

    In het arrest Stichting Openbare Ruimte heeft de Afdeling bepaald dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Wat is de ratio daarvan?

    Vraag 3a

    Waarom concludeert het college dat de Stichting Leefbaar Buitengebied geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken?

    Vraag 3b

    Wat is de beslissing van de Afdeling over de feitelijke werkzaamheden van Stichting Leefbaar Buitengebied?

    Vraag 4

    Lees in r.o. 2.4 en 2.5 de statutaire doelstellingen van de Stichting Leefbaar Buitengebied en de Stichting VROM?. Wat valt u op aan deze doelstellingen in het licht van de stan- daarduitspraak Stichting Openbare Ruimte en het oordeel van de Afdeling ten aanzien van de statutaire doelstellingen?

    Casus II

    Vragen naar aanleiding van het arrest Het belanghebbende bestuursorgaan ABRvS 29-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3274

    Vraag 1

    Beschrijf de casus.

    Vraag 2

    Op welke wijze moet in het algemeen worden beoordeeld of een bestuursorgaan belanghebbende in de zin van de Awb is?

    Vraag 3

    Leg aan de hand van de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:3970) uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de rechtbank geen belanghebbende is in de zin van de Awb.

    Vraag 4

    Leg uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de Afdeling bestuursrechtspraak wel belanghebbende is in de zin van de Awb.

    Casus III

    Vragen naar aanleiding van het arrest Mestbassin Mechelen ABRvS 23-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271

    Vraag 1

    Beschrijf de casus.

    Vraag 2a

    Sinds maart 2016 hanteert de Afdeling bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het bepalen van de belanghebbendheid een gelijkluidende standaardoverweging als bij andere besluiten die leiden tot activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, de verlening van een evenementenvergunning of een omgevingsvergunning bouwen).

    Hoe luidt de standaardoverweging?

    Vraag 2b

    Leg uit op welke van de EPOAD-criteria uit het redeneerschema deze standaardoverweging betrekking heeft. Was dat ook het geval in de uitspraak van maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737)?

    Vraag 2c

    Hoe past de Afdeling in deze uitspraak de standaardoverweging toe?

    Vraag 3

    Bespreek aan de hand van de annotatie van Tolsma in AB 2017/348 (punt 3 en 4) welke kanttekening kan worden gezet bij het vaststellen van de kring van belanghebbendheid zoals de Afdeling in r.o. 3.2 schetst.

    Casus IV

    Vragen naar aanleiding van het arrest Evenementenvergunning defilé Veteranendag ABRvS 09-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3764

    Vraag 1

    Geef de casus van dit arrest weer.

    Vraag 2

    Is bij het beoordelen van de belanghebbendheid relevant of de Vereniging Veterans MC Netherlands feitelijke werkzaamheden verricht? Waarom wel/niet?

    Vraag 3

    Welke redenering volgen de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4

    Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4

    Vragen

    Casus I

    Vragen naar aanleiding van het arrest Monumentale schapenboet ABRvS 06-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3352

    Vraag 1

    Waarover gaat dit arrest?

    Vraag 2

    Beargumenteer of u het eens bent met het standpunt van de Afdeling dat sprake is van beoordelingsruimte;

    Vraag 3

    In de uitspraak komt naar voren dat sprake is van een monumentale schapenboet. Stel dat het college van B&W deze schapenboet heeft geplaatst op de lijst van beschermde monumenten op grond van de Erfgoedverordening 2013 gemeente Bergen:

    Artikel 1

    In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder: gemeentelijk monument: een onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

    Artikel 3

    1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
    2. Een voornemen om toepassing te geven aan lid 1 wordt door het college schriftelijk bekendge- maakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak d

    Leg uit dat het college van B&W zowel beoordelingsvrijheid als beleidsvrijheid heeft bij aanwijzen van een gemeentelijk monument

    Vraag 4

    Wat betekent dit voor de wijze van toetsing door de bestuursrechter?

    Vraag 5

    Beredeneer welke belangen een rol spelen bij de belangenafweging om een onroerende zaak al dan niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.

    Casus II

    Vragen naar aanleiding van het arrest Ongeldigverklaring rijbewijs ABRvS 01-02-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2415

    Vraag 1

    Beschrijf de casus

    Vraag 2

    Beargumenteer of het CBR volgens de Afdeling bestuursrechtspraak over beoordelingsruimte of bestuursvrijheid beschikt bij de uitoefening van artikel 132 lid 2 Reglement rijbewijzen.

