Vragen

Vraag 1

Geef voor de cellen A, B, C of D aan, welk type fout op die plaats hoort te staan.

1. A: Type I-fout, D: Type II-fout
2. C: Type I-fout, A: Type II-fout
3. D: Type I-fout, C: Type II-fout
4. A: Type I-fout, B: Type II-fout.

Vraag 2

Als we H₀ verwerpen na te hebben getoetst met α=5%, betekent dat, dat:

1. H₀ een normale verdeling volgt.
2. We hebben aangetoond dat H₀ onwaar is en H_a waar.
3. Het zo onwaarschijnlijk is dat een gevonden gemiddelde onder H₀ ligt, dat we denken dat er sprake moet zijn van een andere verdeling; H_a.
4. Er maar 5% kans is dat een dergelijk gemiddelde wordt gevonden onder H₀.

Vraag 3

Hoogleraar Waterlander onderzoekt de relatie tussen burgerlijke staat (gehuwd of ongehuwd) en tevredenheid met de relatie. Zij vroeg aan honderd getrouwde en ongetrouwde mannen of zij tevreden zijn met hun relatie (ja, nee) en verkreeg de volgende resultaten:

Wat is de kans dat een ongetrouwde man tevreden is met zijn relatie?

1. 0.10
2. 0.20
3. 0.25
4. 0.50

Vraag 4

Zie onderstaande tabel en beoordeel de volgende stellingen:

1. De kans op nee is voor Conditie A en Conditie B afhankelijk.
2. De kans dat iemand in conditie A valt en ja zegt, is P=0,40.

1. I onjuist, II juist
2. I onjuist, II onjuist
3. I juist, II juist
4. I juist, II onjuist

Vraag 5

Er is een Aziatische stam ver van de westerse wereld, die door een mutatie een variabel aantal tenen heeft. Het aantal tenen verschilt er van drie tot en met zeven. 18% van de bevolking heeft vier tenen, 46% heeft vijf tenen, 16% heeft zes tenen en 13% zeven tenen. Één van de stamvrouwen is zwanger en wil graag weten hoeveel tenen ze statistisch bij het kind moet verwachten volgens deze gegevens. Dit zijn:

1. 5,10 tenen
2. 5,00 tenen
3. 4,89 tenen
4. 3,96 tenen

Vraag 6

Mevrouw van der Helm wil weten wat alle Nederlanders vinden van de kabinetsplannen om te bezuinigen op cultuur. Zij houdt een telefonische enquête en ondervraagt 1200 Nederlanders: 60% man en 40% vrouw. Hiervan zegt 45% van de mannen voor bezuiniging te zijn en 35% van de vrouwen tegen. Er werd verwacht dat geslacht geen rol zou spelen in de mening over dit onderwerp. Wat is de conclusie die we over deze verwachting kunnen trekken?

1. Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen (p>0,05)
2. Er is wel een verschil tussen mannen en vrouwen (P<0,05)
3. Er is wel een verschil tussen mannen en vrouwen (P<0,025)
4. Er is wel een verschil tussen mannen en vrouwen (P<0,001)

Vraag 7

Is het vader‐kind contact (goed of niet goed) voor 10-jarige jongens afhankelijk van de sociale status (laag, midden of hoog)? Een onderzoek bij 150 10‐jarige jongens geeft de volgende data:

Bereken de waarde van de toetsstatistiek.

1. 1.04
2. 4.97
3. 5.59
4. 7.16

Vraag 8

De kans dat leerling X een autismediagnose toekent aan een meisje van 10 jaar is 34%. De kans dat leerling Y een autismediagnose toekent aan een meisje van 10 jaar is 45%. De kans dat eenzelfde meisje van 10 jaar dezelfde beoordeling krijgt van leerling X als van leerling Y is 86%. Wat is KAPPA?

1. .711
2. .344
3. .516
4. .667

Vraag 9

Ga na welke van de twee volgende beweringen over het 95% betrouwbaarheidsinterval van het gemiddelde juist zijn.

1. Het populatiegemiddelde ligt altijd in het betrouwbaarheidsinterval.
2. Het steekproefgemiddelde ligt altijd in het betrouwbaarheidsinterval.

1. I is juist, II is onjuist
2. I is onjuist, II is juist
3. I & II zijn beide juist
4. I & II zijn beide onjuist

Vraag 10

Bij 81 kinderen is een intelligentietest afgenomen. De test heeft in de populatie een gemiddelde van 100 en standaarddeviatie van 15. Wat is de kans dat een willekeurig kind een score heeft van 85 of hoger?

1. 0.1587
2. 0.6587
3. 0.5000
4. 0.8413

Vraag 11

Waar wordt de t‐toets voor gepaarde waarnemingen voor gebruikt?

1. Voor het toetsen van verschillen in gemiddelden tussen twee afhankelijke steekproeven
2. Voor het toetsen van verschillen in proporties tussen twee onafhankelijke steekproeven
3. Voor het toetsen van verschillen in proporties tussen twee afhankelijke steekproeven
4. Voor het toetsen van verschillen in gemiddelden tussen twee onafhankelijke steekproeven

Vraag 12

In een experiment werden zes aselect gekozen proefpersonen getraind op een aandachtstaak. Hun prestatie werd voordat het experiment plaatsvond en na afloop van het experiment op een schaal van 1 tot 10 gemeten (een hoger cijfer betekent betere aandacht). De resultaten staan hieronder. We willen nagaan of de training de score doet toenemen en toetsen met α = 0.05. SPSS geeft de volgende uitdraai:

Bereken de waarde van de toetsingsgrootheid.

1. 1.01
2. 2.44
3. 2.46
4. 2.82

Vraag 13

Geef aan in welk interval de overschrijdingskans ligt die hoort bij de hypothesen van de onderzoeker.

1. 0.005 < P < 0.010
2. 0.010 < P < 0.025
3. 0.025 < P < 0.050
4. 0.050 < P < 0.100

Vraag 14

Er wordt aan dertien aselect gekozen biologiestudenten en dertien aselect gekozen geneeskundestudenten gevraagd om aan te geven op een waarderingsschaal (0 t/m 100) hoe zij een televisiedocumentaire over het Waddengebied beoordeelden. De resultaten staan in de onderstaande SPSS uitvoer.

GROUP STATISTICS

INDEPENDENT SAMPLES TEST

Bepaal de overschrijdingskans die hoort bij de hypothesen van de onderzoeker.

1. 0.070
2. 0.068
3. 0.035
4. 0.034

Vraag 15

Hoe kunnen we de power vergroten?

1. Door een kleinere steekproef te hanteren
2. Door het aantal proefpersonen te vergroten
3. Door de verdelingen dichter naar elkaar toe te plaatsen
4. De power staat vast voor elke verdeling

Antwoordindicatie

Vraag 1

A

Vraag 2

C

Vraag 3

C

Vraag 4

B

• De condities zijn onafhankelijk, want de marginale kansen zijn gelijk aan de conditionele kansen en de conditionele kansen zijn gelijk aan elkaar.
• De kans op Conditie A en ja = 32/190 = 0,168.

Vraag 5

A

Vraag 6

D

Aan de hand van tekst geobserveerde frequenties bepalen en tabel maken:

fo: fe:

Opzoeken in tabel : p<0,005

Vraag 7

C
fo: fe:

Vraag 8

A

Vraag 9

B

Vraag 10

D, P-waarde bij z=1,00 is p=0,8413.

Vraag 11

A

Vraag 12

C

Vraag 13

C

Vraag 14

B

Kijk bij equal variances assumed, want de standaarddeviaties verschillen niet meer dan een factor 2. Aflezen: sig. (2-tailed) = 0,068.

Vraag 15

B