Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9578 reads
Rewe Zentral verzoekt aan de Duitse overheid om Cassis de Dijon te mogen importeren. De invoervergunning wordt geweigerd, omdat Cassis de Dijon een te laag alcoholpercentage heeft (15-20%) om het als een likeur op de markt te brengen. De Duitse wetgeving hanteert een minimum alcoholpercentage van 25%. Rewe vindt dit een maatregel van gelijke werking. De rechter stelt prejudiciële vragen aan het Hof.
Gaat het bij de Duitse regeling om een verboden kwantitatieve invoerbeperking?
Wanneer nog geen gemeenschappelijke Europese regeling inzake de handel in alcohol tot stand is gekomen, staat het de lidstaten vrij om regelingen te treffen ten aanzien van de productie en handel in alcohol. Belemmeringen van het tussenstaats handelsverkeer ten gevolge van deze verschillende nationale regelingen moeten worden aanvaard voor zover dringende behoeften die noodzakelijk maken en die verband houden met de doeltreffendheid van fiscale controles, de bescherming van de volksgezondheid, de eerlijkheid van de handelingstransacties en de bescherming van de consument. De bescherming van de volksgezondheid en de consument als rechtvaardiging voor de Duitse regeling kan niet geaccepteerd worden.
De regeling is derhalve een kwantitatieve beperking in de zin van art. 30 EG. Immers, de regeling is niet gericht op de verwezenlijking van een doel van algemeen belang, maar is een middel om likeuren met een laag alcoholpercentage buiten de grenzen te houden.
Italië heeft in 1962 de particuliere ondernemingen die elektriciteit produceren en distribueren bij wet genationaliseerd (verplichte overdracht aan de Staat). Een aandeelhouder van één van die genationaliseerde ondernemingen vecht in een procedure voor een Italiaanse rechter de rechtmatigheid van die nationalisatie aan, onder andere met een beroep op het EEG-verdrag. De Italiaanse rechter verzoekt het Hof van Justitie van de EEG om het EG-oprichtingsverdrag op dit punt uit te leggen. Het Hof doet dit in een zogenaamde prejudiciële beslissing (art. 177 EG-oprichtingsverdrag, inmiddels art. 267 VWEU).
Het Hof overweegt dat het EEG-verdrag voorrang heeft boven het nationale recht van de lidstaten. Het EEG-verdrag heeft een eigen rechtsorde in het leven geroepen, die bij haar inwerkingtreding van rechtswege (automatisch) in de rechtsordes van de lidstaten is opgenomen. Hierin onderscheidt het EEG-verdrag zich van gewone internationale verdragen. De eigen rechtsorde heeft tot gevolg dat lidstaten niet tegen Europese wetgeving in kunnen gaan met een later, eenzijdig afgekondigd, wettelijk voorschrift. Nationale wetten die onverenigbaar zijn met het EEG-verdrag dient de nationale rechter buiten toepassing te laten. Het EEG-verdrag heeft dus voorrang boven het nationale recht.
Indien een nationale bepaling en een Europese bepaling tegenstrijdig zijn, heeft de Europese bepaling voorrang ten aanzien van de nationale bepaling. Dat is nodig omdat het Europees recht vereist dat de regels in alle lidstaten op dezelfde wijze moeten worden toegepast, omdat anders haar doelstellingen in gevaar zouden komen. Dit geldt in zowel monistische als dualistische lidstaten. Vandaar dat het Europees recht een eigen autonome rechtsorde in het leven heeft geroepen.
De interne markt ligt zeer gevoelig in de Franse landbouwsector. In de jaren '90 braken er geregeld protesten uit, waarbij boze Franse boeren geweld en intimidaties niet schuwden. Zo werden Spaanse trucks tegengehouden, chauffeurs mishandeld en producten vernield. De Europese Commissie was van mening dat de Franse autoriteiten te weinig deden om deze acties tegen te gaan. Dit zou schending van het EG-recht betekenen.
Heeft Frankrijk nagelaten om te voldoen aan art. 30 EG jo art. 5 EG en de gemeenschappelijke marktordeningen voor landbouwproducten?
De gemeenschapsinstellingen kunnen een lidstaat niet voorschrijven welke maatregelen zij moeten toepassen om het vrij verkeer van goederen op hun grondgebied te verzekeren. Het Hof toetst - rekening houdend met de beoordelingsvrijheid van de lidstaat - slechts of de betrokken lidstaat maatregelen heeft getroffen die geschikt zijn om het vrij verkeer van goederen te garanderen. In casu heeft Frankrijk nagelaten om geschikte maatregelen te treffen. Zo kwam het voor dat de politie bij acties niet ingreep en werd vervolging van de daders onvoldoende uitgevoerd. De Franse regering heeft een aantal rechtsvaardigingsgronden aangevoerd voor (eventuele) overtreding van art. 30 EG jo art. 5 EG en de gemeenschappelijke marktordeningen voor landbouwproducten, welke worden afgewezen. Geen rechtvaardigingsgronden zijn: vrees voor binnenlandse moeilijkheden, overwegingen van economische aard, schending van het gemeenschapsrecht door een andere lidstaat.
De enige ontsnappingsmogelijkheid in deze zaak zou zich hebben voorgedaan als wel optreden gevolgen zou hebben gehad voor de openbare orde, waaraan Frankrijk met de ter beschikking bestaande middelen niet het hoofd had kunnen bieden. Die situatie deed zich volgens het Hof echter niet voor.
In 1960 gold in de Europese Gemeenschap de regel dat lidstaten in het onderlinge verkeer geen nieuwe in- of uitvoerrechten mochten invoeren of bestaande rechten mochten verhogen. Dit had als doel om het vrije verkeer van goederen binnen de EG te stimuleren. De regel was neergelegd in art. 12 van het toenmalige EG-verdrag. Vervoersbedrijf Van Gend en Loos importeerde uit Duitsland in september 1960 goederen, waarover door de belastingdienst 8% invoerrechten werd geheven, terwijl dit volgens Van Gend en Loos maximaal 3% had mogen zijn. Van Gend en Loos maakte een zaak aanhangig voor de zgn. Tariefcommissie, die over dit soort zaken oordeelde.
De Tariefcommissie zag zich geplaatst voor de lastige vraag, of aan bepaalde artikelen van het EG-verdrag directe werking kan worden verbonden. Directe werking brengt met zich mee dat personen (dus ook de rechtspersoon Van Gend en Loos) rechtstreeks een beroep kunnen doen op wetsartikelen uit een verdrag.
De Tariefcommissie legde de zaak voor aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg.
Kan aan art. 12 toenmalig EG-verdrag directe werking worden ontleend?
Het Hof concludeerde dat het oogmerk van het EG-verdrag, het instelling van een gemeenschappelijke markt, rechtstreeks betrekking heeft op de ingezetenen van de EG. Dat brengt mee dat het EG-verdrag méér is dan een overeenkomst die slechts wederzijdse verplichtingen schept tussen de lidstaten. De ingezetenen werken mee aan de EG en haar werkzaamheden, onder andere door te gaan stemmen voor het Europees Parlement. Bovendien werd door art. 177 van het toenmalige EG-verdrag gestreefd naar zoveel mogelijk eenheid in de interpretatie van het EG-verdrag door de lidstaten. Deze omstandigheden wezen er volgens het Hof op dat de lidstaten ervan uit zijn gegaan dat de gelding van het gemeenschapsrecht door hun ingezetenen voor het Hof van Justitie kan worden ingeroepen. Het Hof redeneerde dat dit met zich mee bracht, dat de EG in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormde. Ten gunste van deze nieuwe rechtsorde leverden de lidstaten een deel van hun soevereiniteit in en zijn niet slechts de lidstaten, maar ook de ingezetenen gerechtigd om een beroep te doen op het recht van de EG.
Dit alles overwegend, concludeerde het Hof dat, omdat het gemeenschapsrecht ook verplichtingen ten laste van de ingezetenen in het leven roept, de EG ook gerechtigd is om rechten te scheppen die de ingezetenen uit eigen hoofde konden inroepen. Dit geldt zelfs indien het betreffende artikel geen expliciete bepaling bevat die zegt dat het directe werking heeft. Dit zou volgens het Hof met name het geval zijn wanneer een artikel een duidelijke en onvoorwaardelijke verplichting jegens de overheid in het leven roept om iets na te laten.
De arresten Gend & Loos en Costa/ENEL zijn van belang voor het Nederlandse staatsrecht, omdat:
a. Hierin is bepaald dat de rechten die zijn opgenomen in het EVRM in het Nederlandse recht zowel op interne als rechtstreekse werking toekomt.
b. Hierin is bepaald dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
.....read moreEen arrest is een uitspraak van een gerechtshof of de Hoge Raad in een civiele dagvaardingsprocedure of van een strafzaak. Andere rechters kunnen eerdere uitspraken van collega's in deze procedures of zaken gebruiken als rechtsbron, jij kunt arresten dus ook gebruiken in je onderbouwingen. Ieder (Ne...
Select any filter and click on Apply to see results
Check the pages below for more activities and inspiration and where to go and how to arrange it
Select any filter and click on Apply to see results
Select any filter and click on Apply to see results
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
In een civiele procedure oordeelt de rechter in een geschil tussen twee burgerlijke partijen over een norm van privaatrecht. Als partijen kunnen optreden natuurlijke of rechtspersonen (bijv. een stichting, vereniging of BV). Let op: ook de overheid kan als burgerlijke partij optreden, bijvoorbeeld bij het aanbesteden van een bouwproject aan een aannemer. In kleine zaken oordeelt de sector kanton van de rechtbank. Het gaat dan om vorderingen tot 5.000 Euro of huur- en arbeidszaken.
De civiele procedure kent twee vormen: de dagvaardingsprocedure (over geschillen) en de verzoekschriftprocedure (over administratieve zaken als aanwijzing van een voogd). Een dagvaardingsprocedure speelt zich af tussen eiser en gedaagde en eindigt in een vonnis. Een dagvaarding bevat een vordering (petitum) en de grondslag ervoor (fundamentum petendi). Bij een verzoekschriftprocedure zijn een verzoeker (of rekwestrant) en verweerder (of gerekwestreerde) betrokken. De procedure eindigt in een beschikking.
Een civiele procedure kan tot verschillende uitkomsten leiden: de rechter kan zich onbevoegd verklaren, de eiser niet ontvankelijk vanwege redenen die buiten het eigenlijke geschil zijn gelegen als verloop van een termijn, de vordering afwijzen danwel geheel of gedeeltelijk toewijzen.
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
Vaardigheden (juridische): instrumenten die nodig zijn voor het op systematische wijze oplossen van casus.
Bestuursprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving betreffen van de regels van het bestuursrecht.
Bestuursrecht: de rechtsregels die de verhouding tussen overheid en burger betreffen.
Burgerlijk recht: de rechtsregels die de betrekkingen tussen burgers onderling regelen.
Burgerlijke rechtsvordering: het burgerlijke procesrecht.
Procesrecht: de rechtsregels die de handhaving regelen van de regels van materieel recht.
Staatsrecht: de rechtsregels die de organisatie en inrichting van de staat betreffen.
Strafprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving van het materiële strafrecht bepalen.
Strafrecht: de rechtsregels die bepaalde handelingen strafbaar stellen en daaraan een sanctie verbinden.
Verdrag: overeenkomst tussen staten.
Alternatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval slechts aan één voorwaarde hoeft te voldoen.
Constructie: een rechtsregel waarin de wetgever uiteenlopende verschijnselen onder één noemer vat.
Cumulatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval moet voldoen aan alle voorwaarden.
Enuntiatieve of niet-limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval ook aan andere dan de genoemde alternatieve voorwaarden kan voldoen.
Fictie: een rechtsregel die een situatie behandelt alsof hij een ander soort situatie is.
Kwalificatieregels of definitiebepalingen: een rechtsregel die een omschrijving omvat van begrippen.
Limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval slechts aan één van deze genoemde alternatieve voorwaarden behoeft te voldoen.
Normatieve rechtsregels: rechtsregels die zich richten op het sturen of beoordelen van gedrag.
Rechtsregel: een algemeen verbindend voorschrift.
Verwijzingsregels of schakelbepalingen: deze rechtsregels verklaren een rechtsregel van toepassing buiten de wettelijke regeling waarvan zij deel uitmaken.
Dit boek bespreekt de belangrijkste vaardigheden die nodig zijn voor het beantwoorden van een juridische vraag. Deze vaardigheden zijn van belang om te voorkomen dat feiten verkeerd worden weergegeven, de juridische selectie van de feiten onjuist is, de rechtsvraag onjuist is geformuleerd of de rechtsregel verkeerd is geïnterpreteerd. Andere fouten kunnen de weergave van de argumenten van de wederpartij betreffen of de structuur van het juridisch betoog. Het boek sluit aan op de theoretische visie die is uiteengezet in Recht in Context. Kernvisie van dat boek is dat men het recht moet beschouwen in zijn context. Men moet niet alleen de rechtsbronnen kennen, maar ook letten op de wijze waarop juristen er onder invloed van de omstandigheden van een geval mee omgaan bij het argumenteren en het schrijven van vonnissen.
Het boek bespreekt de volgende vaardigheden als instrumenten voor het oplossen van casus. Hoofdstuk 2 richt zich op het opzoeken van de relevante wetsartikelen in wettenbundels en juridische internetsites. De analyse van rechtsregels komt aan de orde in hoofdstuk 3. Inzicht in de structuur van een rechtsregel vergemakkelijkt het opzetten van een betoog en bevordert een juiste inschatting van de argumentatie van de wederpartij. Hoofdstuk 4 richt zich op de opzet van een argumentatie en het inspelen op de argumentatie van de wederpartij. In hoofdstuk 5 tot en met 7 komt de analyse van rechterlijke uitspraken aan bod. Het gaat daarbij om vonnissen, arresten van het Gerechtshof en van de Hoge Raad. Daaraan vooraf gaat een inleiding op het juridische proces met aandacht voor de procespartijen, de rechterlijke instanties en enige belangrijke wettelijke bepalingen. De bespreking richt zich op de civielrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke uitspraken. Bij de bespreking van het bestuursrecht wordt ook aandacht gegeven aan het belangrijke begrip ‘belanghebbende.’
De wijzen waarop een rechtsregel kan worden uitgelegd (geïnterpreteerd) komt aan de orde in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 tenslotte richt zich op het argumenteren en het schrijven van een betoog.
Voor het oplossen van casusposities gaan juristen te rade bij rechtsbronnen, de vindplaatsen van het recht. Deze zijn: internationale
.....read moreDeze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Leren, studeren en kennis delen op het gebied van juridische zaken en bestuur Artikelen, oefenmateriaal, samenvattingen, buitenlandse stages en studiehulp, voor rechten, bestuurskunde, politicologie en internationale studies
Leren, studeren en kennis delen op het gebied van juridische zaken en bestuur Artikelen, oefenmateriaal, samenvattingen, buitenlandse stages en studiehulp, voor rechten, bestuurskunde, politicologie en internationale studies
Search only via club, country, goal, study, topic or sector
For a sustainable and safe travel or emigration insurance you can check JoHo's Expatinsurances.org