    Vraag 3

    Waarom is appellant van oordeel dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd?

    Vraag 4

    Is de afdeling bestuursrechtspraak het op dit punt eens met appellant?

    Casus III

    Artikel 2:37 Kennisgeving voetbalwedstrijden

    1.  
      1. De organisator van een voetbalwedstrijd in het kader van het betaald voetbal is verplicht tenminste vier weken voor de vastgestelde speeldag de burgemeester daarvan in kennis te stel- len;
      2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de onder a bepaalde termijn voor zover de openbare veiligheid niet in het geding komt.
    2. Bij de kennisgeving wordt gebruik gemaakt van een door de burgemeester vastgesteld for- mulier waarop in ieder geval opgave wordt gedaan van:
      1. de plaats waar en het tijdstip waarop de wedstrijd wordt gehouden;
      2. het verwachte aantal toeschouwers en
      3. de mogelijkerwijs te verwachten wanordelijkheden en de maatregelen die de organisator neemt om deze te voorkomen.
    3. De burgemeester kan met betrekking tot een voetbalwedstrijd aan de organisator daarvan voorschriften opleggen in het belang van de openbare orde en veiligheid alsmede ter voorko- ming of opheffing van hinder. Van de op te leggen voorschriften wordt de organisator tijdig in kennis gesteld.

    Artikel 2:39 Verboden voetbalwedstrijd

    1. De burgemeester kan het doen spelen van een voetbalwedstrijd verbieden:
      .....read more
      Access: 
      Public
      Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5

      Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5

      Vragen

      Casus I

      Vragen naar aanleiding van het arrest Jetski ABRvS 18-09-2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE7801

      Vraag 1

      Beschrijf de casus

      Vraag 2a

      Op grond van welke wettelijke bepaling(en) heeft de minister de bevoegdheid om de regeling snelle motorboten Rijkswateren vast te stellen?

      Vraag 2b 

      Bevat de bevoegdheid van Minister beleidsvrijheid?

      Vraag 3

      Wat bepaalt de betreffende regeling over de belangen die bij het uitoefenen van de betreffende bevoegdheid kunnen worden meegenomen?

      Vraag 4

      Waarom had de minister volgens de appellanten de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 moeten wijzigen?

      Vraag 5a

      Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel wordt onderscheid gemaakt tussen algemene, openbare belangen en concrete particuliere belangen. Wat is het verschil tussen deze belangen?

      Vraag 5b

      Welke algemene belangen doen zich voor in deze casus?

      Vraag 5c

      Welke particuliere belangen doen zich voor in deze casus?

      Vraag 6a

      Bij toepassing van het specialiteitsbeginsel voor het verlenen van vergunning wordt onderscheid gemaakt tussen precieze, de gematigde en de rekkelijke opvatting. Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het weigeren van een aangevraagde vergunning?

      Vraag 6b

      Welke belangen kunnen volgens de gematigde opvatting leiden tot het stellen van voorschriften aan een vergunning?

      Vraag 7

      Waarom is uiteindelijk een wijziging van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 terecht geweigerd?

      Vraag 8

      Bestuursrechters zullen niet snel een bestreden besluit vernietigen vanwege strijd met specialiteitsbeginsel. Ook niet in deze uitspraak. Hoe komt dat?

      Casus II

      Vragen naar aanleiding van het arrest Sinterklaasintocht en zwarte Piet ABRvS 12-11-2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117

      Vraag 1

      Beschrijf de casus

      Vraag 2

      Waarom had de burgemeester volgens appellanten geen evenementenvergunning mogen verlenen voor de jaarlijkse sinterklaasoptocht in 2013?

      Vraag 3

      Wat is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak de kernvraag die in hoger beroep beantwoord moet worden?

      Vraag 4

      Leg uit aan de hand van welke bepaling(en) uit de APV van Amsterdam de burgemeester om een evenementenvergunning te verlenen dient te beoordelen. Betrek in uw antwoord of deze bevoegdheid beleidsvrijheid bevat.

      Vraag 5

      Wat bepaalt de betreffende regeling over het verbinden van voorschriften/beperkingen aan de vergunning?

      Vraag 6a

      Hoe bepaal je welke belangen mee mogen wegen bij de belangenafweging in het geval een vergunning is aangevraagd?

