Materieel Strafrecht - UU - Recht - B2/B3 - Oefenmaterialen
- 2798 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Royce en Hadrian zijn aanwezig op een feest dat op de derde verdieping van een studentenflat op de Uithof gehouden wordt. Rondom de flat loopt een aantal katten. Na de consumptie van een aantal shottjes bedenkt Royce, die een hekel heeft aan katten, een spel. Hij nodigt Hadrian uit om mee te doen en legt de spelregels als volgt uit: “We gooien lege shotflesjes vanaf het balkon naar beneden. Wie het eerst een kat raakt, wint!” Hadrian, ook niet helemaal nuchter meer, is wel in voor een uitdaging en loopt mee naar het balkon. Vanaf het balkon gooien Royce en Hadrian om de beurt een leeg shotflesje naar beneden. Ze missen de katten echter keer op keer. Dan komt de jonge rechtenstudente Arista aanlopen. Zij is net uit de bus gestapt en passeert de studentenflat op weg naar huis. “Houd daarmee op! Dit is levensgevaarlijk!”, roept Arista naar de jongens, terwijl het glas van uiteenspattende shotflesjes haar om de oren vliegt. Omdat de jongens blijven gooien, besluit Arista haar boodschap kracht bij te zetten met de volgende mededeling: “Ik bel de politie!”, schreeuwt ze omhoog. Vervolgens blijft ze staan om de daad bij het woord te voegen en rommelt ze in haar tas, op zoek naar haar mobiele telefoon. Op dat moment pakt Royce een vol shotflesje uit het krat, de lege zijn inmiddels op. Hij geeft het flesje aan Hadrian. Hadrian aarzelt: hij denkt aan hetgeen Arista gezegd heeft en twijfelt of dit wel zo’n goed idee is. Bovendien vindt hij het zonde van het shot. Omdat hij geen gezichtsverlies wil lijden tegenover Royce, gooit hij het shotflesje toch naar beneden. Het flesje raakt Arista’s hoofd. Ze valt om en blijft stil liggen.
Neem aan dat Arista niet is overleden. Is dan in casu sprake van een strafbare poging tot doodslag (art. 45 jo. 287 Sr)?
Hevig geschrokken kijken de jongens elkaar aan. “Ik wil niet dat ze dood gaat!”, roept Hadrian tegen Royce. Vervolgens grijpt Hadrian zijn mobiele telefoon, belt 112 en meteen daarna zijn vriend Bram, die geneeskunde studeert en in dezelfde studentenflat woont, met het verzoek onmiddellijk te komen. Royce rent naar binnen en neemt de lift naar beneden. Daar aangekomen ziet hij Arista bewusteloos op de grond liggen. Haar gezicht is lijkbleek en ze heeft een gapende hoofdwond.
Royce legt voorzichtig zijn jas over Arista heen om haar warm te houden en stelpt het bloeden provisorisch met zijn zakdoek. Hij blijft naast Arista zitten tot Bram gearriveerd is. Bramnverleent Arista de nodige medische bijstand. Kort daarna komen de ambulancebroeders aanrijden. Arista wordt naar het ziekenhuis gebracht, waar artsen haar het leven weten te redden. Ze ligt nog weken in coma. Naar later blijkt, had Arista het incident niet overleefd als de jongens niet zo snel en adequaat gehandeld hadden, nadat zij door het shotflesje was geraakt.
Kunnen Royce en Hadrian zich in casu met succes beroepen op vrijwillige terugtred?
Royce en Hadrian worden uiteindelijk vervolgd voor zware mishandeling (art. 302 Sr). Op grond van welke deelnemingsvorm is zowel Royce als Hadrian strafbaar?
Stel, in afwijking van het voorgaande, dat Arista tijdens een spoedoperatie in het ziekenhuis overlijdt, doordat tijdens deze noodzakelijke operatie complicaties zijn ontstaan. De dienstdoende arts had net zijn specialistenopleiding afgerond en kon wegens zijn gebrek aan ervaring deze complicaties niet het hoofd bieden. Bovendien had hij al twaalf uur achter elkaar gewerkt en kon hij zijn vermoeidheid gedurende de operatie met moeite onderdrukken. Royce en Hadrian worden vervolgd voor zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend (art. 302 lid 2 Sr). De raadsman van Royce en Hadrian voert aan dat Arista als gevolg van het medisch handelen door de arts is komen te overlijden en niet door de gedragingen van zijn cliënten.
Heeft het verweer van de raadsman kans van slagen?
Welke drie vragen moet de rechter zich stellen bij de beoordeling van de strafuitsluitingsgrond ontoerekenbaarheid?
Kan culpa in causa bij dit oordeel een rol spelen? Motiveer uw antwoord.
Kan het opzet van een medewerker van een rechtspersoon worden toegerekend aan die rechtspersoon? Motiveer uw antwoord aan de hand van de jurisprudentie.
Myron werkt bij de kleine dierenspeciaalzaak ‘D’n brave hond’. Het bedrijf heeft al een aantal jaren last van een grote concurrent in de straat die alle klandizie wegkaapt. De directeur-eigenaar van het eenmansbedrijf ‘D’n brave hond’, Han Catz, besluit daarom naast de legale handel in hagedissen een illegale handel in beschermde uitheemse kameleons op te zetten. Deze kameleons leveren veel op terwijl zij heel erg kunnen lijken op hagedissen en daardoor niet opvallen binnen het bedrijf. Bij de verkoop van kameleons worden twee bonnen gemaakt: één voor de klant die de prijs van de kameleon vermeldt en één voor deadministratie van Catz waarop staat dat zijn bedrijf (veel goedkopere) hagedissen heeft verkocht. De fraude wordt echter na enige tijd ontdekt. Uit het onderzoek blijkt dat met name Myron zich met de verkoop van de kameleons bezig hield en ook de valse bonnen heeft opgemaakt.
Kan de officier van justitie Han Catz met succes vervolgen ter zake van het plegen van valsheid in geschrifte (art. 225 lid 1 Sr)?
Wat is een kwaliteitsdelict? Geef een voorbeeld en vermeld waarin de kwaliteit is gelegen.
De voorwaarden voor een strafbare poging (art. 45 Sr) zijn: er is sprake van een misdrijf, er is een voornemen van de dader (ook wel in de zin van voorwaardelijke opzet) en er is een begin van uitvoering van het misdrijf. Allereerst is er sprake van een misdrijf, namelijk doodslag (art. 287 Sr). Dan moet er sprake zijn van voorwaardelijke opzet van Hadrian. Voor voorwaardelijke opzet is nodig (volgens Hiv 1) dat Hadrian de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zou intreden. In casu heeft Hadrian, door het flesje te gooien, de kans aanvaard, omdat hij wist of behoorde te weten dat hij een kans had dat haar zou raken, mede gezien het feit dat hij ook twijfelde of het wel een goed idee was, dit moet je uitwerken. ls laatste moet er sprake zijn van een begin van uitvoering, deze moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf (Cito-arrest). Het gooien van een vol flesje naar het meisje na een waarschuwing kan door een gemiddeld mens naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden gezien als een poging tot voltooiing van het misdrijf. Aan alle vereisten voor een strafbare poging is volRoyce en dus sprake van een strafbare poging tot doodslag.
Vrijwillige terugtred komt voort uit art. 46b Sr. Allereerst moet het misdrijf niet zijn voltooid, daar is sprake van, het misdrijf is namelijk moord, maar dat is niet voltooid. Daarnaast moet er sprake zijn van een autonoom wilsbesluit, in principe besluiten ze wel zelf om Arista te gaan helpen, dus zou je kunnen betogen dat er hier sprake is van een autonoom wilsbesluit die niet wordt overschaduwd door externe pHadriankels, als Arista die stil op de grond ligt. Aangezien hier ook sprake is van een voltooide poging moet er krachtens r.o. 2.5 Remkabels ook een optreden van verdachte zijn dat naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Nu we hebben gelezen dat Arista zonder hun ingrijpen dood zou zijn geweest is er sprake van een terugtredactie en kunnen Royce en Hadrian met succes een beroep doen op vrijwillige terugtred.
Op grond van medeplegen (art. 47 Sr) is zowel Royce als Hadrian strafbaar. De vereisten hiervoor zijn een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De nauwe samenwerking komt voort uit een materiële bijdrage, in casu dus van beide, Hadrian heeft het flesje gegooid wat door Royce aan hem is gegeven. Daarnaast moest bij beide dubbel opzet zijn naar het samen plegen van het feit en dat het feit plaats vindt. In casu hebben beide de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gevolg (het feit) zou intreden en hebben ze dit bewust samen geRoyce, door beide flesjes te gooien. Dan moet er ook een bewuste samenwerking zijn, dit komt mede voort uit het feit dat de uitvoeringshandeling inwisselbaar was, ook Royce had het flesje kunnen gooien, waaruit de samenwerking blijkt. Aan alle vereisten is dus volRoyce en beide zijn strafbaar op basis van deelneming (art. 47 Sr).
In casu is sprake van de causaliteitsvraag; wie is de veroorzaker van het delict? Op basis van de leer van de redelijke toerekening wordt hier naar gekeken, uit het Kroeggeweld-arrest. De factoren hiervoor zijn: de aard van de gedraging, was er aanwezigheid van opzet bij Royce en Hadrian, wat is de strekking van de delictsomschrijving en was er sprake van een complexe causale keten. Allereerst is de gedraging van een shotflesje van grote hoogte richting iemand gooien naar haar aard geschikt om het desbetreffende gevolg in het leven te roepen, ieder weet dat het erg gevaarlijk is om zware voorwerpen richting een persoon vanaf grote hoogte te gooien. Daarbij was er, zoals eerder is behandeld in vraag 1, sprake van opzet, beide hadden namelijk de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gevolg zou intreden en hebben dus eigenlijk het gevolg enigszins ‘gewild’. Ook betreft art. 302 lid 2 Sr om de lichamelijke integriteit van een persoon te beschermen, welke door de gedraging van beide heren nu is geschonden. Echter, wel is sprake van een complexe causale keten, namelijk het feit dat tussen de gedraging en het overlijden nog een arts is gekomen die de dood niet heeft kunnen voorkomen. Er vind dan naar afweging van redelijkheid plaats tussen de oorzaken en aangezien alles begon bij de gedraging van Royce en Hadrian, zonder hoefde de arts niet eens in actie te komen, kan het gevolg worden toegerekend aan Royce en Hadrian, nu alle factoren positief zijn beantwoord.
De rechter moet allereerst de vraag beantwoorden of er ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een psychische stoornis of een verminder van geestesvermogens bij de dader. Vervolgens moet de rechter de vraag stellen of deze stoornis van invloed is geweest op het delict. Als laatste moet de rechter zich de vraag stellen of er niet, verminderd of geheel kan worden toegerekend.
Nee, van culpa in causa kan bij het onderdeel van toerekenbaarheid geen sprake zijn, omdat het om de vraag gaat of iemand leed aan een psychische stoornis, iets waar men zelf niet aan kan bijdragen. Culpa in causa kan wel een rol spelen, namelijk bij de derde vraag, hier wordt gekeken naar de omstandigheden van het geval en de toerekenbaarheid. Het kan zo zijn dat de verdachte zichzelf in een situatie heeft gesteld waaruit de verboden gedraging is gekomen.
Ja, de opzet van een medewerker van een rechtspersoon kan worden toegerekend aan die rechtspersoon. Dit heeft de Hoge Raad besloten in het Gezondheidscertificaat-arrest. Dit kan wanneer aan de medewerker taken zijn toegekend, die geheel voor de medewerker haar zorg komt en de gedragingen van de medewerker ten behoeve van de rechtspersoon zijn en deze rechtspersoon op de hoogte was van de gedragingen van de medewerker. Dat de rechtspersoon geen toestemming had gegeven doet hier niet aan af (r.o. 7.2)
Aangezien het hier gaat om een eenmanszaak is Han Catz als een natuurlijk persoon te beschouwen. Uit het IJzerdraad-arrest zijn twee criteria naar voren gekomen t.a.v. het daderschap van een natuurlijk persoon als functioneel dader, dit zijn: het beschikkingscriterium en het aanvaardingscriterium. Aan het beschikkingscriterium is volRoyce als de persoon een bepaalde feitelijke zeggenschap had over de activiteiten, dit is in casu aan volRoyce, omdat je als directeur van een bedrijf vermocht te beschikken of de handelingen plaats vonden, al helemaal, omdat hij de handel zelf heeft opgezet. Daarnaast moeten de gedragingen worden aanvaard door Han Catz, ook dit is het geval, omdat Han door het opzetten van de illegale handel ook redelijkerwijs heeft aanvaard dat hierbij de bonnetjes werden vervalst en aangezien deze naar zijn eigen administratie ging heeft hij deze anders placht te hebben aanvaard. Aan beide criteria is volRoyce, maar nu er in de delictsomschrijving volgt dat er ook sprake moet zijn van opzet, moet hier ook aan worden getoetst. Al met al, heeft de directeur in ieder geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gevolg van vervalste bonnetjes zou intreden, omdat hij dit redelijkerwijs kon vermoeden en waarschijnlijk zelf heeft geïnitieerd, nu hij zelf de illegale handel is begonnen. Han Catz kan dus vervolgd worden voor valsheid in geschrifte.
Een kwaliteitsdelict is een delict waarbij er een gevolg intreed bij de oorspronkelijke gedraging, waartoe de dader geen opzet hoeft hebben gehad. Een voorbeeld hiervan is mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend (art. 300 lid 2 Sr). De kwaliteit ligt hier in het zwaar lichamelijk letsel, dit is een gevolg geweest van de mishandeling, maar de dader heeft hier geen opzet toe gehad. FOUT - Kwaliteitsdelicten zijn delicten die niet tot een ieder zijn gericht, maar enkel tot (rechts)personen die over een bepaalde hoedanigheid of kwaliteit beschikken. Alleen degenen die over de geëiste kwaliteit beschikken zijn normadressaat van dit delict. Voorbeelden zijn: de ambtsmisdrijven (art. 355 e.v. Sr), en de eenvoudige bankbreuk (art. 340 Sr). In art. 355 Sr is de kwaliteit gelegen in de omstandigheid dat de dader hoofd van een ministerieel departement is; in art. 340 Sr is de kwaliteit gelegen in de omstandigheid dat de dader in staat van faillissement verkeert.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Materieel Strafrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2297 |
Add new contribution