Ben jij secuur, zelfstandig en op zoek naar een bijbaan die flexibel naast je studie past?
Kom dan JoHo ondersteunen bij de administratie van de internationale verzekeringen en activiteiten
Interesse? Meld je dan hier aan
Toestand waarin men de werkelijkheid niet van fantasie kan onderscheiden en waarin men een nieuwe realiteit creëert (Kaplan en Sadock, 2003)
Het betreft meestal wanen (irrationeel geloof) en / of hallucinaties (sensorische ervaring in afwezigheid van een externe gebeurtenis).
Er bestaan verschillende soorten wanen en hallucinaties (bijvoorbeeld betrekkingswaan en auditieve hallucinatie)
Schizofrenie is het meest kenmerkende symptoom van psychosen, iedereen met schizofrenie heeft doorgaans een psychose meegemaakt (dit hoeft andersom niet zo te zijn).
Schizoaffectieve stoornis: patiënten die een psychose hebben gehad en daarnaast ook een periode met depressieve of manische stemming.
Post-partum psychose: na de bevalling last krijgen van wanen of hallucinaties
Schizofrenie DSM-IV / DSM V:
Subtypes zijn komen te vervallen
Ernst van verschillende symptomen wordt door DSM V in kaart gebracht met een 4 puntsschaal.
Kernsymptoom moet een van de onderstaande symptomen zijn volgens de DSM V (wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak).
Er moet volgens DSM sprake zijn van 2 kernsymptomen (DSM IV vond 1 genoeg)
1% ontwikkelt schizofrenie, mannen hebben 1,5x meer kans dan vrouwen en bij mannen ontstaat het rond 20e, bij vrouwen rond hun 25ste. Chronisch is schizofrenie niet te genezen maar het is wel te behandelen. Wanen en hallucinaties zijn veelal beangstigend en gevaarlijk, 15% van de schizofrene patiënten overlijdt door zelfmoord. Er zijn een aantal predictoren voor het beloop van schizofrenie.
Wat gebeurt er in het brein als iemand stemmen hoort?
Voor je stemmen waarneemt is er hersenactiviteit in de (para)hippocampus. Het geheugen lijkt betrokken te zijn bij het horen van stemmen. Tijdens het horen van stemmen zijn de taalperceptie en de taalproductiegebieden actief, vooral in de rechter hersenhelft. Deze gebieden lijken getriggerd vanuit het geheugen. Bij schizofreniepatiënten liggen de taalgebieden meer links en rechts, bij anderen liggen de taalgebieden vooral links. Indien >50% stemmen negatieve inhoud: >82% kans op psychotische stoornis (met/ zonder affectieve component). Indien alle stemmen negatieve inhoud: >90% kans op psychotische stoornis
Factoren bij de ontwikkeling van schizofrenie:
Diathese stress model: Dit model stelt dat er bij een grotere kwetsbaarheid minder stress en bij een kleinere kwetsbaarheid meer stress nodig is om de stoornis zijn aanvang te laten nemen of voor verergering van de symptomen te zorgen.
Geboorteplaats: je hebt 2,4x meer kans op schizofrenie als je in een drukke stad opgroeit. De hersenen van mensen die in een grote stad opgroeien reageren heviger op stress dan mensen van het platte land.
Bij gebruik van cannabis ontwikkel je vaak jonger schizofrenie dan wanneer je nooit cannabis gebruikt, ook vallen gebruikers vaker terug en hebben ze ernstigere positieve symptomen. Er is een genafwijking gevonden die gevoelig maakt voor schizofrenie én gebruik van cannabis.
Bij diverse etnische groepen komt meer schizofrenie voor dan anderen, vooral
Ethiek gaat over:
Goed handelen: wat te doen in bepaalde situatie? Praktisch gericht – ‘smalle ethiek’
Goed leven: hoe leid ik een goed leven? Levenshouding – ‘brede ethiek’
Waarden en normen
Vanzelfsprekendheid: doorbroken
Waarden zijn algemeen, is antwoord op vraag ‘wat is belangrijk?’, ideaal, motiverende kracht, achtergrond een rol spelen, eindigt vaak op ‘heid’/’eit’.
Normen is specifiek/voorschrijvend, is antwoord op vraag ‘wat moet ik doen?’, richtlijn/regel, bindende kracht, op de voorgrond rol spelen!
Het subjectieve – emoties/smaak- beleven/voelen – is het waarachtig?
Het objectieve – feiten – kennen/weten – is het waar?
Het normatieve – waarden/normen – waarderen – is het goed?
Plicht
Tien geboden
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet
Immanuel kant (1724-1804)
Beroepscode & wetgeving
Gevolgen
Handeling is goed als gevolgen goed zijn
Grootste geluk blablabla
Deugd is de morele kwaliteit of eigenschap van iemand, die ervoor zorgt dat hij of zij de juiste keuze maakt. Daarvoor moet je ontwikkelen:
inzicht wat juist handelen is
vermogen te onderscheiden wat tot welzijn en geluk leidt
idee waar het je om begonnen is ‘de bedoeling’
Gaat vooral over houding/karakter – vrij of verkrampt
Deugdethiek: hoe goed te leven? Brede ethiek als mens, als professionals. Het juiste midden = afhankelijk van context
Waarden: wat vind ik belangrijk?
Deugden: verwerfbare eigenschap – waardoor je de juiste keuze maakt. Verschil tussen waarden en deugden: Deugd = persoonlijk; waarde = abstract. Hoe doe je iets: het handelen staat centraal
Norm: wat moet ik dan doen?
Nodig voor ethische afwegingen:
Argumenten zoeken/ formuleren
Reflecteren
‘Vrije ruimte’ (tijd om na te denken)
Redelijkheid
Communiceren – onderzoeken – in dialoog gaan
Discussiëren
Vrijheid = noodzakelijke voorwaarde
Je eigen overtuigingen tijdelijk kunnen ‘parkeren’
Verschillende respons-effecten die los van elkaar samenhangen.
Emotie-aspecten: ‘loosely coupled systems’.
Functie van emotie: faciliteren van adaptatie (overleving van organisme en nakomelingen).
Prikkel – ervaring – actie-tendens – functie.
Angst: fysiologische, cognitieve, experientieele en motorische aspecten.
Selective mutism: zijn in bepaalde situaties bang om te praten.
De angstrespons zelf is niet ‘gestoord’.
Angst is ‘situatief inadekwaat’: intensiteit van de angst staat niet in verhouding tot de ernst van de dreiging.
Diverse angststoornissen hebben een diagnostisch specifieke ‘cognitieve kern’.
Paniekstoornis: catastrofale misinterpretatie van lichamelijke sensaties
Sociale fobie: angst voor afkeuring door anderen omdat anderen tekenen van sociale angst zien (blozen, trillen etc)
OCD: angst voor schuld door onverantwoordelijk gedrag
PTSD: catastrofale misinterpretatie van gevolgen trauma en betekenis van trauma
E.v. fobie: afhankelijk van aard fobie (hond valt me aan, vliegtuig stort neer, bliksem slaat in etc.)
GAD: Wisselend (‘piekeren is vervelend, maar eigenlijk goed)
Hoe komt het dat angststoornissen zicht ontwikkelen en welke causale processen zijn hier verantwoordelijk voor? Deze vragen kunnen deels beantwoordt worden met genetica.
Neuroticisme maakt kwetsbaar. Angstpatienten scoren hoog op Neuroticisme, maar van de mensen die hoog scoren op neuroticisme ontwikkelt minderheid een angststoornis.
Safety behaviours: je leert niet dat je ergens niet bang voor hoeft te zijn.
Een burnout wordt vergeleken met een lege batterij of een dovend vuur.
Hoe kan het zo ver komen?
Intensivering van de arbeid
Veranderde werkinhoud
Fysieke of emotionele arbeid
Verandering zorgt voor onzekerheid = stress
Verandering vereist aanpassing = energie
Organisatieverandering
Verruiming ziektebegrip
Individualisering
Verantwoordelijkheid ligt steeds meer bij de werknemer
Veranderd verwachtingspatroon
Psychologisch contract onder druk
Klinische benadering
Herbert Freudenberger (1974): observeerde dat idealistisch gemotiveerde mensen na een half jaar op waren burnout
Onderzoeksbenadering
Christina Maslach (1976): emotionele werkdruk (ambulance, gevangenis e.d.) te hoog burnout
Vermoeidheid
Distantie (demotivatie)
Verminderde competentie
Spanningsklachten
Werk gerelateerd
Bij ‘normale’ mensen gaat niet om mensen met een depressie o.i.d.
Schaufeli & Enzmann (1998): “ Burnout is a persistent, negative, work-related state of mind in ‘normal’ individuals that is primarily characterized by exhaustion, which is accompanied by distress, a sense of reduced competence, decreased motivation, and the development of dysfunctional attitudes at work ”
Burnout vs. Depressie:
Woede, wrok - Schuld, suicidale ideatie
Werk gerelateerd - Alle levensgebieden
Minder werkplezier - Anhedonia
Geen ‘vitale’ symptomen - ‘Vitale’ symptomen
Dagelijkse stemmingswisselingen
Gewichtsverlies of – toename
Afname libido
Mensen die een burnout hebben kunnen wel depressieve klachten ontwikkelen (frustratie) maar mensen met een depressie ontwikkelen geen burnout.
1. Diagnostische richtlijnen (huisarts)
Spanning (werken nog wel): Overspanning (werken minder, bij goede behandeling 4-6 werken), burnout (werken niet, kan heel lang duren).
2. Zelfbeoordelingsvragenlijst (psycholoog)
Maslach Burnout Inventory (MBI)
Utrechtse Burn Out Schaal: 3 versies; contactueel, leerkrachten, algemeen.
(N=10.064)
Meer mannen (4,5%) dan vrouwen (3,6%)
Toename met leeftijd: van 2,0% < 25 jr. tot 6,3% > 55 jr.
Meer bij full-timers (5,8%) dan bij parttimers (3,1%)
Gemiddeld duren de klachten 2,5 jaar.
Oorzaken: Hoge taakeisen
Kwantitatieve belasting (werkdruk, tijdsdruk, deadlines)
Kwalitatieve belasting (geestelijk, emotioneel)
Rol problemen (rol conflict, rol ambiguïteit)
Interpersoonlijke conflicten
Pesten, sexual harassment
Werk-thuis conflict
Baanonzekerheid
Oorzaken: gebrek aan energiebronnen
Regelmogelijkheden
Participatie en besluitvorming
Sociale steun van collega’s en leidinggevenden
Feedback
Leer- en ontwikkelingsmogelijkheden
Waardencongruentie
Wederkerigheid
Persoonskenmerken
Emotionele stabiliteit # - ‘Feeling type’
[toc]
[toc]
Ontwikkeling is op diverse manieren belangrijk:
Problemen ontstaan vaak in de kindertijd
Kenmerken van stoornissen veranderen met leeftijd
Problematiek is een ontwikkeling die ergens misloopt. Waar, hoe (afwijkend of vertraagd), waarom?
Verloop en prognose van problematiek
Voorkomen is beter dan genezen?
Nieuwe Jeugdwet
Stoornissen die vroeg ontstaan: Neurodevelopmental Disorders
1. Persistente beperkingen in sociale communicatie, zoals:
Beperkingen in sociale emotionele wederkerigheid
Beperkingen in nonverbale gedragingen
Beperkingen in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.
2. Beperkte, zich herhalende patronen van gedrag, belangstelling of activiteit.
Abnormaal sterke focus op bepaalde interesse of op bepaalde voorwerpen
Vasthouden aan vaste (soms nutteloze) routines, moeite met veranderen
Stereotype en herhaalde motorische gedragingen
Hypo- of hypersensitiviteit voor sensore stimuli; overgevoeligheid geluid, likken etc.
Problemen in de spraak: (25% van de autistische kinderen zal nooit spreken)
Syntax (grammatica): vrij normaal
Prosody (intonatie): monotoon, formeel/pedant, vragerig
Semantiek (begrip):
Nemen alles letterlijk
Moeite met grappen, sarcasme, overdrachtelijk taalgebruik, jij-ik
Pragmatiek (sociaal);
Praten tegen iemand i.p.v. met iemand
Beperkte interesses en herhaald gedrag:
Herhaalde bewegingen (wiegen, flapperen, steeds hetzelfde doen met objecten etc.)
Ook vaak weerstand tegen verandering (vaste routines, soort eten, inrichting kamer etc.)
Hoge interesse in 1 ding (landkaarten, treinen etc.).
Sommigen (10%) daardoor ‘autistic savant’.
Ongeveer 1% totale populatie heeft autisme.
Jongens/meisjes 4:1 USA: 1 op 54 jongens
Jongens zijn oververtegenwoordigd in stoornissen die vroeg in de ontwikkeling ontstaan en een neurale basis hebben. Meisjes zijn oververtegenwoordigd in stoornissen die later ontstaan.
Genetische factoren (veel verschillende en veel variatie!):
Genetische syndromen die intellectuele beperkingen geven (38% ook matig-ernstige intellectuele beperking)
Mutaties (extra kopie of verdwijnen van duplicatie gen), o.a. in sperma (oude vaders)
Veel genen bij ASS zijn betrokken bij synaptische functies (ook hoge co-morbiditeit met epilepsie), o.a. oxytocine receptor gen
Abnormale ontwikkeling amygdala (emotionele verwerking)?
Amygdala aanvankelijk groter bij jonge kinderen, geeft angst en stress, stress hormoon cortisol beschadigt vervolgens neuronen in amygdala? Hoe groter amygdala hoe groter problemen in joint attention en emotieherkenning
Ander verloop van hersengroei (zie DiCicco-Bloom et al 2006):
Bij geboorte kleinere hersenomvang (vooral cerebellum), dan in eerste jaar veel
Snellere groei waardoor juist grotere hersenomvang (vooral cerebrum).
Op 4/5 jaar maximum (zelfde maximum als normaal, maar zo’n 8 jaar eerder!),
Daarna neemt groei weer af en in adolescentie en volwassenheid grootte niet meer
Verschillend van normaal.
Suggestie:
Door te snelle groei
Drugsgebruik onder de 21 jaar komt het meeste voor in Nederland.
Verslaving is de meest voorkomende psychiatrische diagnose (nog afgezien van nicotineverslaving).
Verslaving: prevalenties
Probleemgebruikers van harddrugs in Nederland rond de 34.000 (2% van de bevolking)
Aantal cannabis verslaafden is in afgelopen 10 jaar egstegen van 3500 in 2000 naar bijna 11000 in 2010.
85% van de Nederlanders van 16 jaar en ouder drinkt regelmatig een glas alcohol
8.3% v.s. 3% van 19jarige mannen t.o.v. vrouwen; 2% van 20-24 jarigen is alcoholafhankelijk
Mannen | vs. Vrouwen |
Lifetime: 30% | vs. 7% |
Sneller verslaving, sneller bij | < Gebruik medische complicaties |
Vaker gebruik om de kick Vaker gebruik tegen negatieve emoties | Vaker angst en depressief |
Mannen | vs. Vrouwen |
Gokken buying | Stealing |
Seks | Binge eating |
Pyromanie | Kleptomanie |
Overlap met compulsief gedrag: | ….. |
|
|
Waarom? Middel zelf zit niet in de definitie.
DSM-V: afhankelijkheid
Aan een middel gebonden stoornissen
Stoornissen in het gebruik van een middel
Afhankelijkheid van een middel
Misbruik van een middel
Stoornissen door het gebruik van een middel
Intoxxicatie
Onthouding
Delirium
Afhankelijkheid van een middel: >3 kenmerken in 12 maanden.
Tolerantie (steeds meer nodig)
Onthoudingsverschijnselen (slapeloosheid, kater, koorts… bij stoppen; vergelijkbaar middel gebruiken om onthouding tegen te gaan).
Meer nemen dan de bedoeling was
Willen stoppen, (mislukte) poging
Het verkrijgen en/of gebruiken kost veel tijd
Ten koste van sociale activiteiten, werk en/of vrijetijdsbesting
Doorgaan ook al kent men de psychologische en lichamelijke risico’s
Volgens DSM-5 specificeren
Wel/geen lichamelijke afhankelijkheid (1,2)
Beloop:
Early full (1-11 mnd) remission
Early partial remission (1-11 mnd)
Sustained full remission (>11 mnd)
Sustained partial remission (>11 mnd)
Remissie: tijdelijke vermindering of verdwijning van ziekteverschijnselen.
Behavioral addictions:
Gokverslaving
Chatverslaving
Internetverslaving
Gameverslaving
Seksverslaving
Workaholisme
Eetverslaving
Nagelbijten
Koopverslaving
Relatie verslaving
Als je geboren wordt voor 36 weken is je slikmechanisme nog niet ontwikkeld. Voorwaarde om te kunnen eten: gezonde kaak en neurologisch gezond. Als kinderen niet eten of niet spelen is er wat aan de hand, kinderen onder de 5 jaar eten eigenlijk nooit te veel. Niet eten bij kinderen is vaak een gevolg van de interactie tussen de opvoeder en het kind.
Anorexia: verminderde eetlust.
Anorexia nervosa: verminderde eetlust op grond van nerveuse redenen.
Psychisch minder eetlust: verliefdheid, verdriet, angst, rouw e.d.
Iemand die in de war is e.d. is vermagerd.
Soma & psyche kan je eigenlijk niet los van elkaar behandelen.
Niet eten bij adolescentie: Ernstige complexe ziektebeelden met hoge morbiditeits- en mortaliteitscijfers, gekenmerkt door zowel psychische als lichamelijke kenmerken.
Voedingsstoornissen erbij: pica, ruminatie, ARFID
AN: geen amenorroe, ernstcriteria
BN: wijziging in freq. eetbuien
BED nieuw
OSFED (purging disorder, night eating syndr)
USFED
Aanhoudend eten van niet voor consumptie bestemde substanties > maand
Niet passend bij ontwikkelingsniveau
Niet passend bij de cultuur
Indien in de context van een andere mentale stoornis/ med. conditie, voldoende ernstig om apart aandacht te behoeven
Herhaald regurgiteren van voedsel >1 maand. Wordt herkauwd, opnieuw ingeslikt of uitgespuugd
Geassocieerde gastrointestinale of andere medische conditie is niet voldoende verklarend.
Niet exclusief tijdens AN, BN, BED of ARFID.
Indien in de context van een andere mentale aandoening (Mentale Retardatie of Pervasieve Ontw. Stoornis), voldoende ernstig om apart aandacht aan te besteden.
Eet of voedingsstoornis (inclusief maar niet beperkt tot gebrek aan interesse in voedsel; vermijding gebaseerd op de sensorische karakteristieken van het voedsel; of zorg mbt de aversieve consequenties van eten) zoals tot uitdrukking komt in het aanhoudend tekort komen van de voedselopname met een van de volgende:
1. Significant gewichtsverlies (of niet groeien bij kinderen);
2. Significant voedingstekort;
3. Afhankelijkheid van enterale voeding;
4. Opvallende interferentie met psychosociaal functioneren
Geen evidentie voor gebrek aan voeding of cultuurgebonden oorzaak
De eetstoornis komt niet uitsluitend voor ttv AN, BN en er geen aanwijzing voor een verstoord lichaamsbeeld.
Indien de eetstoornis optreedt in de context van een medische conditie of andere mentale stoornis, is hij ernstig genoeg om apart aandacht aan te besteden
Beperking van de energie-inname leidt tot een aanzienlijk laag lichaamsgewicht. Aanzienlijk laag gewicht is gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan minimaal normaal, of, voor kinderen en adolescenten, minder dan dat minimaal verwacht voor leeftijd en lengte.
Intense angst in gewicht toe te nemen of
Welke sekse en leeftijd vertoont welk seksueel gedrag? Iets kan bij een kind normaal zijn maar bij een volwassene abnormaal. Wie, wat, wanneer, waar en waarom (waarom wel of geen stoornis?).
Het gaat om samenspel tussen het individu en de samenleving, gewenst en ongewenst gedrag.
In de DSM-5 worden seksuele stoornissen gedefinieerd als een verstoring in het vermogen om seksueel te responderen of seksueel plezier te ervaren. In vergelijking met 4 is de seksuele responscyclus verlaten en zijn seksuele gevoelens weer terug.
Stoornis in het seksueel verlangen en seksuele opwindingsstoornis zijn samengevoegd
Seksuele aversie verdwenen uit DSM 5
Problemen met orgasme
Vaginisme en Dyspareunie zijn samengevoegd
Duurt tenminste 6 maanden
Zorgen voor significant lijden door individu
Niet verklaard door psychische stoornis, ernstige relatieproblematiek, andere stressoren of medicatie, alcohol of drugs
Levenslang of verworven - Gegeneraliseerd of situatief
Mild, matig ernstig, ernstig
Theoretisch kader om seksueel verlangen en seksuele opwinding te begrijpen (Toates 2009). Beide constructen zijn het gevolg van seksuele prikkels, waarbij het gevoel van verlangen en de neiging tot toenadering wordt opgevat als seksueel verlangen. Opwinding wordt gezien als het lichamelijk geactiveerd zijn (Laan & Both, 2008).
Verminderd seksueel verlangen van mannen is ongewijzigd gebleven, bij vrouwen verlangen en opwinding samengevoegd. Waarom dan niet voor mannen?
Beschrijving van seksuele disfuncties bij mannen in DSM5 relatief weinig veranderd, alleen de seksuele aversiestoornis is verdwenen. Er is in de literatuur geen argumentatie te vinden voor deze beslissing
Tenminste een van de volgende drie symptomen moet worden ervaren tijdens bijna alle (75- 100%) seksuele contacten met een partner:
Aanzienlijke moeilijkheid om een erectie te krijgen tijdens seksuele activiteit
Aanzienlijke moeilijkheid om erectie te behouden
Aanzienlijke vermindering van stijfheid
90% van deze stoornissen is psychisch.
Bij mensen zonder partner die tijdens solo seks seksuele problemen ervaren, kan geen diagnose worden gesteld volgens DSM-V.
Gender identiteit stoornis heet in de DSM 5 Genderdysforie. Sterke overtuiging in het verkeerde lichaam geboren te zijn.
Maxim Februari: ”De reden waarom ik u moet lastigvallen met mijn intieme bekentenissen, ligt uiteraard in het feit dat u bepalend bent voor mijn geslachtsidentiteit. Als ik alleen in de wildernis zou wonen, zou de noodzaak tot deze operatie misschien niet eens bestaan”.
Voor de diagnose GD wordt een incongruentie tussen ervaren en toegewezen gender als essentie gezien. GD is nu een apart hoofdstuk, voorheen samen met seksuele disfunctie en parafilie.
Parafilia: al het gedrag dat afwijkt van het heteroseksuele. Er wordt aan andere objecten
.....read moreChronisch disfunctioneren (minstens 5 jaar, beginnend in de kindertijd of adolescentie)
Disfunctionele patronen (denken, voelen en handelen) op vrijwel alle levensgebieden. Als het bijv. alleen op het werk is kan het iets met werk te maken hebben en niet per se met de persoon.
Patronen hebben uitwerking op interpersoonlijk functioneren.
Gedrag is voor de persoon egosyntoon: heeft niet heel veel ziekte in zich, ‘ik weet niet beter, zo ben ik’. (i.p.v. egodystoon: dit is niet hoe ik was, ervaren symptomen als last. Bijv. depressie)
Aanmelding GGZ vaak niet vanwege PS, maar door crisis of andere mentale stoornis (bv. depressie, paniekstoornis)
Problemen behorend bij PS-en worden niet (alleen) veroorzaakt door andere mentale stoornissen (bv. depressie, angststoornis), medische toestand of middelengebruik
Andere mentale stoornis maakt uiting van PS sterker, maar PS problemen waren er ook al voordat er sprake was van deze andere mentale stoornis (zoals depressie)
Er is doorgaans veel co-morbiditeit - meerdere persoonlijkheidsstoornissen of minder permanente stoornissen (verslaving)
Met name borderline PS, maar ook antisociale PS: hoog suicide risico (veel pogingen en helaas ook veel geslaagde pogingen)
Persoonlijkheidsstoornis heeft ook uitwerking op de diagnost - beïnvloeden.
Prevalentie:
in de gewone bevolking: 13.5%
in de GGZ: 60.4%
Voor sommige PS-en geldt (bv. antisociaal en borderline): symptomen nemen af in ernst als men ouder wordt
Men is vaker gescheiden of leeft alleen
Meer PS-en te vinden in steden (m.n. centrum)
Men heeft meer en heftiger life-events meegemaakt
Bij sommige PS-en speelt gender een rol
Pas in de DSM sinds 1980
Tien persoonlijkheidsstoornissen in drie clusters:
Cluster A: vreemd of excentriek gedrag
Paranoid; Schizoïd; Schizotypisch
Cluster B: dramatisch, emotioneel of grillig / impulsief gedrag
Antisociaal; Borderline; Histrionisch; Narcistisch
Cluster C: angstig of vreesachtig gedrag
Vermijdend; Afhankelijk; Dwangmatig
Zijn as-II stoornissen wezenlijk te onderscheiden van as-I stoornissen?, bijvoorbeeld gezien het volgende:
Stabiliteit
Leeftijd van ontstaan
As-II stoornissen ontstaan in kindertijd/adolescentie.
Inzicht
Hoge co-morbiditeit en symptoom-specificiteit
Continuümgedachte/ dimensioneel model: onderliggende traits kenmerken zowel as I als as II
Originele voorstel DSM-5: dimensioneel model van PS-en
PS-en bestaan uit constellaties van extreme posities op trek-dimensies (traits)
Voorstel: zes traits:
Negatieve emotionaliteit
Introversie
Antagonisme
Disinhibitie
Compulsiviteit
Schizotypie: magisch denken
Originele voorstel DSM-5: persoonlijkheidsstoornis typen
Antisociaal/psychopathisch type (antagonisme & disinhibitie)
Vermijdende type (neg. emot. & introversie & compulsiviteit)
Borderline type (neg. emot.
Traumagerelateerde stoornissen hebben een traumatische ervaring als (mede)oorzaak, hierna ontstaat soms 1, soms meerdere traumagerelateerde stoornissen.
Soms meteen, soms pas jaren later
Niet iedereen krijgt dezelfde stoornis na dezelfde trauma
Sommige stoornissen ontstaan na 1 trauma, sommige pas na herhaaldelijke traumatisering
Aard van de stoornis hangt af van type, duur, ernst trauma en wanneer het trauma in je leven plaatsvindt.
Betreffen as I en as II stoornissen
Angststoornissen
ASS, PTSS, gegeneraliseerde angststoornis, agorafobie
Aanpassingsstoornissen
CPTSS (complexe PTSS)
Dissociatieve stoornissen
Nagebootste stoornissen
As II: Persoonlijkheidstoornissen (BPS)
Stemmingsstoornissen
Depressieve stoornis
Somatoforme stoornissen
Somatisatiestoornis, conversiestoornis, pijnstoornis
Diverse verslaving stoornissen
Eetstoornissen
Psychose NAO
Er zijn verschillende soorten hechtingsstoornissen, soms met diepgewortelde angst om zich emotioneel te binden/hechten en anderen te vertrouwen, de oorzaak van een hechtingsstoornis kan geestelijke of emotionele verwaarlozing of mishandeling zijn en een hechtingsstoornis geeft een stoornis op as II.
Somatoforme en dissociatieve stoornissen zijn verwant en hebben gemeenschappelijke kenmerken, het gaat om een soort onbewuste conflicten. Voorheen werden deze stoornissen gezien als hysterische neurosen. Deze stoornissen worden niet goed begrepen maar zijn intrigerend.
Overheersende bezorgdheid met gezondheid of uiterlijk waarvoor geen medische verklaring
Somatisch-symptoomstoornis:
Overlap met ziekteangststoornis, maar meer bezorgdheid met symptomen dan angst voor hebben van ernstige ziekte
Meerdere jaren meerdere somatisch onverklaarde lichamelijke klachten
Continu zwak en ziek zijn, vermijden lichamelijke activiteit
Komt 2x zo vaak voor bij ongetrouwde vrouwen met een lage SES.
Link antisociale persoonlijkheidstoornis ASP bij mannen, somatisatiestoornis bij vrouwen: Gedragspatronen geleerd in familie, de stoornis is neurobiologisch: inhibitie syndroom, gekenmerkt door impulsief gedrag (aandacht) en sociale en culturele factoren bepalen gedrag (agressie man, afhankelijkheid vrouw).
Ziekteangststoornis:
Grote vrees en overtuiging om een ernstige ziekte te hebben
Preoccupatie van lichamelijke symptomen
Misinterpretatie van lichamelijk symptomen of sensaties die niet somatisch verklaard kunnen worden
Gemeenschappelijke symptomen met angst en stemmingsstoornissen (vooral paniekstoornis): beginleeftijd, persoonlijkheidskenmerken, voorkomen in families
Snel en veel naar huisarts gaan en geruststelling helpt niet
SSRI’s kunnen soms helpen bij de behandeling.
Conversiestoornis (functioneelneurologisch-symptoomstoornis):
Lichamelijk disfunctioneren: verlammingen, blindheid, slecht/niet praten, gevoelsverlies, slikproblemen zonder lichamelijke oorzaak (allemaal neurologische problemen)
Epileptische verschijnselen zonder EEG afwijkingen (PNEA)
Wanneer je ziektebesef hebt is de prognose beter
Lichaamsgerichte mentalisatie: bij ernstige onverklaarbare lichamelijke klachten (OLK) is er gebrekkige mentalisatie. Er is moeite met het herkennen en ervaren van de verbinding tussen lichamelijke verschijnselen en innerlijke toestanden. Intensieve behandeling gericht op lichaamsgerichte mentalisatie kan
Energie die slaap geeft = gelijk aan verbruikte energie overdag - evenwicht dat nauwelijks te beïnvloeden is.
Slaapmechanismen
Slaapschuld (homeostase)
Hoe langer je wakker bent, hoe groter de slaapschuld (slaapdruk)
Door slaap verlaagt de slaapdruk
Biologische klok (circadiaan)
Overdag is het licht en zijn we wakker
O.i.v. licht stuurt de biologische klok het dagelijks ritme van lichaamsfuncties (melatonine, temperatuur) ≈ 24 uur
Automaticiteit
Energiebesparing
Restauratie: afweer, herstel en groei
Onderzoek bij ratten: tijdens slaap: vergrote ruimtes tussen de hersencellen → hersenvocht spoelt afvalstoffen sneller weg → lever → afbraak afvalstoffen = mogelijke verklaring voor herstellende invloed van slaap op de hersenen.
Geheugenbeheer
Restant van evolutie?
Voorwaarden voor goede slaap zijn een veilige, liefst vertrouwde omgeving, voldaan gevoel (geen honger, dorst, pijn,…), een rustige en donkere omgeving (prikkelarm), een comfortabel bed en horizontale lichaamshouding, niet te warm, niet te koud en voldoende aandacht verliezen voor prikkels (omgeving en gedachten). Bij een aanhoudende verstoring van de slaap is er spraak van een slaapstoornis.
Slaapgeneeskunde (neurologie) ICSD-2: International Classification of Sleep Disorders
Psychiatrie DSM-IV-TR/DSM-V: Diagnostic and Statistical Manual of Psychiatric Disorders
Gevolg:
Slaap onderbelicht in psychiatrie, psychiatrie onderbelicht in slaapgeneeskunde
Echter: in DSM-V meer overeenstemming met ICSD, en slaapstoornissen als onafhankelijke stoornis
Slaapstoornissen en slaap-waak stoornissen volgens DSM-V:
Definitie:
Subjectieve klacht
In slaap problemen
Doorslaap problemen
Vroeg wakker worden
Klachten overdag: vermoeid, stemming, geheugen, concentratie, slaperigheid
Aandacht voor slaap is belangrijk: Onbehandelde slapeloosheid vergroot de kans op het krijgen van een depressie (2-4x zo groot) en behandeling van psychopathologie verloopt vlotter als er ook apart aandacht is voor slaap.
Slechte slaapgewoontes
Regelmatige dutjes overdag (lang, vaak en/of op wisselende tijdstippen)
Sterk wisselende tijden van opstaan en/of naar bed gaan
Lange bedtijden (meer dan 8 uur op bed)
Vlak voor het slapen alcohol, nicotine of cafeïne drinken
Vlak voor het slapen gaan werken, sporten of emotioneel belastende activiteiten ondernemen (ruzie maken, spannende film kijken)
Vlak voor het slapen gaan computeren/tv kijken (blauw licht beïnvloedt SCN)
Het bed gebruiken voor andere activiteiten dan slaap of seks (langer dan half uur tv kijken, lezen, eten, praten, plannen)
Oncomfortabele slaapomgeving (te koud of te warm, te licht)
Snurken, adem in houden
Kort wakker schrikken, vaak geen bewustzijn van wakker worden
En ondieper verder slapen
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Ben jij secuur, zelfstandig en op zoek naar een bijbaan die flexibel naast je studie past?
Kom dan JoHo ondersteunen bij de administratie van de internationale verzekeringen en activiteiten
Interesse? Meld je dan hier aan
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution