Samenvattingen en studiehulp voor Rechten Bachelor 1 aan de Universiteit van Amsterdam

 

Bundle items:
Inleiding tot het Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA
Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA
Inleiding Privaatrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA
Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA
Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA
Fundamentele Rechten: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UvA
Personen- en Familierecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA
Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit van Amsterdam
Crossroads: activities
This content is used in bundle:

Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

Hoorcollegeaantekeningen Europese rechtsgeschiedenis - UVA - Rechten - 2015/2016

Hoorcollegeaantekeningen Europese rechtsgeschiedenis - UVA - Rechten - 2015/2016

Gebaseerd op het collegejaar 2015 - 2016


Week 1 - College 1

Waarom rechtsgeschiedenis?

Het recht hoe we het vandaag kennen is sterk historisch bepaald. In het bijzonder door het Romeins recht. Met name het privaatrecht heeft een zeer oude geschiedenis.Daarnaast draagt de rechtsgeschiedenis bij aan de wetenschappelijke reflectie op het recht. Door de historische achtergronden kunnen we het beter begrijpen en zo vragen beter beantwoorden. En geeft het richting aan de interpretatie van actuele rechtsregels. Denk hierbij aan de wetshistorische interpretatie. Die interpretatie kan bijvoorbeeld helpen bij open normen in de wet. Wanneer je kennis hebt van het verleden van het recht ben je hierdoor beter in staat om het recht te contextualiseren, te relativeren en het kritisch te beoordelen.

Geschiedenis kan bepalend zijn voor de betekenis van actuele rechtsregels: interpretatie gestuurd door rechtshistorische argumenten. Dit zag je bij de discussie over de doodstraf in Amerika. Zowel de voorstanders als de tegenstanders maakten hier gebruik van.

Codificatie: begripsbepaling en historische achtergronden

Codificatie is op schrift gesteld recht dat het gehele recht of een bepaald deelterrein van het recht omvat. Voorbeelden hiervan zijn strafrecht, strafvordering, burgerlijk wetboek, algemene wet bestuursrecht en de grondwet. Al het recht van het Europese continent is gecodificeerd. Dit is niet het geval in het Engelse recht. Dit is niet gecodificeerd.

Voorwaarden van de definitie: door de overheid afgekondigd, geschreven en exclusieve gelding/volledigheid. Het gewoonterecht wat dus ongeschreven is, is dus niet gecodificeerd.

Historische achtergronden en functies

De moderne codificaties ontstaan in de 18e eeuw in Frankrijk als een product van de Verlichting en het natuurrecht. Want in die tijd hadden verschillende standen verschillende rechten. Zo had in tijd de elite veel betere rechten dan de gewone burgers. Een grote mate van rechtsongelijkheid en rechtsverscheidenheid. De functies die codificatie moest dienen waren: het bevorderen van rechtsgelijkheid, rechtszekerheid, rechtseenheid en het einde van willekeur. Echter was toen nog de opvatting dat het streven naar rechtszekerheid zal leiden tot het wantrouwen van rechters.

Volledigheid van codificatie door rechterlijke interpretatie

Omdat het recht altijd ontwikkelt en hierdoor kan de wetgever nooit van tevoren alle mogelijke toekomstige gevallen voorzien. Hierdoor worden leemten in de codificatie aangevuld door de rechterlijke interpretatie.

De interpretatievrijheid van de rechter is onbeperkt. Dit volgt namelijk uit de interpretatieplicht, ook wel de plicht van de rechter om recht te moeten spreken. Er zijn wel grenzen aan.....read more

Access: 
Public

Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

Human rights and fundamental rights - Theme

Inleiding Privaatrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

Boeksamenvatting bij de 12e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Boeksamenvatting bij de 12e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


Waar gaat het boek 'Hoofdstukken Vermogensrecht van Nieuwenhuis' over? - Chapter 0

