Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
- 5056 reads
Welke stelling over het legaliteitsbeginsel is juist?
Stelling I Het lex certa-beginsel verbiedt het gebruik van open termen.
Stelling II Uit het legaliteitsbeginsel volgt dat de rechter wettelijke bepalingen niet extensief mag interpreteren.
Naar heersende opvatting is analogische interpretatie van strafbepalingen
Uit het legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sr worden in het algemeen vier verboden afgeleid. Welk van de volgende alternatieven behoort daar niet toe?
Welke filosoof wordt geassocieerd met de idee van de vergelding als voornaamste grondslag voor bestraffing?
Art. 5 Wegenverkeerswet 1994 bevat een
In het strafrecht wordt zowel onderscheiden tussen formele en materiële delicten als tussen krenkings- en gevaarzettingsdelicten. Maak de zin af: art. 307 Sr (dood door schuld) is
Welke stelling(en) is/zijn (on)juist?
Stelling I Zowel bij een commissiedelict als bij een formeel omschreven delict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Stelling II Bij een omissiedelict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Het belang van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 1933 (Veearts) is gelegen in het feit dat de Hoge Raad in dit arrest
Het begrip ‘facetwederrechtelijkheid’ verwijst naar
Een onderzoeksbureau heeft de opdracht gekregen van de eigenaar van een jaren geleden gestolen Audi A5 om de revindicatiemogelijkheden te onderzoeken. Bekend is dat de auto in een garage staat in Amsterdam noord. Ben en Wesley, medewerkers van het onderzoeksbureau, gaan naar de garage en zien de auto in de showroom staan. Wesley vraagt de garagehouder de motorkap te openen om te zien hoe de motor er voor staat. Daarbij verifieert hij het chassisnummer om zeker te zijn dat het om de betreffende Audi A5 gaat die gestolen is. Het gaat inderdaad om de gestolen Audi A5. Ben en Wesley vragen de garagehouder of zij een proefrit mogen maken omdat zij belangstelling hebben voor de auto. De verkoper vindt het goed mits zij binnen een half uur terug zijn. Ben en Wesley rijden met de auto naar hun kantoor en parkeren de auto in de garage. De eigenaar krijgt de mededeling dat hij de auto kan komen halen tegen betaling van de kosten. Ben en Wesley adviseren de eigenaar ook de politie te waarschuwen. Diezelfde dag nog eist de garagehouder de Audi A5 op. Maak de zin af: Ben en Wesley hebben
Met het begrip dolus wordt gedoeld op:
Het is 11 uur ’s-avonds als Erik eindelijk vlakbij zijn woning in Den Haag is. Hij rijdt op een lange rechte laan waar hij al honderden keren heeft gereden op dit tijdstip. Hij weet dat er op dit tijdstip maar weinig mensen op straat, hij kijkt ziet niemand en hij geeft nog een extra dot gas. Plotseling steekt voor hem toch een wandelaar met hond over. Erik kan een aanrijding met de wandelaar niet meer vermijden en raakt hem vol. Uit technisch onderzoek blijkt dat op het moment van aanrijden Erik 80 kilometer per uur reed. De wandelaar overlijdt in de ambulance op weg naar het ziekenhuis. Kan Erik worden veroordeeld voor doodslag (art. 287 Sr)?
In het Porsche-arrest (15 oktober 1996, NJ 1997, 199) heeft de Hoge Raad bepaald dat:
Ons concept van ‘voorwaardelijk opzet’ (dolus eventualis) en het Angelsaksische leerstuk van ‘recklessness’ komen overeen, maar zijn toch niet hetzelfde. Geef aan welke uitspraak het verschil correct weergeeft.
