Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - WorldSupporter Start
- 4561 reads
Op een gewone weg nadert een automobilist een kruising met een weg van gelijke rangorde, die door een brede middenberm (groenstrook) in twee afzonderlijke rijbanen gescheiden is. De automobilist kan de eerste rijbaan ongehinderd oversteken, maar op de tweede baan nadert van rechts ongeveer gelijktijdig een andere auto.
Beide rijden met onverminderde snelheid op elkaar toe. De van rechts komende automobilist slaat links af en botst tegen de voorrangsplichtige. Deze laatste wordt veroordeeld omdat hij de doorgang niet heeft vrijgelaten.
De verdachte voerde voor de Rb het verweer dat hij zijn auto op de strook tussen de middenberm tot stilstand had willen brengen, maar dat de afslaande auto zo ver naar links was gekomen dat de aanrijding had plaatsgevonden toen hij zich nog plusminus anderhalve meter voor het kruisingsvlak bevond. De rechtbank liet dit verweer echter in het midden en veroordeelde de verdachte. Ook in cassatie stelt verdachte dat hij het kruisingsvlak wel degelijk heeft vrijgelaten, maar dat de van rechts komende bestuurder de bocht naar links te scherp heeft genomen.
De Rechtbank Amsterdam heeft ten onrechte het gevoerde verweer niet expliciet weerlegd. Nu de Rb, in casu, de juistheid van het blijkens die toevoeging door de verdachte gevoerde verweer in het midden heeft gelaten, bleef de onverenigbare mogelijkheid open, dat de verdachte zich zodanig in de middenberm heeft opgesteld dat hij de doorgang heeft vrijgelaten. Dit verzuim heeft ten gevolge dat de bewezenverklaring niet behoorlijk met redenen is omkleed.
Cruciale overweging: kolom 4 r. 3 v.b. t/m r. 17 v.b.
Het gaat in het bovenstaande arrest om de weerlegging van een verweer dat niet strijdig is met de bewijsmiddelen, maar wel met de bewezenverklaring. In wezen wijst de verdachte op een leemte in de bewijsvoering. De verplichting zo’n verweer bij verwerping te motiveren volgt uit art 359 lid 2. Bij de dakdekkersverweren, zie HR 16-2-1982 NJ 1982:411, overweegt de HR dat de het verweer niet louter feitelijk van aard is, maar er tevens een rechtsvraag aan de orde gesteld wordt, n.l. het al dan niet als werknemer in de zin van art. 2 WWV aangemerkt kunnen worden. Hierbij had de rechter moeten motiveren waarom hij van oordeel was dat die vraag bevestigend diende te worden beantwoord
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution