Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2018


Vragen

Vraag 1a

In paragraaf van het artikel Rechtstreekse werking van internationale verdragen: een Hollands probleem met een Amerikaanse of Franse oplossing? wordt op onder meer de vraag aan de orde gesteld of aan artikel 91 van de Grondwet een argument kan worden ontleend om voortaan de wetgever een prominentere rol te geven bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling.

Waarom veronderstellen de auteurs van het artikel dat naar Nederlands staatsrecht de wetgever nog geen prominente rol speelt bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling? (4 punten, 75 woorden)

Vraag 1b

De auteurs wijzen er voorts op dat een interessante vraag is hoe zo n constitutionele rol voor regering en parlement zich verhoudt tot de contextuele benadering waarvoor de Hoge Raad in het [CAN]-arrest heeft gekozen Deze contextuele benadering in het CAN- arrest staat op gespannen voet met het voorstel om de rol van de wetgever bij de vaststelling van de werking van een verdragsbepaling te benadrukken. Leg uit waarom dat zo is. (6 punten, 150 woorden)

Vraag 2a

Dathne en Matt zitten met het volgende. Tijdens een staatsbezoek aan de Volksrepubliek China doet koning Willem-Alexander enkele politiek getinte uitspraken over het voorstel van het centrale comité van de Chinese Communistische Partij om het maximumaantal opeenvolgende termijnen dat een president en vicepresident mogen vervullen, af te schaffen. De Tweede Kamer wil hierover van gedachten wisselen met de regering.

Dathne stelt dat aangezien de uitlatingen buiten het grondgebied van het koninkrijk zijn gedaan niemand hiervoor de verantwoordelijkheid draagt. Matt heeft zijn bedenkingen bij Dathnes standpunt. Adviseer Matt over de vraag of voor de uitlatingen van de koning ministeriële verantwoordelijkheid wordt gedragen, en zo ja of het staatsrechtelijk uitmaakt welke minister door de Kamer wordt aangesproken in deze kwestie. (5 punten, 100 woorden)

Vraag 2b

Na afloop van het staatsbezoek van de koning aan China wordt in het opinieblad De Doranen een artikel geplaatst over mogelijk geheime afspraken tussen de Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid en zijn Chinese collega over het aftappen van internetkabels. Een Tweede Kamerlid vraagt aan de minister of de inhoud van dit artikel waar is. De minister wil in het belang van de nationale veiligheid geen antwoord geven op deze vraag. Kan de Kamer de minister dwingen de gevraagde inlichtingen te verstrekken?

Licht uw antwoord toe. (5 punten, 100 woorden)

Vraag 3

Naar verwachting treedt in 2021 de Omgevingswet in werking, een wet die een groot aantal reeds bestaande wetten op het terrein van het omgevingsrecht integreert en vereenvoudigt. Kenmerkend voor de wet is dat de inhoudelijke normstelling grotendeels bij algemene maatregel van bestuur zal plaatsvinden. De wet bevat daartoe een groot aantal delegatiebepalingen. Als argumenten daarvoor worden aangevoerd:

  1. Een groot deel van de inhoudelijke normstelling volgt rechtstreeks uit Europese richtlijnen;
  2. Er is behoefte aan flexibiliteit om het ruimtelijk beleid snel te kunnen aanpassen. Critici, waaronder de Raad van State, voeren niettemin fundamentele staatsrechtelijke bezwaren aan. Noem twee verschillende staatsrechtelijke kritiekpunten, die aansluiten bij de bovengenoemde argumenten. (10 punten, 200 woorden)

Vraag 4a

Omdat Taeke Wortelboer principiële bezwaren heeft tegen het koningshuis besluit hij op koningsdag in Groningen te gaan protesteren. Hoewel enkele vrienden zich aanvankelijk bereid hebben verklaard met hem mee te doen, komt er op de dag zelf niemand anders opdagen. Taeke besluit daarop dan maar in zijn eentje te protesteren. Hij stelt zich strategisch op langs de route waar het koninklijk gevolg zal passeren en rolt vast zijn spandoek uit. Nog voor de koning in de buurt is, wordt Taeke door een agent aangesproken die hem meedeelt dat demonstraties vandaag in het centrum niet zijn toegestaan, om zo de feestelijke sfeer te beschermen.

In hoeverre kan Taekes protest als betoging in de zin van de Grondwet worden aangemerkt? (2 punten, 50 woorden)

Vraag 4b

Noem ten minste twee punten waarop de bescherming van de vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 7 lid 1 Grondwet verder gaat dan de bescherming van het betogingsrecht op grond van artikel 9 Grondwet en de Wet openbare manifestaties. (4 punten, 120 woorden)

Vraag 4c

In hoeverre biedt artikel 10 EVRM aanvullende rechtsbescherming ten opzichte van artikel 7 lid 1 Grondwet? (4 punten, 100 woorden)

Vraag 5a

Waarom past een verbod op ondemocratische politieke partijen beter bij een materiële democratie-opvatting dan bij een formele democratie-opvatting? (5 punten, 100 woorden)

Vraag 5b

In hoeverre biedt het huidige artikel 2:20 BW, in de uitleg die de Hoge Raad daaraan geeft, voldoende ruimte om politieke partijen die actief oproepen om met geweld de democratie af te schaffen en te bestrijden verboden te verklaren en te ontbinden? (5 punten, 150 woorden)

Vraag 6

Op grond van artikel 40, derde lid, van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) kunnen door de verantwoordelijke behandelaar beperkingen worden gesteld aan het recht op bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis indien ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de patiënt daartoe nopen dan wel indien verstoring van de orde in het ziekenhuis in het geding is. Is deze bepaling uit de Wet Bopz verenigbaar met artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM? (10 punten, 150 woorden)

Vraag 7a

In de Hilversumse Vuurwerkverbod-uitspraak beoordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtmatigheid een bepaling in de algemene plaatselijke verordening (APV) over het afsteken van vuurwerk.

Had de gemeenteraad in de APV kunnen bepalen dat overtreding van het verbod tot afsteken van vuurwerk wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste zes weken? (2 punten, 75 woorden)

Vraag 7b

Had de gemeenteraad in de APV kunnen bepalen dat de bevoegdheid om over het gebruik van vuurwerk nadere regels vast te stellen, aan de burgemeester toekomt? (4 punten, 75 woorden)

Vraag 7c

De Hilversumse APV dateert van 2010. In overweging 3 van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak komt de verhouding tussen de APV en het Vuurwerkbesluit ter sprake. Dat Vuurwerkbesluit is een algemene maatregel van bestuur uit 2002, en is dus ouder dan de APV. Leg uit waarom artikel 121 Gemeentewet in deze casus desondanks niet van toepassing is. (4 punten, 150 woorden)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Het uitgangspunt in het Nederlandse recht is dat uiteindelijk de rechter bepaalt of een verdragsbepaling eenieder verbindend is/rechtstreekse werking heeft. Wat regering en parlement daaromtrent t.t.v. de verdragsgoedkeuring hebben gesteld, is dus niet doorslaggevend.

Vraag 1b

Het accentueren van de rol van de wetgever betekent in dit geval dat de wetgever expliciet(er) uitlatingen doet over de vraag welke verdragsbepalingen eenieder verbindend zijn. Dat is per definitie abstract en generiek (Rechtstreekse werking van Internationale verdragen). De contextuele benadering die de Hoge Raad voorstaat (rov. 3.5.2-3.5.3 in het CAN-arrest) is per definitie concreet en casusspecifiek (maatwerk). Beide benaderingen wijzen dus in een tegengestelde richting.

Vraag 2a

Ingevolge art. 42(2) Grondwet is de koning onschendbaar en zijn de ministers (alle!) verantwoordelijk. Voor niet-gecontrasigneerde handelingen van de koning zijn de ministers verantwoordelijk voor zover die handelingen het openbaar belang raken. Daarvan is hier sprake (politiek getint, Tweede Kamer wil uitleg). Dat de uitspraken buiten het grondgebied van het rijk zijn gedaan, doet niet ter zake. Het maakt staatsrechtelijk niet uit welke minister wordt aangesproken; wel is op grond van de praktijk de minister-president het eerste aanspreekpunt voor koninklijke kwesties.

Vraag 2b

Nee. Op grond van art. 68 Grondwet geeft de minister de Kamer de door één of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij die verstrekking strijdig is met het belang van de staat. Het beroep op de nationale veiligheid kan worden begrepen als het belang van de staat. Onder deze omstandigheid kan de minister niet door de Kamer worden gedwongen de gevraagde inlichtingen te geven.

Vraag 3

De Omgevingswet is een kaderwet, die de inhoudelijke normstelling grotendeels aan de regering (bij amvb) overlaat. In de vraag is daarvoor een tweetal argumenten weergegeven. Staatsrechtelijke kritiek is onder andere door de Raad van State verwoord (citaat in Delegatie van regelgevende bevoegdheid, p. 104).

  • Onduidelijkheid en onzekerheid in het wetgevingsproces omdat de materiële bepalingen dan nog niet zijn vastgesteld. Dat maakt de formele legitimatie door de wetgever in zekere zin van veel minder betekenis, wat weer afbreuk doet aan het stelsel van democratische waarborgen.
  • Verruiming van de bevoegdheid van het bestuur door open geformuleerde bevoegdheden (d.w.z. zonder inhoudelijke begrenzing in de wet), en toekenning van instrumenten die het mogelijk maken af te wijken van algemeen verbindende voorschriften, leiden ertoe dat onvoldoende aandacht wordt gegeven aan de begrenzing van overheidsmacht.

Gerelateerd aan beide in de vraag genoemde argumenten voor de Omgevingswet kan deze kritiek als volgt worden vertaald:

  • Ad 1: ook als inhoudelijk weinig beleidsruimte bestaat omdat de materiële inhoud van het te regelen recht al in de richtlijnen is opgenomen, geldt nog steeds dat de keuze voor de wijze waarop dat gebeurt (vorm en middelen), in beginsel vraagt om betrokkenheid van de medewetgever, mede gelet op het primaat van de wetgever.
  • Ad 2: flexibiliteit kan een reden zijn om zaken bij amvb te regelen, maar flexibiliteit zal nooit over de volle breedte gelden: en juist dan is het belangrijk de hoofdlijnen in de wet vast te leggen, ook als richtsnoer voor de regering om daaraan nader een flexibele invulling te geven.