Het boek Hoofdstukken vermogensrecht van J.H. Nieuwenhuis wordt gebruikt bij het vak Inleiding Burgerlijk Recht aan de Universiteit Leiden. Het boek bevat dan ook alle basiskennis van het burgerlijk recht voor eerstejaars studenten. Aan de hand van alle belangrijke artikelen uit het Burgerlijk wetboek en de belangrijkste jurisprudentie kunnen studenten zich de stof eigen maken. Het vermogensrecht omvat verschillende onderwerpen. Het eigendoms- en vorderingsrecht met al haar bijzonderheden en uitzonderingen wordt bijvoorbeeld uitgebreid besproken. Daarnaast wordt er uitgelegd hoe een overeenkomst tot stand komt en welke factoren daarbij belangrijk zijn. Het verschil tussen handelingsbekwaamheid en beschikkingsbevoegdheid wordt uiteengezet en alle mogelijke titelgebreken zoals nietigheid en vernietigbaarheid. De gevolgen van het niet nakomen van een overeenkomst en het plegen van een onrechtmatige daad wordt ook uitvoerig besproken. Bovendien wordt de vraag beantwoord wie in welke omstandigheden aansprakelijk is. Dit is namelijk niet altijd zo voor de hand liggend door het bestaan van risicoaansprakelijkheid, medeschuld en eigen schuld. Een onderdeel van het vermogensrecht is ook het beperkte recht. De beperkte rechten die zekerheid bieden aan een schuldeiser, pand en hypotheek, worden besproken. En wat gebeurt er met deze rechten in geval van een faillissement? Preferentie, prioriteit, separatisme en parate executie zijn veelvoorkomende komen termen in een faillissement en worden in dit boek duidelijk uitgelegd. Ten slotte wordt een ander belangrijk onderwerp belicht in het vermogensrecht: de overdracht. Het overdragen van registergoederen, roerende zaken en onroerende zaken is namelijk verbonden aan bepaalde vereisten en formaliteiten.

Welke disciplines bevat het vermogensrecht? - Chapter 1

Wat zijn vermogensrechten?

Het privaat, oftewel het burgerlijk recht, is onderverdeeld in twee rechtsgebieden: het personen- en familierecht en het vermogensrecht. Het vermogensrecht in objectieve

.....read more
Access: 
Public
Stamplijst bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Stamplijst bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Stamplijst Hoofdstukken Vermogensrecht

 

.....read more

A

 

 

 

Absoluut recht:

een recht dat gehandhaafd kan worden tegen iedereen. Een absoluut recht heeft zaaksgevolg en is exclusief. Eigendom is een absoluut recht.

 

 

Abstracte schadevaststelling:

schadevaststelling waarbij gekeken wordt naar de vermogensvermindering die normaal gesproken in soortgelijke gevallen voorkomt. Dit is de wijze waarop de Nederlandse rechter in principe schade vaststelt. Zie art. 6:97 BW.

 

 

Alternatieve causaliteit:

Als er verschillende veroorzakers kunnen zijn van een bepaalde schade maar niet kan worden vastgesteld welke persoon of welk bedrijf werkelijk voor de schade verantwoordelijk is. Speciale regeling uitgewerkt in art. 6:99 BW.

 

 

B

 

 

 

Beperkt recht:

Uit het eigendomsrecht kan de eigenaar bepaalde bevoegdheden afsplitsen en verlenen aan een ander. Deze afgesplitste bevoegdheden zijn beperkte rechten. Een voorbeeld is het recht op gebruik en bewoning van een huis.

 

 

Betaling:

het voldoen van de weder prestatie. Binnen het BW betekent het dus meer dan enkel het ‘betalen’ van geld.

 

 

Bezit:

is het houden van een goed voor zichzelf.

 

 

C

 

 

 

Cedent:

diegene die de vordering overdraagt.

 

 

Cessie:

het overdragen van een vordering.

 

 

Cessus:

is de schuldenaar; diegene die het geld in eerste instantie geleend heeft aan de cedent.

 

 

Concrete schadevaststelling:

schadevaststelling naar de omstandigheden van het geval. Wordt binnen de Nederlandse rechtspraak in beginsel niet gehanteerd.