Joeri staat in 2015 terecht wegens verduistering (art. 321 Sr). Ter zitting blijkt dat Joeri al voor dit feit is veroordeeld in 2014. De rechter zal:
Lucia is zojuist door rood gereden op de Rozengracht in Amsterdam en wordt aangehouden door twee agenten. Zij geeft aan dat het verkeerslicht voor haar onzichtbaar was vanwege de hoge vrachtwagen die voor haar reed. De agenten zeggen dit wel te kunnen begrijpen en adviseren haar meer afstand te houden van dit soort hoge voertuigen. Zij laten weten geen boete te zullen geven. Na drie weken heeft Lucia echter een boete in de brievenbus van € 170,- voor het door rood rijden op de Rozengracht. Lucia had:
Bij een delictsomschrijving waarbij schuld een bestanddeel is, leidt een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond tot de uitspraak
Saïd klust af en toe wat bij door cocaïne te verkopen. Op een vrijdagavond loopt hij over het Rembrandtplein. Het is een feit van algemene bekendheid dat daar met name op vrijdagavond jongeren rondhangen die wel een grammetje coke willen scoren. Juist als hij iemand wil aanspreken ziet hij dat twee agenten hem in de gaten houden. Saïd schrikt van de politie, stopt zijn handen in zijn zakken en gaat er onmiddellijk vandoor. Hij wordt even later aangehouden waarbij een behoorlijke hoeveelheid cocaïne wordt aangetroffen. Maak de zin af: de agenten waren
Linda is opsporingsambtenaar. Zij loopt met een collega op de Leidsestraat waar ze ziet dat een zakkenroller actief is. De agenten houden de zakkenroller aan en zien dat hij iets in zijn mond stopt. Linda dwingt de man zijn mond te openen en treft een bolletje coke aan en haalt het uit zijn mond. Hierop wordt de man aangehouden en naar het bureau vervoerd. Maak de zin af: Linda was
Max werkt als beveiligingsmedewerker in de Bijenkorf. Hij ziet dat een hem bekende junk Pim een tas met spullen naar buiten loodst terwijl het diefstalalarm afgaat. Max loopt op Pim af houdt hem aan en sommeert hem de tas af te geven. Daarmee houdt hij Pim stevig bij zijn arm vast. Maak de zin af: Max is
Jolanda heeft haar hond uitgelaten op een plaats waar dit krachtens een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Alkmaar niet is toegestaan. Zij krijgt een boete van € 40,- opgelegd door de rechtbank Alkmaar. Jolanda was bij de zitting aanwezig maar is het niet eens met het vonnis. Maak de zin af: Jolanda kan
Ray wordt veroordeeld wegens dood door schuld (art 307 Sr). Hij krijgt hiervoor een taakstraf van 100 uur een geldboete van € 500,-. Tevens gelast de rechter openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Maak de zin af: de strafoplegging is
Alex is veroordeeld door de rechtbank Amsterdam tot het betalen van een geldboete van € 45,- wegens het plaatsen van vuilnis naast de vuilcontainer. Hij is er nogal verbaasd over want hij wist van niets. Het blijkt dat er wel een dagvaarding aan hem verzonden is maar naar een verkeerd adres. Alex is niet van plan de geldboete te betalen. Maak de zin af: Alex kan
Frank is gedagvaard voor:
Primair art. 350 Sr (vernieling);
Subsidiair art. 424 (straatschenderij).
Frank wordt van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en voor het subsidiaire veroordeeld tot een geldboete van € 50,-. Maak de zin af: Frank kan
Nicky heeft in 2015 een taakstraf opgelegd gekregen van 40 uur wegens overtreding van art. 310 Sr die zij naar behoren heeft verricht. In 2016 wordt Nicky opnieuw veroordeeld wegens winkeldiefstal. De rechter kan in dit geval:
Staat het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel toe dat de gemeente Amsterdam vanwege een aanhoudende duivenplaag in de APV een bepaling opneemt waarin staat dat het niet is toegestaan gedurende de zomermaanden duiven te voeren binnen de gemeentegrenzen?
Welke stelling over het legaliteitsbeginsel is NIET juist?
In het arrest Runescape gaf één interpretatiemethode de doorslag. Welke interpretatiemethode is dat?
In haar fraaie proefschrift ‘The Fragility of Rightness’ breekt Iris van Domselaar een lans voor de rechter als ‘civic friend’. De rechter dient zich werkelijk in te leven in de positie en belevingswereld van degene die door hem/ haar wordt berecht (in het geval van het strafrecht: de verdachte): ‘A judicial decision can be understood as an expression of well-wishing by the judge. This well-wishing together with the judge being virtuous qualifies the discretion that the judge inherently has and together this well-being and virtuousness give meaning to the liberal principle of reciprocity, but also to the principle of respect for the Other. (…) As to respect for the Other, a judge who has the attitude of a civic friend will be sensitive for the particular good of the concrete parties to the proceedings. (…) The attitude of a civic friend implies that the judge indeed has respect for the Other’s otherness, i.e. for the concrete good of the citizen in all his particularity.’ (Iris van Domselaar, The Fragility of Rightness; Adjudication and the Primacy of Practice, Amsterdam 2014, pp. 261/262) Bij welke Nederlandse strafrechtelijke school sluit het denken van van Domselaar het beste aan?
Maak de zin af: de griffier
Welke stelling over de fysieke dader en de functioneel dader is juist?
De delictsomschrijving omvat
Strafbaarstelling van nalaten kan volgens Fletcher op gespannen voet staan met het rechtszekerheid- en legaliteitsbeginsel. Bij de zogenoemde eigenlijke omissiedelicten is dat gevaar grotendeels bezworen. Geef aan welke van de volgende Nederlandse strafbepalingen niet kan worden aangemerkt als een eigenlijk omissiedelict:
Frits staat terecht wegens het vernielen van een ruit in een stilstaande trein (vgl. art. 350 Sr.). De tenlastelegging luidt: ‘dat hij op 18 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit heeft vernield, een goed toebehorende aan de Nederlandse Spoorwegen N.V., door die ruit in te slaan met een zwaar voorwerp.” Stel dat Frits betoogt dat hij de ruit vernielde omdat er brand was uitgebroken in zijn coupé en dat hij een vluchtweg wilde creëren. Indien de rechter Frits gelooft zal zijn uitspraak zijn:
In het Veearts-arrest (HR 20 februari 1933) oordeelde de Hoge Raad dat in ons strafrecht
Om in de zaak die leidde tot het arrest Melk en water (HR 14 februari 1916, NJ 1916, p. 681) de veehouder te kunnen veroordelen ter zake van overtreding van de Algemene Politieverordening Amsterdam diende te worden vastgesteld dat:
Met het begrip culpa wordt gedoeld op:
Klaas rijdt met zijn auto door de binnenstad van Amsterdam. Plotseling steekt een kind pal voor zijn auto over. Omdat hij een ruk aan het stuur geeft, rijdt hij het kind niet aan maar raakt hij wel een geparkeerde auto. Klaas wordt vervolgd wegens beschadiging van deze auto (art. 350 Sr). Tijdens de terechtzitting stelt Klaas dat er geen sprake was van het opzettelijk beschadigen van deze auto. Heeft dit verweer kans van slagen?
Uit het arrest HIV-I (HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552) kan worden afgeleid dat het begrip aanmerkelijke kans:
Welke stelling met betrekking tot het leerstuk van culpa in causa in relatie tot doodslag onder invloed van overmatig drugsgebruik (‘de Tolbert-zaak’) is niet juist?
De Nederlandse Elsbeth staat terecht voor het bezit van een grote hoeveelheid hasj. Haar wordt ten laste gelegd dat zij ‘op 30 december 2014 te Dinxperlo in de laadruimte van een op haar naam staande auto (Citroën Berlingo kenteken 06-CC-BB) een grote hoeveelheid hasj van totaal 5 kilogram bewaarde. (art 3 onder C jo 10 lid 1 sub b Opiumwet).’ Tijdens de zitting komt echter vast te staan dat Elsbeth het feit niet heeft gepleegd in Dinxperlo maar in het even verder gelegen Isselburg (Duitsland). Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?