Vraag 4a

Een betoging is een gemeenschappelijke meningsuiting. Taeke is alleen en geniet dus geen bescherming van art. 9 Grondwet (Occupy-uitspraak, rov. 4.1).

Vraag 4b

Bij het nakijken beperkten we ons tot verschillen tussen art. 7(1) Grondwet en 9 Grondwet/Wom; niet vereist is dat wordt aangetoond dat in die verschillen de bescherming van art. 7(1) Grondwet sterker is dan de bescherming van art. 9 Grondwet/Wom.

  • meningsuiting: geen voorafgaande kennisgeving vereist, bij betoging wel (NB: een kennisgeving is niet hetzelfde als een vergunning of een vereiste van verlof!);
  • volledig verbieden van meningsuitingen is niet mogelijk, bij betoging wel;
  • de uitingsvrijheid beschermt individuen terwijl de betogingsvrijheid collectieven beschermt;
  • 9 en Wom kennen doelcriteria, art. 7 niet;
  • Art. 7(1) is techniekafhankelijk geformuleerd, art. 10 EVRM niet.

NB: beoordeling op grond van de inhoud is geen verschil: ook bij betogingen mag de inhoud geen rol spelen, vgl. artt. 3(4), 4(3) en 5(3) Wom.

Vraag 4c

Minimaal twee voorbeelden van aanvullende rechtsbescherming, zoals:

  • de proportionaliteitstoets, die een verdere inhoudelijke rechterlijke beoordeling mogelijk maakt. Vgl Sunday Times, rov. 59 vv;
  • het EVRM beschermt het recht om inlichtingen te ontvangen/meningen te koesteren;
  • het EVRM heeft een techniekonafhankelijke formulering;
  • het EVRM kan dienen als toetsingskader voor wetten in formele zin;
  • het EVRM beschermt ook handelsreclame.

Vraag 5a

In een formele democratieopvatting is democratie een neutraal besluitvormingsproces waarin het standpunt van de meerderheid beslissend is. Een materiële democratieopvatting stelt inhoudelijke eisen aan (uitkomsten van) het proces. Die eisen hebben betrekking op fundamentele waarden en rechten (kortweg eisen van de rechtsstaat). Ondemocratische politieke partijen willen de democratie afschaffen. Volgens een materiële democratieopvatting heeft de democratie het recht zich tegen aantasting te beschermen, onder andere door partijverboden. Daarom past een partijverbod bij een materiële democratieopvatting en niet bij een formele democratieopvatting.

Vraag 5b

Ingevolge artikel 2:20, eerste lid, BW kunnen rechtspersonen alleen verboden worden als hun werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. De Hoge Raad heeft in het arrest Martijn uiteengezet wanneer daarvan sprake is. Beslissend is dat verbodenverklaring slechts aanvaardbaar is indien zij kan worden aangemerkt als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten (rov. 3.10). Van daadwerkelijke ontwrichting hoeft (nog) geen sprake te zijn om tot verbodenverklaring te kunnen overgaan.

I.c. gaat het om een politieke partij (een rechtspersoon in de zin van 2:20 BW) die actief oproept om met geweld de democratie af te schaffen. Deze werkzaamheid kan worden gekwalificeerd als daadwerkelijke aantasting van een wezenlijke grondslag van ons rechtsstelsel, de democratie. Verdedigbaar is bovendien dat een verbod als een noodzakelijke maatregel kan worden beschouwd om deze aantasting tegen te gaan.

Vraag 6

Art. 2, derde lid, Vierde Protocol EVRM hanteert de volgende beperkingsvoorwaarden

  • voorzien bij wet: Wet bopz (voorzienbaar en toegankelijk volgens het Sunday Times- arrest)
  • legitiem doel: handhaving openbare orde, bescherming gezondheid, bescherming van rechten en vrijheden van anderen
  • noodzakelijk in een democratische samenleving: dringende maatschappelijke behoefte, redelijke verhouding tussen de ernst van de inbreuk en de zwaarte van het belang dat met de inbreuk wordt gediend + evenredig.

Aan deze voorwaarden zal hier zijn voldaan. 40, derde lid, Wet bopz is verenigbaar met art. 2 Vierde Protocol EVRM.

Vraag 7a

Ja. Ingevolge art. 154 Gemeentewet kan de raad op overtreding van zijn verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden (of een geldboete van de tweede categorie) stellen. De maximale hechtenis van zes weken valt ruim binnen die bandbreedte.

Vraag 7b

Nee. Weliswaar is de raad bevoegd zijn bevoegdheden te delegeren, maar ingevolge art. 156, eerste lid Gemeentewet kan dat enkel aan het college of aan een bestuurscommissie. Delegatie aan de burgemeester is uitgesloten.

Vraag 7c

In overweging 3.3 constateert de ABRvS dat het Vuurwerkbesluit en de APV verschillende objecten reguleren: het Vuurwerkbesluit gaat over technische eisen aan consumentenvuurwerk en de tijdstippen waarop dat afgestoken mag worden; de APV- bepaling betreft plaatsen waar al dan niet vuurwerk afgestoken mag worden. Beide regelingen hebben dus niet hetzelfde onderwerp (Emmense Baliekluivers), zodat art. 121 Gemeentewet hier niet aan de orde is.

    Check page access:
    Public
    Check more or recent content:

    Staatsrecht 2 - Recht - RUG - B2 - Oefenbundel

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2019

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2019


    Vragen

    Vraag 1a

    Artikel 2:57 APV Groningen luidt: “Het is verboden (stads)duiven of andere overlastveroorzakende vogels te voeren of gelegenheid te bieden deze te voeren op een openbare plaats.”

    Leg uit welke staatsrechtelijke noodzaak bestaat om het bestanddeel “op een openbare plaats” in het voorschrift op te nemen. Besteed in uw antwoord ook aandacht aan de zogeheten ‘reflexwerking’. (5 punten, 150 woorden)

    Vraag 1b

    Stel, omdat het overlastprobleem in alle grote steden speelt, wordt het voeren van (stads)duiven en andere overlastveroorzakende vogels voortaan verboden in een nieuwe wet in formele zin. Een uitzondering wordt in die wet evenwel gemaakt voor reigers, vanwege een bepaalde Europese natuurbeschermingsmaatregel die in de wet is geïmplementeerd. Het voeren van reigers is volgens de wet dus niet verboden, zelfs niet als zij overlast geven. Frits Zeilstra houdt van vissen en is dagelijks aan de rand van het openbaar water te vinden voorzien van vishengel en vergunning. De reigers weten dat, en er staan vaak meerdere reigers rondom Frits, te wachten tot hij een visje vangt. Frits Zeilstra houdt ook van reigers, hij voert de gevangen visjes dan ook altijd aan de reigers. Het is een mooi gezicht, vindt Frits. Bijzonder opsporingsambtenaar Van Pommeren houdt niet van vissen en niet van reigers. Hij houdt ook niet van Frits Zeilstra. Het gedrag van Zeilstra is hem een doorn in het oog. Op een dag betrapt hij Frits op heterdaad op het voeren van de reigers. Hij slingert hem op de bon wegens overtreding van artikel 2:57 APV Groningen. Frits meent evenwel dat hij sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wet niet vervolgd kan worden wegens overtreding van de APV-bepaling, te meer nu het reigers zijn die hij voert.

    Heeft hij gelijk? (7 punten, 250 woorden)

    Vraag 2a

    Artikel 3, eerste lid van het Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest luidt: "De nationale wetgeving dient de maatregelen voor te schrijven die getroffen moeten worden ter voorkoming en beheersing van, en bescherming van werknemers tegen, gezondheidsgevaren als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan asbest."

    Stel dat in 2010 aan de rechter werd gevraagd toepassing van de wet te toetsen aan de toepassing van art. 3, eerste lid van het Verdrag. Leg aan de hand van het Spoorwegstaking-arrest uit of de rechter daartoe bevoegd is. (4 punten, 200 woorden)

    Vraag 2b

    Stel dat in 2019 aan de rechter gevraagd wordt toepassing van de wet te toetsen aan de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2018

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2018


    Vragen

    Vraag 1a

    In paragraaf van het artikel Rechtstreekse werking van internationale verdragen: een Hollands probleem met een Amerikaanse of Franse oplossing? wordt op onder meer de vraag aan de orde gesteld of aan artikel 91 van de Grondwet een argument kan worden ontleend om voortaan de wetgever een prominentere rol te geven bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling.

    Waarom veronderstellen de auteurs van het artikel dat naar Nederlands staatsrecht de wetgever nog geen prominente rol speelt bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling? (4 punten, 75 woorden)

    Vraag 1b

    De auteurs wijzen er voorts op dat een interessante vraag is hoe zo n constitutionele rol voor regering en parlement zich verhoudt tot de contextuele benadering waarvoor de Hoge Raad in het [CAN]-arrest heeft gekozen Deze contextuele benadering in het CAN- arrest staat op gespannen voet met het voorstel om de rol van de wetgever bij de vaststelling van de werking van een verdragsbepaling te benadrukken. Leg uit waarom dat zo is. (6 punten, 150 woorden)

    Vraag 2a

    Dathne en Matt zitten met het volgende. Tijdens een staatsbezoek aan de Volksrepubliek China doet koning Willem-Alexander enkele politiek getinte uitspraken over het voorstel van het centrale comité van de Chinese Communistische Partij om het maximumaantal opeenvolgende termijnen dat een president en vicepresident mogen vervullen, af te schaffen. De Tweede Kamer wil hierover van gedachten wisselen met de regering.

    Dathne stelt dat aangezien de uitlatingen buiten het grondgebied van het koninkrijk zijn gedaan niemand hiervoor de verantwoordelijkheid draagt. Matt heeft zijn bedenkingen bij Dathnes standpunt. Adviseer Matt over de vraag of voor de uitlatingen van de koning ministeriële verantwoordelijkheid wordt gedragen, en zo ja of het staatsrechtelijk uitmaakt welke minister door de Kamer wordt aangesproken in deze kwestie. (5 punten, 100 woorden)

    Vraag 2b

    Na afloop van het staatsbezoek van de koning aan China wordt in het opinieblad De Doranen een artikel geplaatst over mogelijk geheime afspraken tussen de Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid en zijn Chinese collega over het aftappen van internetkabels. Een Tweede Kamerlid vraagt aan de minister of de inhoud van dit artikel waar is. De minister wil in het belang van de nationale veiligheid geen antwoord geven op deze vraag. Kan de Kamer de minister dwingen de gevraagde inlichtingen te verstrekken?

    Licht uw antwoord toe. (5 punten, 100 woorden)

    Vraag 3

    Naar verwachting treedt in 2021 de Omgevingswet in werking, een wet die een groot aantal reeds bestaande wetten op het terrein van het omgevingsrecht integreert en vereenvoudigt. Kenmerkend voor de wet is dat de inhoudelijke normstelling grotendeels bij algemene maatregel van bestuur zal plaatsvinden. De wet bevat daartoe een groot aantal delegatiebepalingen. Als argumenten daarvoor worden aangevoerd:

    1. Een groot deel van de inhoudelijke normstelling volgt rechtstreeks uit Europese richtlijnen;
    2. Er is behoefte aan flexibiliteit
    3. .....read more
    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (1)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (1)


    Vragen

    Vraag 1a

    Noem twee redenen waarom volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) politieke partijen van eminent belang zijn voor de democratie. Beargumenteer uw antwoord aan de hand van relevante overwegingen uit de Refah Partisi-uitspraak. (6 punten) (200 woorden)

    Vraag 1b

    Stel dat van een politieke partij vast staat dat ze doelen nastreeft die onverenigbaar zijn met het EVRM. Biedt de rechtspraak van het EHRM de betrokken staat ruimte de verenigingsvrijheid van de betreffende politieke partij te beperken nog voordat deze aan de macht is gekomen? (4 punten) (150 woorden)

    Vraag 2a

    Leg uit of de vertrouwensregel een rol speelt bij het bepalen van de omvang van ministeriële verantwoordelijkheid. (5 punten) (150 woorden)

    Vraag 2b

    In 1848 werd het ontbindingsrecht geïntroduceerd om tegenwicht te bieden aan de in datzelfde jaar ingevoerde politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Het Handboek wijst erop dat, mede onder invloed van de opkomst van politieke partijen, het ontbindingsrecht is “geparlementariseerd”. Leg uit wat met die “parlementarisering van het ontbindingsrecht” bedoeld wordt. (5 punten) (150 woorden)

    Vraag 3a

    Ter uitvoering van artikel 123 van de Grondwet is de Wet Algemene regels herindeling (Wet Arhi) uitgevaardigd. De Wet Arhi bepaalt onder meer dat Provinciale Staten aan de minister van Binnenlandse Zaken een voorstel doen voor een gemeentelijke herindeling. De minister gebruikt dat voorstel bij de voorbereiding van gemeentelijke herindelingen. De daadwerkelijke herindeling vindt plaats bij wet.

    Het bestuur van de provincie Groningen zou graag zien dat een herindeling van gemeenten wordt gerealiseerd. Haren, Ten Boer en Groningen zouden moeten fuseren. Vooral in Haren bestaat daartegen bij een groot deel van de ingezetenen verzet. In december 2016 heeft een Burgercomité geprobeerd de herindeling via de burgerlijke rechter tegen te houden. Het vorderde daartoe dat de rechter de provincie Groningen zou “verbieden verdere (juridische of feitelijke) stappen te zetten in het proces dat is gericht op het in een formele wet vastleggen van een herindelingsvoorstel, waarbij behalve de gemeente Groningen en de gemeente Ten Boer ook de gemeente Haren zal zijn betrokken (...)”, totdat aan bepaalde voorwaarden zou zijn voldaan.

    Is een dergelijke vordering naar Nederlands staatsrecht toewijsbaar? (5 punten) (200 woorden)

    Vraag 3b

    Stel dat het Burgercomité gebruik wil maken van de mogelijkheid om in te spreken tijdens de voorbereiding van het herindelingsvoorstel. Het comité stuit op artikel 3 van de Inspraakverordening van de provincie Groningen, dat luidt als volgt:

    “Inspraak wordt gegeven aan belanghebbenden en aan andere ingezetenen van de provincie, voor zover gedeputeerde staten dan wel de commissaris van de Koning dit bepalen.”

    Het comité meent dat provinciale staten, bij het vaststellen van deze verordening, ten onrechte er voor gekozen hebben gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning bevoegd te maken te bepalen in hoeverre inspraak kan plaatsvinden. Deze organen zijn immers vooringenomen ten aanzien van de.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (2)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (2)


    Vragen

    Vraag 1a

    In art. 81 Grondwet is vastgelegd hoe in Nederland de wetgevende macht is samengesteld. Vanuit rechtsstatelijk perspectief wordt op de bepaling wel kritiek geleverd. Stel, de algemene bepaling waarover het gaat in wetsvoorstel 34 516 wordt in de Grondwet opgenomen. Verandert er hierdoor iets aan de uitleg van art. 81 Grondwet? Geef twee verschillende argumenten ter onderbouwing van uw antwoord. (6 punten, 150 woorden)

    Vraag 1b

    De algemene bepaling zoals die wordt voorgesteld in wetsvoorstel 34 516 noemt 3 elementen: democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Leg in eigen woorden uit waarom de waarborging van de mensenrechten, gelet op de functie van de algemene bepaling, ten opzichte van de beide andere elementen een afwijkend karakter draagt. (4 punten, 150 woorden)

    Vraag 2a

    Stel, een Nederlandse medewerker van het ministerie van Defensie wordt betrapt op spionage. Hij blijkt diverse staatsgeheimen te hebben doorgespeeld aan een ander land. Hij wordt vervolgd wegens overtreding van art. 98a Sr en tot in hoogste instantie veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Had de rechter hem zijn kiesrecht kunnen ontnemen? (6 punten, 150 woorden)

    Vraag 2b

    Onder welke specifieke voorwaarden is volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het opleggen van de sanctie van ontzetting uit het kiesrecht toegestaan? (4 punten, 200 woorden)

    Vraag 3

    Bij de besluitvorming over een wetsvoorstel is door de Tweede en Eerste Kamer gebruik gemaakt van de mogelijkheden die art. 69, vierde lid Reglement van Orde van de Tweede Kamer en art. 105, tweede lid Reglement van Orde van de Eerste Kamer bieden om het voorstel zonder stemming aan te nemen. Vervolgens is het wetsvoorstel bekrachtigd en gepubliceerd. Een door deze wet gedupeerde stichting start een procedure tegen de Staat bij de bevoegde burgerlijke rechter. De stichting stelt dat deze wet vanwege een procedureel gebrek (er is niet gestemd) in strijd is met art. 67 lid 2 Grondwet. Ook ziet de stichting strijd met een aanbeveling van een volkenrechtelijke organisatie (waar het Koninkrijk bij is aangesloten) waaruit blijkt dat over wetten bij voorkeur uitdrukkelijk dient te worden gestemd in vertegenwoordigende organen. Heeft het kans van slagen om bij de rechter te vorderen dat de desbetreffende wet in strijd is met:

    1. Art. 67 lid 2 Grondwet, en
    2. De aanbeveling van de volkenrechtelijke organisatie?

    (10 punten, 250 woorden)

    Vraag 4

    Robin van Haase is lid van de rekenkamer van de gemeente Den Haag. Hij wordt strafrechtelijk veroordeeld wegens grootschalige belastingfraude van zijn eigen bedrijfje, Tennis Boven BV. De gemeenteraad van Den Haag meent, na intern overleg, dat de veroordeling niet in de weg hoeft te staan aan het voortzetten van Van Haases lidmaatschap van en werkzaamheden voor de gemeentelijke rekenkamer. Hij functioneert daar uitstekend, zo is de algemene opvatting. De griffier wijst nog wel op art. 81d lid 1 sub.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (1)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    1. Geef nauwkeurig aan, in hoeverre art. 50 van de Grondwet van een pluralistische democratieopvatting uitgaat.
    2. Geef gemotiveerd aan of Nederland, gelet op het arrest van het EHRM van 8 juli 2008 (Yumak & Sadak t. Turkije), bevoegd is om in de Kieswet ten aanzien van verkiezingen van de Tweede Kamer een kiesdrempel van 10% in te voeren.

    Vraag 2

    Stel dat de meerderheid van de Tweede Kamer van mening is dat het eenvoudiger moet worden politieke partijen waarvan de bestuurders strafbare feiten hebben gepleegd, te verbieden. Daarom wordt voorgesteld artikel 2:20 BW te wijzigen en een lid toe te voegen dat luidt:

    • Een rechtspersoon waarvan een bestuurder bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden.
    1. Acht je een dergelijke bepaling in overeenstemming met artikel 8 Gw?
    2. Acht je een dergelijke bepaling in overeenstemming met artikel 11 EVRM?

    Vraag 3

    Stel, Vicky Achterluiken, recent benoemd tot Tweede-Kamerlid voor de PVV, geeft van haar ambities al snel blijk door de minister van Veiligheid en Justitie te overstelpen met tientallen vragen per dag over de vluchtenlingentoestroom, de sharia, overlast door Marokkanen en wat dies meer zij. Niet alleen in de plenaire vergaderingen vraagt zij om heel wat spreektijd, ook in de commissievergaderingen blijft zij maar op haar standpunten hameren. Voor haar collega’s blijft soms nauwelijks spreektijd over. De antwoorden die de minister op al die vragen geeft, lijken haar overigens minder te interesseren. Zo gaat het weken door, tot op een dag alle bij de minister - kennelijk - opgekropte woede er tijdens een plenair debat uitkomt en hij uitroept: “Mevrouw Achterluiken, hou toch eens op met al die populistische vragen van niks, en ga eens aan het werk!”. Hoe duidt u het gedrag van mevrouw Achterluiken in termen van de stijlen van representatie die in de literatuur wel zijn onderscheiden?

    Vraag 4

    1. Stel dat bij wet van 5 februari 2016 inzake de gemeentelijke bevoegdheden met betrekking tot de rioleringssystemen de Rioolwet is gewijzigd. Art. 4 bepaalt voortaan het volgende: De gemeenteraad stelt bij verordening eisen aan de kwaliteit van de binnen de grenzen van de gemeente gelegen rioleringssystemen. Daarbij laat de wet aan de gemeenteraden een zeer grote vrijheid om deze kwaliteitseisen in te vullen. Is deze wettelijke bepaling een voorbeeld van gemeentelijke autonomie of van medebewind?
    2. De gemeenteraad van Utrecht stelt de verordening in de zin van het nieuwe art. 4 van de bij vraag 4a bedoelde Rioolwet vast. De raad wil in deze verordening onder meer vastleggen dat de rioleringsbuizen in de gemeente Utrecht een doorsnede van ten minste 30 centimeter moeten hebben. Daarnaast wil de gemeenteraad in de
    3. .....read more
    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (2)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (2)


    Vragen

    Vraag 1a

    Stel, de Tweede Kamer besluit tot het houden van een parlementaire enquête naar de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs, omdat recent aan het licht is gekomen dat die kwaliteit de afgelopen tien jaar sterk is achteruitgegaan. De enquêtecommissie roept als getuige onder andere Ronald Plasterk op, de huidige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij was in het vorige kabinet minister van Onderwijs en verantwoordelijk voor de wijzigingen die toen in de wetgeving op het hoger onderwijs zijn doorgevoerd. Minister Plasterk verschijnt, maar weigert te antwoorden. Hij laat weten dat de huidige minister van onderwijs als getuige moet worden opgeroepen, omdat deze nu de politieke verantwoordelijkheid draagt.

    Is minister Plasterk tot antwoorden verplicht? Betrek in uw antwoord het door Plasterk aangevoerde argument. (5 punten)

    Vraag 1b

    Beschikt de commissie over middelen om Plasterk tot antwoorden te dwingen? (5 punten)

    Vraag 2a

    Stelling:

    “Het verbieden van politieke partijen die zich schuldig maken aan oproepen tot geweld tegen bekleders van openbare ambten is een maatregel die beter past in een materiële democratieopvatting dan in een formele democratieopvatting.”

    Leg uit wat bedoeld wordt met een materiële democratieopvatting en met een formele democratieopvatting, en geef aan of de stelling volgens u juist is. (5 punten)

    Vraag 2b

    Noem drie functies die in het Handboek aan politieke partijen worden toegeschreven. Licht in uw antwoord elk van deze functies kort toe. (5 punten)

    Vraag 3a

    Welke argumenten kunt u aan de Grondwet ontlenen voor de stelling dat de Grondwet ten opzichte van de wet in formele zin te gelden heeft als de hogere regeling? Bespreek ten minste twee argumenten. (5 punten)

    Vraag 3b

    Waarom zijn zogeheten NEN-normen waarnaar in een algemeen verbindend voorschrift wordt verwezen volgens de jurisprudentie geen algemeen verbindende voorschriften, en wat valt op grond van de rechtsstatelijke eis van voorzienbaarheid tegen die jurisprudentie in te brengen? (5 punten)

    Vraag 4a

    Stel, Derek Shepperd heeft te Arnhem zijn auto geparkeerd op een plek voor vergunninghouders, zonder zelf in het bezit te zijn van een parkeervergunning. Hij wordt vervolgd wegens overtreding van artikel 9, derde lid, aanhef en onder a, van de Parkeerverordening Arnhem 2007, dat luidt:

    (3.) Het is verboden op een parkeerplaats voor uitsluitend vergunninghouders te parkeren: (a.) zonder vergunning. In de gerechtelijke procedure wijst zijn advocaat op artikel 24, eerste lid, aanhef en onder g, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, dat luidt:

    (1.) De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren: (g.) op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

    Ook deze bepaling verbiedt, kort gezegd, het parkeren zonder vergunning op een plek voor vergunninghouders. Het RVV beoogt nadrukkelijk te bewerkstelligen dat in heel Nederland dezelfde verkeersregels gelden. Hoe zal de rechter Shepperds verweer moeten.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (1)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    Locke heeft een andere denker eens bekritiseerd met de stelling dat ‘niemand geacht kan worden zo dwaas te zijn in te stemmen met een regeringsvorm, volgens welke allen ermee ingestemd zouden hebben dat allen, op één na, beperkt zouden worden door de wet, terwijl die ene persoon alle vrijheden van de natuurtoestand zou behouden, veel machtiger zou worden, en losbandig zou worden door straffeloosheid’. Hoe ondervangt Locke met zijn theorie over de legitimiteit van overheidsgezag het in dit citaat aan de kaak gestelde probleem?

    Vraag 2

    In de procedure die leidt tot de benoeming van een nieuwe burgemeester van de gemeente Rucphen (Noord-Brabant) speelt commissaris van de Koning Van der Mei een actieve rol. Onder andere verschaft hij de vertrouwenscommissie van de raad van Rucphen zijn oordeel over de geschiktheid van de kandidaten. Zijn oordeel komt erop neer dat er maar één geschikte kandidaat heeft gesolliciteerd. Na afloop van de procedure die heeft geleid tot de benoeming van een nieuwe burgemeester blijkt de door Van der Mei aanbevolen kandidaat een goede vriend en zakenpartner van hem te zijn. Provinciale staten van Noord-Brabant zijn not amused en willen de commissaris van de Koning over de zaak aan de tand voelen. Is hij ter zake aan enig orgaan verantwoording verschuldigd? Zo ja aan wie? Zo neen, waarom niet?

    Vraag 3

    De regeling omtrent ontslag van ministers ingeval van verlies van vertrouwen verschilt van de regeling omtrent ontslag van wethouders ingeval van verlies van vertrouwen. Benoem het principiële verschil tussen beide procedures en verklaar het vanuit een juridisch oogpunt.

    Vraag 4

    Stel dat de regering een nieuw openbaar lichaam (in de zin van hoofdstuk 7 van de Grondwet) in wil stellen dat belast is met het reguleren en controleren van gaswinning in de provincie Groningen. Het openbaar lichaam moet de bevoegdheid krijgen om bij verordening verplichtingen op te leggen aan (rechts)personen die bij de gaswinning betrokken zijn. Deze verplichtingen zullen op andere dan strafrechtelijke wijze worden gehandhaafd. Vanwege de maatschappelijke onrust over de gaswinning wil de regering snel handelen. Kan naar Nederlands staatsrecht dit openbare lichaam worden ingesteld zonder dat sprake is van parlementaire betrokkenheid?

    Vraag 5

    In haar uitspraak van 9 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY7985 oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over de verhouding tussen de Monumentenverordening van de gemeente De Bilt en de Natuurbeschermingswet. De Afdeling overwoog onder meer:

    De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat beide regelingen hetzelfde onderwerp betreffen. (…) [D]e geschiedenis van de totstandkoming van de Natuurbeschermingswet [biedt] geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de wetgever met de regeling in hoofdstuk IV van de Natuurbeschermingswet een uitputtende regeling heeft willen treffen. De rechtbank is derhalve ten onrechte tot het oordeel gekomen dat hoofdstuk IV van de Natuurbeschermingswet uitputtend is en dat hoofdstuk 4 van de Monumentenverordening om.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (2)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (2)


    Vragen

    Vraag 1

    Beschrijf welke rol individuele burgers volgens Rousseau hebben bij de vaststelling van wetten in een staat die op het sociale contract gebaseerd is.

    Vraag 2

    Aan de Nederlandse Grondwetten van 1814 en 1815 ligt niet de theorie van de volkssoevereiniteit ten grondslag. Geef hiervoor een historische verklaring.

    Vraag 3

    Verschilt de verplichting van wethouders tot het afleggen van verantwoording aan de gemeenteraad van de verplichting van ministers tot het afleggen van verantwoording aan de Staten-Generaal? Motiveer uw antwoord.

    Vraag 4

    Volgens het Handboek van het Nederlandse staatsrecht is “een zekere tweesporigheid” bij de interpretatie van de Nederlandse Grondwet ontstaan: de bevoegdheid tot bindende uitleg van grondwetsbepalingen is niet exclusief opgedragen aan één maar aan meerdere staatsorganen. Geef een constitutionele verklaring voor die tweesporigheid en geef nauwkeurig aan welke staatsorganen tot bindende grondwetsinterpretatie bevoegd zijn.

    Vraag 5

    Op 11 maart jongstleden oordeelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag over de relatie tussen de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In het vonnis overwoog de rechter onder meer het volgende:

    Vooropgesteld wordt dat de vordering zich richt tegen de Staat als wetgever en strekt tot het buiten toepassing doen verklaren van een deel van een wet in formele zin. De burgerlijke rechter kan (onderdelen van) een wet in formele zin in kort geding slechts buiten toepassing verklaren indien en voor zover deze onmiskenbaar onverbindend is wegens strijd met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Bron: ECLI:NL:RBDHA:2015:2498

    Hoe verhoudt deze overweging zich tot de redenering van de Hoge Raad in het arrest Rusttijden (HR 2 november 2004)?

    Vraag 6

    In de aanloop naar de zomervakantie stoort Paulus de Waard, gemeenteraadslid in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (Noord-Brabant) zich aan het grote aantal langdurig op de openbare weg gestalde caravans, vouwwagens en campers. Hij stelt voor dat de gemeenteraad in de algemene plaatselijke verordening zal bepalen dat het verboden is “om een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie althans voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt, langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de openbare weg te plaatsen of te hebben”. Dit verbod zou het nodeloos ontsieren van het straatbeeld moeten tegengaan. De Nuenense burgemeester Dethleffs denkt dat de gemeenteraad tot het stellen van de door De Waard geopperde voorschriften niet bevoegd is. Dethleffs wijst er op dat het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, de op de Wegenverkeerswet 1994 steunende algemene maatregel van bestuur die beoogt de verkeersveiligheid te regelen, al regels bevat over parkeren. In een dergelijk geval kan, zo stelt de burgemeester, de gemeenteraad daar niet ook nog eens regels over maken. Deelt u de kritiek van de burgemeester?

    Vraag 7

    Is het de Nederlandse rechter.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2014

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2014


    Vragen

    Vraag 1a

    Sinds wanneer bestaat de Bondsrepubliek Duitsland uit 16 Bondslanden en wat is de achtergrond van het ontstaan van deze federatie van 16?

    Vraag 1b

    De naam Oranjemarsen, demonstraties die de protestantse Noord-Ieren plegen te organiseren, vormt een verwijzing naar de banden die er ooit zijn geweest tussen protestantse Britten en het Huis van Oranje. Leg uit welke staatkundige band dat is geweest en hoe die tot stand is gekomen.

    Vraag 2a

    De Préfet speelt een belangrijke rol in het bestuur van de lagere overheden van Frankrijk. Met welke Nederlandse ambtsdrager is hij wat zijn positie betreft het beste te vergelijken en leg uit waarom dat zo is.

    Vraag 2b

    Art. 4 van de Belgische Grondwet zegt dat België vier taalgebieden kent, maar onderscheidt op grond daarvan, naast de federale overheid, zes deeloverheden. Wat is het verband tussen de taalgebieden en de deeloverheden en hoe is het te verklaren dat 4 taalgebieden leiden tot 6 deeloverheden?

    Vraag 3a

    In het Verenigd Koninkrijk zit altijd een zogenaamd schaduwkabinet klaar om na verkiezingen de zittende regering af te lossen. In Nederland bestaat zo’n schaduwkabinet in de regel niet. Hoe is het verschil te verklaren?

    Vraag 3b

    Leg uit of het verschijnsel ‘cohabitation’ zich kan voordoen in de Duitse staatsrechtelijke verhoudingen.

    Vraag 4a

    Stel dat een ontwerp van wet van de Franse regering, gericht op een ingrijpende herziening van het systeem van sociale verzekeringen en de financiering daarvan, stuit op principiële weerstand van de Assemblée nationale. Leg uit welke twee verschillende grondwettelijke wegen de Franse regering kan bewandelen om te proberen het ontwerp, ondanks de parlementaire tegenstand, toch tot wet te verheffen.

    Vraag 4b

    Art. 23 Comptabiliteitswet voorkomt in Nederland een ‘shutdown’ als in de Verenigde Staten, waarbij overheidsinstanties hun loketten hebben moeten sluiten. Van welk parlementair recht zal het Amerikaanse Congres gebruik hebben gemaakt om de ‘shutdown’ te veroorzaken en leg uit hoe dit recht de uitvoerende macht aan banden kan leggen.

    Vraag 5a

    Met welke Nederlandse ambtsdrager is een Britse Minister of State het best te vergelijken en noem ten minste twee overeenkomsten in bijv. positie of bevoegdheid die uw antwoord kunnen ondersteunen.

    Vraag 5b

    De ministerraad is voornemens om een wetsvoorstel te bepreken met betrekking tot het verscherpen van het toezicht aan de buitengrenzen van de EU, de luchthaven Schiphol daaronder begrepen. Leg uit of de Gevolmachtigde Minister van Curaçao bevoegd is om aan dit overleg deel te nemen.

    Vraag 6a

    Met betrekking tot de totstandkoming van wetten heeft de Nederlandse Eerste Kamer enerzijds een ruimere bevoegdheid dan de Belgische Senaat, anderzijds ook een minder ruime bevoegdheid. Waaruit bestaan deze ruimere en minder ruime bevoegdheid?

    Vraag 6b

    Het Grundgesetz bevat in art. 79 een regeling met betrekking tot zijn eigen herzieningsprocedure. Het tweede lid van deze bepaling schrijft voor dat voor een.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2013

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2013


    Vragen

    Vraag 1a

    Nederland viert in de periode 2013-2015 het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk. De Belgen vieren dat feest niet mee, hoewel ook zij in 1815 onder het gezag van Koning Willem I werden gebracht. Leg uit wanneer de Belgen hun 200-jarig Koninkrijk zullen gaan herdenken en geef aan waarom dat moment voor België zo belangrijk is.

    Vraag 1b

    Op dit moment hebben de landen Schotland, Wales en Noord-Ierland ‘devolved powers’ binnen het Verenigd Koninkrijk. Eén van die landen had voor de inwerkingtreding van de Devolution Acts al langer een eigen parlement en regering binnen dat Koninkrijksverband. Welk land is dat en leg kort uit wat de grondslag was voor de totstandkoming van die ‘eigen’ organen.

    Vraag 2a

    De structuur en inrichting van de Duitse gemeenten is niet in de gehele Bondsrepubliek hetzelfde. In Nederland heeft iedere gemeente wel dezelfde structuur. Welke staatsrechtelijke verklaring is te geven voor dit onderscheid tussen Nederland en de Bondsrepubliek?

    Vraag 2b

    Op grond van welke federale constitutionele verandering zijn senatoren in de Verenigde Staten, hoewel zij nog steeds de belangen van hun staat op federaal niveau behartigen, in hun wijze van besluiten toch grotendeels onafhankelijk geworden van de organen van hun eigen deelstaat?

    Vraag 3a

    Leg uit of leden van de Bondsdag en de Bondsraad op een vergelijkbare wijze gebonden kunnen worden aan aanwijzingen door degenen die hen hebben afgevaardigd.

    Vraag 3b

    Voor welke Franse algemeen vertegenwoordigende organen heeft een Franse burger en inwoner van Marseille stemrecht?

    Vraag 4a

    De Britse regering zal niet snel tussentijds ten val komen. Geef twee verschillende constitutionele redenen/oorzaken waarom zo’n tussentijds ontslag minder voorkomt dan in Nederland.

    Vraag 4b

    Het Belgische staatsrecht kent de constructieve motie van wantrouwen, maar deze is nog nimmer in praktijk gebracht. Geef twee verschillende constitutionele redenen/oorzaken waarom de regeling, anders dan in Duitsland, van weinig of geen betekenis zal blijven.

    Vraag 5a

    Anders dan in de rechtsorde(s) van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is in de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden niet voorzien in enigerlei vorm van constitutionele rechtspraak, ook niet ter beslechting van competentieconflicten tussen Rijk en Landen. Geef aan op welke wijze in de Koninkrijksrechtsorde wordt voorzien in de beslechting van dergelijke geschillen.

    Vraag 5b

    Op 8 november 2013 heeft het Constitutionele Hof van Sint Maarten voor het eerst een inhoudelijke uitspraak gedaan over de verbindendheid van een aantal door de Gouverneur al wel bekrachtigde, maar nog niet in werking getreden Landsverordeningen (herzieningen van het Wetboek van strafrecht). Het Constitutionele Hof toetste de bestreden Landsverordeningen aan grondrechtelijke bepalingen van de Staatsregeling, maar liet zich voor de inhoudelijke interpretatie van die bepalingen leiden door de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van soortgelijke bepalingen uit het EVRM. Leg uit of het Hof (aangenomen dat het een college is met rechtspraak belast) ook bevoegd is.....read more

    Access: 
    Public

    Staatsrecht 2 - Recht - RUG - B2 - Oefenbundel

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2019

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2019


    Vragen

    Vraag 1a

    Artikel 2:57 APV Groningen luidt: “Het is verboden (stads)duiven of andere overlastveroorzakende vogels te voeren of gelegenheid te bieden deze te voeren op een openbare plaats.”

    Leg uit welke staatsrechtelijke noodzaak bestaat om het bestanddeel “op een openbare plaats” in het voorschrift op te nemen. Besteed in uw antwoord ook aandacht aan de zogeheten ‘reflexwerking’. (5 punten, 150 woorden)

    Vraag 1b

    Stel, omdat het overlastprobleem in alle grote steden speelt, wordt het voeren van (stads)duiven en andere overlastveroorzakende vogels voortaan verboden in een nieuwe wet in formele zin. Een uitzondering wordt in die wet evenwel gemaakt voor reigers, vanwege een bepaalde Europese natuurbeschermingsmaatregel die in de wet is geïmplementeerd. Het voeren van reigers is volgens de wet dus niet verboden, zelfs niet als zij overlast geven. Frits Zeilstra houdt van vissen en is dagelijks aan de rand van het openbaar water te vinden voorzien van vishengel en vergunning. De reigers weten dat, en er staan vaak meerdere reigers rondom Frits, te wachten tot hij een visje vangt. Frits Zeilstra houdt ook van reigers, hij voert de gevangen visjes dan ook altijd aan de reigers. Het is een mooi gezicht, vindt Frits. Bijzonder opsporingsambtenaar Van Pommeren houdt niet van vissen en niet van reigers. Hij houdt ook niet van Frits Zeilstra. Het gedrag van Zeilstra is hem een doorn in het oog. Op een dag betrapt hij Frits op heterdaad op het voeren van de reigers. Hij slingert hem op de bon wegens overtreding van artikel 2:57 APV Groningen. Frits meent evenwel dat hij sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wet niet vervolgd kan worden wegens overtreding van de APV-bepaling, te meer nu het reigers zijn die hij voert.

    Heeft hij gelijk? (7 punten, 250 woorden)

    Vraag 2a

    Artikel 3, eerste lid van het Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest luidt: "De nationale wetgeving dient de maatregelen voor te schrijven die getroffen moeten worden ter voorkoming en beheersing van, en bescherming van werknemers tegen, gezondheidsgevaren als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan asbest."

    Stel dat in 2010 aan de rechter werd gevraagd toepassing van de wet te toetsen aan de toepassing van art. 3, eerste lid van het Verdrag. Leg aan de hand van het Spoorwegstaking-arrest uit of de rechter daartoe bevoegd is. (4 punten, 200 woorden)

    Vraag 2b

    Stel dat in 2019 aan de rechter gevraagd wordt toepassing van de wet te toetsen aan de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2018

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2018


    Vragen

    Vraag 1a

    In paragraaf van het artikel Rechtstreekse werking van internationale verdragen: een Hollands probleem met een Amerikaanse of Franse oplossing? wordt op onder meer de vraag aan de orde gesteld of aan artikel 91 van de Grondwet een argument kan worden ontleend om voortaan de wetgever een prominentere rol te geven bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling.

    Waarom veronderstellen de auteurs van het artikel dat naar Nederlands staatsrecht de wetgever nog geen prominente rol speelt bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling? (4 punten, 75 woorden)

    Vraag 1b

    De auteurs wijzen er voorts op dat een interessante vraag is hoe zo n constitutionele rol voor regering en parlement zich verhoudt tot de contextuele benadering waarvoor de Hoge Raad in het [CAN]-arrest heeft gekozen Deze contextuele benadering in het CAN- arrest staat op gespannen voet met het voorstel om de rol van de wetgever bij de vaststelling van de werking van een verdragsbepaling te benadrukken. Leg uit waarom dat zo is. (6 punten, 150 woorden)

    Vraag 2a

    Dathne en Matt zitten met het volgende. Tijdens een staatsbezoek aan de Volksrepubliek China doet koning Willem-Alexander enkele politiek getinte uitspraken over het voorstel van het centrale comité van de Chinese Communistische Partij om het maximumaantal opeenvolgende termijnen dat een president en vicepresident mogen vervullen, af te schaffen. De Tweede Kamer wil hierover van gedachten wisselen met de regering.

    Dathne stelt dat aangezien de uitlatingen buiten het grondgebied van het koninkrijk zijn gedaan niemand hiervoor de verantwoordelijkheid draagt. Matt heeft zijn bedenkingen bij Dathnes standpunt. Adviseer Matt over de vraag of voor de uitlatingen van de koning ministeriële verantwoordelijkheid wordt gedragen, en zo ja of het staatsrechtelijk uitmaakt welke minister door de Kamer wordt aangesproken in deze kwestie. (5 punten, 100 woorden)

    Vraag 2b

    Na afloop van het staatsbezoek van de koning aan China wordt in het opinieblad De Doranen een artikel geplaatst over mogelijk geheime afspraken tussen de Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid en zijn Chinese collega over het aftappen van internetkabels. Een Tweede Kamerlid vraagt aan de minister of de inhoud van dit artikel waar is. De minister wil in het belang van de nationale veiligheid geen antwoord geven op deze vraag. Kan de Kamer de minister dwingen de gevraagde inlichtingen te verstrekken?

    Licht uw antwoord toe. (5 punten, 100 woorden)

    Vraag 3

    Naar verwachting treedt in 2021 de Omgevingswet in werking, een wet die een groot aantal reeds bestaande wetten op het terrein van het omgevingsrecht integreert en vereenvoudigt. Kenmerkend voor de wet is dat de inhoudelijke normstelling grotendeels bij algemene maatregel van bestuur zal plaatsvinden. De wet bevat daartoe een groot aantal delegatiebepalingen. Als argumenten daarvoor worden aangevoerd:

    1. Een groot deel van de inhoudelijke normstelling volgt rechtstreeks uit Europese richtlijnen;
    2. Er is behoefte aan flexibiliteit
    3. .....read more
    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (1)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (1)


    Vragen

    Vraag 1a

    Noem twee redenen waarom volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) politieke partijen van eminent belang zijn voor de democratie. Beargumenteer uw antwoord aan de hand van relevante overwegingen uit de Refah Partisi-uitspraak. (6 punten) (200 woorden)

    Vraag 1b

    Stel dat van een politieke partij vast staat dat ze doelen nastreeft die onverenigbaar zijn met het EVRM. Biedt de rechtspraak van het EHRM de betrokken staat ruimte de verenigingsvrijheid van de betreffende politieke partij te beperken nog voordat deze aan de macht is gekomen? (4 punten) (150 woorden)

    Vraag 2a

    Leg uit of de vertrouwensregel een rol speelt bij het bepalen van de omvang van ministeriële verantwoordelijkheid. (5 punten) (150 woorden)

    Vraag 2b

    In 1848 werd het ontbindingsrecht geïntroduceerd om tegenwicht te bieden aan de in datzelfde jaar ingevoerde politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Het Handboek wijst erop dat, mede onder invloed van de opkomst van politieke partijen, het ontbindingsrecht is “geparlementariseerd”. Leg uit wat met die “parlementarisering van het ontbindingsrecht” bedoeld wordt. (5 punten) (150 woorden)

    Vraag 3a

    Ter uitvoering van artikel 123 van de Grondwet is de Wet Algemene regels herindeling (Wet Arhi) uitgevaardigd. De Wet Arhi bepaalt onder meer dat Provinciale Staten aan de minister van Binnenlandse Zaken een voorstel doen voor een gemeentelijke herindeling. De minister gebruikt dat voorstel bij de voorbereiding van gemeentelijke herindelingen. De daadwerkelijke herindeling vindt plaats bij wet.

    Het bestuur van de provincie Groningen zou graag zien dat een herindeling van gemeenten wordt gerealiseerd. Haren, Ten Boer en Groningen zouden moeten fuseren. Vooral in Haren bestaat daartegen bij een groot deel van de ingezetenen verzet. In december 2016 heeft een Burgercomité geprobeerd de herindeling via de burgerlijke rechter tegen te houden. Het vorderde daartoe dat de rechter de provincie Groningen zou “verbieden verdere (juridische of feitelijke) stappen te zetten in het proces dat is gericht op het in een formele wet vastleggen van een herindelingsvoorstel, waarbij behalve de gemeente Groningen en de gemeente Ten Boer ook de gemeente Haren zal zijn betrokken (...)”, totdat aan bepaalde voorwaarden zou zijn voldaan.

    Is een dergelijke vordering naar Nederlands staatsrecht toewijsbaar? (5 punten) (200 woorden)

    Vraag 3b

    Stel dat het Burgercomité gebruik wil maken van de mogelijkheid om in te spreken tijdens de voorbereiding van het herindelingsvoorstel. Het comité stuit op artikel 3 van de Inspraakverordening van de provincie Groningen, dat luidt als volgt:

    “Inspraak wordt gegeven aan belanghebbenden en aan andere ingezetenen van de provincie, voor zover gedeputeerde staten dan wel de commissaris van de Koning dit bepalen.”

    Het comité meent dat provinciale staten, bij het vaststellen van deze verordening, ten onrechte er voor gekozen hebben gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning bevoegd te maken te bepalen in hoeverre inspraak kan plaatsvinden. Deze organen zijn immers vooringenomen ten aanzien van de.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (2)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2017 (2)


    Vragen

    Vraag 1a

    In art. 81 Grondwet is vastgelegd hoe in Nederland de wetgevende macht is samengesteld. Vanuit rechtsstatelijk perspectief wordt op de bepaling wel kritiek geleverd. Stel, de algemene bepaling waarover het gaat in wetsvoorstel 34 516 wordt in de Grondwet opgenomen. Verandert er hierdoor iets aan de uitleg van art. 81 Grondwet? Geef twee verschillende argumenten ter onderbouwing van uw antwoord. (6 punten, 150 woorden)

    Vraag 1b

    De algemene bepaling zoals die wordt voorgesteld in wetsvoorstel 34 516 noemt 3 elementen: democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Leg in eigen woorden uit waarom de waarborging van de mensenrechten, gelet op de functie van de algemene bepaling, ten opzichte van de beide andere elementen een afwijkend karakter draagt. (4 punten, 150 woorden)

    Vraag 2a

    Stel, een Nederlandse medewerker van het ministerie van Defensie wordt betrapt op spionage. Hij blijkt diverse staatsgeheimen te hebben doorgespeeld aan een ander land. Hij wordt vervolgd wegens overtreding van art. 98a Sr en tot in hoogste instantie veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Had de rechter hem zijn kiesrecht kunnen ontnemen? (6 punten, 150 woorden)

    Vraag 2b

    Onder welke specifieke voorwaarden is volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het opleggen van de sanctie van ontzetting uit het kiesrecht toegestaan? (4 punten, 200 woorden)

    Vraag 3

    Bij de besluitvorming over een wetsvoorstel is door de Tweede en Eerste Kamer gebruik gemaakt van de mogelijkheden die art. 69, vierde lid Reglement van Orde van de Tweede Kamer en art. 105, tweede lid Reglement van Orde van de Eerste Kamer bieden om het voorstel zonder stemming aan te nemen. Vervolgens is het wetsvoorstel bekrachtigd en gepubliceerd. Een door deze wet gedupeerde stichting start een procedure tegen de Staat bij de bevoegde burgerlijke rechter. De stichting stelt dat deze wet vanwege een procedureel gebrek (er is niet gestemd) in strijd is met art. 67 lid 2 Grondwet. Ook ziet de stichting strijd met een aanbeveling van een volkenrechtelijke organisatie (waar het Koninkrijk bij is aangesloten) waaruit blijkt dat over wetten bij voorkeur uitdrukkelijk dient te worden gestemd in vertegenwoordigende organen. Heeft het kans van slagen om bij de rechter te vorderen dat de desbetreffende wet in strijd is met:

    1. Art. 67 lid 2 Grondwet, en
    2. De aanbeveling van de volkenrechtelijke organisatie?

    (10 punten, 250 woorden)

    Vraag 4

    Robin van Haase is lid van de rekenkamer van de gemeente Den Haag. Hij wordt strafrechtelijk veroordeeld wegens grootschalige belastingfraude van zijn eigen bedrijfje, Tennis Boven BV. De gemeenteraad van Den Haag meent, na intern overleg, dat de veroordeling niet in de weg hoeft te staan aan het voortzetten van Van Haases lidmaatschap van en werkzaamheden voor de gemeentelijke rekenkamer. Hij functioneert daar uitstekend, zo is de algemene opvatting. De griffier wijst nog wel op art. 81d lid 1 sub.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (1)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    1. Geef nauwkeurig aan, in hoeverre art. 50 van de Grondwet van een pluralistische democratieopvatting uitgaat.
    2. Geef gemotiveerd aan of Nederland, gelet op het arrest van het EHRM van 8 juli 2008 (Yumak & Sadak t. Turkije), bevoegd is om in de Kieswet ten aanzien van verkiezingen van de Tweede Kamer een kiesdrempel van 10% in te voeren.

    Vraag 2

    Stel dat de meerderheid van de Tweede Kamer van mening is dat het eenvoudiger moet worden politieke partijen waarvan de bestuurders strafbare feiten hebben gepleegd, te verbieden. Daarom wordt voorgesteld artikel 2:20 BW te wijzigen en een lid toe te voegen dat luidt:

    • Een rechtspersoon waarvan een bestuurder bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden.
    1. Acht je een dergelijke bepaling in overeenstemming met artikel 8 Gw?
    2. Acht je een dergelijke bepaling in overeenstemming met artikel 11 EVRM?

    Vraag 3

    Stel, Vicky Achterluiken, recent benoemd tot Tweede-Kamerlid voor de PVV, geeft van haar ambities al snel blijk door de minister van Veiligheid en Justitie te overstelpen met tientallen vragen per dag over de vluchtenlingentoestroom, de sharia, overlast door Marokkanen en wat dies meer zij. Niet alleen in de plenaire vergaderingen vraagt zij om heel wat spreektijd, ook in de commissievergaderingen blijft zij maar op haar standpunten hameren. Voor haar collega’s blijft soms nauwelijks spreektijd over. De antwoorden die de minister op al die vragen geeft, lijken haar overigens minder te interesseren. Zo gaat het weken door, tot op een dag alle bij de minister - kennelijk - opgekropte woede er tijdens een plenair debat uitkomt en hij uitroept: “Mevrouw Achterluiken, hou toch eens op met al die populistische vragen van niks, en ga eens aan het werk!”. Hoe duidt u het gedrag van mevrouw Achterluiken in termen van de stijlen van representatie die in de literatuur wel zijn onderscheiden?

    Vraag 4

    1. Stel dat bij wet van 5 februari 2016 inzake de gemeentelijke bevoegdheden met betrekking tot de rioleringssystemen de Rioolwet is gewijzigd. Art. 4 bepaalt voortaan het volgende: De gemeenteraad stelt bij verordening eisen aan de kwaliteit van de binnen de grenzen van de gemeente gelegen rioleringssystemen. Daarbij laat de wet aan de gemeenteraden een zeer grote vrijheid om deze kwaliteitseisen in te vullen. Is deze wettelijke bepaling een voorbeeld van gemeentelijke autonomie of van medebewind?
    2. De gemeenteraad van Utrecht stelt de verordening in de zin van het nieuwe art. 4 van de bij vraag 4a bedoelde Rioolwet vast. De raad wil in deze verordening onder meer vastleggen dat de rioleringsbuizen in de gemeente Utrecht een doorsnede van ten minste 30 centimeter moeten hebben. Daarnaast wil de gemeenteraad in de
    3. .....read more
    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (2)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2016 (2)


    Vragen

    Vraag 1a

    Stel, de Tweede Kamer besluit tot het houden van een parlementaire enquête naar de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs, omdat recent aan het licht is gekomen dat die kwaliteit de afgelopen tien jaar sterk is achteruitgegaan. De enquêtecommissie roept als getuige onder andere Ronald Plasterk op, de huidige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij was in het vorige kabinet minister van Onderwijs en verantwoordelijk voor de wijzigingen die toen in de wetgeving op het hoger onderwijs zijn doorgevoerd. Minister Plasterk verschijnt, maar weigert te antwoorden. Hij laat weten dat de huidige minister van onderwijs als getuige moet worden opgeroepen, omdat deze nu de politieke verantwoordelijkheid draagt.

    Is minister Plasterk tot antwoorden verplicht? Betrek in uw antwoord het door Plasterk aangevoerde argument. (5 punten)

    Vraag 1b

    Beschikt de commissie over middelen om Plasterk tot antwoorden te dwingen? (5 punten)

    Vraag 2a

    Stelling:

    “Het verbieden van politieke partijen die zich schuldig maken aan oproepen tot geweld tegen bekleders van openbare ambten is een maatregel die beter past in een materiële democratieopvatting dan in een formele democratieopvatting.”

    Leg uit wat bedoeld wordt met een materiële democratieopvatting en met een formele democratieopvatting, en geef aan of de stelling volgens u juist is. (5 punten)

    Vraag 2b

    Noem drie functies die in het Handboek aan politieke partijen worden toegeschreven. Licht in uw antwoord elk van deze functies kort toe. (5 punten)

    Vraag 3a

    Welke argumenten kunt u aan de Grondwet ontlenen voor de stelling dat de Grondwet ten opzichte van de wet in formele zin te gelden heeft als de hogere regeling? Bespreek ten minste twee argumenten. (5 punten)

    Vraag 3b

    Waarom zijn zogeheten NEN-normen waarnaar in een algemeen verbindend voorschrift wordt verwezen volgens de jurisprudentie geen algemeen verbindende voorschriften, en wat valt op grond van de rechtsstatelijke eis van voorzienbaarheid tegen die jurisprudentie in te brengen? (5 punten)

    Vraag 4a

    Stel, Derek Shepperd heeft te Arnhem zijn auto geparkeerd op een plek voor vergunninghouders, zonder zelf in het bezit te zijn van een parkeervergunning. Hij wordt vervolgd wegens overtreding van artikel 9, derde lid, aanhef en onder a, van de Parkeerverordening Arnhem 2007, dat luidt:

    (3.) Het is verboden op een parkeerplaats voor uitsluitend vergunninghouders te parkeren: (a.) zonder vergunning. In de gerechtelijke procedure wijst zijn advocaat op artikel 24, eerste lid, aanhef en onder g, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, dat luidt:

    (1.) De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren: (g.) op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

    Ook deze bepaling verbiedt, kort gezegd, het parkeren zonder vergunning op een plek voor vergunninghouders. Het RVV beoogt nadrukkelijk te bewerkstelligen dat in heel Nederland dezelfde verkeersregels gelden. Hoe zal de rechter Shepperds verweer moeten.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (1)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    Locke heeft een andere denker eens bekritiseerd met de stelling dat ‘niemand geacht kan worden zo dwaas te zijn in te stemmen met een regeringsvorm, volgens welke allen ermee ingestemd zouden hebben dat allen, op één na, beperkt zouden worden door de wet, terwijl die ene persoon alle vrijheden van de natuurtoestand zou behouden, veel machtiger zou worden, en losbandig zou worden door straffeloosheid’. Hoe ondervangt Locke met zijn theorie over de legitimiteit van overheidsgezag het in dit citaat aan de kaak gestelde probleem?

    Vraag 2

    In de procedure die leidt tot de benoeming van een nieuwe burgemeester van de gemeente Rucphen (Noord-Brabant) speelt commissaris van de Koning Van der Mei een actieve rol. Onder andere verschaft hij de vertrouwenscommissie van de raad van Rucphen zijn oordeel over de geschiktheid van de kandidaten. Zijn oordeel komt erop neer dat er maar één geschikte kandidaat heeft gesolliciteerd. Na afloop van de procedure die heeft geleid tot de benoeming van een nieuwe burgemeester blijkt de door Van der Mei aanbevolen kandidaat een goede vriend en zakenpartner van hem te zijn. Provinciale staten van Noord-Brabant zijn not amused en willen de commissaris van de Koning over de zaak aan de tand voelen. Is hij ter zake aan enig orgaan verantwoording verschuldigd? Zo ja aan wie? Zo neen, waarom niet?

    Vraag 3

    De regeling omtrent ontslag van ministers ingeval van verlies van vertrouwen verschilt van de regeling omtrent ontslag van wethouders ingeval van verlies van vertrouwen. Benoem het principiële verschil tussen beide procedures en verklaar het vanuit een juridisch oogpunt.

    Vraag 4

    Stel dat de regering een nieuw openbaar lichaam (in de zin van hoofdstuk 7 van de Grondwet) in wil stellen dat belast is met het reguleren en controleren van gaswinning in de provincie Groningen. Het openbaar lichaam moet de bevoegdheid krijgen om bij verordening verplichtingen op te leggen aan (rechts)personen die bij de gaswinning betrokken zijn. Deze verplichtingen zullen op andere dan strafrechtelijke wijze worden gehandhaafd. Vanwege de maatschappelijke onrust over de gaswinning wil de regering snel handelen. Kan naar Nederlands staatsrecht dit openbare lichaam worden ingesteld zonder dat sprake is van parlementaire betrokkenheid?

    Vraag 5

    In haar uitspraak van 9 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY7985 oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over de verhouding tussen de Monumentenverordening van de gemeente De Bilt en de Natuurbeschermingswet. De Afdeling overwoog onder meer:

    De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat beide regelingen hetzelfde onderwerp betreffen. (…) [D]e geschiedenis van de totstandkoming van de Natuurbeschermingswet [biedt] geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de wetgever met de regeling in hoofdstuk IV van de Natuurbeschermingswet een uitputtende regeling heeft willen treffen. De rechtbank is derhalve ten onrechte tot het oordeel gekomen dat hoofdstuk IV van de Natuurbeschermingswet uitputtend is en dat hoofdstuk 4 van de Monumentenverordening om.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (2)

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2015 (2)


    Vragen

    Vraag 1

    Beschrijf welke rol individuele burgers volgens Rousseau hebben bij de vaststelling van wetten in een staat die op het sociale contract gebaseerd is.

    Vraag 2

    Aan de Nederlandse Grondwetten van 1814 en 1815 ligt niet de theorie van de volkssoevereiniteit ten grondslag. Geef hiervoor een historische verklaring.

    Vraag 3

    Verschilt de verplichting van wethouders tot het afleggen van verantwoording aan de gemeenteraad van de verplichting van ministers tot het afleggen van verantwoording aan de Staten-Generaal? Motiveer uw antwoord.

    Vraag 4

    Volgens het Handboek van het Nederlandse staatsrecht is “een zekere tweesporigheid” bij de interpretatie van de Nederlandse Grondwet ontstaan: de bevoegdheid tot bindende uitleg van grondwetsbepalingen is niet exclusief opgedragen aan één maar aan meerdere staatsorganen. Geef een constitutionele verklaring voor die tweesporigheid en geef nauwkeurig aan welke staatsorganen tot bindende grondwetsinterpretatie bevoegd zijn.

    Vraag 5

    Op 11 maart jongstleden oordeelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag over de relatie tussen de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In het vonnis overwoog de rechter onder meer het volgende:

    Vooropgesteld wordt dat de vordering zich richt tegen de Staat als wetgever en strekt tot het buiten toepassing doen verklaren van een deel van een wet in formele zin. De burgerlijke rechter kan (onderdelen van) een wet in formele zin in kort geding slechts buiten toepassing verklaren indien en voor zover deze onmiskenbaar onverbindend is wegens strijd met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Bron: ECLI:NL:RBDHA:2015:2498

    Hoe verhoudt deze overweging zich tot de redenering van de Hoge Raad in het arrest Rusttijden (HR 2 november 2004)?

    Vraag 6

    In de aanloop naar de zomervakantie stoort Paulus de Waard, gemeenteraadslid in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (Noord-Brabant) zich aan het grote aantal langdurig op de openbare weg gestalde caravans, vouwwagens en campers. Hij stelt voor dat de gemeenteraad in de algemene plaatselijke verordening zal bepalen dat het verboden is “om een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie althans voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt, langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de openbare weg te plaatsen of te hebben”. Dit verbod zou het nodeloos ontsieren van het straatbeeld moeten tegengaan. De Nuenense burgemeester Dethleffs denkt dat de gemeenteraad tot het stellen van de door De Waard geopperde voorschriften niet bevoegd is. Dethleffs wijst er op dat het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, de op de Wegenverkeerswet 1994 steunende algemene maatregel van bestuur die beoogt de verkeersveiligheid te regelen, al regels bevat over parkeren. In een dergelijk geval kan, zo stelt de burgemeester, de gemeenteraad daar niet ook nog eens regels over maken. Deelt u de kritiek van de burgemeester?

    Vraag 7

    Is het de Nederlandse rechter.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2014

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2014


    Vragen

    Vraag 1a

    Sinds wanneer bestaat de Bondsrepubliek Duitsland uit 16 Bondslanden en wat is de achtergrond van het ontstaan van deze federatie van 16?

    Vraag 1b

    De naam Oranjemarsen, demonstraties die de protestantse Noord-Ieren plegen te organiseren, vormt een verwijzing naar de banden die er ooit zijn geweest tussen protestantse Britten en het Huis van Oranje. Leg uit welke staatkundige band dat is geweest en hoe die tot stand is gekomen.

    Vraag 2a

    De Préfet speelt een belangrijke rol in het bestuur van de lagere overheden van Frankrijk. Met welke Nederlandse ambtsdrager is hij wat zijn positie betreft het beste te vergelijken en leg uit waarom dat zo is.

    Vraag 2b

    Art. 4 van de Belgische Grondwet zegt dat België vier taalgebieden kent, maar onderscheidt op grond daarvan, naast de federale overheid, zes deeloverheden. Wat is het verband tussen de taalgebieden en de deeloverheden en hoe is het te verklaren dat 4 taalgebieden leiden tot 6 deeloverheden?

    Vraag 3a

    In het Verenigd Koninkrijk zit altijd een zogenaamd schaduwkabinet klaar om na verkiezingen de zittende regering af te lossen. In Nederland bestaat zo’n schaduwkabinet in de regel niet. Hoe is het verschil te verklaren?

    Vraag 3b

    Leg uit of het verschijnsel ‘cohabitation’ zich kan voordoen in de Duitse staatsrechtelijke verhoudingen.

    Vraag 4a

    Stel dat een ontwerp van wet van de Franse regering, gericht op een ingrijpende herziening van het systeem van sociale verzekeringen en de financiering daarvan, stuit op principiële weerstand van de Assemblée nationale. Leg uit welke twee verschillende grondwettelijke wegen de Franse regering kan bewandelen om te proberen het ontwerp, ondanks de parlementaire tegenstand, toch tot wet te verheffen.

    Vraag 4b

    Art. 23 Comptabiliteitswet voorkomt in Nederland een ‘shutdown’ als in de Verenigde Staten, waarbij overheidsinstanties hun loketten hebben moeten sluiten. Van welk parlementair recht zal het Amerikaanse Congres gebruik hebben gemaakt om de ‘shutdown’ te veroorzaken en leg uit hoe dit recht de uitvoerende macht aan banden kan leggen.

    Vraag 5a

    Met welke Nederlandse ambtsdrager is een Britse Minister of State het best te vergelijken en noem ten minste twee overeenkomsten in bijv. positie of bevoegdheid die uw antwoord kunnen ondersteunen.

    Vraag 5b

    De ministerraad is voornemens om een wetsvoorstel te bepreken met betrekking tot het verscherpen van het toezicht aan de buitengrenzen van de EU, de luchthaven Schiphol daaronder begrepen. Leg uit of de Gevolmachtigde Minister van Curaçao bevoegd is om aan dit overleg deel te nemen.

    Vraag 6a

    Met betrekking tot de totstandkoming van wetten heeft de Nederlandse Eerste Kamer enerzijds een ruimere bevoegdheid dan de Belgische Senaat, anderzijds ook een minder ruime bevoegdheid. Waaruit bestaan deze ruimere en minder ruime bevoegdheid?

    Vraag 6b

    Het Grundgesetz bevat in art. 79 een regeling met betrekking tot zijn eigen herzieningsprocedure. Het tweede lid van deze bepaling schrijft voor dat voor een.....read more

    Access: 
    Public
    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2013

    Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Oefententamen 2013


    Vragen

    Vraag 1a

    Nederland viert in de periode 2013-2015 het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk. De Belgen vieren dat feest niet mee, hoewel ook zij in 1815 onder het gezag van Koning Willem I werden gebracht. Leg uit wanneer de Belgen hun 200-jarig Koninkrijk zullen gaan herdenken en geef aan waarom dat moment voor België zo belangrijk is.

    Vraag 1b

    Op dit moment hebben de landen Schotland, Wales en Noord-Ierland ‘devolved powers’ binnen het Verenigd Koninkrijk. Eén van die landen had voor de inwerkingtreding van de Devolution Acts al langer een eigen parlement en regering binnen dat Koninkrijksverband. Welk land is dat en leg kort uit wat de grondslag was voor de totstandkoming van die ‘eigen’ organen.

    Vraag 2a

    De structuur en inrichting van de Duitse gemeenten is niet in de gehele Bondsrepubliek hetzelfde. In Nederland heeft iedere gemeente wel dezelfde structuur. Welke staatsrechtelijke verklaring is te geven voor dit onderscheid tussen Nederland en de Bondsrepubliek?

    Vraag 2b

    Op grond van welke federale constitutionele verandering zijn senatoren in de Verenigde Staten, hoewel zij nog steeds de belangen van hun staat op federaal niveau behartigen, in hun wijze van besluiten toch grotendeels onafhankelijk geworden van de organen van hun eigen deelstaat?

    Vraag 3a

    Leg uit of leden van de Bondsdag en de Bondsraad op een vergelijkbare wijze gebonden kunnen worden aan aanwijzingen door degenen die hen hebben afgevaardigd.

    Vraag 3b

    Voor welke Franse algemeen vertegenwoordigende organen heeft een Franse burger en inwoner van Marseille stemrecht?

    Vraag 4a

    De Britse regering zal niet snel tussentijds ten val komen. Geef twee verschillende constitutionele redenen/oorzaken waarom zo’n tussentijds ontslag minder voorkomt dan in Nederland.

    Vraag 4b

    Het Belgische staatsrecht kent de constructieve motie van wantrouwen, maar deze is nog nimmer in praktijk gebracht. Geef twee verschillende constitutionele redenen/oorzaken waarom de regeling, anders dan in Duitsland, van weinig of geen betekenis zal blijven.

    Vraag 5a

    Anders dan in de rechtsorde(s) van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is in de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden niet voorzien in enigerlei vorm van constitutionele rechtspraak, ook niet ter beslechting van competentieconflicten tussen Rijk en Landen. Geef aan op welke wijze in de Koninkrijksrechtsorde wordt voorzien in de beslechting van dergelijke geschillen.

    Vraag 5b

    Op 8 november 2013 heeft het Constitutionele Hof van Sint Maarten voor het eerst een inhoudelijke uitspraak gedaan over de verbindendheid van een aantal door de Gouverneur al wel bekrachtigde, maar nog niet in werking getreden Landsverordeningen (herzieningen van het Wetboek van strafrecht). Het Constitutionele Hof toetste de bestreden Landsverordeningen aan grondrechtelijke bepalingen van de Staatsregeling, maar liet zich voor de inhoudelijke interpretatie van die bepalingen leiden door de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van soortgelijke bepalingen uit het EVRM. Leg uit of het Hof (aangenomen dat het een college is met rechtspraak belast) ook bevoegd is.....read more

    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Check more of this topic?
    How to use more summaries?


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1748 1
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.