 

 

Concurrente vorderingen:

vorderingen die bij faillissement geen voorrang genieten.

 

 

Correctie Langemeijer:

Indien een handeling niet onrechtmatig is omdat de overtreden wet niet strekt tot het beschermen van de betrokken partij kan de wetsovertreding wel meespelen in de afweging of de wederpartij maatschappelijk onbetamelijk heeft gehandeld.

 

 

E

 

 

 

Eigenlijke dwaling:

een fundamenteel misverstand. Kan juridisch worden opgelost

Access: 
Public

Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

Bulletpoints - Kernbegrippen van de Algemene Wet Bestuursrecht - A. Klap & T. Groenewegen

Bulletpoints - Kernbegrippen van de Algemene Wet Bestuursrecht - A. Klap & T. Groenewegen

Hoofdstuk 1 - Wat is het bestuursorgaanbegrip?

1.1 

  • Art. 1:1 Awb onderscheidt twee verschillende soorten bestuursorganen: de zogenaamde A-organen en B-organen.

1.2 

  • Een a-orgaan is op grond van art. 1:1 Awb 'een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld'. Hieruit kunnen drie vereisten afgeleidt worden alvorens sprake is van een a-orgaan: 1) Een orgaan 2) van een rechtspersoon 3) die krachtens publiekrecht is ingesteld.
  • Publiekrechtelijke rechtspersonen komen simpelweg tot stand doordat de wet dit oplegt. Art. 2:1 lid 1 BW stelt dat de Staat, provincies, gemeenten en waterschappen rechtspersoonlijkheid bezitten. Art. 2:1 lid 2 BW stelt dat overige publiekrechtelijke rechtspersonen met een instellingswet in het leven geroepen worden.
  • Het orgaanbegrip is niet gedefinieerd in de Awb, de Awb stelt enkel dat een persoon of college een orgaan is wanneer zij onderdeel is van de publiekrechtelijke rechtspersoon. Uit Boek 2 BW blijkt dat bepalend is of de persoon of orgaan een voldoende zelfstandige positie inneemt in de rechtspersoon.

1.3

  • Art. 1:1 Awb definieert een b-orgaan als 'een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. 'Het grote verschil met a-organen is dat a-organen ten alle tijden bestuursrorganen zijn, ongeacht of ze publiek- of privaatrechtelijk handelen. B-organen worden echter alleen aangemerkt als bestuursorganen voor zover zij bij een handeling met 'openbaar gezag' bekleed zijn. 
  • Met de zinsnede 'ander persoon of college' wordt duidelijk gemaakt dat, als een persoon of college een a-orgaan is, deze niet tegelijk een b-orgaan kan zijn: een b-orgaan is per definitie niet bij publiekrecht ingesteld.
  • De wetsgeschiedenis omschrijft openbaar gezag als 'het eenzijdig kunnen bepalen van de rechtspositie van rechtssubjecten'.Er is dus sprake van 'enig openbaar gezag' indien een persoon of college de rechtspositie van iemand kan bepalen, danwel positief (bijv. recht op subsidie toekennen) danwel negatief (bijv. een boete opleggen). Dat openbare gezag dient gegrond te zijn op een wettelijk voorschrift. 
  • Een probleem omtrent het bestuursorgaanbegrip, is dat er situaties bestaan waarin privaatrechtelijke organisaties ingeschakeld worden voor het verdelen van publieke gelden zoals subsidies en uitkeringen, zonder dat ze daarvoor een specifieke publiekrechtelijke bevoegdheid hebben, waardoor geen sprake is van 'openbaar gezag'. 
  • Door het ontbreken van openbaar gezag zijn de organisaties geen bestuursorgaan, en zijn hun beslissingen geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb, waardoor er op grond van art. 8:1 Awb geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is, wat strookt met het rechtsbeschermingsbeginsel. 
  • Om bovenstaande situaties te voorkomen, is in de jurisprudentie het 'publieketaakcriterium' ontwikkeld. Dit criterium houdt in, dat privaatrechtelijke rechtspersonen ook zonder specifieke publiekrechtelijke bevoegdheid openbaar gezag kunnen bezitten indien zij een overheidstaak (publieke taak) uitvoert die met overheidsgelden is bekostigd. In de zaak ABRvS 23 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2260 is het criterium verder uitgelegd: er dient te worden gekeken naar de financiële en inhoudelijke banden tussen de overheid en de privaatrechtelijke organisaties.

1.4

  • Er zijn een aantal personen of colleges die, als het criterium voor a-organen wordt aangehouden, als bestuursorgaan kwalificeren, terwijl dat in strijd is met de leer van de trias politica. Zo zijn
.....read more
Access: 
JoHo members

Inleiding tot het Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen Inleiding in de Rechtswetenschap week 3-7

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen Inleiding in de Rechtswetenschap week 3-7

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege Inleiding Hoofdlijnen : week 3

 

Internationaal en Europees recht
Het internationale recht is de afgelopen tientallen jaren flink gegroeid. Het gaat over een scala van onderwerpen, vastgelegd in een groot aantal verdragen en organisaties. Deze grote diversiteit wekt de vraag op of dit rechtsgebied nog wel enige samenhang vertoont. Dit heeft geleidt tot fragmentatie. Er bestaat weinig samenhang omdat er geen centraal gezag is die de rechtseenheid bewaakt. Het is een gedecentraliseerd orde met een horizontaal karakter. Internationaal recht moet niet worden gezien als politiek. Het heeft namelijk een eigen juridisch karakter: het komt voort uit rechtsbronnen en er worden juridisch sancties opgelegd bij het niet naleven ervan. Er is een aantal redenen waarom het internationaal recht door staten wordt nageleefd. Een daarvan is de dreiging van sancties.
Rechtsbronnen van internationaal recht
De belangrijkste bronnen van internationaal recht zijn verdragen, gewoonterecht en besluiten van internationale organisaties. Er bestaan bilaterale en multilaterale verdragen. Bilateraal betekent tussen twee staten. Multilateraal betekent dat er verdragen worden gesloten tussen drie of meer staten. Het voordeel van verdragsrecht ten opzichte van het gewoonterecht is dat het redelijk snel tot stand kan komen en de formulering van de verplichtingen zijn preciezer geformuleerd. Bij gewoonterecht kan er juist snel discussie ontstaan over de interpretatie van het recht. Voor gewoonterecht bestaan twee vereisten: statenpraktijk en rechtsovertuiging (opinio juris). Met statenpraktijk worden de gedragingen van staten bedoeld. Rechtsovertuiging duidt er op dat staten het gevoel moeten hebben dat het recht op een bepaalde manier behoort te zijn. Als aan beide voorwaarden is voldaan dan is er sprake van gewoonterecht. Dit is lastig vast te stellen. Verder zijn de besluiten van internationale organisaties in steeds grotere mate belangrijk als bron van recht. De E.U. is hiervan een duidelijk voorbeeld. Omdat de staten bepaalde bevoegdheden hebben overgedragen aan internationale organisaties worden er soms besluiten genomen waar de staten het niet mee eens zijn.
Verder zijn er nog drie minder belangrijke rechtsbronnen: algemene rechtsbeginselen, jurisprudentie en doctrine. Algemene rechtsbeginselen zijn bepaalde waarden zoals ‘goede trouw’ en ontoerekenbaarheid als schulduitsluitingsgrond. Jurisprudentie geldt in strikte zin alleen maar voor de.....read more

Access: 
Public

Inleiding Strafrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UvA

Het beslissingsmodel van 348/350, door Koopmans, Bleichrodt, Verbaan en Verbeek: samenvattingen en begrippenlijst
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - BulletPoints

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - BulletPoints


Hoofdstuk 1

  • Het strafrecht heet een zogenaamde “verticale” verhouding (Staat-Burger) in tegenstelling tot het civiele recht wat een “horizontale” verhouding heeft (burgers onderling)

  • Straffen heeft over het algemeen twee doelen, vergelding (het kwaad van de dader wordt vergolden door leed) en preventie. Preventie bestaat in speciale (de dader zelf te weerhouden van opnieuw plegen) en generale zin (de gemeenschap in het algemeen te weerhouden van het plegen van delicten)

  • Strafrecht kan opgedeeld worden in een materieel aspect (voornamelijk in Sr.), wat gaat over welke gedragingen strafbaar zijn (zoals moord) en een formeel aspect (voornamelijk in Sv.), welke de strafprocedure regelt. Deze vormen het zogenaamde klassieke (of commune) deel, daarnaast is er ook zogenaamd bijzonder strafrecht (geregeld in aanvullende wetten, bijv. Opiumwet)

Hoofdstuk 2

  • Om van strafbaarheid te spreken moeten 4 componenten aanwezig zijn: menselijke gedraging, wettelijke delictsomschrijving, wederrechtelijkheid, schuld/verwijtbaarheid

  • Wetten zijn algemeen en moeten soms geïnterpreteerd worden middels de volgende methoden: wetshistorisch, grammaticaal, systematisch, teleologisch.

  • Wederrechtelijkheid (altijd een voorwaarde voor strafbaarheid) en verwijtbaarheid zijn de “elementen” van een strafbaar feit , de verschillende onderdelen van de delictsomschrijving zijn de “bestanddelen”. Soms is wederrechtelijkheid ook een “bestanddeel”, bijv. als het in de delictsomschrijving staat.

  • Er is verder een verschil tussen misdrijven (Sr. boek 2) en overtredingen (Sr. boek 3), het verschil ligt tevens in de ernst van het delict. Er zijn ook commissiedelicten (een “doen”, of handeling) en omissiedelicten (een “niet-doen”, of nalaten)

  • Causaliteit (oorzaak-gevolg) is van belang bij materiële delicten en de door het gevolg gekwalificeerde delicten, 4 casualiteitstheorieën bestaan hiervoor: CSQN (conditio sine qua non), causa-proxima, voorzienbaarheidsleer, redelijke toerekening (Letale Longembolie)

Hoofdstuk 3

  • Opzet en schuld kunnen subjectieve bestanddelen zijn (opgenomen in de delictsomschrijving), het gaat hier om de intentie van de dader (vooral van belang bij misdrijven).

  • Opzet kenmerkt zich door “willens en wetens” handelen. Dit bestaat in graduele vormen: opzet met bedoeling, voorwaardelijke opzet, opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn. In de wet te herkennen door de woorden “opzettelijk”, “wist”, “oogmerk”, enz.

  • Schuld is onder te verdelen in schuld als element (verwijtbaarheid) en schuld als bestanddeel (“culpa”, omvat onvoorzichtigheid en wederrechtelijkheid). Culpa is verder onder te verdelen in een bewust en onbewust

.....read more
Access: 
Public
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - Boeksamenvatting

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - Boeksamenvatting


1 Introductie

A Kennismaking

Dat het strafrecht een van de meest tot de verbeelding sprekende rechtsgebieden is blijkt uit de uitgebreide aandacht ervoor in media, films en televisieseries. Daarbij komt dat mensen dagelijks, direct of indirect, met zaken worden geconfronteerd die strafrechtelijk relevant zijn (men ziet politie op straat, wildplassen, fietsendiefstal, uitgaansgeweld, gebruik en verkoop van drugs, verbodsborden etc.). Strafrecht is dan ook sterk verbonden met moraal, veiligheid en rechtvaardigheid.

B Positionering van het strafrecht

Binnen het recht zijn er verschillende rechtsgebieden. Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd. De Staat heeft een monopolie om te straffen omdat alleen de overheid, en niet burgers zelf, mag straffen. Een burger die een strafbaar feit pleegt moet verantwoording afleggen aan de overheid, die hem vervolgens straf kan opleggen. Dit is een belangrijk verschil met het civiele (of burgerlijke) recht, waarin de verhouding tussen burgers onderling wordt geregeld. De Staat blijft hier buiten omdat het civiele recht een zaak is van twee burgers.

Let wel, ook het bestuursrecht regelt de verhouding tussen burgers en de Staat. Dit rechtsgebied houdt zich bezig met het functioneren van de overheid. Voorbeelden van bestuursrechtelijke kwesties zijn het afgeven van een horecavergunning door de gemeente of de beslissing van de overheid tot de aanleg van een nieuwe spoorlijn. De algemene regels van het bestuursrecht zijn te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In het civiele recht kan de ene burger de andere burger dagvaarden en zo het geschil voorleggen aan een onafhankelijke (burgerlijke) rechter die een beslissing neemt. In het strafrecht daarentegen kan alleen de Officier van Justitie (OvJ) een verdachte van een strafbaar feit voor de (straf)rechter brengen. Hij is een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM), het staatsorgaan dat belast is met de vervolging van verdachten.

Voor slachtoffers van strafbare feiten bestaat de mogelijkheid om schadevergoeding te verzoeken bij de strafrechter. Dit voorkomt een lange, dure en ingewikkelde procedure bij de civiele rechter.

C Waarom straffen?

Over het waarom, het doel, van straffen bestaan verschillende zienswijzen. In het algemeen worden als doelen van het opleggen van straffen genoemd: vergelding en preventie. Het vergeldingsaspect impliceert dat door het opleggen van straf, het kwaad dat de dader van

.....read more
Access: 
Public

Fundamentele Rechten: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UvA

Oefententamens Fundamentele rechten - UvA - B2

Oefententamens Fundamentele rechten - UvA - B2


 

Oefententamen 31 mei 2012

 

Vraag 1

Een aantal jaren geleden is de Wet Tijdelijk Huisverbod ingevoerd. Op basis van deze wet heeft de burgemeester de bevoegdheid om een persoon van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat, te verbieden gedurende 10 dagen in of in de buurt van zijn huis te komen.

a. Zou een dergelijke bevoegdheid ook aan de burgemeester kunnen zijn toegekend op grond van een autonome gemeentelijke verordening?

b. Kan de bevoegdheid om het huisverbod nader te regelen door de wetgever worden gedelegeerd? 

c. Verdedig het standpunt dat er een grondrechtelijke verplichting kan bestaan om een maatregel te nemen die personen verbiedt om in of in de buurt van een huis te komen. 

 

Vraag 2

a. In het arrest Edamse bijstandsvrouw (rechtsoverweging 4.4) worden twee interpretatiemethoden gecombineerd. Leg uit welke twee dat zijn. 

b. Stel: de rechter overweegt dat het dragen van een keppeltje grondrechtelijk beschermd is nu ook andere godsdiensten kledingvoorschriften kennen. Welke interpretatiemethode van de reikwijdte van het grondrecht wordt hier gebruikt? 

c. Noem een arrest uit de verplichte jurisprudentie waar de tekstuele interpretatie werd toegepast en leg uit tot welke conclusie deze interpretatie leidde. 

 

Vraag 3

De gemeente verhuurt een vrijgekomen schoolgebouw aan startende onder- nemingen. Omdat de gemeente al twee ruimtes aan galerieën voor moderne kunst heeft verhuurd, kiest zij in een volgend geval niet voor een stichting die een galerie wil exploiteren, maar voor een catering bedrijfje.

a. In hoeverre is de gemeente als verhuurder gebonden aan grondrechten?

b. In hoeverre heeft de gemeente in dit geval in strijd met de Grondwet gehandeld door te weigeren de ruimte te verhuren aan de aspirant galeriehouder? (4pt) Laat op grond van vier uitspraken uit de jurisprudentie zien dat niet alleen natuurlijke personen een beroep op grondrechten toekomt. (4pt)

c. Laat op grond van vier uitspraken uit de jurisprudentie zien dat niet alleen natuurlijke personen een beroep op grondrechten toekomt. (4pt)