Manuela staat terecht wegens overtreding van een bepaling uit de Algemene Plaatselijke verordening van Amsterdam. Haar raadsvrouw voert aan dat de desbetreffende bepaling in strijd is met art 1 Sr, omdat de delictsomschrijving niet bepaald duidelijk is. De rechter is het met haar eens en aanvaardt het verweer. Zijn beslissing luidt:
Tijdens een ontgroeningsritueel heeft een aantal eerstejaars studenten enkele uren vastgeketend gezeten aan de spijlen van de trap naar de sociëteitszaal. De vereniging moet terecht staan ter zake van wederrechtelijke vrijheidsberoving (282 Sr). Aan de vereniging wordt ten laste gelegd dat zij ‘op of omstreeks 5 september 2015 te Amsterdam opzettelijk A., B. en C wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd door hen gedurende een aantal uren aan de trap van het verenigingsgebouw aan de Warmoesstraat te Amsterdam vastgeketend te houden zodat zij niet konden gaan waar zij wilden (art. 282 lid 1 Sr).’ Tijdens de zitting komt naar voren dat sprake was van impliciete toestemming van de studenten nu zij zich door het lidmaatschap van deze vereniging vrijwillig aan de ontgroeningsrituelen hebben onderworpen. Indien de rechter dit verweer aanvaardt komt hij tot de einduitspraak:
Lotte heeft fraude gepleegd voor een bedrag van € 300,- Voor het onderzoek heeft de politie de boekhouding van het bedrijf nodig waar Lotte werkt. Hierdoor komt het bedrijf stil te liggen waardoor ook een andere werknemer ontslagen dreigt te worden. Het onderzoek van de politie is in strijd met:
Faruk werkt bij het Kruidvat en ziet dat Melanie sieraden in haar zak heeft gestoken. Als Melanie de kassa passeert betaalt zij hetgeen in haar winkelmandje ligt. De sieraden rekent zij niet af. Faruk mag Melanie
Helena heeft op de markt in Amsterdam een gouden broche gekocht. Na een paar dagen komt zij er achter dat het een prul is dat met goudverf is bestreken. Als zij teruggaat naar de markt blijkt de verkoper er niet meer te staan. Helena doet aangifte van bedrog bij verkoop (art 329 sub 2 Sr) en weet de verkoper goed te omschrijven. Het blijkt dat de politie al eerder een melding heeft gehad van bedrog bij verkoop. Zij kennen de identiteit van de verkoper en weten dat hij Jan heet. Na enige dagen zien surveillerende agenten Jan lopen op de Overtoom. De agenten zijn:
Alex is veroordeeld door de rechtbank Amsterdam tot het betalen van een geldboete van € 45,- wegens het plaatsen van vuilnis naast de vuilcontainer. Hij is er nogal verbaast over want hij wist van niets. Het blijkt dat er wel een dagvaarding aan hem verzonden is maar naar een verkeerd adres. Alex is niet van plan de geldboete te betalen. Alex kan:
In de literatuur maakt Summers een onderscheid tussen formal legal truth en substantive truth, ofwel de waarheid zoals die in een (straf)proces wordt vastgesteld en wat er daadwerkelijk gebeurd is. Onderdelen van strafvordering kunnen er toe leiden dat de substantive truth niet kan worden vastgesteld, of dat het benaderen van de daadwerkelijke waarheid zeer wordt bemoeilijkt. Summers maakt een onderscheid tussen rationele en irrationele gronden voor het bemoeilijken van het vaststellen van de materiële waarheid in een strafproces. Welke van de volgende situaties is de meest irrationele barrière bij het vaststellen van de materiële waarheid in het strafproces?
Fokko heeft een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen voor diefstal (art. 310 Sr). Daarnaast een taakstraf van 40 uur. De opgelegde straf is:
Caspar wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor zware mishandeling (art. 302 Sr) van vier jaar waarvan drie jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar plus een contactverbod. De opgelegde straf is
D
C
C
D
B
D
D
D
B
B
C
C
C
B
D
A
A
B
B
A
C
C
B
B
C
D
C
B
D
B
D
C
B
A
C
C
B
C
A
C
D
A
C
C
B
D
B
B
B
C
De heersende leer bij het vaststellen van causaliteit is de:
Bij de vergelijking tussen accusatoire en inquisitoire stelsels komt de vraag aan de orde welk stelsel gelet op zijn theoretische uitgangspunten zich beter zou lenen voor de bescherming van mensenrechten.
Welke van de volgende mensenrechten zijn minder goed beschermd in een accusatoir systeem van strafvordering, met juryrechtspraak?
Agent Alric surveilleert in het pittoreske Harlingen, als er opeens een Libaneese man hard voorbij komt rennen. Alrics Fingerspitzengefühl zegt hem dat hier iets aan de hand is en hij zet de achtervolging in. De Libaneese man versnelt zijn pas. Vlak bij de veerhaven weet Alric hem toch in te halen.
Alric heeft:
Arista rijdt met haar auto over de A44 in Den Haag. Sinds kort is daar een wisselstrook aangelegd om files terug te dringen. Arista maakt gebruik van de wisselstrook maar wordt aangehouden door twee opsporingsambtenaren. Zij wijzen haar op het bord dat je
alleen van de wisselstrook gebruik mag maken als je met drie of meer mensen in de auto zit.
Arista wordt vervolgd en aan haar wordt ten laste gelegd dat “zij op 2 maart 2017 te Den Haag gebruik heeft gemaakt van de wisselstrook, terwijl zij alleen, althans niet met drie of meer mensen, in haar auto zat”.
Ter zitting stelt ze dat ze onterecht vervolgd wordt omdat er geen wettelijke bepaling is die dit verkeersgedrag strafbaar stelt. De officier van justitie voert aan dat er wél een strafbepaling is die het gedrag van Arista strafbaar stelt, omdat die wet per 15 maart 2017 is ingevoerd en het verbod tevoren duidelijk uit de bebording bleek. Uit het Staatsblad blijkt dat de wet inderdaad per 15 maart 2017 is ingevoerd.
De rechter zal Arista:
Royce en Hadrian zijn aan het picknicken in het Vondelpark in Amsterdam. Het is een zwoele zomeravond en ze
.....read moreRoyce wordt veroordeeld ter zake van afpersing (art. 317 lid 1 Sr). Hij heeft onder bedreiging het horloge, de Iphone en de bromfiets afhandig gemaakt van een man die voor een stoplicht stond te wachten. Royce heeft al vaker dit soort delicten gepleegd. De rechter veroordeelt Oscar tot:
Is deze strafoplegging rechtens?
Welke van onderstaande alternatieven geeft het beste het verschil weer tussen een rechtvaardigingsgrond en een schulduitsluitingsgrond?
Waar is het legaliteitsbeginsel neergelegd?
Art. 40 Wegenverkeerwet 1994 is een:
In de 19 eeuw verenigden strafrechtsgeleerden en -practici zich achter de Moderne Richting, in reactie op de -tot dan toe- dominante Klassieke Richting. De aanhangers van de Moderne Richting hadden duidelijk een andere visie op de rechtvaardiging en het nut van strafrechtspleging. In welk opzicht onderscheidde de Moderne Richting zich vooral van de Klassieke Richting?
Arista wordt vervolgd wegens een poging tot afpersing (art. 45 jo 317 Sr). De rechter legt acht maanden gevangenisstraf op waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar onder de voorwaarde dat zij zich voor het einde daarvan niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast legt de rechter ook een voorwaardelijke taakstraf van 200 uur op.
