Verbintenissenrecht Hoorcollege 2 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 2 - Rechten UL B2 - Nulliteiten

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Vormvereisten
  • Strijd met wet, zeden en openbare orde
  • Wilsgebreken en dwaling
  • Nietigheid en vernietigbaarheid

Vormvereisten

Art. 3:37 bepaalt dat iedere vorm mogelijk is, tenzij de wet anders bepaalt. Dan is er sprake van wettige uitzonderingen op het principe van consensualisme. Art. 3:39 stelt de sanctie op het schenden van vormvereisten: nietigheid. Voor de koop van een woning wordt de bijzondere wettelijke regeling gegeven in art. 7:2.

HR Geschrift bij woningkoop (2011): Er was een mondeling akkoord over de verkoop van een woning, maar nog niet het door de wet vereiste schriftelijk akkoord. De verkoper haakte plotseling af. De koper stapte naar de rechter. Er was in de wetenschap veel discussie over de vraag of het terugtrekken van de verkoper rechtmatig was. Daarom vond er cassatie in het belang der wet plaats. De Hoge Raad stelde dat uit de strekking van de wet bleek dat art. 7:2 bedoeld was voor consumentenbescherming. Dit betekende dat ook de verkoper, zolang hij een particulier is, zich erop kan beroepen dat een mondelinge overeenkomst geen rechtsgevolg heeft. De bescherming geldt dus niet voor alleen de koper.

Hoe zit het dan met de professionele verkoper? Deze kan zich niet op de nietigheid vanwege schending van de vormvereisten beroepen. Ten opzichte van zo'n verkoper is een verbintenis tot op schrift stellen van de overeenkomst ontstaan, met consumentenbescherming als doel. De rechter vindt dat dit voortvloeit uit de normen van redelijkheid en billijkheid. Let wel: dit geldt specifiek voor art. 7:2!

Strijd met wet, zeden, en openbare orde

Waarom bestaat dit art. 3:40? Het heeft de bescherming van het algemeen belang als doel. Maatschappelijke chaos moet voorkomen worden. Overeenkomsten met huurmoordenaars, etc. moeten niet kunnen in een geordende maatschappij. Er wordt dus een uitzondering op de contractsvrijheid gevormd, die echter ook weer niet verder dan nodig is moeten gaan.

Art. 3:40 is een gecompliceerd artikel. Het heeft een aantal verschillende belangrijke elementen: 'wet', 'zeden' en 'openbare orde', en 'sluiten', 'inhoud' en 'strekking'.

Wanneer is er sprake van overtreden van wet, goede zeden en openbare orde? Het gaat bij die laatste twee om fundamentele beginselen van de samenleving en de aanwezigheid van een duidelijk openbaar karakter. 'Strijd met de wet' gaat over strijd met het dwingend recht, vastgelegd in wetten in formele zin. Strijd met een gemeentelijke verordening valt dus niet onder art. 3:40. 

Wat is er precies verboden? Dit gaat over het tweede trio van 'sluiten', 'inhoud' en 'strekking'. Dit gaat dus over aspecten van de rechtshandeling in kwestie. Het 'sluiten' heeft betrekking op het aangaan van de overeenkomst. De 'inhoud' op de prestaties waartoe in de overeenkomst verplicht wordt. Bij 'strekking' gaat het om de bijkomende handelingen en motieven van de overeenkomst, mits deze voor beide partijen kenbaar zijn.

HR Esmilo/Mediq (2012): De wetgever denkt vaak niet aan het privaatrecht als hij bezig is met het maken van de wet. De rechter moet gaan bekijken of er sprake is van nietigheid of niet, in die gevallen waarin bijvoorbeeld de strekking in strijd is met de wet. Zo'n geval wordt namelijk niet expliciet door art. 3:40 geregeld. De Hoge Raad stelde in dit arrest dat een door de wet verboden prestatie niet strijdig met de openbare orde hoeft te zijn. Dit komt dus omdat de wetgever vaak geen rekening houdt met het privaatrecht. Om dit 'tussenveld' te beoordelen zijn er vier gezichtspunten: welke belangen zijn betrokken, welke fundamentele beginselen?, zijn de partijen zich bewust van hun inbreuk op de wet?, en voorziet de geschonden regel in een sanctie? Er is met betrekking tot dit tussenveld dus geen harde regel.

Strijd met de wet volgens art. 3:40 leidt vaak tot nietigheid. Volgens lid 2 leidt strijd met een 'beschermingsregel' echter tot vernietigbaarheid. De partij die beschermd wordt kan dan kiezen. Dit is vaak het geval bij consumentenbeschermingsregels.

Wilsgebreken en dwaling

Deze bestaan uit bedrog, bedreiging, misbruik van omstandigheden (art. 3:44) en dwaling (art. 6:228). Let hierbij op het verschil met wilsontbreken! (art. 3:33 en 3:35). Bij de wilsgebreken is er in de fase van de wilsvorming, dus in een vroeger stadium, iets fout gegaan.

Dwaling

Er zijn vier vereisten:

1. De aanwezigheid van een dwaling, het hebben van een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid.

2. Er moet een causaal verband zijn tussen de invloed van de dwaling en het sluien van de overeenkomst. De concrete overeenkomst zou niet gesloten zijn als de dwalende persoon wél een juiste opvatting over de werkelijkheid gehad had.

3. De dwaling moet te wijten zijn aan: óf een inlichting van de wederpartij (kan ook een inlichting te goeder trouw zijn), het schenden van de mededelingsplicht door de wederpartij, een dwaling bij de wederpartij.

4. Kenbaarheid. Dit is eigenlijk echter al verwerkt in de vereisten van bovenstaande onderdeel.

De mededelingsplicht is in de praktijk het lastigst. De inhoud van deze plicht is erg gevoelig voor de omstandigheden van het geval. Wel is het zo dat de plicht alleen geldt voor feiten die bekend zijn. Dingen waarvan je niet op de hoogte bent kun je ook niet vertellen. Het gaat echter ook om feiten die je geacht wordt te kennen. Ten tweede moet het gaan om feiten waarvan het gewicht voor jou als contractspartij kenbaar is. Daarnaast geldt de plicht alleen voor zaken waarover de ander zou kunnen dwalen. Er hoeven dus geen mededelingen gedaan te worden over feiten die evident duidelijk zijn. Ten slotte is de mededelingsplicht afhankelijk van de betreffende verkeersopvattingen. Zo hoef je als verkoper klanten niet naar je concurrent te sturen als zij goedkoper zijn.

De wederzijdse dwaling is geregeld in sub c van lid 1. Hier hoeft er geen sprake te zijn van een causaal verband bij de wederpartij. De dwaling bij de wederpartij hoeft dus geen oorzaak te zijn, maar moet 'een rol hebben gespeeld'.

In lid 2 van art. 6:228 worden een aantal uitzonderingen gegeven. Zo kan dwaling niet gegrond worden op een situatie die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft. Niet voor rekening van de dwalende komt een verkopersdwaling en een 'onverschoonbare' dwaling. De 'onverschoonbare' dwaling heeft betrekking op de eigen onderzoeksplicht. Wat moet een verkoper zeggen en wat moet een koper zelf onderzoeken? Hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van beiden? Dit werd behandeld in het arrest Offringa/Vinck uit 1998.

Er was een huis verkocht aan Offringa. Na een tijd bleek echter dat er sprake was van scheurvorming. Tijdens de rondleiding had men het over een aantal kleine scheurtjes gehad. De verkoper verdedigde zich hierachter. De koper stelde echter dat men het niet over de aan het licht gekomen structurele scheurvorming gehad had. De Hoge Raad ging hierin mee. De specifieke omstandigheden spelen dus een grote rol! Als de verkoper een mededelingsplicht heeft kan hij zich niet beroepen op onvoorzichtigheid van de koper. Dit geldt ook als de koper wel erg onvoorzichtig was! De onderzoeksplicht van de koper sluit de mededelingsplicht van de verkoper niet uit. Er wordt dus zwaarder getild aan de mededelingsplicht.

Sancties op wilsgebreken

De standaardsanctie is vernietigbaarheid, zodat de dwalenden kunnen kiezen of zij de overeenkomst in stand willen laten. Daarnaast is in sommige gevallen contractswijziging of schadevergoeding via art. 6:162 mogelijk. Volgens art. 6:230 kan de rechter het nadeel opheffen bij dwaling.

Nietigheid en vernietigbaarheid

Als het algemeen belang in het geding is, is er sprake van nietigheid. Dan kan het voortbestaan van de overeenkomst namelijk niet aan de partijen overgelaten worden. Wanneer het gaat om partijbescherming is er echter wel sprake van vernietigbaarheid. De beschermde kan dan kiezen. Dit wordt uitgewerkt in art. 3:49 e.v. Vernietiging kan via buitengerechtelijke verklaring.

Het BW is het aantal nietigheden aan het terugdringen, o.a. via tussenoplossingen tussen 'alles' en 'niets', het zgn. grijze gebied. Er kan ook sprake zijn van partiële nietigheid, conversie (omzetting van de rechtshandeling) en bekrachtiging, etc. Ook de rechter gaat mee in dit proces. Het doel hiervan is om de contractsvrijheid niet teveel te beperken.

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gedaan met betrekking tot het tentamen.

5.Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Verbintenissenrecht UL B2 2019-2020

Verbintenissenrecht Hoorcollege 1 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 1 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 1 - Rechten UL B2 - Inleiding

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • De verbintenis
  • De rechtshandeling en overeenkomst
  • Vertegenwoordiging
  • De precontractuele fase

De verbintenis

Een verbintenis is een rechtsbetrekking tussen twee personen. De ene persoon heeft iets van de andere persoon te vorderen, de andere persoon is dus iets verschuldigd. Er is altijd sprake van een debiteur en een crediteur, van een vordering en een schuld. Verbintenissen kunnen alleen ontstaan wanneer dit uit de wet voortvloeit (art. 6:1). Dit schept echter wel enige ruimte voor het ontstaan van verbintenissen:

  • Rechtstreeks, bijv. art. 6:162 (onrechtmatige daad)
  • Wet via verwijzing, bijv. 6:213, 6:248.
  • Wet via haar 'stelsel'. De verbintenis moet dan in het systeem van de wet passen. Deze mogelijkheid werd bepaald in het arrest HR Quint/Te Poel. Dit ging om een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. De Hoge Raad oordeelde dat zo'n vordering weliswaar nog niet bestond, maar wel binnen het systeem van de wet paste.

De rechtshandeling en overeenkomst

De artt. 3:33 en 35 vereisen voor het totstandkomen van een overeenkomst een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich in een verklaring geopenbaard heeft. Dit wordt ook wel de 'wilsvertrouwensleer' genoemd. In principe moeten contractspartijen op uitlatingen van elkaar kunnen vertrouwen.

Enkele grondbeginselen van het overeenkomsten- en rechtshandelingenrecht:

  • Contractsvrijheid
  • Consensualisme (als je het met elkaar eens bent is dat voldoende)
  • Verbindende kracht

Op deze grondbeginselen bestaan echter uitzonderingen, bijvoorbeeld als er vormvoorschriften zijn, afspraken die naar inhoud of strekking wettelijk verboden zijn en de beperkende en uitbreidende werking van redelijkheid en billijkheid. Soms is er ook sprake van differentiatie bij de toepassing van het burgerlijk recht. Consumenten genieten bijvoorbeeld meer bescherming dan grote bedrijven met een eigen juridische afdeling. Dit betekent dat de inhoud van contracten soms ook door de rechter uitgelegd moet worden. Als het gaat om een contract tussen professionele partijen kijkt de rechter vooral naar de letterlijke tekst, omdat er dan van uitgegaan kan worden dat over de tekst erg veel onderhandeld is.

Vertegenwoordiging

Dit is geregeld in art. 3:66. In principe treft de rechtshandeling die door de vertegenwoordiger verricht wordt de volmachtgever. De tussenpersoon valt er dan dus als het ware tussenuit. Wel is het belangrijk om te letten op de verschillende soorten vertegenwoordiging: er is niet altijd sprake van een verplichting voor de vertegenwoordiger om ook echt te handelen. Wanneer deze verplichting er wel is, is er sprake van lastgeving.

Onbevoegde vertegenwoordiging

Bij onbevoegd optreden gaat art. 3:66 niet op. De achterman is dan niet gebonden. De schijnbare vertegenwoordiger echter ook niet (!) omdat de door hem gesloten overeenkomst niet op zijn naam is aangegaan. Hij kan volgens art. 3:70 echter wel gehouden zijn tot een vergoeding van eventuele geleden schade. 

Art. 3:61 regelt de derdenbescherming in het geval van onbevoegde vertegenwoordiging. Wanneer de achterman de schijn gewekt heeft dat hij wel een vertegenwoordigingsbevoegdheid had verleend kan hij zich niet op de onbevoegdheid van de zogenaamde vertegenwoordiger beroepen. De ondoorzichtigheid van bepaalde organisaties kan

.....read more
Access: 
Public
Verbintenissenrecht Werkcollege 1 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 1 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 1 - UL - B2 Rechtshandeling en overeenkomst

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het werkcollege?

  • Casus 1: complicaties in de pre-contractuele fase
  • Casus 2: totstandkomen overeenkomst
  • Casus 3: (on)bevoegde vertegenwoordiging

Casus 1

Partij A, vraagt, mede vanwege goede ervaringen uit het verleden, een offerte aan bij partij B voor een bouwproject. B maakt deze offerte, waarop A positief reageert en verzoekt de offerte op enkele punten te wijzigen. Partij B huurt hiervoor een extern bureau in, om zo aan de eisen van A te kunnen voldoen. Na het indienen van de tweede offerte door B, worden de onderhandelingen echter plotseling door A afgebroken, omdat A een goedkopere aannemer gevonden heeft. Er bestaan tussen A en B geen afspraken over eventuele kostenvergoeding bij afbraak van de onderhandelingen.

De kosten van partij B zijn € 15.000 vanwege de inhuur van het externe bureau, en € 500.000 vanwege gederfde winst. Komt B in aanmerking voor vergoeding van (een deel van) deze kosten?

In het arrest Plas/Valburg heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in over de problemen in een casus als bovenstaande. In het onderhandelen voor een contract bestaan verschillende stadia. In het laatste stadium is het niet meer mogelijk om de onderhandelingen af te breken, in de stadia daarvoor moet soms een vergoeding van de kosten betaald worden. In het arrest CBB/JPO is bovenstaande echter genuanceerd, vanwege het grote belang dat aan de contractsvrijheid toegekend wordt. Kostenvergoeding is pas mogelijk wanneer het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar is, gelet op het totstandkomingsvertrouwen dat tussen beide partijen bestaat. Het hangt af van de argumentatie, maar in deze casus is waarschijnlijk sprake van stadium 2. Dit betekent dat een deel van de kosten (De € 15.000 vanwege inhuur van het externe bureau) vergoed moet worden.

Casus 2

Partij C doet een bestelling bij partij D voor een keyboard met het typenummer 2000. Wanneer hij naar D belt, zegt een medewerker tegen hem dat hij het bestelformulier vanwege de grote drukte niet telefonisch kan verwerken, dus dat C het in moet scannen en via de e-mail op moet sturen. Enkele tijd later, wanneer het pakket bij C aankomt, blijkt dat D niet het keyboard met typenummer 2000, maar een veel duurder keyboard met typenummer 200 verstuurd heeft. Tijdens het inscannen blijkt er een gedeelte van het bestelformulier afgevallen te zijn, vanwege een storing in het scanapparaat.

Is er tussen partij C en partij D een overeenkomst tot stand gekomen, en wat is de inhoud van deze overeenkomst?

In deze casus is art. 3:47 BW een belangrijk artikel. Lid 4 stelt namelijk dat mankementen aan hulpmiddelen die verklaringen over moeten brengen voor rekening van de afzender komen (in dit  geval partij C), tenzij de wijze van overbrenging door de wederpartij bepaald was. Dat is in deze casus het geval. De medewerker van D had immers gezegd dat C het formulier in moest scannen. Dit betekent dat het misverstand voor rekening van D komt. Er is dus niet de voor een

.....read more
Access: 
Public
Verbintenissenrecht Hoorcollege 2 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 2 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 2 - Rechten UL B2 - Nulliteiten

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Vormvereisten
  • Strijd met wet, zeden en openbare orde
  • Wilsgebreken en dwaling
  • Nietigheid en vernietigbaarheid

Vormvereisten

Art. 3:37 bepaalt dat iedere vorm mogelijk is, tenzij de wet anders bepaalt. Dan is er sprake van wettige uitzonderingen op het principe van consensualisme. Art. 3:39 stelt de sanctie op het schenden van vormvereisten: nietigheid. Voor de koop van een woning wordt de bijzondere wettelijke regeling gegeven in art. 7:2.

HR Geschrift bij woningkoop (2011): Er was een mondeling akkoord over de verkoop van een woning, maar nog niet het door de wet vereiste schriftelijk akkoord. De verkoper haakte plotseling af. De koper stapte naar de rechter. Er was in de wetenschap veel discussie over de vraag of het terugtrekken van de verkoper rechtmatig was. Daarom vond er cassatie in het belang der wet plaats. De Hoge Raad stelde dat uit de strekking van de wet bleek dat art. 7:2 bedoeld was voor consumentenbescherming. Dit betekende dat ook de verkoper, zolang hij een particulier is, zich erop kan beroepen dat een mondelinge overeenkomst geen rechtsgevolg heeft. De bescherming geldt dus niet voor alleen de koper.

Hoe zit het dan met de professionele verkoper? Deze kan zich niet op de nietigheid vanwege schending van de vormvereisten beroepen. Ten opzichte van zo'n verkoper is een verbintenis tot op schrift stellen van de overeenkomst ontstaan, met consumentenbescherming als doel. De rechter vindt dat dit voortvloeit uit de normen van redelijkheid en billijkheid. Let wel: dit geldt specifiek voor art. 7:2!

Strijd met wet, zeden, en openbare orde

Waarom bestaat dit art. 3:40? Het heeft de bescherming van het algemeen belang als doel. Maatschappelijke chaos moet voorkomen worden. Overeenkomsten met huurmoordenaars, etc. moeten niet kunnen in een geordende maatschappij. Er wordt dus een uitzondering op de contractsvrijheid gevormd, die echter ook weer niet verder dan nodig is moeten gaan.

Art. 3:40 is een gecompliceerd artikel. Het heeft een aantal verschillende belangrijke elementen: 'wet', 'zeden' en 'openbare orde', en 'sluiten', 'inhoud' en 'strekking'.

Wanneer is er sprake van overtreden van wet, goede zeden en openbare orde? Het gaat bij die laatste twee om fundamentele beginselen van de samenleving en de aanwezigheid van een duidelijk openbaar karakter. 'Strijd met de wet' gaat over strijd met het dwingend recht, vastgelegd in wetten in formele zin. Strijd met een gemeentelijke verordening valt dus niet onder art. 3:40. 

Wat is er precies verboden? Dit gaat over het tweede trio van 'sluiten', 'inhoud' en 'strekking'. Dit gaat dus over aspecten van de rechtshandeling in kwestie. Het 'sluiten' heeft betrekking op het aangaan van de overeenkomst. De 'inhoud' op de prestaties waartoe in de overeenkomst verplicht wordt. Bij 'strekking' gaat het om de bijkomende handelingen en motieven van de overeenkomst, mits deze voor beide partijen kenbaar zijn.

HR Esmilo/Mediq (2012): De wetgever denkt vaak niet aan het privaatrecht als hij bezig is met het maken van de wet. De rechter moet gaan bekijken of er

.....read more
Access: 
Public
Verbintenissenrecht Werkcollege 2 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 2 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 2 - UL - B2

1. Welke onderwerpen worden in het werkcollege behandeld?

  • Casus 1 - Dwaling
  • Casus 2 - Stellingen
  • Casus 3 - Beperkingen op de contractsvrijheid

Casus 1 - Dwaling

A koopt bij tweedehands autohandelaar B een auto voor het bedrag van € 10.000. Zij betaalt een deel van de koopprijs direct (€ 2.000) en de van de rest krijgt zij een halfjaar betalingsuitstel. Na korte tijd blijkt echter dat er allerlei problemen met de auto zijn, zo heeft de auto veel meer kilometers gereden dan door de verkoper vermeldt werd. Bij taxatie blijkt de auto slechts € 4.000 waard te zijn. A stelt B hiervan op de hoogte, die zich verdedigt door te zeggen dat hij niet van de gebreken wist en ook niet van plan is de auto terug te nemen. Na enkele maanden heeft A haar auto inmiddels verkocht, en eist B betaling van het restant van de koopprijs. Wanneer A dit weigert, stuurt hij haar een dagvaardiging. A stelt dat dat de koopovereenkomst vernietigt moet worden vanwege dwaling.

Heeft B, gezien het beroep van A, recht op de betaling van het restant van € 8.000?

Dwaling is geregeld in art. 6:228. Aan alle vereisten die in dit artikel genoemd worden, wordt in casu voldaan. Het gaat om een onjuiste voorstelling van zaken, die voor het totstandkomen van de overeenkomst erg belangrijk waren (ondermeer de kilometerstand van de auto). B heeft een mededelingsplicht richting A, en daaraan heeft hij in casu niet voldaan. Waarschijnlijk krijgt A dus gelijk met haar beroep op dwaling.

Als A gelijk krijgt, hoe moet dan de verhouding tussen A en B afgewikkeld worden?

A heeft een onverschuldigde betaling van € 2.000 gedaan. Deze moeten terugbetaald worden. Daarnaast moet B aan A de reparatiekosten vergoeden die zij in de tijd dat zij de auto had, gemaakt heeft. Volgens art. 6:203 moet bij vernietiging van een overeenkomst wegens dwaling echter ook de auto teruggeven worden aan B. Hier kan A niet aan voldoen, omdat ze de auto inmiddels al aan een andere garage verkocht heeft. De waarde van de auto moet zij dus aan B betalen (een vervangende schadevergoeding).

Casus 2 - Stellingen

1. Als een overeenkomst vernietigd wordt, betekent dit niet dat garantiebedingen ook niet meer ingeroepen kunnen worden.

Volgens art. 3:53 lid 1 heeft vernietiging terugwerkende kracht. Dit betekent dat de overeenkomst wordt geacht niet bestaan te hebben. Dit betekent dat ook het garantiebeding niet meer ingeroepen kan worden, omdat dit onderdeel was van de overeenkomst. De stelling is dus juist.

2. Het arrest Offringa/Vinck & Van Rosberg bepaalt dat een dwalende koper die niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht geen beroep op art. 6:228 lid 1 sub b kan doen.

De bedoeling van dit wetsartikel is de bescherming van de 'onvoorzichtige' koper. Als de verkoper een op hem rustende mededelingsplicht schendt betekent dit in de regel dat hij zich niet kan beroepen op de onderzoeksverplichting van de koper. De stelling is dus onjuist.

3.

.....read more
Access: 
Public
Verbintenissenrecht Hoorcollege 3 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 3 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 3 - Rechten UL B2 - Rechtsgevolgen, algemene voorwaarden

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Rechtsgevolgen overeenkomst
  • Redelijkheid & billijkheid
  • Onvoorziene omstandigheden
  • Algemene voorwaarden

Rechtsgevolgen overeenkomst

Art. 6:248 lid 1: overeenkomsten hebben naast de overeengekomen rechtsgevolgen, ook die rechtsgevolgen die uit wet, gewoonte, of redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Dit betekent dat de inhoud van de overeenkomst uitgelegd moet worden. Hier is geen algemene wettelijke regeling voor. De wilsvertrouwensleer van de artt. 3:33 en 35 biedt hier een oplossing voor. Het gaat erom wat de partijen redelijkerwijs van elkaar konden verwachten. Dit levert veel jurisprudentie op.

HR Haviltex (1981): Hierin stelde de Hoge Raad dat een zuiver taalkundige uitleg van de inhoud van een overeenkomst niet voldoende is. Je moet kijken naar de zin die partijen over en weer mochten toekennen aan het bepaalde, en wat zij van elkaar konden verwachten. Hiervoor kan de rechtskennis van de partijen en hun maatschappelijke positie van belang zijn.

Naast de 'Haviltex-norm' bestaat er ook de 'CAO-norm'. Deze norm geldt voor bijzondere typen overeenkomsten, zoals de collectieve arbeidsovereenkomst en de levering van onroerende registergoederen. Hierbij zijn namelijk vaak veel derden betrokken. Omdat hun belangen ook gewaarborgd moeten worden, moeten dit soort overeenkomsten objectief uitgelegd kunnen worden. De bewoordingen zijn daarom in beginsel beslissend. Wanneer je namelijk ook in dit soort overeenkomsten gaat 'Haviltexen' zijn de betrokken derdenbelangen onvoldoende gewaarborgd. Daar wordt dan geen rekening mee gehouden.

HR DSM/Fox (2004): Het geschil ging hier over een pensioenreglement, een overeenkomst tussen een bedrijf en een pensioenfonds. Er ontstond discussie over de interpretatie van een artikel uit dit reglement. Meneer Fox was in deze casus een derde, maar wel belanghebbende omdat het om de hoogte van zijn pensioen ging. De Haviltex- en de CAO-uitleg konden hier niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Daarom stelde de Hoge Raad in dit arrest dat er tussen beide uitlegregimes een vloeiende overgang is. Bij een op schrift gesteld contract mag je nooit alleen maar de taalkundige uitleg toepassen, maar je moet interpreteren in het licht van de context van het gehele geschrift. De taalkundige uitleg is bij geschreven overeenkomsten uiteraard wel van groot belang.

Redelijkheid & billijkheid

Deze twee zaken kunnen niet als los van elkaar beschouwd worden, ze vormen een 'onlosmakelijke eenheid'. 'R & B' hebben twee functies: een aanvullende (6:248 lid 1) en een beperkende (derogerende) werking (6:248 lid 2). Voor de beperkende werking is wel vereist dat er anders een 'onaanvaardbare'! situatie zou ontstaan. Dit is afhankelijk van een aantal omstandigheden en gezichtspunten. 'R & B' is namelijk in iedere casus verschillend. Voorbeelden uit de jurisprudentie:

HR Saladin/HBU (1967): Hier werd voor het eerst de beperkende werking van R & B aangenomen. De bank had een onjuist advies aan Saladin gedaan. In de overeenkomst was echter een exoneratiebeding opgenomen. Het geschil ging over de vraag of dit exoneratiebeding 'telde'. De Hoge Raad noemde een aantal omstandigheden, zoals de zwaarte van de schuld, de aard en verdere inhoud van de overeenkomst, de maatschappelijke positie

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Werkcollege 3 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 3 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 3 - UL - B2

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het werkcollege?

  • Casus 1 - Uitleg inhoud overeenkomst
  • Casus 2 - Toepasselijkheid & aantasting
  • Casus 3 - Toetsing exoneratiebeding

Casus 1

Partij A wil zijn bedrijf aan de buitenkant laten schilderen door schildersbedrijf B. In de offerte van B staat het volgende opgenomen:

'Kosten materialen: € 10.000

Arbeidsloon: € 20.000

De helft van de kosten moet direct vooruitbetaald worden'

A gaat met de offerte akkoord, en vlak nadat B begonnen is met de werkzaamheden stuurt hij een rekening van € 15.000. A stelt dat dit niet uit de overeenkomst voortvloeit, B stelt dat de overeenkomst volstrekt duidelijk was en dat met 'kosten' de totale kosten bedoeld worden.

Hoe moet de overeenkomst uitgelegd worden?

Belangrijk voor de uitleg van de inhoud van overeenkomsten zijn art. 6:248 en het Haviltex-arrest. In dit arrest is bepaald dat het niet alleen om een strikt taalkundige uitleg gaat, maar dat andere factoren ook een rol spelen, zoals de maatschappelijke positie van de betrokken partijen en welke juridische kennis aan de hand daarvan van hen verwacht kan worden. Bij een taalkundige uitleg valt 'loon' niet onder het begrip 'kosten'. Beide partijen zijn weliswaar professionals, maar geen grote bedrijven met een juridische afdeling. Het doel van de bepaling is om aan B zekerheid omtrent de betaling te bieden. Omdat het arbeidsloon de grootste kostenpost is, kan het in dit geval ook onder de 'kosten' begrepen worden. A had moeten begrijpen dat B ook de arbeidskosten bedoelde, omdat die voor hem het hoogst waren. De onduidelijkheid komt dus niet (altijd) voor rekening van de professional in zaken waarin er onenigheid met een wederpartij is.

Casus 2

Meneer C is aardappelhandelaar. Hij overlegt met de directeur van aardappelgroothandel D over de aankoop van een partij aardappelen. D zendt aan C een offerte. Onderaan de offerte staat vermeld dat op de levering de Algemene voorwaarden van de VAN van toepassing zijn. Op verzoek wordt een exemplaar van deze voorwaarden toegezonden. C aanvaardt de offerte via een brief. Op de  brief die hij verstuurt staat vermeld dat zijn eigen algemene voorwaarden op de transactie van toepassing zijn, en de algemene voorwaarden zij ook op de achterkant afgedrukt. C heeft van D geen exemplaar van de algemene voorwaarden gekregen.

Zijn er algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing, en zo ja, welke dan?

Of er een overeenkomst tot stand gekomen is moet getoetst worden aan de hand van art. 6:217 lid 1. De overeenkomst van verkoop en levering van de aardappelen is tot stand gekomen, alleen treden er complicaties op m.b.t. de algemene voorwaarden. Art. 6:225 lid 3 biedt uitkomst in zo'n 'battle of forms'. C heeft bij de aanvaarding van de offerte (het aanbod) van D niet uitdrukkelijk aangegeven dat hij de algemene voorwaarden van D afwijst. Dit expliciete afwijzen is echter wel een voorwaarde van art. 6:225 lid 3. Zodoende zijn de algemene voorwaarden van D van toepassing op de overeenkomst.

Stel dat de

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Hoorcollege 4 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 4 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 4 - Rechten UL B2 - Niet-nakoming

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Nakoming
  • Schadevergoeding
  • Opschorting
  • Ontbinding
  • Klachtplicht
  • Opzegging

Nakoming

De juridische regels zijn te vinden in afdeling 6.1.6. BW, vanaf art. 6:27. Soms is de vraag of nakoming bijvoorbeeld door een andere persoon dan de oorspronkelijke schuldenaar plaats kan vinden. Het gaat er dan om dat er 'reële executie' plaatsvindt. Afdwingbaarheid is daarom een belangrijke stok achter de deur. Dit is te vinden in titel 3.11, vanaf art. 3:296.

Schadevergoeding

Art. 6:74 is hiervoor cruciaal. Het gaat om een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, die toerekenbaar is aan de schuldenaar, en schade veroorzaakt bij de schuldeiser. Ook moet er een causaal verband zijn tussen het niet-nakomen en de schade. In het tweede lid wordt een vijfde vereiste genoemd, namelijk dat 'nakoming niet blijvend onmogelijk' is. Wanneer dit niet het geval is, moet er ook sprake zijn van verzuim (art. 6:81).

De criteria voor niet-toerekenbaarheid worden gegeven in art. 6:75. Er is dan sprake van 'overmacht'. Hiervan kan sprake zijn als de tekortkoming niet te wijten is aan de schuld van de schuldenaars, of als er sprake is van een risico dat krachtens wet, rechtshandelingen of verkeersopvattingen niet voor rekening van de schuldenaar komt.

Arrest HR Oerlemans/Driessen: Hier was er sprake van verontreiniging in materialen die door Oerlemans aan Driessen verkocht werden. Oerlemans was zelf echter niet de producent van de materialen. De vraag was of dit toegerekend kon worden aan Oerlemans. De Hoge Raad oordeelde dat de verkoper hier een doorgeefluik was. Het is niet gebruikelijk dat deze doorverkopers de producten controleren. volgens de Hoge Raad is er in zo'n geval in beginsel toerekening naar verkeersopvattingen, wat betekent dat de verkoper (Oerlemans) aansprakelijk was.

De vijfde eis was dat er sprake is van verzuim (art. 6:81 e.v.). Verzuim komt tot stand via ingebrekestelling. Hierin moet de schuldenaar een redelijke termijn gesteld worden om alsnog na te komen. Meestal is dit twee weken. Er zijn echter ook uitzonderingen op deze hoofdregel, in drie gradaties:

  1. Verzuim in het geheel niet nodig, namelijk als nakoming blijvend onmogelijk is.
  2. Soms ingebrekestelling niet nodig (art. 6:83) Bijvoorbeeld als er een termijn is afgesproken in de overeenkomst.
  3. Soms geen termijn in de ingebrekestelling nodig (art. 6:82 lid 2).

HR Kinheim/Pelders: Er was sprake van een ondeugdelijke prestatie. Kan dan van de schuldeiser gevergd worden dat hij nog een herkansing aan de schuldenaar biedt? Als dit zo is, zou er ook een ingebrekestelling moeten zijn. Het ging dus om een ondeugdelijke prestatie die vatbaar was voor herstel. Er was inmiddels echter ook al tussentijdse schade geleden, die door nakoming niet meer hersteld kon worden. Volgens de Hoge Raad was in gevallen waarin sprake was van dit soort schade geen ingebrekestelling meer nodig. Je moet dan wel per schadepost onderzoeken of de schade definitief geleden is.

Opschorting

De opschorting dient vooral als verweermiddel tegen claims van de ander. De schuldeiser is namelijk ook schuldenaar, bijvoorbeeld als

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Werkcollege 4 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 4 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 4 - UL - B2

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het werkcollege?

  • Casus 1 (ontbinding koopovereenkomst)
  • Casus 2 (opschorting van de overeenkomst)
  • Casus 3 (schadevergoeding)

Casus I (ontbinding koopovereenkomst)

De stichting Janssen exploïteert een ziekenhuis. Zij heeft net de beschikking gekregen over een nieuw gebouw. Om het verder in te richten zijn nog wat aankopen nodig, zoals een aantal bedden. Enkele weken na levering blijkt dat een kwart van de bedden ernstige gebreken bevat. Het blijkt dat zij een ondeugdelijke lasnaad bevatten. Stichting Janssen wil daarom de koopovereenkomst met betrekking tot de ondeugdelijke bedden ontbinden.

Is de vordering tot ontbinding toewijsbaar, en moet Janssen de leverancier van de bedden eerst in gebreke stellen?

Ontbinding van de wederkerige overeenkomst is te vinden in art. 6:265. Er is sprake van ondeugdelijke nakoming. Dit betekent dat de leverancier eerst in verzuim gesteld moet worden. Vervolgens zijn er geen omstandigheden die erop wijzen dat de tekortkoming de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt. Deze vordering is echter pas toewijsbaar als de leverancier niet binnen de in de ingebrekstelling gestelde redelijke termijn alsnog nakomt door deugdelijke bedden te leveren.

Vervolg casus: De bedden worden na het constateren van de gebreken in het magazijn van het ziekenhuis opgeslagen. Voordat de overeenkomst ontbonden is, breekt in dit magazijn brand uit, ondanks de door Janssen getroffen preventiemaatregelen. De ondeugdelijke bedden raken onherstelbaar beschadigd. Na ontbinding van de overeenkomst eist de leverancier schadevergoeding vanwege de verloren gegane bedden.

Kan de leverancier schadevergoeding krijgen voor de verloren gegane bedden?

De ontbinding van de overeenkomst heeft geen terugwerkende kracht (art. 6:269). Wel ontstaat een ongedaanmakingsverbintenis voorzover de partijen al nagekomen waren. De bedden moeten dus teruggeleverd worden, maar dit is door de brand blijvend onmogelijk. Voor de vraag of de leverancier recht heeft op schadevergoeding is belangrijk of Janssen aan de zorgplicht van art. 6:273 voldaan heeft. In casu heeft hij dat, omdat hij brandpreventie in zijn magazijn aangebracht had. De zorgplicht is dus niet geschonden. De leverancier heeft geen recht op schadevergoeding.

Casus II (opschorting van de overeenkomst)

Op 1 april spreken musea A en musea B af dat zij respectievelijk de schilderijen X en Y met elkaar zullen ruilen. Deze ruil zal gelijktijdig plaatsvinden op 3 april. Op 2 april wordt echter schilderij Y van museum B door brand verwoest. Deze brand is aan de schuld van museum B te wijten, omdat onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen waren. Museum B brengt museum A op de hoogte van de brand en het verloren gaan van schilderij Y.

Kan museum A afgifte van schilderij X weigeren als het op 3 april door museum B tot afgifte wordt aangesproken, en zo ja, op grond waarvan?

De ruilovereenkomst is een wederkerige overeenkomst (art. 6:261). Museum B vordert nakoming van de overeenkomst. Volgens art. 6:262 lid 1 is echter opschorting mogelijk wanneer de één van de partijen zijn verplichtingen niet nakomt. Duidelijk is dat museum B zijn verplichting niet nakomt, nu schilderij Y verbrand is. Dit betekent dat de

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Hoorcollege 5 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 5 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 5 - Rechten UL B2 - Overeenkomst en derden en koop

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Overeenkomst en derden
  • Bijzondere overeenkomsten (algemeen)
  • Koopovereenkomst

Overeenkomst en derden

In principe werken overeenkomsten tussen partijen. Derden ontlenen er dus geen rechten of plichten aan. In de wet staan uitzonderingen op deze hoofdregel. Let wel: opvolging onder algemene titel (art. 6:249) en vertegenwoordiging gelden niet als uitzondering!

De wettelijke uitzonderingen staan in de artikelen 6:251-257. Volgens art. 6:250 is dit grotendeels dwingend recht.

Er zijn ook uitzonderingen in de rechtspraak. Ten eerste over de derdenwerking van exoneraties:

  1. Gegaste uien: De vraag was hier wat de verhouding was tussen een exoneratiebeding en een derde partij. De betreffende overeenkomst was aangegaan ten behoeve van de derde partij. Er werd gehandeld op het gezag van een derde, in een bepaald vertrouwen. Dit betekent dat de derde partij de exoneratie in redelijkheid tegen zich moest laten gelden, ook al was hij geen partij.
  2. Securicor: Hier was sprake van bedrijfsmatig geldvervoer. Er was dagelijks contact tussen de ene contractspartij en de derde partij; er bestond dus een bijzondere relatie. Dit betekent dat de derde partij het bestaande exoneratiebeding in redelijkheid tegen zich moest laten gelden.
  3. Citronas: De uitzonderingen op het uitgangspunt dat overeenkomsten alleen tussen partijen werken hebben een rechtvaardiging nodig voortvloeiend uit de aard van het geval. In deze casus was er geen sprake van de bijzondere omstandigheden uit bovenstaande twee casus. Dit betekent dat het exoneratiebeding hier geen derdenwerking had.   

Ten tweede over het onrechtmatig profiteren van andermans wanprestatie:

  1. Pos/Van den Bosch: hier ging het om een derde die profiteerde van de wanprestatie van een contractspartij. Dit vormde een onrechtmatige daad van de derde, omdat hij het geschonden beding in het contract kende en er sprake was van een vertrouwensrelatie en invloed van die derde.
  2. Curacao/Boyé: Voor het ontstaan van de vereiste onrechtmatige daad is kenbaarheid van de wanprestatie onvoldoende. Er moeten ook verdere omstandigheden zijn, zoals de kennis op het moment van de koop en de ernst en voorzienbaarheid van het nadeel en de mate waarin de wanprestatie is beïnvloed.

Bijzondere overeenkomsten (algemeen)

Bijzondere overeenkomsten zijn overeenkomsten die nader door de wet geregeld zijn in Boek 7 e.v. Het is een open systeem, met in principe regelend recht. 

Koopovereenkomst

De koop is algemeen geregeld in titel 7.1. Wel is er in veel andere lagen van het BW toepasselijk recht te vinden. In principe gaat koop over een zaak, dus over stoffelijke goederen. Maar: arrest Beeldbrigade/Hulskamp. Het ging hier om software die niet voldeed. De vraag was daarom of er sprake was van een koopovereenkomst. De Hoge Raad vond de volgende zaken van belang: er was sprake van standaardsoftware, waarvan het gebruik niet in tijd beperkt was, en het werd geleverd tegen betaling. Op basis van deze overwegingen concludeerde de HR dat software onder het toepassingsbereik van titel 7.1 valt.

Consumentenkoop

Dit is geregeld in art. 7:5. Dit is beperkt tot roerende zaken, tussen

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Werkcollege 5 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 5 - UL - B2

Verbintenissenrecht Werkcollege 5 - UL - B2 - Rechtshandeling & overeenkomst

1. Welke onderwerpen worden in het werkcollege behandeld?

Er worden verschillende casus behandeld, waarin het steeds draait om de rechtshandeling en de overeenkomst.

Casus I

In opdracht van Janssen BV vervoert schipper Thomas Schippers een partij tegels van Arnhem naar Rotterdam. Janssen BV is met overslagbedrijf Kabelaan BV overeengekomen dat deze het schip na aankomst zal lossen. In de overeenkomst heeft Kabelaan BV iedere aansprakelijkheid voor door haar personeel veroorzaakte schade uitgesloten. Bij het lossen gaat een groot aantal tegels verloren, ten gevolge van een fout van een werknemer van Kabelaan BV. Janssen BV spreekt Kabelaan BV aan tot schadevergoeding, maar Kabelaan doet een geslaagd beroep op het exoneratiebeding. Vervolgens richt Janssen zicht tot de werknemer van Kabelaan BV.

Kan de werknemer met succes het exoneratiebeding inroepen?

De overeenkomst waar het beding onderdeel van was, was aangegaan tussen Janssen en Kabelaan. De werknemer van Kabelaan is een derde die er in principe niets mee te maken heeft. Omdat hij werknemer van een partij is, kan hij op grond van art. 6:257 echter het beding inroepen als ware hij zelf partij bij de overeenkomst.

Vervolg casus: Bij het lossen raakt ook het schip van Schippers beschadigd. Schippers spreekt Kabelaan aan tot vergoeding van de schade. Kabelaan verweert zich door te stellen dat Schippers het exoneratiebeding in de overeenkomst met Janssen tegen zich moet laten gelden.

Hoe beoordeelt u de stelling van Kabelaan?

Ook Schippers is een derde. De vraag is of in de gegeven situatie, Schippers het exoneratiebeding in redelijkheid tegen zich moet laten gelden. Dit is erg casuïstisch, maar er kan een vergelijking gemaakt worden met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, in de zaken Citronas en Gegaste uien. Uit de casus blijkt niet dat Kabelaan er op basis van de gedragingen van Schippers op kon vertrouwen dat Kabelaan het beding tegen Schippers zou kunnen inroepen, zoals aan de orde was in Gegaste uien. Ook was er geen bijzondere relatie tussen Schippers en Kabelaan waardoor het gerechtvaardigd is dat het exoneratiebeding ook tegenover Schippers geldt, zoals aan de orde was in het arrest Securicor. Schippers hoeft het exoneratiebeding dus niet tegen zich te laten werken. De stelling van Kabelaan is onjuist.

Casus II

Bert is eigenaar van een landgoed met daarop een bos en een landhuis. Omdat de kosten te hoog worden, verkoopt hij het landgoed aan Cornelis. Omdat Bert op het naastgelegen perceel een chique restaurant heeft, wil hij dat het landgoed er fatsoenlijk uit blijft zien. Daarom spreekt hij met Cornelis af dat Cornelis en zijn rechtsopvolgers elk jaar het landhuis een onderhoudsbeurt zullen geven, en het bos niet zullen kappen. De straf hierop is een boete die betaald moet worden aan Bert. De afspraken worden opgenomen in de leveringsakte.

In welke vorm kunnen de afspraken het beste neergelegd worden?

Het verbinden van een erfdienstbaarheid aan het landgoed is de beste vorm. Op deze manier is ook gewaarborgd dat de afspraken werken tegenover rechtsopvolgers: een zogenaamd

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Hoor- en casuscollege 6 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoor- en casuscollege 6 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege en casus 6 - Rechten UL B2 - Bijzondere overeenkomsten

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Bijzondere overeenkomsten (algemeen)
  • Overeenkomsten van financiële aard
  • Huurovereenkomst
  • Casus
  • De overeenkomst van opdracht

Bijzondere overeenkomsten (algemeen)

De bijzondere overeenkomsten zijn te vinden vanaf Boek 7. De algemene regels van Boek 3 en 6 zijn hierop van toepassing, samen met een aantal bijzondere regels. In sommige gevallen gaan deze bijzondere regels boven de algemene regels.

Nog steeds geldt contractsvrijheid als uitgangspunt. Hier liggen verschillende principes aan ten grondslag: consensualisme, het open systeem van overeenkomsten en het principe van pacta sunt servanda.

In bijzondere overeenkomsten is er wel vaak sprake van dwingend recht, dat als doel heeft het beschermen van de zwakkere partij. Er kan niet afgeweken worden in nadeel van de zwakkere partij; soms kan er in het geheel niet afgeweken worden.

Er kunnen ook bijzondere overeenkomsten zonder wederkerig karakter zijn, dus overeenkomsten waarin geen tegenprestatie bestaat. Dit is zo bij schenking om niet en bruikleen om niet.

Daarnaast zijn er ook vormvoorschriften: op papier of op een andere duurzame gegevensdrager. Wanneer je niet aan deze voorschriften voldoet, is de overeenkomst nietig (art. 3:39). Ook hebben veel overeenkomsten een bedenktijd.

Verder hebben veel bijzondere overeenkomsten een maatman, om aan te geven dat er sprake is van een bepaalde zorgplicht. Bijvoorbeeld: 'een goed huurder', 'een goed opdrachtnemer', etc. De inhoud van deze zorgplicht wordt door de rechter objectief benaderd.

Als het gaat om het vaststellen van de inhoud van een overeenkomst is de naam die partijen zelf aan de overeenkomst geven niet van doorslaggevend belang. 

Ook kan er sprake zijn van gemengde overeenkomsten. Dit zijn overeenkomsten die volledig voldoen aan de wettelijke omschrijving van twee of meer bijzondere overeenkomsten. Dit betekent dat er sprake is van cumulatie: beide regelingen zijn naast elkaar van toepassing, behalve als het gaat om bepalingen die niet goed met elkaar verenigbaar zijn of de strekking van de bepalingen zich verzet tegen toepassing. De keuze welke regeling van toepassing is wordt dan overgelaten aan de rechter. Als er één overeenkomst duidelijk dominant is, zijn de regels van die overeenkomst van toepasing.

Overeenkomsten van financiële aard

Een voorbeeld hiervan is de financiële zekerheidsovereenkomst, te vinden in Titel 7.2, art. 7:51 e.v. Het gaat dan om het vestigen van een pandrecht, of het overdragen van geld of effecten. Een ander voorbeeld is de consumentenkredietovereenkomst (uitstel van betaling), goederenkrediet en geldlening.

Huurovereenkomst (art. 7:201-310)

Over huur zijn er veel publiekrechtelijke regels. De huur is geregeld in Titel 7.4. Het is ook een duurovereenkomst, wat betekent dat er een beëindigingsregeling nodig is. Het is te onderscheiden in overeenkomsten voor bepaalde tijd en voor onbepaalde tijd.

Huur gaat om een zaak. Deze zaak kan roerend of onroerend zijn, ook kan het gaan om een vermogensrecht. Belangrijk is dat je er ook als huurder gebruik van maakt, soms ook voor een nauw omschreven doel, bijvoorbeeld bij een garagebox. Het is niet noodzakelijk dat het gaat om een aaneengesloten periode.

Wel essentieel

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Hoorcollege 7 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 7 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 7 - Rechten UL B2 - Onrechtmatige daad en schadevergoeding

Het basale uitgangspunt is 'ieder draagt zijn eigen schade',  tenzij er sprake is van grond om een ander de schade te laten dragen, bijvoorbeeld een onrechtmatige daad of risicoaansprakelijkheid. Het gaat bij dit leerstuk vooral om het aflopen van de eisen van art. 6:162.

1. Welke onderdelen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Eis 1. Onrechtmatigheid
  • Eis 2. Toerekenbaarheid
  • Eis 3. Causaal verband
  • Eis 4. Schade
  • Eis 5. Relativiteit

Eis 1. Onrechtmatigheid

Uit lid 2 van art. 6:162 blijken een aantal vormen waarin onrechtmatigheid voordoet: Inbreuk op een recht, strijd met een wettelijke plicht of strijd met hegene dat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bij gevaarzetting worden de 'Kelderluik-criteria' gebruikt. Vooral over de strijdigheid met het ongeschreven recht wordt veel geprocedeerd. 

Volgens Nieuwenhuis kun je dit leerstuk op twee manieren benaderen: kijk je naar de daad (welke dingen mag je niet doen?) of naar het belang? (welke belangen mag je niet schenden?). In Frankrijk wordt bijvoorbeeld gekozen voor de daad, in Duitsland voor het belang. Nederland zit een beetje in het midden. Nieuwenhuis is van mening dat de brede rechten van mensen centraal moeten staan in de definiëring van de onrechtmatige daad.

Eis 2. Toerekenbaarheid

Dit wordt geregeld in lid 3. Het gaat erom dat er sprake is van schuld als een persoonlijk verwijt, of dat er sprake is van een oorzaak die krachtens wet of verkeersopvattingen voor rekening van de dader komt. Het is belangrijk om te onthouden dat dit geen betrekking heeft op de risicoaansprakelijkheid. Bij risicoaansprakelijkheid gaat het namelijk om een bepaalde kwaliteit van de dader, bijvoorbeeld als werkgever voor zijn personeel. Hier gaat het echt om schade die je persoonlijk aangebracht hebt.

Eis 3. Causaal verband

De eerste zeef is het vereiste van de 'condicio sine qua non' (c.s.q.n.). Was de schade ook ontstaan zonder de betreffende oorzaak? Deze zeef laat echter teveel door, omdat de keten van causaliteit met dit vereiste erg groot wordt. Daarom is een tweede zeef nodig. Dit is de leer van de toerekening als gevolg, met een groot aantal gezichtspunten. Dit vloeit voort uit art. 6:98, waar een 'multi-factor-benadering' toegepast wordt. De factoren hierin zijn onder meer de aard van de aansprakelijkheid, de aard van de schade en de vraag of het ontstaan van de schade redelijkerwijs te verwachten was.

Bij het vaststellen van causaliteit is er vaak sprake van 'verdelende rechtvaardigheid'. Het gaat er dan om dat risico's eerlijk verdeeld worden over maatschappelijke actoren. Het is een afweging tussen twee belangen: enerzijds wil je de door slachtoffers geleden schade vergoeden, anderzijds wil je niet mensen zomaar een schadevergoedingsplicht opleggen als ze eigenlijk niets kunnen doen aan het ontstaan van de schade. Nieuwenhuis vindt daarom dat art. 6:98 aangepast moet worden, en dat 'als gevolg' vervangen moet worden door 'naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid' zoals in art. 3:12.

De c.s.q.n. onder druk (1): alternatieve causaliteit

Daarnaast staat tegenwoordig ook de causaliteitstest van de

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Hoorcollege 8 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 8 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 8 - Rechten UL B2 - aansprakelijkheid voor zaken, producten, motorrijtuigen

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Aansprakelijkheid voor zaken
  • Productaansprakelijkheid
  • Aansprakelijkheid voor motorrijtuigen

Aansprakelijkheid voor zaken (algemeen)

Je hebt risico voor gebrekkige roerende zaken, opstallen, giftige stoffen, dieren, producten en motorrijtuigen.

Het karakter van deze aansprakelijkheid is kwalitatief: je bent aansprakelijk omdat je in een bepaalde hoedanigheid verkeert, meestal als bezitter van een bepaalde zaak. Een andere mogelijkheid is als je de bedrijfsmatige gebruiker bent (6:181). Het is ook een risico-aansprakelijkheid; verwijtbaarheid is dus niet nodig. Er is echter wel vaak een 'tenzij-formule' die erop gericht is de risico-aansprakelijkheid binnen redelijke grenzen te houden.

Productenaansprakelijkheid

Dit is te vinden in de artt. 6:185-193, die een uitwerking zijn van een Europese Richtlijn uit 1985. Het doel van deze richtlijn was vooral consumentenbescherming. Ook dit is een risico-aansprakelijkheid, dit blijkt uit de eerste zin van art. 6:185.

Begrippen

'Product': art. 6:186, 187. Dit is een roerende zaak en elektriciteit. Een 'producent' wordt zeer ruim opgevat, zowel de fabrikant van het eindproduct, de producent van een grondstof, de fabrikant van een onderdeel, en een ieder die zich als producent presenteert. Daarnaast wordt iedereen die een product in de EU ingevoerd heeft om dit te verkopen of te verhuren met een commercieel oogmerk als producent beschouwd. Als het niet mogelijk is om vast te stellen wie de producent is, wordt elke leverancier als producent beschouwd (art. 6:187 lid 4). 

Een 'gebrek' is omschreven in art. 6:186. Als een product niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten is het gebrekkig. Hierbij zijn de presentatie van het product, het redelijkerwijs te verwachten gebruik en het tijdstip waarop het product in het verkeer gebracht is van belang.

Het schadebegrip staat in art. 6:190. Het gaat om gevolgschade die bestaat in dood, letsel of privé-zaakschade met een franchise van € 500. Bedrijfsschade valt hier dus niet onder. In Nederland wordt deze € 500 als een drempel gehanteerd, dus als je meer dan € 500 schade hebt krijg je alle schade vergoed. In andere landen wordt het ook wel als een aftrek gebruikt. 

Samenloop

in veel gevallen waar je schade lijdt door een product kun je ook de winkelier aanspreken op wanprestatie. Hij heeft immers een ondeugdelijke zaak geleverd. Als je via productaansprakelijkheid gaat kun je echter meteen de producent aanspreken. De wetgever heeft daarom bij productaansprakelijkheid de mogelijkheid van een vordering uit wanprestatie afgesloten. Dit wordt wel 'kanalisatie' genoemd, en is te vinden in art. 7:24 lid 2. Daar staan echter wel drie uitzonderingen op deze regel, bijvoorbeeld als het gaat om schade onder het franchise-niveau.

Afbakening risico

De afbakening vindt enerzijds plaats via de bovenstaande begrippen, maar ook door een aantal uitzonderingen, genoemd in art. 6:185. Bijvoorbeeld als je het als producent niet zelf in het verkeer gebracht hebt. Hier sluit ook het HvJ-arrest Veedfald bij aan. Er was hier sprake van een niertransplantatie die mislukte door het gebruik van gebrekkige spoelvloeistof. De man die zijn donornier

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Werkcollege 7 - Aansprakelijkheid (zaken, producten, verkeer)

Verbintenissenrecht Werkcollege 7 - Aansprakelijkheid (zaken, producten, verkeer)

Verbintenissenrecht Werkcollege 7 - Aansprakelijkheid (zaken, producten, verkeer)

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Casus I (Aansprakelijkheid als deelnemer van een groep)
  • Casus II (Onrechtmatig handelen en kwalitatieve aansprakelijkheid; omvang van de schade)
  • Casus III (Proportionele aansprakelijkheid)
  • Casus IV (Onrechtmatige daad, schade en derden)

Casus I (Aansprakelijkheid als deelnemer van een groep)

Een groep rellende voetbalsupporters gooit tijdens een treinreis een zitbank uit het raam, waaardoor een vrouw die op het perron staat ernstig gewond raakt. Arie is één van de supporters die in de betreffende coupé zaten. Het is echter niet zeker of hij zelf ook deelgenomen heeft aan het naar buiten gooien van de bank. Toch spreekt de vrouw Arie aan voor vergoeding van de volledige schade.

Vraag: Is Arie aansprakelijk tegenover de vrouw, en zo ja, op welke grond?

Heeft Arie een onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 gepleegd? Het is niet mogelijk een causaal verband vast te stellen tussen zijn gedraging en de schade van de vrouw: er wordt niet voldaan aan de c.s.q.n.-toets. Het is immers niet zeker dat hij meegeholpen heeft aan het naar buiten gooien van de bank. Er is echter ook art. 6:166, wat betrekking heeft op gedragingen in groepsverband. De vereisten hiervoor: Ten minste één groepslid moet onrechtmatig schade toebrengen, daar is in casu aan voldaan. De kans dat door het naar buiten gooien van de bank schade zou ontstaan was immers dusdanig groot dat Arie zich van zijn gedraging in het groepsverband had moeten weerhouden, hij had bijvoorbeeld uit de groep moeten terugtreden. Daarnaast is zijn groepsgedrag verwijtbaar. Dit betekent dat hij aansprakelijk is op grond van art. 6:166 lid 1.

Vraag: Later blijkt dat Cornelis, een ander groepslid, de bank uit het raam gooide. De advocaat van Arie stelt dat de vrouw dan ook Cornelis aan moet spreken. Heeft dit verweer kans van slagen?

Nee, dit verweer heeft geen kans van slagen. Arie blijft namelijk aansprakelijk op grond van art. 6:166 lid 1, omdat het feit dat Cornelis de bank gooide niet afdoet aan het feit dat Arie onderdeel was van de groep die zich onrechtmatig gedroeg. De grondslag voor zijn aansprakelijkheid vormt het feit dat hij niet teruggetreden is uit de groep. De advocaat van Arie heeft dus ongelijk. De vrouw kan Cornelis wel aanspreken op grond van art. 6:162 of 6:166.

Vraag: Kan Arie zich verweren door te stellen dat hij niet voor de gehele schade aangesproken kan worden?

Art. 6:166 lid 1 geeft aan dat de tot de onrechtmatig handelende groep behorende personen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Dit betekent dat de vrouw Arie kan aanspreken tot vergoeding van de gehele schade. Dat dit uit de hoofdelijkheid voortvloeit volgt ook uit art. 6:7 en 6:102 lid 1.

Vraag: Kan Arie, nadat hij de volledige schade aan de vrouw vergoed heeft, een deel van de schade van de andere groepsleden, bijvoorbeeld van Cornelis, terugvorderen?

Art. 6:166 lid 2 bepaalt dat de groepsleden voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Hoorcollege 9 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 9 - Rechten UL B2

Verbintenissenrecht Hoorcollege 9 - Rechten UL B2 - Werkgever, rechtspersoon, verjaring, verbintenissen 'uit andere bron'

1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

  • Aansprakelijkheid werkgever
  • Aansprakelijkheid rechtspersoon
  • Verjaring (t.a.v. schadevergoeding)
  • Verbintenissen 'uit andere bron'

Aansprakelijkheid werkgever (voor schade bij werk)

Er gebeuren veel ongelukken in de werkgerelateerde wereld. Het is belangrijk om  aansprakelijkheid van een werkgever voor een fout van zijn werknemer hiervan te onderscheiden. Nu gaat het echter over schade die een werknemer lijdt en daarvoor zijn werkgever aansprakelijk stelt. Dit speelt zich dus af binnen de arbeidsovereenkomst. 

Art. 7:658 regelt deze werkgeversaansprakelijkheid. Over het algemeen heeft de werkgever een grote zorgplicht. Hij is aansprakelijk tenzij hij kan aantonen dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Dit is een erg strenge eis, in de praktijk komt het dicht in de buurt van risicoaansprakelijkheid.

Er is ook een omkering van de bewijslast t.a.v. de normale onrechtmatige daad. De werknemer hoeft alleen maar aan te tonen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. De werkgever kan aan aansprakelijkheid ontsnappen door aan te tonen dat hij aan één van de twee zaken in lid 2 voldaan heeft. Het is voor een werkgever niet eenvoudig om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht voldaan heeft.

Over opzet en bewuste roekeloosheid handelt het arrest Pollemans/Hoondert. Er was hier een bouwplaats, waarop Pollemans werkzaam was. Hij liep over een dak van golfplaat waar hij niet overheen had moeten lopen en zakte erdoor. Volgens de werkgever was dit bewuste roekeloosheid. De Hoge Raad stelde dat hiervoor vereist is dat je je daadwerkelijk van je roekeloosheid bewust bent tijdens en vooraf je gedraging. Hier was er sprake van een bepaalde sleur. De werkgever moet de werknemer daar juist tegen beschermen, volgens de Hoge Raad. Volgens de Hoge Raad is daarnaast aan het vereiste van 'in belangrijke mate' voldaan als de tekortkoming van de werkgever in vergelijking met de roekeloosheid van de werknemer in het niet valt.

Aansprakelijkheid rechtspersoon

Het gaat hier om aansprakelijkheid op basis van art. 6:162, dus niet om de gevallen van art. 6:170! Als je wilt dat rechtspersonen zélf aansprakelijk zijn, kan dit als er sprake is van vereenzelviging (van gedragingen van werknemers of individuele leden niet in de uitoefening van hun functie). Meestal gaat het echter om een bepaald orgaan van die rechtspersoon, dat handelt in de vervulling van zijn functie. Een wat ruimere definitie is dat het gaat om datgenen wat 'in het maatschappelijk verkeer als gedraging van rechtspersoon dient te gelden'. Als dit zo is kan er sprake zijn van vereenzelviging.

Dit geldt voor private rechtspersonen, maar ook voor publieke rechtspersonen. Ook zij kunnen onrechtmatige daden plegen, vooral met betrekking tot het bestuur. Natuurlijk is er eerst het bestuursrecht, maar soms komen zaken ook wel voor de burgerlijke rechter. Ook voor de overheid gelden dezelfde vereisten van art. 6:162. Wel is er dan sprake van een

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Werkcollege 8 - Aansprakelijkheid voor zaken, producten, motorrijtuigen

Verbintenissenrecht Werkcollege 8 - Aansprakelijkheid voor zaken, producten, motorrijtuigen

Verbintenissenrecht Werkcollege 8 - Aansprakelijkheid voor zaken, producten, motorrijtuigen

1. Welke onderwerpen worden behandeld in dit werkcollege?

  • Casus I (Productaansprakelijkheid)
  • Casus II (Aansprakelijkheid in het verkeer)
  • Casus III (Aansprakelijkheid voor zaken)

Casus I (Productaansprakelijkheid)

De heer Janssen koopt bij een elektronicawinkel een printer, fax en computer. Thuis staat deze computer op een speciaal daarvoor ontworpen tafel, ontworpen door Steun BV uit Den Haag. Op een dag stort deze tafel echter in, waardoor ook schade aan de computer ontstaat. Na enig onderzoek blijkt dat een lasfout in een van de tafelpoten de oorzaak van het instorten is. Janssen vraagt aan Steun BV waar de tafel vandaan komt. Steun BV stelt dat Müller AG, een Zwitsers bedrijf, de tafel gemaakt heeft en dat deze naar Nederland geïmporteerd is door de firma Dijksma uit Amsterdam. De tafel is door hen kant en klaar aan Steun BV geleverd. Janssen overweegt Dijksma en/of Steun BV aan te spreken.

Vraag: Kan Janssen Dijksma aanspreken voor de schade aan de pc indien deze schade € 950 bedraagt? Hoe luidt uw antwoord als de schade € 450 is?

Janssen kan Dijksma aanspreken op grond van art. 6:185 lid 1. Het gaat namelijk om een product in de zin van art. 6:187 lid 1. Dit product is gebrekkig volgens 6:186 lid 1 onder a of b. Dijksma is een producent in de zin van art. 6:187 lid 2 en 3. Hij is immers degene die het product in Nederland ingevoerd heeft. Ook is er sprake van schade, in de zin van art. 6:190 lid 1 sub b. Door het instorten van de tafel is namelijk schade aan een ander product, de computer, ontstaan. Schade van € 950 wordt volledig vergoed, omdat dit meer is dan de grens van € 500 van art. 6:190 lid 1 sub b. € 450 is minder, dus zal niet vergoed worden.

Vraag: Kan Janssen Steun BV aanspreken voor de schade aan de pc, als deze € 950 dan wel € 450 bedraagt?

Steun BV was de verkoper. Er was sprake van een consumentenkoop onder art. 7:5. De verkochte zaak was nonconform, hij beantwoordde niet aan de overeenkomst (7:17 lid 1 en 2). Uit art. 7:24 volgt dan dat de consument recht heeft op schadevergoeding. Uit 7:24 lid 2 jo. 6:185 e.v. volgt dat als er sprake is van schade die in Boek 6 bedoeld is de verkoper niet aansprakelijk is tenzij er sprake is van één van de gronden die genoemd zijn in de subs a tot en met c. Bij schade van € 950 zijn deze gronden niet van toepassing, en kan Janssen Steun BV dus niet aanspreken. Bij schade van € 450 is de c-grond van art. 7:24 van toepassing. Deze schade is immers te laag om door de bepalingen van Boek 6 gedekt te worden (de franchise). Steun BV is daarom aansprakelijk.

Casus II (Aansprakelijkheid in het verkeer)

Wilfred rijdt in de auto van zijn vriendin Marit. Vanwege de slechte kwaliteit van het wegdek en de breedte van

.....read more
Access: 
JoHo members
Verbintenissenrecht Werkcollege 9 UL B2 Rechten

Verbintenissenrecht Werkcollege 9 UL B2 Rechten

Verbintenissenrecht Werkcollege 9 UL B2 Rechten - Arbeidsongevallen en beroepsziekten

1. Welke onderwerpen worden in dit werkcollege behandeld?

  • Casus I (Aansprakelijkheid voor schade toegebracht door zaken)
  • Casus II (Aansprakelijkheid arbeidsongeval)
  • Casus III (Zaakwaarneming, onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad)

Casus I (Aansprakelijkheid voor schade toegebracht door zaken)

Joris is tussen 1995 en 2014 als timmerman in dienst bij een bedrijf dat kantoorgebouwen renoveert. Tijdens zijn werk is hij veel met zware apparaten bezig. In december 2013 krijgt hij het plotseling heel benauwd. In januari 2014 wordt vastgesteld dat Joris een ernstige longaandoening onder de leden heeft, die hem volledig arbeidsongeschikt maakt. Uit het onderzoek blijkt dat er miniscule metaaldeeltjes in zijn longen genesteld zijn, die hij waarschijnlijk op de een of andere manier ingeademd heeft.

Men vermoedt dat dit het gevolg is van de cirkelzagen die tussen april 2002 en september 2003 in het bedrijf gebruikt zijn. Joris heeft veel met deze appraten gewerkt. De zagen werden geproduceerd in China en door Europe Tools BV naar Europa geïmporteerd. In Nederland verkochten verschillende groothandels de zagen. Houtman BV, de werkgever van Joris, had de zagen niet in eigendom maar huurde ze van derden. Uit deskundigenonderzoek blijkt dat dit type cirkelzaag een bijzondere technische eigenschap heeft: het veroorzaakt een luchtstroming waardoor zeer fijne metaaldeeltjes door de gebruiker ingeademd kunnen worden. Normaal gesproken gebeurt dat niet bij cirkelzagen. Het inademen had voorkomen kunnen worden als Joris een gezichtsbeschermer gedragen had. Dit is een voorzorgsmaatregel die veel bedrijven nemen om oogschade te voorkomen. Houtman BV drong hier echter niet op aan.

Bij de zagen die Joris gebruikte was er geen instructie of gebruiksaanwijzing die het dragen van gezichtsbescherming aanraadde. Deze instructies waren er door de fabrikant wel bijgevoegd bij het in verkeer brengen van de zagen. Alle exemplaren van de zagen werden zelfs geleverd met gezichtsbeschermingsmaskers, die ook longletsel hadden kunnen voorkomen.

Halverwege 2014 stelt Joris Europe Tools BV aansprakelijk voor het door hem opgelopen letsel, op grond van art. 6:185 BW. Europe Tools BV verweert zich met drie stellingen: 1. Het product is niet gebrekkig, 2. Wij zijn niet de producent en 3. Joris is te laat met het indienen van zijn vordering.

Vraag: Hoe oordeelt u over deze verweren?

Volgens art. 6:186 is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men ervan mag verwachten. In het bijzonder zijn daarbij van belang de presentatie van het product, het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product, en het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht. Vooral ten aanzien van de eerste twee vereisten presteert het product onvoldoende. Het redelijke gebruik van een cirkelzaag moet niet leiden tot longschade. De informatievoorziening was gebrekkig, omdat de informatie met betrekking tot het dragen van gezichtsbescherming gemakkelijk weggenomen kon worden. De producent mag er echter niet op rekenen dat een gebruiker alle voorzorgsmaatregelen neemt. Hij had dus meer zorg moeten dragen voor de informatievoorziening. Ook is geen sprake van onjuist gebruik van de zaag door Joris. Het eerste verweer

.....read more
Access: 
JoHo members
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1437
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.