      Vraag 6b 

      Waarom is de burgemeester het niet eens met de uitspraak van de Rechtbank?

      Vraag 6c

       Leg uit hoe de Afdeling bestuursrechtspraak in deze uitspraak vaststelt wat de reikwijdte is van de belangenafweging?

      Vraag 7

      Waarom is de burgemeester naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak in dit geval niet gehouden om te beoordelen of artikel 8 EVRM aan verlening van de vergunning in de weg staat?

      Casus III

      Vragen naar aanleiding van het arrest Ligplaatsvergunning Delfzijl ABRvS 03-02-2016, ECLI:NL:RVS:2016:196

      Vraag 1

      Beschrijf de casus

      Vraag 2a

      Beredeneer  op welke bepaling(en) uit de APV van Delfzijl het besluit van het college van B&W van 15 januari is gebaseerd.

      Vraag 2b

      bevat deze bevoegdheidsgrondslag beleidsvrijheid?

      Vraag 3a

      Bij besluit van 13 juni

      .....read more
      Access: 
      Public
      Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6

      Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6

      Vragen

      Casus I

      Vragen naar aanleiding van het arrest College van Beroep voor het bedrijfsleven 17-08-2010, ECLI:NL:CBB:2010:BN4328

      En de volgende brief van het college van B&W Noordenveld

      Brief van het college van B&W van de gemeente Noordenveld aan de heer Van der Weide
      ---------------------------------------------
      Aan de heer H.D. van der Weide
      Roterij 23
      9876 AB Peize

      Roden, 28 augustus 2017

      Geachte heer Van der Weide,

      U bent eigenaar van een bruin-witte Drentsche Patrijshond, roepnaam Quibus. Op grond van ingediende klachten dient deze Drentsche Patrijshond te worden aangemerkt als gevaarlijk in de zin van artikel 29, aanhef en onder d, APV Noordenveld. Daarom gelasten wij u er zorg voor te dragen dat uw hond Quibus zich niet op de openbare weg kan be- vinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf of muilband.

      De door u voor deze hond gebruikte muilband beschouwen wij niet als doelmatig, daar de hond ondanks deze band uw buurman, de heer Tollema, heeft kunnen verwonden. Deze last gaat in met ingang van de dag na ontvangst van deze brief.

      Hoogachtend,

      Namens het college van B&W van Noordenveld

      De Burgemeester
      De Secretaris
      ---------------------------------------------
      Artikel 29 APV Noordenveld bepaalt dat de rechthebbende op een hond verplicht is er voor zorg te dragen dat: (...) d. die hond zich niet op de openbare weg kan bevinden, anders dan aangelijnd, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilkorf en muilba

      Vraag 1

      Leg uit op welke grond het CBb in de casus "Herplantplicht" tot de conclusie is gekomen dat de beslissing van het bestuursorgaan wel/geen rechtsgevolgen had. 

      Vraag 2

      Welke vier beslissingen zijn in de brief van het college van de gemeente Noorderveld te vinden?

      Vraag 3

      leg uit op grond van welke argument(en) de bestuursrechter ter zake van elk van die vier beslissingen tot de conclusie zou komen dat deze wel/geen rechtsgevolgen hebben?

      Vraag 4

      Waar hangt het blijkens de casus “Herplantplicht” en “aanlijnplicht” vanaf of een beslissing van een bestuursorgaan rechtsgevolg heeft?

      Vraag 5

      Zoek en lees via rechtspraak.nl de recente uitspraak van 20 december 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:3514. Welke conclusie kunt u na lezing trekken over het begrip ‘rechtshandeling’?

      Casus II

      Vragen naar aanleiding van het arrest Melding uitweg o.g.v. de APV Leeuwarden, ABRvS 14-01-2015, ECLI:NL:RVS:2015:14

      Vraag 1

      Stel dat het college van B&W van de gemeente Leeuwarden een melding ontvangt in de zin van art. 2.12 lid 1 APV Leeuwarden en onmiddellijk schriftelijk beslist de uitweg te verbieden. Is die beslissing een besluit in de zin van art. 1:3 Awb? Leg uit.

      Vraag 2 

      Stel dat degene die een uitweg wil aanleggen daarvoor een stuk grond van 4 bij 2 meter nodig heeft dat in eigendom is bij de gemeente (bijv. een strook openbaar groen). Het college

      .....read more
      Access: 
      Public
      Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7

      Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7

      Vragen

      Casus I

      Vragen naar aanleiding van het arrest Reiskosten MBO-scholier, ABRvS 08-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2162

      Vraag 1

      Zet in het kort de casus uiteen.

      Vraag 2 

      Waarom had de rechtbank (in eerste aanleg) het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard?

      Vraag 3

      Tegen welk besluit is het beroep van appellante gericht? Wat is het rechtskaraker van dat besluit?

      Vraag 4 

      In hoger beroep spelen de nadere subsidieregels Reiskostenvergoeding minderjarige mbo-scholieren 2013-2015 (de Regeling) een belangrijke rol. Wat is het rechtskarakter van het besluit?

      Vraag 5

      De aanvraag van appellante is geweigerd gelet op artikel 4 en 7 van de Regeling. Beschikte het college van gedeputeerde staten van Limburg over beleidsvrijheid bij het uitoefenen van die bevoegdheid?

      Vraag 6

      Het geschil illustreert duidelijk het verschijnsel van gelede normstelling in het publiekrecht. Geef de verschillende lagen van de normstelling weer tot aan het besluit van 11 oktober 2013

      Vraag7a

      De afdeling verwijst in bovenstaande uitspraak naar de standaarduitspraak Landbouwvliegers. Op welke wijze kan een algemeen verbindend voorschrift ondanks art. 8:3 Awb toch worden voorgelegd aan de bestuursrechter?

      Vraag 7b

      Aan welke twee eisen dient een algemeen voorschrift volgens bovenstaande uitsprak te voldoen en op welke wijze moet de bestuursrechter toetsen en waarom?

      Vraag7c 

      Ziet u een verschil met de overwegingen van de afdeling in bovenstaande zaak?

      Vraag7d

      Kunt u de verschillen in de formulering vinden? Verwacht u na lezing van de nieuwe overweging een minder of een meer terughoudende wijze van toetsing?

      Vraag7e

      Kunt u verschillen aanduiden tussen de toetsing door de HR in de standaarduitspraak landbouwvliegers, de ABRvS in de bovenstaande zaak en die van de CRvB in de standaarduitspraak PGB thomashuis-bewoners? Welke wijze acht u het meest geschikt in de huidige democratische rechtsstaat?

      Vraag7f

      Acht u het mogelijk dat een AVV onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het motiveringsbeginsel?

      Vraag 8

      In hoeverre sluit de Awb aan bij de overwegingen van de Afdeling in bovenstaande uitspraak en/of bij de standaarduitspraak Landbouwvliegers van de Hoge Raad?

      Voorafgaand aan de standaarduitspraak Landbouwvliegers was de rechter van oordeel dat algemeen verbindende voorschriften niet aan ongeschreven recht mochten worden getoetst (zelfs niet als deze afkomstig waren van een bestuursorgaan). Waarom?

      Casus II

      Vragen naar aanleiding van het arrest Aanwijzingsbesluit Zijkanaal D, ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510

      Vraag 1

      Zet de casus uiteen

      Vraag 2 

      In r.o. 7.1 is de volgende zin te lezen: ‘De gemeente heeft aan de Regionale directie te kennen gegeven handhavend te willen optreden, omdat zij rijksgronden en -water in strijd met het bestemmingsplan aan [persoon 2] in gebruik had gegeven.’ Prof. mr. L.J.A. Damen valt in een publicatie over bovenstaande uitspraak over het onzorgvuldige taalgebruik van de Afdeling. Wat zou hij bedoelen?

      Vraag 3

      Wat is het rechtskarakter van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010? Leg uit.

      Vraag 4a

      Wat is volgens de Afdeling het rechtskarakter van het besluit van de gemeenteraad van

      .....read more
      Access: 
      Public
      Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

      Access: 
      Public

      Samenvattingen en studiehulp voor Rechten Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen

      Algemene Rechtswetenschap I: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
      Rechtsgeschiedenis: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Rechtsgeschiedenis: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Image

      In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtsgeschiedenis voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

      Access: 
      Public
      Algemene Rechtswetenschap 2: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Algemene Rechtswetenschap 2: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Algemene Rechtswetenschap 2 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
      Burgerlijk Recht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Burgerlijk Recht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Burgerlijk Recht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
      • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina
      Access: 
      Public
      Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

      Access: 
      Public
      Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

      • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
      • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
      Access: 
      Public
      Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen
      Follow the author: Law Supporter
      Contributions, Comments & Kudos

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      2243 1 1