De officier van justitie gaat in hoger beroep en verzoekt het gerechtshof het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging te vernietigen
Hij verzoekt het gerechtshof om:
I. De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, omdat een combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de door de rechtbank opgelegde duur niet gecombineerd mag worden met een taakstraf;
II. De taakstraf van 200 uur onvoorwaardelijk op te leggen, omdat een voorwaardelijke taakstraf niet kan.
Beoordeel de juistheid van deze twee standpunten.
Wat is niet juist ten aanzien van het legaliteitsbeginsel?
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces is niet vereist dat:
Het verbod van analoge wetsinterpretatie houdt in dat het in het strafrecht verboden is:
De stichting ‘Red een Eend’ trekt zich het belang aan van enkele koppels krakeenden die hun broedgebied hebben rond de Demmeriksekade, nabij de Vinkeveense plassen. Om de dieren zoveel mogelijk rust te bezorgen, stelt de stichting aan de gemeente De Ronde Venen voor een inrijverbod gedurende de maanden februari-juni voor alle verkeer van kracht te laten worden door het plaatsen van een bord aan het begin van de Demmeriksekade. Diederik, de wethouder van natuur en milieu voelt daar niet veel voor. Hij stelt dat krakeenden geen beschermde dieren zijn
.....read moreWelke stelling over het legaliteitsbeginsel is juist?
Stelling I Het lex certa-beginsel verbiedt het gebruik van open termen.
Stelling II Uit het legaliteitsbeginsel volgt dat de rechter wettelijke bepalingen niet extensief mag interpreteren.
Naar heersende opvatting is analogische interpretatie van strafbepalingen
Uit het legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sr worden in het algemeen vier verboden afgeleid. Welk van de volgende alternatieven behoort daar niet toe?
Welke filosoof wordt geassocieerd met de idee van de vergelding als voornaamste grondslag voor bestraffing?
Art. 5 Wegenverkeerswet 1994 bevat een
In het strafrecht wordt zowel onderscheiden tussen formele en materiële delicten als tussen krenkings- en gevaarzettingsdelicten. Maak de zin af: art. 307 Sr (dood door schuld) is
Welke stelling(en) is/zijn (on)juist?
Stelling I Zowel bij een commissiedelict als bij een formeel omschreven delict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Stelling II Bij een omissiedelict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Het belang van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 1933 (Veearts) is gelegen in het feit dat de Hoge Raad in dit arrest
Het begrip ‘facetwederrechtelijkheid’ verwijst naar
Een onderzoeksbureau heeft de opdracht
.....read moreEen deel van de Loosdrechtse plassen geldt als waterwingebied. Het is een verboden gebied voor vaartuigen hetgeen steeds duidelijk op witte borden met zwarte letters staat aangegeven. Herman is een fervent surfer en is op zijn surfplank in het waterwingebied verzeild geraakt. Hij wordt door de waterpolitie staande gehouden en krijgt een boete van € 130,- Herman is het hier niet mee eens en betaalt de boete niet. Uiteindelijk moet hij voorkomen. Herman legt aan de rechter uit dat het verbodsbord vaartuigen betreft en dat een surfplank geen vaartuig is. Herman beroept zich op
De gemeente Amsterdam wil een verbod om fietsen te stallen op het Sierplein in Amsterdam en dit strafbaar stellen. De doorgang op het plein wordt van tijd tot tijd versperd door een wirwar aan fietsen. Eén van de raadsleden betoogt dat een dergelijk verbod niet nodig is. Zij geeft aan dat indien voldoende plek aan de zijkant van het plein wordt gemaakt voor nieuwe fietsenrekken dat fietsers dan automatisch hun fiets daar zullen neerzetten. Daarbij merkt zij op dat gezien het gebrek aan capaciteit bij de politie er van handhaving van het verbod niet veel zal terechtkomen.
Op welke voorwaarden voor strafbaarstelling (criteria van de Roos) doelt het raadslid?
Bij welke stafrechtelijke theoretische stroming kan de TBS-maatregel het best worden ondergebracht?
Artikel 290 Sr (kinderdoodslag) is een:
Fenix is een enthousiaste jongen die zojuist gestart is met een opleiding als brandweerman. Op een mooie avond loopt hij in de Bos-en Lommerwijk en ziet een oud gebouwtje in brand staan. Fenix inspecteert snel of het stulpje misschien op de monumentenlijst staat, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Hij steekt geen vinger uit. Zelden heeft hij zo’n mooi brandje gezien! De Officier van Justitie besluit Fenix te vervolgen op grond van art. 157 Sr. Geef aan wat rechtens is.
Deze oefenbundel bevat 3 oefententamens, allen gebaseerd op 2014-2015 van het vak Straf(proces)recht I, Universiteit van Amsterdam, rechtsgeleerdheid jaar 1. Vanaf 2017-2018 is dit vak voortgezet onder de naam Inleiding strafrecht, de inhoud van het vak is grotendeels hetzelfde gebleven.
Niels zal, evenals voorgaande jaren, op het slotfeest van de intreeweek voor eerstejaars rechtenstudenten Amsterdam naast drank en andere versnaperingen, ook spacecake verkopen. De burgemeester van Amsterdam komt dit ter ore. In overleg met de hoofdofficier van justitie wordt besloten, dat politieagenten, van wie sommige in burger, een oogje in het zeil zullen houden en zullen ingrijpen als dat nodig is. Als zij Niels een aantal malen stukken cake hebben zien verkopen, gaan zij tot aanhouding over. Als omstanders zich er tegenaan bemoeien, ontstaat er een opstootje tussen bezoekers van het feest en de aanwezige politie.
Dit loopt dusdanig uit de hand dat de politie besluit een einde te maken aan het feest, de omgeving wordt schoongeveegd. Een klein stukje verderop, in de Taksteeg, wordt Daan door een politieagent te verstaan gegeven dat hij dient te vertrekken. Aangezien Daan dat naar het inzicht van de agent niet snel genoeg doet, wordt hij, wegens het verstoren van de orde, aangehouden en naar het politiebureau gebracht. Na verhoor en het opmaken van proces-verbaal mag hij het politiebureau weer verlaten.
Enige tijd later wordt Daan door de officier van justitie voor de kantonrechter gedagvaard ter zake van overtreding van art. 2.2 lid 1 APV Amsterdam. De officier legt het volgende ten laste: “dat hij de orde heeft verstoord door zich niet aanstonds, na het gedane bevel van een ambtenaar van politie daartoe, te verwijderen maar in plaats daarvan de agent op luide toon heeft gevraagd of “hij geen boeven kon gaan vangen” en hem daarbij heeft uitgescholden en daarbij onder andere de woorden “kut-Marrokaan” en “geitenneuker” heeft gebezigd’. De kantonrechter acht zich bevoegd kennis te nemen van het ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting stelt de raadsman van Daan, dat art. 2.2 lid 1 APV buiten toepassing moet worden gelaten. De delictsomschrijving is niet duidelijk genoeg, althans niet zo duidelijk dat voor Daan (de burger) vooraf helder is welke gedraging krachtens het artikel strafbaar is en welke niet. Artikel 1 Sr is daarom geschonden.
Vraag 1. Op welke norm in het legaliteitsbeginsel doelt de raadsman?
Art. 2.2 lid 1 APV Amsterdam luidt:
Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing of in groepsverband dan wel afzonderlijk onnodig op te dringen, anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de orde te verstoren.
Vraag 2. Heeft het verweer kans van slagen?
Sofie is journaliste, verantwoordelijk voor
.....read moreJoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution