Jeugd en Sociale ontwikkeling - college aantekeningen

College 2

 

Hoe beïnvloeden ouders de sociale ontwikkeling?

› Thema 1: Emotieregulatie

› Thema 2: Hoe de ouder-kind relatie het hele leven beïnvloedt

Emotieregulatie

› Wat is het en hoe wordt het gemeten?

› Waarom is het belangrijk?

› Welke rol spelen ouders?

Emotieregulatie – wat is het?

› Interne en externe processen die het voorkomen, de intensiteit en de expressie van emoties initiëren, onderhouden en moduleren

§ Interne processen: aan emoties gerelateerde cognities (”hoe denk ik over een bepaalde emotie”), aandacht verplaatsen, controle over lichamelijke reacties hebben

§ Externe processen: regulatie door anderen

§ Modulatie: welke emotie concreet, hoe intensief en hoe lang

› Goede ER betekent dat een jongere in staat is om op een sociaal gepaste, adaptieve en flexibele manier op stressvolle en emotionele ervaringen te reageren

Emotieregulatie – hoe wordt het gemeten?

› Observaties: coderen van emotionele uitdrukkingen tijdens taken die (stressvolle) sociale interacties simuleren (voorbeeld: Trier Social Stress Test)

› Ecological Momentary Assessment: meerdere keren per dag een korte vragenlijst via de telefoon

› Lichamelijke metingen: hartslagvariabiliteit, fMRI (Functional Magnetic Resonant Imaging) met emotionele stimuli, cortisool

Emotieregulatie – waarom is het belangrijk?

› Emotiedysregulatie is gerelateerd aan internaliserend en externaliserend gedrag (McLaughlin et al. 2011)

Emotieregulatie – waarom is het belangrijk?

› Emotiedysregulatie is gerelateerd aan internaliserend en externaliserend gedrag

› Jongeren die in staat zijn hun emoties goed te reguleren, worden als sociaal competenter waargenomen

Emotieregulatie – welke rol spelen ouders? Tripartite model van Morris (2007)

 

Observatie: ouders zijn rolmodellen

Ouders oefenen: hoe reageren ouders op emotie van het kind

Emotionele klimaat: hoe goed is de relatie met de ouders

 

 

 

Ter discussie

› Hoe zou jij herkennen of een kind goed of slecht in staat is om zijn/haar emoties te reguleren?

› Hoe helpen we gezinnen waarin men moeite heeft met emotieregulatie?

Effect van de ouder-kind relatie op het hele leven

› Hechtingstheorie en relatiesjablonen

› Spillover van ouder-kind relatie naar relatie met peers

› Intergenerationele continuïteit

Hechtingstheorie en relatiesjablonen

› Ouder-kindrelaties die fysieke en psychologische nabijheid en veiligheid bieden, bevorderen gezondheid en welzijn van kinderen

› Negatieve, koude, dubbelzinnige of grillige ouder-kind interacties resulteren in interpersoonlijke problemen en onaangepastheid bij het kind

› Kwaliteit van ouder-kind relaties is gerelateerd aan kwaliteit van relaties met peers in de adolescentie en met partners tijdens de volwassenheid

› Hoe: Kinderen generaliseren ervaringen met ouders naar bredere representaties van het zelf en de sociale omgeving, inclusief vertrouwen in anderen

Spillover van ouder-kind relatie naar relaties met peers

Intergenerationele continuiteit

>Belsky: Determinanten van opvoedgedrag

Intergenerationele continuïteit

› Ouders voeden hun kinderen op een manier op die vergelijkbaar is met wat ze zelf hebben meegemaakt tijdens het opgroeien

 

 

Ter discussie

› Hoe kunnen we intergenerationele overdracht van opvoedgedrag goed onderzoeken?

› Wat zal de intergenerationele overdracht bevorderen? Wat zal overdracht in de weg staan?

› Zie je zelf sociale eigenschappen of gedragspatronen die je hebt overgenomen van je ouders?

Hoe beïnvloeden zussen en broers de sociale ontwikkeling?

› De meeste jongeren groeien op met een of meer zussen en broers

› Socialisatie meer horizontaal dan van ouders; brug tussen familie en buitenwereld, van blijvend belang over de levensloop

› Vroege cognitieve en sociale ontwikkeling:

§ Oudere broers en zussen helpen en sturen hun jongere broers en zussen en leren daar zelf ook van (zone of proximale ontwikkeling)

§ Theory of mind gevorderd bij kinderen met broers en zussen van dezelfde leeftijd

› Adolescentie: Onderzoek richt zich vooral op ‘sibling contagion’ en ‘partners in crime’: matige tot sterke correlaties voor delinquentie, middelengebruik en het nemen van seksuele risico’s. Oudere zussen/broers worden gezien als rolmodel.

› Jongvolwassenheid: Emotionele en praktische ondersteuning als oudere broers en zussen advies geven of als rolmodel dienen voor beslissingen over het leven (universiteit, zelfstandig leven)

› Naarmate men ouder wordt, is de relatie evenwichtiger en gelijkmatiger, meer zelfgestuurd en onafhankelijker dan in de kindertijd (want je woont ook niet meer samen)

Lijken zussen en broers op elkaar of zijn ze juist verschillend?

› Invloed van zussen en broers op sociale ontwikkeling kan beide kanten op gaan › Wat zorgt voor overeenkomsten?

§ Oudere broers en zussen zijn rolmodellen en creëren gezinsnormen

§ Vooral relevant voor risicogedrag en middelengebruik: faciliteren

§ Genetische invloed en gedeelde omgeving

› Wat verklaart verschillen?

• Broers en zussen observeren en leren van ineffectief gedrag

• De-identificatie van broers en zussen: niche-picking vermindert competities (broers/zussen kiezen verschillende eigenschappen hobby/talent om niet in competitie met elkaar te moeten gaan)

• Differential parenting (kinderen anders behandelen, afhankelijk van kindeigenschappen)

Ter discussie

› Waarom ”kiezen” zussen en broers voor de-identificatie?

› Hoe kunnen we de-identificatie beter meten en onderzoeken?

› Waarom zouden ouders een verschil maken in de opvoeding?

College 3

Waarom de School?

  • Plek waar jongeren veel tijd doorbrengen
  • Socialisatie is een kernfunctie van het onderwijs
  • Samenhang tussen functioneren op school en emotionele en sociale ontwikkeling
  • Functioneren op school
    • Schoolprestaties (deze week)
    • Gedrag (volgende week)

Waarom schoolprestaties?

  • Belangrijk voor de verdere levensloop

Negatieve gevolgen voortijdig schoolverlaten

  • Hoge maatschappelijke kosten
  • Voor jongeren zelf:
    • Slechtere gezondheid en lager welbevinden
    • Ongunstige uitgangspositie arbeidsmarkt
    • Groter risico op delinquent gedrag

Voortijdig schoolverlaten in Nederland

 

 

 

 

 

 

Kernbegrippen

  • Leerprestaties
  • Schoolbetrokkenheid
    • Gedragsmatig : actieve betrokkenheid/ tijd aan huiswerk
    • Emotioneel: gevoelend: blij/angts of iets je interesse heeft of niet
    • Cognitief: bereid om te investeren in aanleren van schoolsevaardigheden
    • Motivatie (Ryan, 2000) Intrisiek en externsiek

schoolprestaties:
De rol van de leerkracht

  • Samenhang tussen leerkracht-leerling relatie en schoolbetrokkenheid en leerprestaties

Hoe werkt dat dan?

  • Gehechtheidstheorie: relatie tussen (ouders) moeder en kind, dit vormt de kwaliteit tussen relaties van het kind met anderen gedurende het leven
  • Sociaal-motivationele theorie (zelfdeterminatietheorie): mensen hebben 3 basisbeheofte: autonomie, competentie en verbondenheid

Gehechtheidstheorie (Bowlby 1965)

  • Positieve relaties zorgen voor gevoelens van veiligheid
  • Veiligheid als voorwaarde voor ‘exploratiegedrag’

Leerkrachten kunnen fungeren als veilige basis waarvandaan leerling school kan “ontdekken” en betrokken raakt bij leeractiviteiten

Sociaal-motivationele theorie (Deci 1991)

  • Drie basisbehoeften

    • Autonomie
    • Competentie
    • Verbondenheid
  • Leerkracht kan in basisbehoeften voorzien

Leerlingen raken gemotiveerd (meer betrokken) als aan basisbehoeften wordt voldaan

  • Positieve en negatieve leerkracht-leerling relatie
  • Basisschool en middelbare school weinig verschil behalve: positieve relatie met leerkracht is belangrijker voor middelbare scholen

Uitkomsten meta-analyse

  • Effect leerkracht-leerling relatie op prestaties zowel direct als indirect via schoolbetrokkenheid leerling
  • Positieve én negatieve relaties spelen een rol
  • Sterker effect positieve relatie op school-betrokkenheid voor middelbare scholieren

Maar ook: andere factoren die een rol spelen

Belang van leeftijdsgenoten

  • Omgang en relaties met leeftijdsgenoten (peers) belangrijk voor jongeren
  • Jongeren willen graag bij de groep horen en zijn op zoek naar goedkeuring van leeftijdsgenoten
  • Jongeren beïnvloeden elkaar (peer influence)
  • Peer group als socialisatiedomein

Peer group

  • Groep mensen van dezelfde leeftijd
  • Dezelfde eigenschappen en/of interesses
  • Onderlinge interactie
  • Van vrienden (smalle definitie) tot klasgenoten (brede definitie)

peer influence

  1. Gedrag of beslissingen aanpassen zodat het overeenkomt met dat wat goedgekeurd wordt
  2. Vermijden van gedrag dat wordt afgekeurd

Schoolprestaties:
De rol van leeftijdsgenoten

 

Hoe werkt beïnvloeding?

  1. Uitwisselen van informatie (information exchange)
  2. Observeren en (eventueel) imiteren (modeling)
      • Zien wat anderen doen of denken
      • Weten wat de consequenties zijn
  3. Groepsdruk (peer pressure)
      • Versterken van groepsnormen en waarden

Variatie in beïnvloeding

  • Verschillen tussen individuen (vatbaarheid)

    • Persoonlijke kenmerken
    • Waarden en normen
    • Sociale status
  • Verschillen tussen peer groups

    • Groepsgrootte
    • Kwaliteit van relaties binnen groep
    • Homogeniteit in groep

Uitkomsten onderzoek

  • Leeftijdsgenoten hebben invloed op leerprestaties
  • Leeftijdsgenoten hebben invloed op betrokkenheid
    • Vooral gedragsmatig
    • Resultaten voor emotionele en cognitieve betrokkenheid (motivatie) minder eenduidig

  

Peers zijn socializing agents

Jongeren die met elkaar omgaan lijken op elkaar wanneer het gaat om gedrag en prestaties op school

Ondersteuning voor idee dat leeftijdsgenoten elkaar beïnvloeden binnen een peer group

 

Samenvatting

  1. School en peer group als socialisatiedomeinen
  2. Leerkrachten en leeftijdsgenoten hebben invloed op betrokkenheid en leerprestaties
      • Invloed kan zowel positief als negatief zijn
      • De mate van invloed verschilt per persoon en context
      • Wisselwerking tussen rol leerkracht en peers
  3. Naast beïnvloeding speelt ook ‘selectie’ een rol bij gelijkenissen tussen peers

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

College 4

terug naar vorige week

  • Peer group als socialisatiedomein
  • In adolescentie beïnvloeding door peers en vrienden het grootst
    • Behoefte om ergens bij te horen
    • Gevoelig voor goed- en afkeuring

Het sociale puberbrein

  • In adolescentie het ‘sociale brein’ volop in ontwikkeling

    • Beter in aflezen sociale signalen
    • Meer inzicht in anderen én zichzelf
  • Gevoelig voor beloning, afwijzing doet pijn (filmpje)
  • Moeite om met pijn of vervelende gevoelens om te gaan

Status en affectie

  • In relaties met peers is sociaal succes belangrijk
  • Onderscheid tussen sociale status1 en affectie2
    1. Hoge positie krijgen in groep
    2. Waardevolle relaties opbouwen met anderen
    3. Jongeren verschillen in welke doelen ze nastreven
    4. In adolescentie sociale status vaak prioriteit

Sociale positie in de groep

Twee ‘soorten’ waardering

  • Sociometrische populariteit (geliefd)
  • Waargenomen populariteit (populair)

 

 

 

Hoe meet je dat?

Peer nominaties

  • Welke klasgenoten vind je leuk (aardig)?
  • Welke klasgenoten vind je niet leuk (niet aardig)?
  • Welke klasgenoten zijn het meest populair?
  • Welke klasgenoten zijn het minst populair?

Sociale relaties in een groep

Beïnvloeding door peers

  • Uitwisselen van informatie
  • Observatie en imitatie
    • Social Learning Theory (Bandura)
    • Norms of reciprocity (Busching & Krahé 2020)
  • Groepsdruk
    • Direct of indirect
  • Eén- of multidimensionaal (Farrell et al. 2016)

Normen in een groep

Verschillen tussen peer groups in welk gedrag verwacht of geaccepteerd wordt

  • Injunctieve normen

    • Wordt bepaald gedrag beloond of afgestraft?
  • Descriptieve normen
    • Wat doen de meeste anderen?
  • Populariteitsnorm
    • Welke gedragingen zijn gerelateerd aan populariteit?

 

 

Functioneren op school

Gedrag op school

  • Antisociaal gedrag:  agressie en pesten
  • Prosociaal gedrag: hulp en steun

Wisselwerking met sociale status en affectie

Agressie versus pesten

Agressie

  • Fysiek (overt) of sociaal (relational)
  • Reactief of proactief

Pesten

  • Kenmerken: doelbewust, herhaaldelijk, machtsverschil
  • Verschillende vormen
  • Strategisch gedrag om populair te worden

Pesten als groepsproces

Agressie:
de rol van peers

Negatieve beïnvloeding door vrienden en peers:

  • Agressief en delinquent gedrag van vrienden hangt samen met meer agressief gedrag van jongeren zelf
  • Goedkeuring voor vechten door vrienden en groepsdruk om te vechten door peers hangt samen met meer agressief gedrag van jongeren zelf
  • Invloed vrienden verschilt naar vorm en functie agressie (Sijtsema et al. 2010)
  • Weinig bewijs voor selectie-effect (Veenstra et al. 2016)

                                  

Agressie:
 wat levert het op?

  • Kinderen die fysiek agressief zijn, worden in de loop der tijd minder leuk gevonden (Cillesen & Mayeux, 2004)
  • Sociale agressie zorgt voor een hogere sociale status in de peer group, maar óók voor minder affectie (Heilbron et al. 2018)

Maar let op: andersom zijn de effecten sterker!

Discussie

Is het verband tussen agressie en sociale positie (geliefd zijn en populair zijn) hetzelfde voor jongens als voor meisjes denk je?

Waarom denk je dat?

Wat zou een verklaring kunnen zijn voor het gegeven dat pesten in sommige groepen wel leidt tot een hogere sociale positie en in andere groepen niet?

Pesten:
de rol van peers

Negatieve en positieve beïnvloeding door vrienden

  • Het pestgedrag van bevriende adolescenten wordt in de loop der tijd meer gelijk aan elkaar (Sijtsema et al. 2014)
  • Vrienden van kinderen die pesten gaan zelf ook (dezelfde kinderen!) pesten (Rambaran et al. 2020)
  • Pesters kiezen elkaar als vrienden (selectie-effect)


SNEAK PREVIEW

  • Relatie pesten en sociale positie niet eenduidig

    • Verschil naar geslacht en leeftijd (Sentse et al. 2015)

Meta-analyse (overzichtsstudie)

  • Geliefd zijn en populariteit
  • Verschil kindertijd en adolescentie
  • Verschil pesters en pester-slachtoffers

 

Prosciaal gedrag

  • Tijdens adolescentie peers belangrijke bron van hulp en steun
  • Prosociale jongeren
    • Vaker meisjes dan jongens
    • Hoog welbevinden, empathisch vermogen
    • Geliefd
    • Wie helpt wie?
    • Vrienden
    • Peers met gelijke kenmerken

Positieve beïnvloeding door vrienden

  • Prosociaal gedrag van vrienden hangt samen met meer prosociaal gedrag bij jongeren zelf
  • Prosociaal gedrag van vrienden hangt samen met hogere intenties tot geweldloosheid
  • Prosociaal gedrag van vrienden hangt samen met minder agressief gedrag (volgens leerkracht) en middelengebruik

Positieve beïnvloeding door klasgenoten

  • Jongeren uit prosociale klassen zijn na twee jaar zelf meer prosociaal
  • Stijging grootst voor jongeren die eerst laag scoorden op prosociaal gedrag
  • Beïnvloeding sterkst door klasgenoten van zelfde geslacht
  • Geen bewijs voor negatieve beïnvloeding

 Maar: op middelbare school zijn verdedigers minder populair

College 5

Drie thema’s

› Is dating nu echt belangrijk voor de sociale ontwikkeling?

› Wie gaat daten? – Voorspellers van daten en kwaliteit van romantische relaties tijdens de adolescentie en jongvolwassenheid

› Wat doet het met jongeren? – Uitkomsten van daten en kwaliteit van romantische relaties tijdens de adolescentie en jongvolwassenheid

Is dating nu echt belangrijk voor de sociale ontwikkeling?

› Robert Havighurst (1948): elke leeftijd kent ontwikkelingstaken

§ Ontwikkelingstaken vlooien voort uit samenspel van fysieke ontwikkeling, persoonlijke waarden, en de druk van de samenleving

§ Belangrijkste taken in de jongvolwassenheid (18 tot ~30 jaar): partnerkeuze en gezin stichten

§ Adolescentie moet erop voorbereiden, ontwikkelingstaken zijn dan ook het aangaan van vriendschappen met leeftijdsgenoten van alle seksen om “romantische vaardigheden” te verwerven

> Band met de beste vriend van hetzelfde geslacht vóór het begin van de adolescentie

> deelname aan groepen van gemengd geslacht tijdens de vroege en midden adolescentie

> exclusieve romantische relaties vanaf midden adolescentie

› Gender-overschrijdende vriendschappen creëren kansen voor het ontmoeten van potentiele dating partners (“brookerage”) of kunnen zelf overgaan in romantische relaties

TRAILS: ~50% van 16-jarigen geeft aan wel een keer (of vaker) en relatie gehad te hebben (Savickaite et al. 2020, nota bene: het gaat om jongeren die rond 1990 zijn geboren, dus 2006)

› PROBLEEM: het meeste onderzoek gaat over heteroseksuele relaties, voor inzichten over lhbt-jongeren, volg Laura Baam’s gastcollege

 

Ter discussie:

› Wat is de invloed van de Covid-19 pandemie op daten en aangaan van romantische relaties? Je mag eigen ervaringen delen als je dat fijn vindt, of even inspiratie opdoen door onderzoek van het Rutgers Instituut te lezen: https://www.rutgers.nl/nieuws-opinie/nieuwsarchief/corona-belemmert-deseksualiteit-van-jongere

Wie gaat daten?

› Wat verklaart verschillen tussen jongeren in wie een relatie heeft en wie niet?

§ Culturele normen en sociale verwachtingen: in sommige culturen wordt dating op de leeftijd van 15 jaar normaal, en in sommige niet (bv Nederlands en Turks) – Not Under My Roof

§ Puberale ontwikkeling: jongeren die verder zijn gaan eerder daten, niet iedereen zijn lichamelijke ontwikkeling verloopt hetzelfde (hormonale verandering)

§ Individuele eigenschappen

- Persoonlijkheidskenmerken:  

- Populariteit

› Onderzoek naar voorspellers van seksueel risicogedrag legt de focus op vaderafwezigheid (FAB project)

Ongeveer 40% vd jongeren hebben wel gedate (13,5jr): weinig verlegen, grote mate risico zoekend (adrenaline), jongeren die verder waren in hun pubertijd, jongeren waarvan de ouders gescheiden waren, jongeren met ouders die afwijzend waren.

16,5 jr. Sociale integratie van jongeren: vriendschappen, populariteit. Jongeren die veel vriendschap hebben met het andere geslacht (en daar populair zijn) waren vaker aan het daten. Ongeveer 50% van de jongeren waren aan het daten op deze leeftijd (geboren in 1990).

Onderzoek naar voorspellers van seksueel risicogedrag legt de focus op vaderafwezigheid (FAB project). Veel onderzoek naar seksueel risicogedrag. Grote theorie gaat over de vaderafwijzigheid. Jongeren met gescheiden ouders gaan vaker op jonge leeftijd daten (vooral meisjes). Op curaçao groeien meeste (meer dan de helft) van de jongeren op zonder de aanwezigheid van de vader.

 

 

Hoe goed is de relatie? Voorspellers van kwaliteit

 Kwaliteit = Verhouding van positieve, steunende en voordelige ervaringen tegenover negatieve, schadelijke ervaringen

› Hoge relatiekwaliteit = veel intimiteit, genegenheid, koestering

› Lage relatiekwaliteit = veel irritatie, antagonisme (vijandigheid), controlerend gedrag en conflict

› Wat maakt de ene relatie positiever dan de andere? (cf. Collins et al., 2009):  

§ Ouders: Sterke band belangrijk voor functioneren op romantisch gebied

- Kwaliteit van de relatie met leeftijdsgenoten: conflict oplsosen, kunnen vertrouwen. Als je hier goede ervaringen mee hebt kijk je ook positiever naar een romantische relatie.

Literatuur laat zien:

  • Goede rela met je ouders leidt tot goede rela met vrienden en partners (hoge inzet)
  • Maar ook: slechte rela met je oduers leidt tot compensatie in rela met partners: snel binden en veel geven (hoge inzet)

Ter discussie: › Hoe veranderen relaties over de tijd heen en naarmate jongeren ouder worden?

Wat doet een relatie met je?

› Gómez-López et al., 2019: Systematische review (overzichtsartikel)

› Welke aspecten van romantische relaties van jongeren tussen 13 en 29 zijn gerelateerd aan welbevinden?

› 112 studies geïncludeerd, de meesten waarvan gepubliceerd sinds 2010, dus later dan de artikel van Collins en collega’s van 2009. Dus interessant om te kijken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen deze twee artiekelen.

Wat doet een relatie met je?

› Romantische relaties gemeten als

§ Relatie status

§ Kwaliteit van de relatie

§ Geschiedenis van de relatie

§ Ervaringen in de relatie : hoe vaak je iemand ziet/welke feestdagen/zijn er conflicten/bijzondere momenten (turningpoints; verhuizen/baby krijgen/overleden samen meemaken)

§ (Individuele eigenschappen)

› Welbevinden gemeten als

§ Tevredenheid met het leven algemeen: goed om te kijken hoe mensen in het leven staan

§ Depressieve klachten § Gevoelens (affect)

§ Zelfvertrouwen

§ Tevredenheid met de relatie

§ Angst

§ Geluk

§ Stress

In hoeverre is de maat van romantische relaties gerelateerd aan welbevinden? (op een systematische manier geïnterpreteerd) pag 18: jongeren die een rela hebben, hebben een hoger sociaal welbevinden, dan jongeren die single zijn. Ze voelen meer verbintenis en stabiliteit

Wat doet een relatie met je?

› Bevindingen

§ Welbevinden hoger bij

- jongeren en jongvolwassenen die een relatie hebben

- meer verbintenis en stabiliteit in de relatie

- meer tevredenheid en (emotionele) intimiteit

- meer positieve herinneringen en gevoelens van dankbaarheid tegenover de partner

§ Partner eigenschappen en partner steun voor vervulling van persoonlijke behoeftes (autonomie, competentie, verbondenheid) zijn belangrijk voor welbevinden, sommige verwachtingen van de partner hebben een negatief effect (Collins zegt ook dat partner eigenschappen een belangrijke factor is, maar dat er weinig over bekend is. Het is belangrijk om hier meer over te weten te komen. Je moet dan niet alleen de respondenten meenemen in het onderzoek, maar ook hun partner. Je ziet dan dat de respondenten verschillende partners hebben, en dat hun relatie met de verschillende partners ook verschilt.)

Ter discussie:

› Hoe verhouden zich bevindingen uit de review zich tot het artikel van Collins, Welsh en Furman (2009)?

› Wat zijn de voordelen van een systematische review?

› Zijn er ook verbeterpunten voor de review; zou jij iets anders aanpakken? In het Engels uitvoeren ipv in het Spaans. Op deze manier kan die door veel mensen niet herhaalt worden.

College 6

Drie vragen

› Wat is risicogedrag eigenlijk?

› Waarom zijn het vooral jongeren die risicogedrag vertonen en is het wel echt erg?

› Waarom vertoont niet elke jongere risicogedrag?

› Onderzoek vooral afkomstig van het Trimbos Instituut en de Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC) studie

Wat is risicogedrag eigenlijk?

› Gedragingen die, direct of indirect, het welzijn, de gezondheid en zelfs de levensloop van jongeren in gevaar kunnen brengen

Risicogedrag = risicofactoren voor ongewenste uitkomsten in persoonlijke of sociale of ontwikkelingsdomeinen (Jessor, 1998)

› Voorbeelden:

§ Riskant gezondheidsgedrag zoals slechte voeding (maccie), weinig lichaamsbeweging en risicovol rijgedrag (boek: het puberbrein)

§ Seksueel risicogedrag; seks zonder anticonseptie, op vroege leeftijd, veel verschillende partners

§ Delinquent gedrag: zwartrijden, stelen, geweld, vandalisme

§ Middelengebruik: drugs, maar ook roken en alcohol

Wat is risicogedrag eigenlijk?

› Hoeveel jongeren vertonen risicogedrag? Hoe is dat veranderd over de tijd heen? (neemt af)

§ Laten we kijken naar wat het Trimbos instituut heeft gevonden! Infographic Peilstationsonderzoek Scholieren 2019

 Onder de 16 mag je niet drinken, daarom wordt het gezien als probleemgedrag. Er is hierbij weinig verschil tussen jongens en meisjes.

Roken komt veel minder voor dan drinken. Dit is ook mega veranderd in tijd; vroeger was het raar als je nog nooit had gerookt dan hoorde je er echt niet bij.

Waarom zijn het vooral jongeren die risicogedrag vertonen? › Maturity gap theorie van Terry Moffitt

Early onset persistent = groep die vanaf jonge leeftijd crimineel gedrag vertonen. Maar er is ook een groep die als kind heel lief zijn en geen probleemgedrag vertonen, en op latere leeftijd ook niet, maar als ze adolescent zijn vertonen ze wel probleemgedrag. Voor een korte periode, maar wel zo dat het opvalt. Dit komt door een GAP tussen volwassen voelen, als volwassen gezien worden, en volwassen zijn. (Je voelt je bv als volwassen, maar je mag dingen die volwassenen mogen niet: stemmen/drinken/roken. Omdat je dit niet mag raak je gefrustreerd en daarom ga je de grenzen overschijden)

§ Zich volwassen voelen versus als volwassen worden geaccepteerd door sociale omgeving en samenleving

§ Omgang met negatieve gevoelens door grenzen op te zoeken en volwassen gedrag te imiteren

 

 

Jongere die verder in de pubertijd zijn (biologisch volwassen) hebben meer conflict met hun ouders, en daardoor meer risicogedrag laten zien. Ze krijgen weinig autonomie van hun ouders; ze worden jong gehouden.

 

 

 

Risicogedrag kan sociale status verhogen

§ Wie de normen breekt is cool, populair, en misschien zelfs een rolmodel voor anderen

Populariteit en een hoge sociale status zijn vooral tijdens de adolescentie erg belangrijk (evolutionaire verklaring): ontwikkeling van kunnen reproduceren, je moet aantrekkelijk worden voor sociale partners.

Is risicogedrag echt wel erg?

› Moffitt’s theorie stelt dat risicogedrag weer afneemt, bij de meeste jongeren gaat het vanzelf weer over.

› Wat kunnen korte en lange termijn gevolgen zijn van delinquentie en middelengebruik? Longitudinale studies geven inzicht:

§ Cambridge Study in Delinquent Development : mannen gevolgd vanaf hun jeugd

§ Young in Norway Longitudinal Study

§ Adolescent to Adult Health

Waarom vertont niet elke jongere risicogedrag?

› Individuele verschillen zijn groot – sommigen vertonen helemaal geen risicogedrag, anderen juist heel veel. Gezondheidsrisico neemt toe wanneer er meer risicogedrag getoond wordt. Ook voor het latere werkleven is van  invloed. Als je risicogedrag hebt vertoont heb je vaker geen diploma, en daarvoor geen baan.

§ Zelfcontrole

§ Relatie met ouders

§ Rol van leeftijdsgenoten: hun gedrag en “unstructured socializing” (ongestructureerd tijd samen doorbrengen)

› Hoeben en collega’s (2016). The role of peer delinquency and unstructured socializing in explaining delinquency and substance use: A state-of-the-art review

§ Wie delinquente vrienden heeft, heeft een verhoogd risico om zelf delinquent gedrag te vertonen en middelen te gebruiken - Vooral als de relatie met ouders minder hecht is en ouders minder controle uitoefenen - Individuele eigenschappen als buffer of versterker

§ Selectie en invloed § Sociale leertheorie als theoretische verklaring

Wie met vrienden veel tijd ongestructureerd doorbrengt, heeft een verhoogd risico op delinquentie en middelengebruik - Omgeving kan dit verband nog versterken - Goede band met ouders kan buffer zijn § Routine Activity Theory als veelgebruikte theoretische verklaring

Ter discussie › Jongeren vertonen meer risicogedrag als hun leeftijdsgenoten dat ook doen. § Maakt het uit om welke leeftijdsgenoten het gaat? › Zijn de Maturity gap en Routine Activities theorieën ook toepasbaar op andere vormen van risicovol gedrag? › Lachgas is een nieuw middel dat vooral door jongeren wordt gebruikt maar niet zonder risico’s is. § Is beperking van beschikbaarheid een goed idee?

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Follow the author: LavaVanDrooge
More contributions of WorldSupporter author: LavaVanDrooge:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1081