Filosofie 2020, colleges 1 t/m 10.

Filosofie 2020, colleges 1 t/m 10.

College 1

Filosofie zoals wij in de cursus gaan behandelen is niet:

  • Bedrijfsfilosofie
  • Managementfilosofie
  • Onderwijsfilosofie

Filosofie zoals wij in de cursus gaan behandelen is: wat filosofie is, is zelf een filosofische vraag

  • Bevragen / problematiseren van dingen
  • Geen uitgesproken opvatting over hoe je iets moet doen
  • Zijn de dingen zoals ze lijken dat ze zijn?
  • Omgekeerde van overtuigingen
  • Ontregelen van manieren van denken
  • Niet verlossing/genezing/waarheid zoeken

 

Eigenaarschap = Zelf mogen weten wat je doet? Zelf in de hand hebben wat je doet?

 

Kennisfilosofie/epistemologie = Is een herinnering genoeg om van kennis te spreken? Wat is de kwaliteit van de kennis? Wat betekent het dat je ergens kennis over hebt?

Praktische kennis/Ethiek =

Bv. De discussie over schaduwonderwijs

Logica = filosofie die zich bezig houdt met de kwaliteit van redenaties en argumentatie . Kijken of een redenering wel klopt.

Ontologie = wat bestaat? Wat is bestaan? (Batstra zegt: ADHD en allochtoon zijn bestaat niet)

Bv. Smurfen bestaan niet, maar we weten wel hoe ze eruit zien en wat ze doen..

 

 

 

 

 

 

College 2                                                                                                 Epistemologie/kennisfilosofie H2

 

  • Oppervlakkig                   - grondig
  • Indirect / bemiddeld     - direct / authentiek
  • Semantisch                      - existentieel

 

Je kan mensen op verschillende manieren kennen, oppervlakkig of grondig. Dit is gebaseerd op de ervaring die je hebt met een persoon, het kan meer of minder intensief, meer of minder nabij en meer of minder ruim, minder of meer gevarieerd. De gradatie van kennis.

Als je iets weet over een bepaalde plaats kan dit direct en indirect zijn. Als je kennis via via krijgt is dit indirect. Als je de plek daadwerkelijk hebt meegemaakt is de kennis direct.

Opa’s zijn kan op semantische manier en existentiële manier. Kennis van opa zijn is existentieel als je zelf opa bent en het dus echt mee hebt gemaakt om een opa te zijn. Kennis van opa zijn is semantisch als je weet wat de woorden ‘opa zijn’ betekenen. Een ander voorbeeld is ‘sterven van angst’.

Direct en indirect VS oppervlakkig en grondig

kennis kan grondig zijn. Je kan veel lezen en films kijken over een bepaald onderwerp, maar de kennis blijft indirect. Er blijft een kwalitatief verschil: verschil tussen een foto zien of iets in levende lijve zien.

Grondig en oppervlakkig VS semantisch en existentieel

Betekenis van taal kennen (semantisch) kan oppervlakkig en grondig. Bv. Weten wat het is om de griep te hebben. Door de corona crisis is de existentiële kennis van griep toegenomen. Semantische kennis over griep hebben kan oppervlakkig zijn: koorts hebben, spierpijn, snotneus hebben. Grondige semantische kennis over griep hebben kan zijn als je alle symptomen weet van de griep.

Indirect en direct VS semantisch en existentieel

Semantisch kennis is abstracter dan indirect kennen. Indirect is kennen door een verhaal of een film te zien; je weet wat het is om opa te zijn als iemand je dit verteld/je daar over leest, om het verhaal te kunnen begrijpen heb je semantische kennis nodig over het begrip opa. Semantische kennis is een voorwaarde voor indirecte kennis. Semantische kennis is dubbel bemiddeld: taal als medium, maar om de taal als medium te kunnen gebruiken moet je eerst de taal kennen.

 

Propositionele kennis = gedachte, voorstelling

Procedurele kennis = vaardigheid

Ik weet hoe ik moet fietsen, en hoe je een bocht moet maken zonder te fietsen. Maar als je vraagt om uit te leggen hoe je moet fietsen, is dat erg lastig om te vertellen. Je kan iets zonder het uit te leggen en zonder erbij na te denken. Dit is procedurele kennis. Een ander voorbeeld hiervan is autorijden. Dit gaat voor het grootste gedeelte automatisch, het gaat zonder dat je erbij nadenkt hoe je het precies moet doen.

Propositionele kennis is niet weten hoe, maar weten wat. Bijvoorbeeld verschil tussen race fiets en bakfiets. Je kan het verschil daartussen uitleggen.

Er zitten wel wat haken en ogen aan. Bijvoorbeeld rekensommen, is dit propositioneel of procedureel? Ten eerste: het is procedureel: je weet het onmiddellijk. Het is een onbewuste, automatische kennis. Maar ook: het is propositioneel. Je kan je vingers gebruiken om te rekenen, zo hebben de meeste het geleerd. Bijvoorbeeld de weg naar het station; je doet het automatisch maar je kan het ook goed uitleggen.

Het is een betrekkelijk verschil, niet of of. Pricherd wilt dat we dit verschil duidelijk maken. Hij zegt dat propositionele kennis echte kennis is, en dat procedurele kennis alleen maar een vaardigheid is.

Een voorwaarde van kennis is volgens hem: het hebben van een voorstelling (belief). Kennis hebben, betekent gelijk hebben (kennis moet overeen komen met de werkelijkheid) (true belief). Semantische kennis is ook een voorwaarde voor kennis.

Gedachteloos iets doen is kunnen, niet kennen.

Gelijk hebben is ingewikkeld. ‘hij is opa’ is een samenstelling, ‘hij’ en ‘is opa’. Hij verwijst naar een mannelijk iemand. Opa verwijst naar het hebben van een kind die zelf ook een kind heeft. Deze gedachte kan empirisch correct of incorrect zijn. Maar een gedachte kan ook qua betekenis waar of niet waar zijn. Opa zijn kan ook zijn dat je zelf een stief kind hebt en deze een pleegkind heeft. Ander voorbeeld: als iemand je vraagt om biologische eieren te kopen, en jij koopt scharrel eieren omdat je denkt dit die biologisch zijn. Dan klopt het niet omdat jouw semantische kennis niet klopt.

Oordeel of iets kennis is of niet is afhankelijk van de omstandigheden. Als je aan iemand vraagt of de deur dicht is terwijl je in de woonkamer zit, en die persoon kijkt even en die persoon zegt ‘ja denk het wel’ is dat genoeg kennis om te hebben. Maar stel je zit in een vliegtuig en je hoort iemand vragen of de deur dicht is wil je dit graag zeker weten. Dan neem je er niet genoegen mee dat die persoon simpel weg zegt ‘ja denk het wel’. Weten of de deur dicht is in het vliegtuig is heel anders dan weten of de deur dicht is in de woonkamer, terwijl het dus één en dezelfde bewering en gedachte is.

Semantische kennis heeft te maken met weten wat het betekent. Sommige filosofen zeggen dat semantische kennis te maken heeft met de waarheidsconditie, betekenis valt samen met de waarheid. Je weet wat de bewering betekend wanneer je weet hoe de werkelijkheid eruit ziet als de bewering waar is.

Waarheidsconditie = the truth condition of a statement is the condition the world must meet if the statement is to be true. To know this condition is equivalent to knowing the meaning of the statement.

Weten dat betekend een gedachte hebben, en gelijk hebben (true belief). Maar stel je gokt de waarheid, is dit dan ook kennis te noemen…? Niet echt. Het is geluk gelijk. Dus het is niet genoeg criteria om te spreken van kennis. Geluk gelijk moet je kunnen uitsluiten van kennis hebben. Gokken/raden moet een derde criterium zijn van het hebben van kennis.

Dus om van kennis te kunnen spreken

  1. Er moet een gedachte zijn
  2. Deze gedachte moet gelijk zijn
  3. Deze gedachte moet niet geluk-gelijk zijn

 

College 3                                                                                                                             kennisfilosofie H3

Kennis is nuttig, omdat je dan weet wat je moet doen als je een probleem wilt oplossen.

Soms is niet weten beter dan weten. Dit is bijvoorbeeld handig als je weet dat je een toets hebt je dan zenuwachtig bent, als je niet weet dat je een toets hebt kan je betere antwoorden geven.

Als kennis van waarde is (dus over het algemeen nuttig) is het niet perse dat meer kennis hebben handiger is. Meer kennis hebben verruimt niet perse de mogelijkheden. Veel kennis is onbelangrijk, bijvoorbeeld dat je alle auto merken en modellen kan opnoemen. Kennis is niet altijd van waarde. Over het algemeen is weten meer waard dan niet weten. Dankzij kennis en correct kunnen oordelen zijn we in ons doen effectiever en efficiënter. Weten wat iets betekent is nuttiger dan je erin vergissen wat het betekent.

Waarom is kennis hebben nuttiger dan geluk-gelijk hebben?

BV. Stel je denkt dat de trein om 18 over gaat, je weet niet dat de dienst gewijzigd is en nu om 16 over gaat. Als de trein dan 2 min vertraging heeft en hij inderdaad om 18 over vertrekt heb je geluk(-gelijk). Stel iemand anders weet dat de trein om 16 over gaat en weet dat de trein 2 min vertraging heeft, die heeft wel echte kennis. Pricherd zegt dat kennis nuttiger/duurzamer is dan geluk-gelijk. Als de trein dan de volgende keer wel om 16 over gaat mist persoon 1 wel de trein en persoon 2 niet.

Oerbos in het noorden van zweden, het heeft alleen maar zichzelf, niemand heeft er wat aan. Dit is een intrinsieke waarde. Pricherd stelt dat vriendschap intrinsiek waardevol is, niemand anders heeft er wat aan.

Is kennis intrinsieke waarde?

Wijs zijn is een goede aanwijzing dat kennis intrinsiek waardevol kan zijn. Als je wijs bent weet je heel veel, zonder dat het weten altijd nuttig is.

3 redenen van aarzelen of kennis van waarde is:

  • Waarom moeten we wijs zijn als diepzinnigheid waarderen? Diep inzicht is waardevol? Het is niet in zichzelf waardevol, er zit toch een soort nuttigheid in. Het wordt gewaardeerd door andere mensen, het geeft rust en het lijkt op harmonie.
  • De mensen die wijs zijn vinden wij van waarde. Het gaat niet perse om het wijs zijn wat nuttig is, maar de mensen die wijs zijn, zijn nuttig.
  • Wijs zijn hoeft niet afhankelijk te zijn met kennis hebben. Wijs zijn kan ook niet wetend zijn. Wijs zijn is dan dat je je realiseert dat je niet veel kennis hebt.

 

 

 

 

 

 

 

College 4                                                                                                                             kennisfilosofie

 

Wanneer mag je zeggen ik weet het ipv ik denk het. Bij toeval gelijk hebben is geen kennis.

 

Iets denken met een reden is beter dan iets denken door toeval

Er is sprake hebben van kennis wanneer je een justified true belief (JTB) hebt. Door het toevoegen van het hebben van een reden sluit je geluk-belief uit.

BV. Draagt rutte een bril? Ja ik denk het wel. Hij heeft inderdaad een bril, de gedachte is dus waar. Maar het is geluk-gelijk. Draagt rutte een pruik? Nee ik denk het niet, omdat die anders wel een mooier kapsel zou kiezen. Hij heeft inderdaad geen pruik, de gedachte is dus waar. Het is geen geluk-gelijk omdat je een reden had om dit te denken.

 

Het idee van de Gettier gevallen is dat de reden klopt niet (JTB), maar de gedachte klopt wel (door geluk).

Voorbeelden van Gettier.

  • Je wilde iemand feliciteren, maar dat kan niet door corona. Je laat een bosje bloemen bezorgen. De bloemen worden bezorgd. Je weet dat die persoon jouw bloemen ontvangt (JTB). Maar deze persoon is verhuisd. Haar ouders wonen nog wel op het adres waar de bloemen zijn bezorgd. Deze persoon was wel bij haar ouders op dat moment dus ze heeft inderdaad de bloemen ontvangen. Maar het is ook geluk-gelijk want deze persoon woont niet meer op dat adres.
  • Je denkt koorts te hebben, je meet en ziet dat je geen koorts heb. Maar wat als de thermometer kapot is en je dus alsnog niet weet of je wel of niet koorts hebt.
  • Je rijdt te snel op de snelweg en ziet een lichtflits. Je denkt dat je een boete krijgt omdat je weet dat je te hard reed en omdat je de flits zag, en je krijgt ook een boete (JTB), maar er is een trajectcontrole en iemand maakte een selfie (de reden klopt niet, maar de gedachte klopt wel).

 

Een reden hebben sluit geluk-gelijk dus niet altijd uit. Er moet dus toch een vierde criterium bij komen om kennis te hebben.

De gedachte mag niet gebaseerd zijn om een foute vooronderstelling.

Oude voorbeeld van de trein: je denkt dat de trein gaat om 18 over en de trein gaat inderdaad om 18 over (JTB) maar stel de trein tijden zijn veranderd naar 16 over, maar deze trein heeft 2 minuten vertraging. In deze situatie is er een goede reden, en het klopt. De vooronderstelling klopt niet. Dit is een typisch gettier geval.

 

 

 

Om van kennis te kunnen spreken:

  1. Moeten we een gedachte hebben
  2. Moeten we een reden hebben
  3. Moeten we gelijk hebben
  4. En mag de vooronderstelling niet fout zijn

 

Is het 4e criterium bruikbaar/werkzaam?

Voorbeeld: dochter gaat logeren bij een vriendin. Daarom mag ze een nacht weg; dit zou niet mogen als ze naar de kroeg zou zijn. Stel je voor dat ze echt bij die vriendin logeert, dan heb je een gedachte, een reden  om dit te denken, en je hebt gelijk (JTB). Maar stel ze spreekt niet de waarheid, dan heb je een foute vooronderstelling (want je dacht dat ze de waarheid zou spreken), dan heb je dus geen kennis. Mensen geloven is eigenlijk een soort geluk-gelijk. Je weet niet zeker of ze de waarheid zeggen.

Het probleem is dat elk vooronderstelling min of meer fout. Vooronderstelling is ‘zij liegt nooit’. Als de vooronderstelling dan fout is dan is het ‘gewoon fout’. Maar als je deze vooronderstelling hebt terwijl je dochter vaak liegt, dan is de vooronderstelling ‘goed fout’.

Voorbeeld: je past op op 2 goudvissen en je vergeet ze een paar dagen eten te geven. De gedachte van de eigenaar was: ah kijk daar zijn onze goudvissen weer. (dit is JTB) het zijn inderdaad de goudvissen. Maar dit geldt alleen als de vooronderstellingen goed zijn. Een van de vooronderstelling is dat je goed voor de vissen hebt verzorgt, en stel ze zouden dood gaan dan zou je geen nieuwe kopen daar zou je wel eerlijk over zijn. Maar in werkelijkheid had je al bijna 2 nieuwe vissen gekocht omdat je ze vergeten was en ze bijna dood waren. Heeft de eigenaar nu wel of geen kennis over dat dat haar vissen zijn? Ze baseert het immers op een foute vooronderstelling… De bruikbaarheid van het 4e criterium is dus betwijfelbaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 College 5                                                                                                                            kennisfilosofie

Gettier voorbeeld:

Henk heeft een affaire op huwelijksreis en maakt de vrouw zwanger (zonder dat Henk weet de vrouw zwanger is). In de zelfde tijd heeft Henk zijn vrouw ook een affaire en wordt zwanger. 9 maanden later bevalt zijn vrouw en gelooft Henk dat hij een bloedeigen dochter heeft. Hij heeft ook een reden om dit te denken, want zijn vrouw heeft een kind gekregen. En hij heeft echt een dochter, maar dan van die andere vrouw (JTB). Maar het is raar om dit kennis te noemen, want Henk denkt dat een andere dochter zijn dochter is.  

 

Het probleem van het 4e criterium is dat deze erg streng is. Stel je weet dat aardappelen gaar zijn na 20 minuten koken en dit is waar, daar heb je redenen voor, omdat je het een paar keer gedaan is en het elke keer zo was. De vooronderstellingen zijn misschien niet goed, omdat je niet weet waarom het na 20 minuten gaar is.. Maar je kan het toch wel kennis noemen, je weet immers dat het zo is.

 

Ook is het 4e criterium te vaag. Of iets fout is of niet, is vaak betrekkelijk/relatief.

Er zijn 3 situaties van Harry zijn vrouw de vooronderstelling ‘mijn vrouw is trouw’ (Agrippa’s trilemma)

  • Zijn vrouw gaat vaak vreemd
  • Zijn vrouw heeft 1x een one night stand gehad
  • Zijn vrouw is nog nooit vreemd gegaan

Als zijn vrouw zwanger is denkt Harry dat het zijn baby is, omdat hij gelooft dat zijn vrouw trouw is. Moet je in geval 1 en 2 zeggen dat Harry meent dat het zijn baby is ipv dat hij het weet? Naar Piet zijn mening kan je bij geval 2 en 3 zeggen dat Harry weet dat het zijn baby is, in geval 1 niet omdat het dan meer toeval is dat het zijn baby is.

 

Het is niet frustrerend, omdat je Gettier gevallen niet zo serieus hoeft te nemen als Pricherd doet. Het nadenken over Gettier gevallen maakt ons wijzer over wat kennis is.

Je hoeft deze niet zo serieus te nemen, omdat ze niet zo problematisch zijn als veel filosofen geloven.

Niet serieus omdat:

Henk bezwangert een onbekende vrouw, en zijn vrouw krijgt ook een kind van een andere man. Henk denkt dat hij de natuurlijke vader van het kind is, maar hij weet het niet. JTB, maar niet gebaseerd op een goede vooronderstelling. Maar heeft henk wel gelijk? (True) Henk denkt dat hij de biologische vader is van het kind van ZIJN vrouw, niet een biologische vader in het algemeen. Het is dus geen voorbeeld van JTB, want Henk heeft geen gelijk. Dus het Gettier geval gaat niet op.

Net als het voorbeeld met de trein. ‘De trein vertrekt om 18 over omdat die dat altijd doet’ de reden dat je dat denkt is omdat je al jaren deze trein neemt van 18 over. Het is geen JTB omdat je gedachte en reden allebei niet kloppen.

 

Gedachte van onderzoekers: door de kernramp hebben kinderen een verstoorde motorische ontwikkeling. Zij denken dat het door straling komt. De veronderstelling klopt, maar de reden klopte niet. Dit kwam doordat de kinderen zo lang thuis moesten zitten en daardoor kregen ze niet genoeg beweging. We kunnen dus niet zeggen dat de onderzoekers kennis hadden, de reden die ze hadden klopt immers niet. Toch kunnen we wel zeggen dat ze kennis hadden, ze hadden immers de gedachten goed.

‘Het regent want mijn jas wordt nat’ kan je nu zeggen dat je kennis hebt? Nee, want je jas kan door heel veel dingen nat worden.

‘Het regent want mijn jas wordt nat en er komen druppels water uit te lucht’ Kan je nu zeggen dat je kennis hebt? Ja, want de reden klopt.

Wat zijn voldoende redenen om te zeggen wanneer je van kennis mag spreken? Hoe goed onderbouwd moet de reden zijn.

 

Spoorwegbomen gaan naar beneden en er komt een trein langs. Als je dit een paar keer hebt gezien dan weet je dat de trein langs komt nadat de bomen naar beneden gaan. Nu heb je empirische kennis. Conclusie kan ook zijn ‘doordat de bomen naar beneden gaan, komt er een trein langs’ Dit is wel een goede reden, want het gebeurd steeds dus het is logisch. Maar het is niet correct dus je kan niet spreken van kennis.

Gedachte ‘De wifi werkt, doordat de monteur in de kelder is’. Weet je nu ook dat het zo is, kunnen we spreken van kennis? De wifi doet het alleen als het lichtknopje van de kelder aan staat. De redenering van mevrouw klopt wel, want de wifi doet het doordat de monteur in de kelder is (en het lichtknopje aan doet).

 

College 6                                                                                                                             kennisfilosofie

Doordat je iets leest krijg je ergens een bepaald beeld bij, dit beeld kan je ook verkeerd begrijpen. Dit betekent dat je geen semantische kennis hebt. Of was het gene dat gelezen had geen semantische kennis en jouw kennis doordat je het gelezen hebt wel? Het draagt bij of iets kennis is of niet. Het is te gemakkelijk om te zeggen iets is wel of niet kennis, je moet in termen denken van min of meer kennis. Dit heeft ook te maken met de reden, de redenen moet je beoordelen, de redenen die je hebt voor een bepaalde gedachte.

 

Je voelt dat het regent want je wordt nat, is dat kennis? Als we Pricherd volgen: belief is het regent, true als het inderdaad regent, justified is dat je voelt dat het regent. Dus Pricherd zegt dat het kennis is. Maar Piet zegt dat het veel complexer is. Het moet ook een gedachte zijn dat je buiten loopt bijvoorbeeld, niet alleen dat het regent.

True beliefs is alleen kennis als er sprake is van kennis als onderbouwing van de reden. Maar de kwaliteit en kwantiteit van de reden doet er ook toe.

Kwaliteit en kwantiteit van de reden

Stel er is een moord gepleegd. Mevrouw is neergeschoten in haar hoofd en is in haar keuken gevonden. De politie denkt dat de man haar heeft vermoord. De politie heeft 7 redenen.

  1. Financieel voordeel
  2. Wapenvergunning, kogels matchen met het wapen
  3. Heeft geen alibi
  4. Geschiedenis met geweld
  5. Onsympathieke indruk
  6. Etnische groep die oververtegenwoordigd in criminaliteit
  7. Hij ontkent dat hij het doet, maar iemand anders verklaart dat meneer zei dat hij wel eens verteld heeft dat hij zijn vrouw wel eens kon vermoorden

De ene reden is overtuigender dan de andere reden (dus kwaliteit doet ertoe), en het is ook overtuigender als er 7 redenen zijn dan als er 2 redenen zijn (dus kwantiteit doet ertoe). Hoe beter de redenen, hoe minder redenen nodig zijn. Kwaliteit en kwantiteit hangt met elkaar samen. Zijn de redenen afzonderlijk goed genoeg en zijn de redenen samen voldoende?

 

Kennisaanspraken zijn beliefs die zich voor doen als kennis maar nog niet zeker is of het wel de waarheid is. Gedachten die kennis willen zijn.

 

2 soorten structuur van rechtvaardiging

Netwerkstructuur: als rechtvaardiging bestaat uit een reeks van redenen die onderling samenhangen en elkaar bevestigingen.

Ankerstructuur: rechtvaardiging waarbij de stevigheid zit in 1 reden, die zichzelf rechtvaardigt.  

Twee theorien over rechtvaardigheid

Coherentisme: het netwerkstructuur is goed. Er zijn geen tegenspraken tussen de redenen, er zijn genoeg redenen en de redenen hebben ook redenen. Het netwerk is stevig genoeg om een kennisaanspraak te kunnen dragen.

Fundamentisme: rechtvaardiging heeft een versteviging nodig. Er moet een ankerpunt zijn, één goede reden is een reden die zichzelf rechtvaardigt. Een doorslaggevend bewijs is voldoende, je hebt dan geen andere redenen nodig.

 

Volgens Piet is het niet nodig om te moeten kiezen tussen deze theorieën. Hij vindt beide theorieën bruikbaar. Het is afhankelijk van de situatie welk perspectief rechtvaardig is. Om kennisaanspraak te beoordelen moet je de redenen achter de gedachte na gaan.

BV. Ik loop op het strand langs het water en daar is een zandbank, ik zie een plastic tas liggen. Maar iemand anders denkt dat het een zeemeeuw is. Het beweegt door de wind die zak, maar iemand anders zegt dat de zak dan weg zou waaien. Er zijn dus twee kennisaanspraken. 1. Het is een plasticzak. 2. Het is een zeemeeuw. Deze twee kan je met elkaar vergelijken om de rechtvaardigheid met elkaar te vergelijken. Beide hebben redenen om te denken wat ze denken en de redenen hebben kwalitatief en kwantitatief ongeveer hetzelfde. Voor beide aanspraken is een netwerk van redenen genoeg om te spreken van kennis. Kennisaanspraak kan je voor beide serieus nemen obv kwaliteit en kwantiteit, maar het blijft in beide gevallen onbekend wat het goede antwoord is (Coherentisme). Maar als je wel bewijs kan vinden (door bijvoorbeeld over te steken) kan je beter kijken wat nou echt waar is en zoeken naar een doorslaggevend bewijs (fundamentisme).

Zolang je niet de mogelijkheid hebt om emperisch bewijs te vinden is Coherentisme genoeg. Maar als je één doorslaggevens bewijs kan vinden is dat wel beter (Fundamentisme).

 

College 7                                                                                                                             kennisfilosofie (H4)

 

Netwerk en ankerstructuur worden onderscheiden. Dit hangt samen met de coherentisme en de fundamentisme. Pricherd eist dat we moeten kiezen welke theorie we aanhangen, volgens Piet hoeft dit niet.

‘Het is een zeemeeuw, geen afval.’ de redenen hiervoor zijn de vorm, de kleur en de beweging. Deze redenen bij elkaar hebben geen bewijs (geen ankerstructuur). Als je niet kan nagaan of de kennisstructuur waar is, zit er niks anders op dan genoegen te nemen met het netwerkstructuur. Maar als je het wel kan testen, dan moet je n iet genoegen nemen met het netwerkstructuur, dan moet je eisen aan een ankerstructuur.

Om dit voorbeeld vindt Piet een Of Of situatie niet nodig, het is per situatie anders welke structuur je genoegen mee neemt.

Bewijs bestaat uit een reeks redeneringen die het bewijs ondersteunen. Bewijzen hebben zelf ook bewijzen nodig, EBN (evidenced based norm). Elke bewijs is een soort netwerk van redenen die bijdragen

Ankering is vaak zelf een netwerk

‘Mensen in NY hebben honden ipv kinderen’ reden 1. We zien weinig kinderen veel honden, reden 2. Zorg wordt vertaald in het hebben van een hond ipv van een kind, reden 3. Honden hebben kleren aan, reden 4. Ze praten tegen de hond als mensen tegen kinderen praten, 5. Kinderen in NY zijn duur (woning/school), 6. Er zijn veel honden trimsalons, 7. Psycholoog waar je met je hond terecht kan, 8. Asiels waar honden heen kunnen als de mensen op vakantie gaan en dan kan de eigenaar elke dag bellen om even de stem te laten horen. Ondanks dat dit veel redenen zijn, en er een samenhang van redenen is en er geen tegenspraak was, is het nog helemaal overtuigend dat dit ook de werkelijkheid is. Wat zou in zon geval een bewijs kunnen zijn? Het heeft betrekking op beweegredenen van mensen in NY. Je kan alleen als bewijs hebben dat je de mensen vraagt waarom zij een hond hebben. Stel je voor dat je een boel mensen vraagt, en die zeggen allemaal dat ze een hond hebben ipv een kind.. Heb je dan een zelf bevestigende reden als bewijs? Toch nog niet.. Je kan wel bewijs vinden maar alleen van een netwerkstructuur, fundamenteel bewijs is in dit voorbeeld moeilijk te vinden.

‘Er zijn in NY meer honden per inwoner dan in Groningen’ Dit lijkt makkelijk te bewijzen, je hoeft niet te vragen naar mensen hun beweegreden, je hoeft alleen te tellen en vergelijken. Tellen van inwoners en honden is eigenlijk onbegonnen werk, dit is niet echt haalbaar.. Je bent afhankelijk van de cijfers die al bekend zijn (CbS). Honden tellen gaat al lastiger, niet alle honden staan geregisterd.

 

College 8                                                                                                                             kennisfilosofie H5/6

 Kennis = justified true belief

Ene rechtvaardiging is beter dan de andere rechtvaardigheid

Functionele rationaliteit = gericht op doelmatigheid, op efficiëntie.

Epistemische rationaliteit = gericht op werkelijkheid, streven naar de waarheid.

Rationaliteit is soms kostbaar, en daardoor niet altijd efficiënt. Tijd nemen om uit te zoeken hoe iets zit gaat soms ten koste van doelmatigheid. Toch veronderstellen deze 2 rationaliteit elkaar. In de praktijk komen ze vaak samen.

Stel je voor, je dreigt in de file te komen staan. Zal ik de omleiding nemen of in de file blijven staan? Om functioneel rationeel te zijn, moet je eigenlijk weten welke weg het snelste gaat, hiervoor heb je Epistemische rationaliteit nodig.

Doelmatig een vermoeden toetsen, hoe kan je het beste een vermoeden toetsen? Dit heeft te maken met efficiëntie (functioneel) en met de waarheid (Epistemisch).

 

Epistemische rationaliteit is geen gewoonte, vaak zijn we gemakzuchtig en zitten we niet op de waarheid te wachten.

Bij het beoordelen van redenen moet je misschien de motivatie van de persoon meenemen. Als iemand epidemisch rationeel is, ligt het meer voor de hand dat hij de waarheid spreekt dan als iemand functioneel rationeel is (dan is het meer geluk-gelijk). JTB uit te breiden met het aspect dat mensen ook hun best moeten doen om werkelijk recht te doen.

Bv. Kan ik morgen kajakken? Dat hangt af van de wind, die moet niet al te hard zijn. Vriend 1 zegt dat het max windkracht 4 wordt, maar hij heeft niet zn best gedaan om het uit te zoeken (de wens is de vaarder van gedachte). Vriend 2 zegt ook max windkracht 4, maar hij heeft meerdere websites met elkaar vergeleken. Stel het blijkt idd max windkracht 4 te zijn, beide hebben gelijk. Vriend 2 heeft kennis (Epistemische rationaliteit), vriend 1 heeft meer geluk-gelijk..

 

Twee soorten Epistemische rationaliteit

Deontische epistemische rationaliteit = gebeurt binnen een denkkader van een bepaald paradigma.

Non-deontische epistemische rationaliteit = objectief, neutraal, overstijgt de denkkaders.

Sommige gereformeerde geloven dat homoseksualiteit een zonde is. Stel hij weet niet meer wat de Bijbel erover zegt en gaat zoeken wat er over in staat. Dit is dan Deontische epistemische rationaliteit. Hij is opzoek naar de waarheid, maar wel binnen een bepaald kader.

Waardoor hebben autistische kinderen vaak contact gestoorde moeders? Ze dachten dat het gedrag van kinderen voortkomt uit het gedrag van de ouders. Wat er met de kinderen mis was komt DOOR de ouders. Ze waren op zoek naar de waarheid, maar ze zochten in het verkeerde uitgangspunt. Dit noem je ook deontische epistemische rationalilteit.

Non-deontische epistemische rationaliteit betekent dat je kritisch bent op je eigen uitgangspunten.

 

 

 

Status van de twee soorten epistemische rationaliteit

Epistemische internalisme = deontisch epistemisch rationalisme is voldoende.

Epistemische externalisme = non-deontische epistemische rationliteit is de norm.

Piet: dit onderscheid is niet Of Of, het hangt meer af van de situatie. In sommige omstandigheden kan je akkoord gaan met deontische epistemische rationaliteit, en in andere omstandigheden mag je meer verwachten.

Als iemand echt niet door heeft dat iemand in 1 kader zoekt en dat ook niet door kan hebben, in zon geval is epistemisch externalisme onzin. Iemand kan immers niet anders. Dit is iemand die in zijn eigen denkkader gevangen is, zo iemand uitnodigen om zijn denkkader te overstijgen, dat kan je wel doen.

Misschien is epistemisch externalisme wel de opvatting dat je dit moet doen, wanneer iemand geen gehoor geeft aan beter willen weten.. Zo’n iemand is niet meer epistemisch rationeel.

Stel. Je wilt weer kajakken, nu als er genoeg wind staat. Vriend 3 zoekt het even uit, hij gebruikt een website voor windsurfers, dat gebruikt hij altijd. Hij is dus epistemisch rationeel; hij zoekt naar de waarheid. Hij is deontisch epistemisch rationeel; hij zoekt het uit binnen een bepaald denkkader. Want de website zet altijd de windkracht hoger in. Vriend 2 verteld dat de site niet correct is, omdat ze gesponserd worden. Stel vriend 3 blijft de website gebruiken, terwijl hij nu dus weet dat het niet klopt, kan je hem eigen niet meer epistemisch rationeel noemen.

Epistemisch externalisme is dus als je iemand die deontisch epistemisch rationeel is waarschuwt dat hij in een bepaalde hoek denkt, en dat die persoon daar niks aan wilt veranderen.

Als een onderzoeker een methode gebruikt die niet werkt, zijn de epistemisch rationeel. Als ze niet weten dat de methode niet werkt, ze hebben bijvoorbeeld niet anders geleerd; ze zijn dan deontisch epistemisch rationeel. Epistemisch internalisme vindt dat je deze onderzoekers rationeel mag noemen, ze weten niet beter. Epistemisch externalisme vindt dat je deze onderzoekers niet rationeel mag noemen, ze volgen geen methode die de werkelijkheid nastreeft.

 

Voorwaarde voor epistemische rationaliteit is inzet/inspanning en capaciteit/vermogen/competenties.

 

 

College 9                                                                                                                             kennisfilosofie H6

Kuiken sekse: het scheiden van haantjes en hennetjes. Aan haantjes valt niets te verdienen, aan hennetjes wel. De experts vergissen zich in waardoor ze weten of het een haantje of hennetje is. Ze weten het feilloos, maar ze weten niet hoe ze dit onderscheid maken. Ze zeggen dat ze het verschil zien/voelen. Maar in de werkelijkheid ruiken ze het verschil. Ze hebben gedachte, gelijk, en een reden. Is hun overtuiging kennis? Of is het geluk-gelijk? Of is het een soort Gettier case? De betrokkenen hebben pech, de reden klopt niet. En ze hebben ook geluk, ze weten het wel goed wie welke is. Zijn ze deontisch of non-deontisch epistemisch rationeel? Deontisch: ze volgen een bepaald denk kader, onbewust zijn ze non-deontisch; ze doen het wel goed. Experts hebben een vaardigheid, ze hebben dus geen proportionele kennis, maar procedurele kennis. Als het procedurele kennis is, vervallen er dan niet veel vragen die Pricherd stelt?

 

Begin coronacrisis voorspelde mensen dat wc papier schaars zou worden, hierdoor gingen mensen veel inkopen doen en werd het inderdaad schaars. Kunnen we nu ook van kennis spreken? De kennisaanspraak produceerde zijn eigen gelijk.

 

In de realiteit zichzelf rechtvaardigende redenen wil je hebben om overtuigend bewijs te leveren.  Dit lijkt mogelijk als je cijfers hebt. Bijvoorbeeld het aantal corona bestemmingen en doden. Er wordt gediscussieerd over de rechtvaardiging van de cijfers. De cijfers lijken feiten en bewijzen, maar daar zit een verhaal achter. Neem het aantal patiënten; welke mensen tel je? Alle mensen die relevante symptomen hebben? Alle mensen die alle symptomen hebben? Alle mensen die zelf constateren die symptomen hebben en dat melden? Alle mensen bij wie het is vast gesteld door een deskundige? Alle mensen die positief getest zijn? ……..

Allemaal onduidelijkheid. Belangrijk is dat het feit als bewijs kan fungeren, maar alleen maar als bewijs in een netwerk van redenen. Fundamentisme staat onder druk (één bewijs is genoeg); zelfs cijfers zijn alleen maar betekenisvol achter de achtergrond van redenen en wat de cijfers betekenen. Er moet hier wel Coherentisme gebruikt worden.

 

College 10                                                                                                                           kennisfilosofie

Hoe komen we dat kennis?

  1. Waarneming (H7)
  2. Getuigenis (H8)
  3. Afleiding   (H9 en 10)

Waarneming

Waarneming kan voor illusies (misleiding) zorgen.

Bv. Waterproef; koud lauw en warm water. Een hand in warm water, een hand in koud water. Als je daarna beide handen in het lauwe water doet, voelt de ene het water warm en de ander het water koud.

Als je ergens op gaat letten, stuurt dat heel erg in wat je waarneemt.

Waarneming is niet altijd betrouwbaar, het is geen spiegel van de werkelijkheid. Dit houdt filosofen eeuwen lang bezig. Als we onze zintuigen en ervaringen niet kunnen vertrouwen, wat weten we dan eigenlijk? Hoe kunnen we dan uitmaken wie gelijk heeft als er een discussie is?

Klassieke kwestie: hoe is de relatie tussen onze waarneming en de werkelijkheid?

 

 

 

Grofweg zijn er vier antwoorden/perspectieven

  • Indirect realisme
  • Idealisme
  • Transcendentaal idealisme
  • Direct realisme

Indirect realisme ziet waarneming als combinatie van gewaarwording (wat de werkelijkheid met ons doet) en constructie (wat wij doen met de waarnemingen). Wat we waarnemen is niet 1 op 1 de werkelijkheid, maar wel door de werkelijkheid (indirect) bepaald wordt. De wereld zorgt voor indrukken, en met die indrukken doe ik iets. Waarneming beperkt gewaarwording.

Idealisme het indirect realisme is niet consequent. Als mensen zijn we van ons weten geheel op onze waarneming aangewezen, we hebben geen direct toegang tot de werkelijkheid, maar wel direct toegang tot  onze waarnemingen. Waarneming is onze enige relatie met de werkelijkheid. Hoe en of iets bestaat weet je alleen maar in je gedachte. Of deze gedachte waar is, kan je nagaan door het waar te nemen. Waarnemen is waarmaken.

Transcendentaal idealisme

Kritiek en radicale doordenking van indirect realisme en idealisme. Ze zeggen: we hebben gewaarwordingen, dat betekent dat er iets is wat die gewaarwordingen veroorzaakt.. Dus het idealisme klopt niet: want er moet iets zijn wat gewaarwordingen veroorzaakt, er moet wel iets zijn buiten de waarnemingen. Het beïnvloedt de waarnemingen niet op een specifieke manier.

Groen waarnemen, dat bewijst dat er iets is waar jij groen in ziet. Er moet wel iets zijn achter de gewaarwording.. maar het zegt niks over hoe die oorzaak er specifiek uit ziet.

Direct realisme

Ons waarnemen is een spiegel van hoe de dingen zijn; alleen bij illusie niet. Vrij eenvoudige relatie dus > werkelijkheid zorgt voor waarnemingen, en waarnemingen zorgen voor gedachtes.

 

Deze theorieën snijden zowel epistemologie en ontologie (kennis en bestaan)

Dit kan leiden tot interessante vragen.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Follow the author: LavaVanDrooge
More contributions of WorldSupporter author: LavaVanDrooge:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Countries and regions:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
973