 

Vraag 4

Studenten zijn woedend over de bezuinigingen in het hoger onderwijs. Zij vinden de overheidsmaatregelen in strijd met artikel 13 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR), omdat het nu voor veel studenten te duur wordt om hoger onderwijs te volgen.

a. In hoeverre behoort gratis toegang tot het hoger onderwijs tot de “core content/core obligation” van artikel 13 IVESCR? 

b. Middels welke procedure kan het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten Nederland aanspreken op een mogelijke schending van artikel 13 IVESCR? 

c. In hoeverre is de volgende stelling juist? “Uit het arrest Taxivergoedingen blijkt dat een beroep op art. 9, 11 en 15 IVESCR ook niet.....read more

Access: 
Public

Personen- en Familierecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

Boeksamenvatting bij de 4e druk van Personen-, Familie- en Erfrecht van Mellema-Kranenburg en Cornelissen

Boeksamenvatting bij de 4e druk van Personen-, Familie- en Erfrecht van Mellema-Kranenburg en Cornelissen


Wat houdt het personen- en familierecht in? - Chapter 1

Wat is persoonlijkheid?

Eenieder die zich in Nederland bevindt, is ingevolge art. 1:1 lid 1 BW vrij en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten. Een persoon is een rechtssubject: drager van rechten en plichten. Dit wordt ook wel de ‘algemene rechtsbevoegdheid’ genoemd. Persoonlijke dienstbaarheden, zoals slavernij, zijn op grond van lid 2 ongeoorloofd. Vanaf de geboorte heeft men persoonlijkheid. Krachtens art. 1:2 BW kan een ongeboren kind ook reeds rechtssubject zijn. Indien het in het belang van het ongeboren kind is dat levend ter wereld komt, wordt het als reeds geboren aangemerkt. Door deze fictie (wat een hoofdrol speelt bij erfrecht) kan een ongeboren kind optreden als erfgenaam, kan het erkend worden en kunnen kinderbeschermende maatregelen worden getroffen.

Wat houden naam en woonplaats in?

Wat zegt de wet over iemands naam?

Een persoon heeft zowel een voor- als geslachtsnaam (achternaam). Deze geeft een persoon identiteit. De voornaam is de naam zoals deze in de geboorteakte staat (art. 1:4 lid 1 BW). De ambtenaar van de burgerlijke stand kan ongepaste voornamen of namen die overstemmen met een bestaande achternaam weigeren op te nemen, tenzij deze gebruikelijke voornamen betreffen (art. 1:4 lid 2 BW). Wil iemand zijn voornaam wijzigen, dan moet daartoe een verzoek bij de rechtbank worden ingediend (art. 1:4 lid 4 BW).

Ten aanzien van de geslachtsnaam geldt een keuzevrijheid van de ouders. Op grond van art. 1:5 lid 4 BW verklaren de ouders voor of bij de aangifte van de geboorte wiens geslachtsnaam het kind zal verkrijgen, wanneer het kind door de geboorte in een familierechtelijke betrekking tot allebei de ouders staat of komt te staan. Indien de ouders geen gezamenlijke keuze maken, geldt ingevolge lid 5 aanhef en sub a jo lid 13 dat de naam van de vader dan wel de duomoeder prevaleert. Wanneer het kind alleen in een familierechtelijke betrekking tot de moeder komt te staan, krijgt het op grond van lid 1 haar geslachtsnaam.

Met het oog op de eenheid binnen het gezin is in lid art. 1:5 lid 8 BW bepaald dat de keuze van de geslachtsnaam enkel kan worden gedaan wat betreft het eerste kind van dezelfde ouders. De daaropvolgende kinderen moeten dus dezelfde achternaam hebben. Het wijzigen van de geslachtsnaam is lastiger, hiervoor moet er een verzoek bij de Koning worden ingediend (art. 1:7 lid 1 BW). Er volgt vervolgens een procedure, die bij algemene maatregel van bestuur is vastgelegd in het besluit Geslachtsnaamwijziging. Veelal gaat het om bespottelijke achternamen in het kader van iemands beroep. In art. 1:9 BW is het

.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij de 4e druk van Personen-, Familie- en Erfrecht van Mellema-Kranenburg en Cornelissen

TentamenTests bij de 4e druk van Personen-, Familie- en Erfrecht van Mellema-Kranenburg en Cornelissen


Wat houdt het personen- en familierecht in? - Tentamentests 1

 

MC-vragen

Vraag 1

X en Y trouwen, volledig conform de formaliteiten, voor de kerk. Enkele weken later wordt het burgerlijk huwelijk voltrokken. Welk gevolg heeft dit?

  1. Er is geen rechtsgeldig kerkelijk huwelijk tot stand gekomen.
  2. Er is geen rechtsgeldig burgerlijk huwelijk tot stand gekomen.
  3. X en Y riskeren een geldboete.

Vraag 2

Welke personen staan niet in familierechtelijke betrekking tot elkaar?

  1. Een achter-oom met zijn achterneef.
  2. Adoptieouders en de kinderen van hun adoptiedochter.
  3. Echtgenoten onderling.

Open vragen

Vraag 1

Meneer en mevrouw Frans willen hun zoontje Frans noemen. Zal de ambtenaar van burgerlijke stand deze voornaam in de geboorteakte opnemen?

Vraag 2

Meneer Kalknagel wil zijn achternaam veranderen omdat hij geen vriendin kan vinden, volgens hem door zijn achternaam. Wie zal zijn verzoek af- of toewijzen?

Vraag 3

Emma en Frank hebben elkaar het ja-woord gegeven voor de ambtenaar van de burgerlijke stand en in aanwezigheid van hun getuigen. Direct nadat het ja-woord is gegeven, nog voordat de ambtenaar iets heeft gedaan, krijgt Frank een hartaanval en overlijdt. Is het huwelijk van Emma en Frank tot stand gekomen?

Vraag 4

Gerard en Helga zijn al jaren getrouwd en hebben geen kinderen. De sleur slaat toe en ze zijn allebei toe aan iets nieuws. Ze willen, in ieder geval voor enkele jaren, hun huwelijk beëindigen. De rechter meent dat hij het echtscheidingsverzoek niet kan toewijzen, omdat er niet gesproken kan worden van een ontwricht huwelijk. Klopt dit?

Vraag 5

Ineke werkt bijna vijf jaar als accountant, wanneer zij verliefd wordt op orthodontist Jaap. Ze gaan een geregistreerd partnerschap aan en besluiten dat Jaap de enige kostwinnaar zal zijn. Na een decennia erg luxueus te hebben geleefd en weinig te hebben gespaard, gaat Jaap er met zijn assistente vandoor. Het partnerschap wordt beëindigd. Jaap besluit te stoppen met zijn beroep en kunstschilder te worden, rondkomend van een uitkering. Ineke meent dat Jaap ervoor moet zorgen dat zij haar luxe leventje kan voortzetten. Jaap geeft aan niets te hoeven betalen, omdat hij moet rondkomen van een uitkering. Wie heeft het juist?

Vraag 6

Kwalificeer de verwantschap (type en graad) van X in relatie tot:

  1. Haar man.
  2. De zoon van een zus van haar oma.
  3. Haar betachterkleinkind.
  4. De man van haar neef.

Vraag 7

Koen en Linda zijn getrouwd en willen kinderen. Koen heeft echter vruchtbaarheidsproblemen. Linda stelt voor haar ex-vriend, Marco, in te schakelen. Koen voelt zich schuldig en stemt hiermee in (‘één keertje dan’). Zo’n negen maanden later wordt Nina geboren.

    .....read more
    Access: 
    Public
    Follow the author: Law Supporter
    Contributions, Comments & Kudos

    thx

    dank je wel

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    2137 1